Tweed© Kamer. Brieven san een Leidenaar. Uit de Rechtzaal. crt zetting der behandeling van de Indische begrooting. In verband met don financieelen toestand ▼an Indië, zou de heer Ver key wenscheen een openbare, meer speciale voorbereiding van do bogrooting in Indië Dat heb Indieche bestuur geen voorstellen en in bet algemeen zoo weinig deed voor do verbetering van den oeconomisahen toestand, schreef spr. toe aan de wijze waarop in Inoië hot regea- ringssysteem werkt. In verband daarmede betoogde hjj de wcnschelijkhüid van do instelling van een Kolonialen Raad, om de Regeemmg van ftdvies to dienen. De hoor Verliey drong aan op bezuiniging, hoewel hy erkendo dut de Minister de uit gaven voor legor en marine binnen beperkte grenzen hoeft gehouden, en oordeelde dat Noder- land moet betalen de kosten tot verdediging ▼an Indië tegenover een buitenlandschon vijand. Spreker huldigde generaal Van Heutsz, die den dank der natie verdient. Do hoer De Savornin Lokman vroeg zich Al, hoo Indië te steunen: door voorschot of ;bydr«go? Spreker keurt het eorste af, omdat daardoor do prikkel tot zuinigheid In Indië wegvalt. Het goven van een bydrage acht hy blliyk on beter. Maar heeft Nederland daarvoor i de middelen Om dit te kunnen beoordeelen, moet er bestaan een uitgewerkt plan van l hulpverloening, dat ook door een commissie in Nederland gemaakt zou kunnen worden. IntusBchon, spr. erkent dat do terugneming van het voorschot van deze begrooting In Indië eon slechten indiuk zou makon. Maar hy verlangt, dat do minister spoedig het Nederlandsche volk in de gelegenheid zal stel len zich uit to spreken over de vraag, hoe bn op wolke wyze wy Indië nu voortaan zullen moeton helpen. De heer Bos bcvaJ aan het sluiten eener leaning voor Indië met bijdrage door Ne derland in betaling van rente en aflossing. De heer Van der Zwaag oordeelde, dat voor de arme Javanen zoo goed als niets overblijft van het renteloos voorschot, dat voor een goed deel strekt voor militaire doeleinden. De heer Van Kol oordeelt, dat de wed vaart van den inlander thans in de allereer ste plaats dient beschouwd. Wat de Indischo Bcgcering tor bevordering daarvan voor stelt, is een paskwil. Spr. becijfert, dat voor afdoende hulp voor den Javaan ccn gelde lijke steun van 30 millioen por jaar noodig is. Na 20 jaren zal Java zich dan zelf kun nen dekken. Bovendien zullen de buitenbe zittingen veol kosten. Als dat alles niet kan, moet de tering naar de nering gezet, door inkrimping van ons koloniaal bezit; toch aarzelt spr. om op inkrimping van bezit aan te dringen, maar bij moot het doen, want ons gebied gaat on ze brachten te boven. Er rest ons dan ook z.i. niets dan verkoop van de eilanden ten oosten van straat Lombok. De heer Van Limburg Stirum verklaart inch goed te kunnen vereenigen met hetgeen de minister voorstelt, te meer, omdat diens regeling een voorloopig karakter draagt-. Dc heer Van Kaalte stemt voor een groot deel in met do ernstige bezwaren, die tegen het vericonen van een renteloos voorschot zijn aangevoerd. Mocht de minister zijn voorstel handha ven, dan wijst- de spreker er op, dat er een technische fout in zit, die noodzakelijk ver wijderd moet worden, wil do minister zijn doel bereiken. Spr. verzoekt den minister een gewijzigd voorstel in te dienen, opdat do Kamer over elk punt afzonderlijk kan beslissen. Maandag to halffcwee is do minister aan het woord. De vice-president van den Raad van State. Omtront de benoeming van jhr. mr. P. J. van Swinderen schrijft de „Nederlander" onder het hoofdje „De hoogste staatsbe trekking'' hot volgende: „De benoeming van jhir. mr. P. J. van Swinderen tot vice-president van den Raad van State zal zeker algemeen met instem ming worden vernomen. De heer Van Swinderen behoort tot do fijnste „juridische koppon" in ons land, en heeft daarbij, vooral door zijn jongste be trekking als Commissaris der Koningin in 'Drente, een grooten schat van administra tieve ervaring tot zijn beschikking. Het komt ons voor, dat de Regcering hier een zeer gelukkige keuze heeft gedaan en dat men zich mag verheugen, dat deze christen- jurist, die steeds een sieraad is geweest van ?lk college, waarin hij zitting nam, zioh voor heb hoogste staatsambt heeft beschik baar gesteld. Reeds vele jaren geleden werd de heer Van Swinderen door den Hoogen Raad no. 1 op de voordracht geplaatst ter vervul ling van een vacature in dat rechtscollege. Partij overwegingen hebben destijds de lin kerzijde der Tweede Kamer er toe ge bracht, de voordracht voorbij te gaan. La ter werd toon de Groningsohc magistraats persoon benoemd tot Commissaris der Ko ningin te Assen, ter vervanging van den heer Pijnacker Hordijk, door hot kabinet- Maokay voorgedragen tot gouverneur-gé neraal van Ned--Indië. Thans gaat mr. Van Swinderen naar Den Haag in een nog heel wat belangrijker be trokking dan hem daar destijds was toege dacht. Wanneer deze loopbaan hem voor die betrokking de beste voorbereiding heeft gegeven. wat men wel zon zeggen, als men bedenkt, dat veelal uit de Commissar risren de vice-president gekozen wordt dan is er ten slotte nog een goede zijde te zien aan de vroeger gepleegde fout. In elk geval is e>r oorzaak van vreugd, nu het vice-presidentschap van den Raad van State weder bezet zal worden door een man van zóó groote bekwaamheid en inte griteit als de benoemde. De „Nieuwe Arnhemeche Courant" ■dhrijft: „Wij meenen ana nfet te vergissen, wan neer wij heb vermoeden uitspreken, dat de benoeming van jhr. mr. P. J. van Swinde ren tot de hooge staatsbetrekking van vice- president van den Raad van State, velen zal bevreemden, ook zonder daarbij in het minst te kort bo doen aan de verdiensten van don benoemde. Do verdienstelijke Commissaris der Ko ningin in Drente toch, is, voor zoover ons bekend, tot heden nimmer buiten den meer engen kring, waarin hij zich eerst te Gro ningen, later to Assen, bewoog, te voor schijn getreden en1 in ons staatkundig leven een vreemdeling. Van jhr. mr. A F. de Savornin Lotman die, zooals verluidde, ds benoeming afwees tot jhr, mr. P. J van Swinderen is een heoïc sprong zij 't al niet op godsdienstig terrein en de Regcering, dio te kiezen had tusschen tal van uitstekende persoonlijkheden, moet wel zeer overwegende redenen hebben gehad om tot deze benoeming te besluiten." Dc „Prov. Dr. en Ass. Ct." schrijft het volgende: De heer Van Swinderen is, na zijn promo tie tot doctor in de rechtswetenschappen te Groningen, als advocaat opgetreden. Na eenigo jaren werd hij kantonrechter to Gro ningen en kwam herhaaldelijk voor op de nominatie voor lid van den Hoogen Raad. Hij was to G roningen lid van den gemeente raad en lid der Provinciale Staten. Bij Koninklijk besluit van 16 Juli 1888 word de heer Van Swinderen met ingang van 1 Augustus d a.v. benoemd tot Commis saris der Koningin in de provincie Drente. Op juridisch terrein staat hij bekend als een scherpzinnig rechtsgeleerde, op politiek terrein is hij de anti-revolutionairo begin selen toegedaan, maar behoort tot do gema tigden van die richting. De heer Van Swinderen deed zich steeds kennen als een bezadigd, humaan man, wel willend jegens ieder. Al is zijn naam niet speciaal verbonden aan een of andere groote gebeurtenis in Drento's geschiedenis, onder zijn bestuur ging Drente in menig opzicht sterk vooruit. Thans is de heer Van Swinderen door de Koningin geroepen tot do hoogste betrek king in don lande. Zeker is hij als een man van groote kunde en rechtschapen karakter, van onkreukbare trouw en strikte eerlijk heid daar op zijn plaats. De benoeming van jhr. mr. P. J. van Swinderen tot het hooge Staatsambt beves tigt het bericht, dab eenige dagen geleden de ronde deed in de Pers, dat jlir. mr. A. F. de Savornin Lobman voor de hom aangebo den benoeming had bedankt Naar aanleiding van dat bericht schreef do Haagsoho correspondent der „Nieuwe Gron. Ct.", die niet tot de partijgenooten van den heer Lohman behoort, het volgende: Bekend was het, dat H. M. do Koningin, hem zeer gaarne aan het hoofd van het hoog ste adviseorend staatslichaam wilde zien op treden; en dat kan niet verwonderen, waar vriend en politiek tegenstander om strijd do groote begaafdheden, de scherpzinnigheid en de zeldzaam onbevangen liefde voor het recht, in dezen staatsman als kenmerkende eigenschap op den voorgrond tredende, er- kont en waardeert. Van meer dan één zijde werd ook op den oud-minister invloed uitgeoefend om de hooge positie te aanvaarden, die hem, wol is waar, in normale omstandigheden, min der, doch in buitengewone tijden te grooter invloed op den staatkundigen toestand des lands kon verzekeren. Daarenboven ik geloof niets meer te zoggen dan wat algemeen bekend is zou den do financieel© voordeden, aan het zoo gewichtig ambt verbonden, voor den niet zeer gefortuneerden huisvader, allerminst verwerpelijk zijn geweest. Er was dus allo reden om te verwachten, dat hij ten slotte er toe zou overgaan het eervolle aanbod te aanvaarden. Maar de heer Lohman heeft alle persoon lijke oonsideratiën, alle voordeden van fi nancieelen aard, van een veel rustiger werk kring, van do meest aanzienlijke stolling in den lande, op zijde gezet en door zijn weige ring een bewijs van abnegatie gdeverd en een offer gebracht aan zijn partij, als waar van men, ik durf bijna zeggen, het tweede voorbeeld niet zal vinden Want alléén om het politiek belang van de rechterzijde, heeft hij het zeldzame aan bod van de hand gewezen; om in do Kam©T zijn geestverwanten do zoo noodigc leiding en het kabinet-Kuyper zoolang mogelijk den steun van zijn machtigen invloed te verzeke ren, heeft hij zijn persoonlijk belang gelioel op den achtergrond gedrongen. Ik heb voor den heer Lohman. dien ik niet 't voorrecht heb persoonlijk te kennen, steeds om zijn groot© talenten en zijn hoog karakter, bij-zonderen eerbied gekoesterd. Zijn houding in dere zaak hoeft mo in mïin opvatbing bevestigd en ik stel er, als poli tiek tegenstander, een eer© in voor zijn daad eerbiedig den bood af te nemen. XXXI. Donderdagnamiddag ben ik eens met mijn buurman naar d© Raadzaal geloopen. D© man is metselaar en heeft het in dozen tijd van 't jaar nooit heel druk cn dit najaar moet hot, naar hij zpgt, al bijzonder slap zijn in d© bouwvakken. Hij stelde nog al wat belang in het voorstel tot slooping van den molen „De Oranjeboom" cn hij dacht, dat het spannen zou met dat voorstel. Hij vroeg mij om mee te gaan en daar ik weinig te verzuimen had, daoht ik zoo: „Laat het mij eens doen 1 Misschien doe ik er nog wat stof op voor mijn een-en-dertigsten brief, dion ik voor de krant moet klaar ma- kon. Ik heb hot nu al zoo vaak ovor „opvoe ding" gehad, 't wordt tijd ook weer eens over wait anders te praten." Zoo gingen w© dan heen* en vonden, ex heel wat monschen. Sigarenhandelaars, nieuwsgierig hoe hot afloopen zou met „De Turfbol", een huisje, dat eensklaps aan do vergetelheid ontrukt is, waarin het sinds do opheffing van het tui-fdragersgild verkeerde, een enkel vader of ander familielid van een onderwijzer of onderwijzeres, die benoemd moest worden, arbeiders van de stadsreiniging, die eens kwamen hooren, hoe het met de aanbeste ding zou afloopen en nog anderen, zoo als ik die er zoo maar eens voor de aardigheid kwamen kijken. Voo-r zijn genot behoeft men er andere niet heen te gaan. De ruimte, die, naar ik hoorde, van een jongmensch, dat naast mij stond, don mooien naam draagt van „pu blieke tribune", is heel smal, wie er eerst komen, kunnen plaats vinden op een ruwe, houten bank, de anderen mogen staan. En 't tocht er geducht, omdat de deur natuur lijk moet openblijven; 't is immers een zit ting met open deuren of een openbare ver gadering. Nog in een ander opzicht viel het mij niet mee. Lk had mij zoo voorgesteld, dat ik daar mooie, zij het dan ook korte redevoorinkjes zou hooren; cn de heeren praatten over 't algemeen heel gewoon, zóó zou ik het ook nog wel kunnen, dunkt mij. Ze praatten en besloten sommigen van de menschon, die daar stonden, ook lang niet naar den zin. Dat zo zoo maar dat huisje „Do Turfbel" aan de heeren Gebrs. Palm wilden geven, stond den meesten lang niet aan. Bij open bare verpachting zouden ze er veel meer van gemaakt hebben, werd er gezegd. Mijn buurman was vol verwondering, dat er niemand wat op tegen had, dat de molen noemen, ongeveer dezelfde ervaring opdoen, nl. dat men weinig eerbied koestert, niet veel over heeft voor grijsheid en ouderdom. „Maar", zoo hoorde ik verder, terwijl de holle molenstem zich met den wind verhief, „de gevolgen komen neer op hunne hoof den." Hoe menig vreemdeling van Oost en West, die van den kont van het Plantsoen of van de Vest naar mij toekwam, bleef eerbiedig voor mij staan ©n zei: „een mcoi antiek stuk, en een landelijk tooneel, waarvan be koring uitgaat, meer dan van de hooge fa brieksschoorsteenen, die men in de 19de eeuw bouwde en die zwarte rookvlokken uitstrooien over de stad. „Niet omdat ik gesloopt werd, zullen er geslachten onze oude veste verloten of an deren niet willen komen, maar als onze achtbare Raad voortgaan met het plegen van vandalisme, als men nu aan mij wil doen, dan zal men hen, die voelen voor antioko schoonheid en voor wat aan hot mooi verleden herinnert, Leiden zien ver laten, en anderen, die daarnaar zoeken, omdat ze wars zijn van onzen modernen lichten en dichten bouwtrant, van zich af- stoofcen. „Zoo zal men slachten de kip, die gouden eieren legde, als in het sprookje." ,,'t Was even stil, maar toon do wind weer ophaalde, begon de stem ook weer: „Met mijn zwaar lichaam en Breeden rug heb ik om op te houden de eer van mijn goede stad voor het oog van vreemdeling en stadgenoot verborgen gebonden veel gore ellende, dio er achter mij woont en leeft. Men spreekt van zuinigheid, maar als men iar het leven get6ökond.) „De Oranjeboom" aan den Vestwal (ook wel de molen van Kalf genaamd) zou worden af gebroken. Ik kreeg zoo den indruk, dat hij er niet rouwig om was. 't Was zijn mee ning, dat de gemeente nu ook wol zou moe ten overgaan tot de onteigening van do armelijke huizen, die daar achter in de Leidsche KalveTstraat" staan. Daar zou dan wel wat anders en betere voor in de plaota moeten komen en dan kwam er weer werk voor metselaars, timmerlui on ande ren, meende hij. „Elk vischt op zijn getij", zong Judels in zijn tijd, en zoo is het ook. Op mij maakte dat gehaspel van de acht en twintig heeren, die het bij elk punt eerst lang niet eens bleken te zijn en later meestal heel eenstemmig een voorstel aaxjiamon, nu niet zoo'n verheffenden indruk, ik hoor liever één goed redenaar spreken of zie eer comediestuk opvoeren, don weet ik ten mik ste, dat het comedie is. Toon ik. thuis kwam, had ik hoofdpijn ge kregen en zooals gewoonlijk trachtte ik di» '8 avonds door een wandeling wat te doen verbeteren, wait mij gewoonlijk nogal go- lukt. Ik wandelde eens door hot Plantsoen. 'I Weer was mood, 't Was of boo men en planten in het Plantsoen sluimerden in het vage sterrenlicht. Boven mij do schemer donkere hemel vol sterren, sommige schit terend en stralend, andere zwak, nauwelijks merkbaar, samen vormend een wazigen melk weg. Onwillekeurig wandelde ik den kant van den Vestwal op en stond, vóór ik het wist of dacht, voor „De Oranjeboom", die door in het donker van den schuin hellen den bodem oprees als een geduchte kolossus. De wind speelde om den wijden trans en het was me of ik een zuchtend en kreu nend geluid vernam, als van een men6ch, die pijn heeft, maar dan veol zwaarder en sterker. Was het verbeelding van mij, zins begoocheling of hoorde ik den ouden reus werkelijk klagend spreken? Men zegt im mers, dat de wonderen de wereld nog niet uit zijn 1 Hoe het zij, wat ik daar vernam, maakte op mij indruk en ik meende goed te doen het aan de lezers van het „Leidsch Dag blad" over te vertellen. De 169-jarige klaagde over ondankbaar heid van de menschon, die zich heel niet meer over hem nu oud en gebrekkig bekommerden. Had hij dan niet langer dan een eeuw dag uit dag in, soms dc nachten or bij, geklapperd en meel gemalen voor het „dagelijksoh brood" van vele Leidenaron? En nu hij oud was cn stram en niet meer malen kon, zooalc hot heette, maar eigenlijk omdat men nu liever het meel uit den vreemde liet komen, zonder te weten van de zuiverheid en de voedingswaarde, nu liet men. hom niet alleen aan hot. let over noch gunde hom con doktor om hot oude lichaam wat op to knoppen, noen, met roerend-' cen- stoninigboid besloten do vroede vaderen... hem te vermoorden. Had ik mij verstaanbaar knnnon maken aan die geheimzinnige stem. ik had willen zeggen, dat met den ouden molen kleinere wezens^ die wij _mensohen_ niet wonscht, dat de wandelaar dit deel van het Plantsoen voortaan vermijden zal, dan zal men al die krotten moeten afbreken cn er frissche, gezonde woningen neerzetten. Heeft onze vroedschap er zooveel duizenden voor over als ik haar honderden zou kosten, dan alleen zou ik er ^ede mee hebben en er mij voor willen opofferen. „Maar varaan kan ik nog niet geloo- vcn „Leidon 1 Leidenkreunde de oude bouwvallige reus, „hoe graag had ik hier nog jaren gestaan aan den ingang van het Plantsoen om als een mooi aspect bewon derd tc worden door vreemde en stadge noot; uw vroede vaderen hebben bet niet gewild. OveT hun hoofden en die hunner kinderen komen de gevolgen Of het kwam van de kille avondlucht of van wat anders, ik weet het niet, maar ik begon te huiveren. Er schoot een donkere wolk voor de maan, ik voelde druppels, alsof het tranen waren, die afbiggelden van den molentrans, en ging huiswaarts. 't Zal niemand verwonderen, dat ik deze ontmoeting maar niet zoo dadelijk verge ten kon, en toen ik mij nederzette om een brief te schrijven, dacht ik: laat mij het geval eens meedeelen zooals het gebeurd is. Het betreft toch iets bepaald Lcidseh. Licht dat de Leidenaars er belang in stellen. De Haagsoho rechtbank veroordeeldo gisteren de twee mannen, die to Voorburg een pai apluie ontvreemdden, tot 6 maanden gevangenisstraf (oisch van het 0. M. twee en drie maanden); H. A., huisvrouw van E. V., wegens mis handeling te Noordwyk, tot f 0.50 boete, (eisch van het 0. M. f 5 boeto); een man uit Voorburg wegens belee.dlgiDg tot 5 dagen. Voor de rechtbank te 's-Gravonhage stond terecht een koopman aldaar, beklaagd van in Febr. 1.1. opzettelijk van een tot dnsver onbekend gebleven persoon te heb ben gekocht 50 obligation met ooupons „stad Rome", welke in Sept. 1902 ten ver voer waren toevertrouwd aan de Zwitser- scbe posterijen mot bestemming voor een bankier te Genève en wolke uit een bestel wagen waren weggenomen met het oogmerk van wederrechterlijke teeëigening alth ns, dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengst van bedoelde stukkon. Een paar postambtenaren van Genève werden als getuigen gehoord met behulp van een tolk. Een kof fichu ish ouder te 's-Gravenhago legde een verklaring af omtrent het koopen voor circa f 80 door beklaagde op een avond in een café aan het Groenewcgjo te 's-Gra- venhagc van verschillende coupons van een man, die zeide deze te gelde te willen ma kon en dit niet meer op een effectenkan toor kon doen wegens het late mor. De vtsb- kooper zeide toen naar België te moeten. Beklaagde bevestigde dien koop, zeggeodfeT den man, die naar België moest te hebbed willen helpen en de stukken ook «yekoefofr te hebben om er een winstje op te maken.; - Met een poetdiefstal dienzelfden dag ge-1 pleegd verklaarde bekl. niet* uitstaande ta hebben, en hiervan was ook geen sprak® ga* weest. Een hoofdagent-rechercheur van pottü* verklaarde, dat bekl. bekend staat als eef| lid van een dievenbende in Den Haag. De substituut-officier van justitie mst Yan Geuns achtte niet bewezen, dat bekL, de wetenschap had, dat de effecten gestolent) waren en vroeg daarom vrijspraak mot lasj tot. onmiddellijke invrijheidstelling. De verdediger mr. J. W. de Kouter sloöfr^ zich hierbij aan en wees er op, dat bekL 8 maanden in preventieve hechtenis heeftJ doorgebracht, terwijl or geen schijn of scha duw van bewijs tegen hem was. Dit bewees weer zeer veel tegen het instituut der pre ventieve hechtenis en onze rechtspleging. De rechtbank gelastte de onmiddellijk* invrijheidstelling van beklaagde en bepaald* de uitspraak in de zaak zelve op over dagen. Voor dezelfd rechtbank diende tevens df zaak van een 29-jarig kunstschilder, wonen de to Rotterdam, thans te 's-Gra ven Rage in' hechtenis. Deze beklaagde was een kennhi van den beklaagde in de vorige zaak. Hem werd tem lasto gelegd, het opzeftfc- '-j lijk trekken van voordeel uit de opbreng***1 van 6 coupons van obligation „leening stad/ i Rome", onveneens afkomstig van den in dal1 vorige zaak vermelden diefstal uit ee^ postkar te Genève. Ook in deze werd door het O. M. vrij» spr ak gevorderd, met de onmiddellijke inr vrijheidstelling van eklaagde, welke d* rechtbank gelastte. Door de 5de kamer der rechtbank te An* j sterdam i6 gisteren voortgezet de behand®- ling der zaak tegen P. A. E., terechtstaan de wegens oplichting» welke zaak den 4deü dezer een aanvang had genomen. Als getuige werd nog gehoord dr. J. Tti* de Visser, lid der Tweede Kamer, uit wiea^ verklaringen bleek, dat beklaagde aan dcifc heer Van der Meulen onder valeche voorga- ver schriftelijk om geld had gevraagd, eef een briefje valschelijk opgemaakt als vaW getuige afkomstig, daarbij had gevoegd,, waarin beklaagde warm werd aanbevo Ook had beklaagde ondor valsche voorga vens zich schriftelijk gewend tot mr. O. Jt« H. graaf van Limburg Stirum, met veraoeï om geldel ij ken steun, cn deze had, alvorcOS iets te geven, zioh gewend tot dr. de YisseC voor onderzoek. In beide gevallen waren het onderzoek, door dr. De Visser ingesteld*- de listige kunstgrepen van beklaagde o*.É«» dekt, en hoewel de heer Van der Mcelcof reeds f 10 aan dr. De Visser ten beboer* vaas/ beklaagde had gezonden, had dec. geer»- voordeel van zijn optreden gehad. Hot O. M.van m-ecninpr, dat het gehcoltf, delict van oplichting reeds door het optra den van beklaagde was voltooid, aangezien de afgifte van het geld reeds had plaste gé» j had zich daarbij beroepende op een a*r rest van den Hoogen Raad van 27 AugiT 1900, W. 7486 requireerde tegen den bek klaagde een gevangenisstraf van 2 jaar an der aftrek van de 3 maanden prevenfïewël hechtenis. Als toegevoegd verdediger trad op mr. F* van Kranenburg, die het bestaan Kier vatf het voltooide delict "-an oplichting betwist»-, tede afgifte van het gold aan beklaagdt j toch had niet plaats gehad, deze had geen voordeel genoten noch hadden dorden nadeel geleden. Hoogstens kon beklaagde ve^oocr- cDdd worden wegens 5 pogingen tot oplicB-/ ting en hei opmaken van een valsoh getut#- schr ot, en voor deze delicten achtte de veB» dediger de gerequireerde straf te rwaoA- Pleiter riep de clementie der rechtbank in. De uitspraak is vastgesteld op Woensda# 2 December. Mishandeling van een ambtenaar. Heinrich Adolf Sax, de 27-jarigo stoker, die voor de vierde kamer der rechtbank t® Amsterdam terechtstond wegens het al of niet opzettelijk toebrengen van zwaar li chamelijk letsel aan den surveilleerenden po litic-agent W. Th. Kok, gepleegd m den' nacht van 23 op 24 September in de Nieu- wezijds Armsteeg, werd, overeenkomstig den oisch van het O. M., veroordeeld tot 2 jaren gevangenisstraf, wegens zware raishande-, ling, aangedaan aan een beambte in rechtmatige uitoefening zijner bediening, onder de verzwarende omstandigheid vair recidive. (K.) Voor hot kantongerecht te Nijmegen zijn tegen twee pannen fabrikanten te Groesbeek,- 80 boeten geëischt van 10 voor ieder. Bekl./" hebben vier jaar lang de jeugdige perscneö op hun fabriek 12 uren laten werken zon der rusttijd. In zijn requisitoir deelde dé ambtenaar van het O. M. mede, dat het geen moeite zou gekost hebben bet bewijs van 1000 overtredingen te leveren. Dc diefstal te Slo ter dijk. De vijfde kamer der rechtbank te Amstef- dam deed uitspraak in de zaak tegen J« Roos, G. W. Willemso en E. F. J. Wargety dio in den nacht van 15 September jl on dor avontuurlijke omstandigheden aangek, troffen werden in de reeds vóór dien tijd") door ongewenschte gasten begunstigde che-' miealiënfabriek van den heer H J. vaa Houten aan den Haarlemmerweg te SloteP*' dijk, gem. Sloten. Wegens diefstal door twe* of meer vereenigde personen, waarbij de hé- klaagden zich den toegang tot de plaats des misdrijfs door inkHmmïng hebben verschaf^ werdou zij, overeenkomstig den eisch van bet O M-, veroordeeldRoos tot 2, Willemsal' (hoofddader en recidivist) tot 4 en Warge** (recidivist) tot 3 jaar gevangenisstraf. i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 14