LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAG II NOVEMBER. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. 5o. 13411 anno 1903 De Nieuwe Courant zegt, dat het „over zicht van de gehouden vergelijkende beproe ving", als inleiding gegeven in de memorie van toelichting op het wetsontwerp betref fende de algemeene verwapening van onze bereden artillerie, uiterst karig is. „Dit va-u nog te meer op," schrijft zij, „wanneer men in vergelijkingen treedt met het uitvoerige in extenso publiek gemaakte rapport der Zwitsersche oommissie in de zelfde aangelegenheid, aan welk rapport do Boodschap van den Bondsraad ter aanbie ding van het wetsontwerp zich geheel aan sluit. Mag hot eenerzijds voor de mededin gende fabrikanten niet in alle opzichten aangenaam zijn, wanneer hot door hen aan gebodene in het publiek wordt beoordeeld, aan den anderen kant mag het toch een pu bliek belang geacht worden, zonder dat daarmede hot fabrieksgeheim bohoeft te worden geschonden, do overwegingen te ken nen, waardoor de keuze bepaald wordt in een zaak, welke de schatkist op zulk een be langrijke uitgave komt te staan." Verder schrijft het blad: „Van meer belang is het twerdo gedeelte der Memorie, waarin de hoeveclhoid benoo- digd materiaal wordt behandeld Het spreekt vanzelf, dat daarbij rekening is go- houden met de voorgenomen uitbreiding van ons veldleger met een vierde divisie, waaraan de noodigo artill rie behoort te worden toegevoegd Ook voor de rijdende artillerie, de depot-batterijen en eindelijk voor ecnig^ reserves wordt het materiaal aangevraagd. Waar men gerust mag aanntmen, dat, na het geheel in-werking-treden dor Militiewet, het leger sterkte aan infanterie z^l be zitten, voldoende tot het vormen van zeven divisiën, terwijl de Landweerwet ons in staat zou ptellcn daaraan nog rieT division toe te voegen, zou i t onverantwoordelijk geacht moeten worden nog minder dan vier divisiën compleet van de daarbij behoorende hulpwapens te voorzien. Dit „compleet" zal dan toch nog betrekkelijk blijven, daar de voortrernomen toervoeging van 31 stukken aan elk dier divisiën wel als een minimum mag worden heoehouwd, De vorming eener sarnongsteldc 4de divi sie is voorn 1 van belang, omdat, elke stap, die er toe leidt onze strijdkrachten los te maken van den magnetisch en invloed der li niën en stellingen, moe' worden toegejuicht Op do aangegeven wijze berekent de Me morie een behoefte aan 201 vuurmonden mot ruim fiOO caissons (de voertuigen, waarin de munitie wordt medegevoerd) Van de hoeveelheid munitie, welke men denkt aan te schaffen, wordt in de Memorio niet gerept. Toch is dit voor snelvuurge vocht een zeer belangrijk punt, b*jna zouden wij zeggen het belangrijkste, want met de munitie, niet met de kanonnen of voertui gen moet men den vijand te lijf. Bij het bestaando langzaam vurende ge schut bedroeg de beschikbare voorraad on geveer 500 schoten per vuurmond; althans, dit was af te leiden uit de opgave der vuur monden, projectielen, enz., welke tot voor een paar jaar telkenmale als voor een ieder te raadplegen bijlage hij de begroeting van Oorlog was gevoegd, doch die thans als een geheim stuk slechts aan de Vertegen woordiging wordt overgelegd- Die 500 scho ten konden als een minimum beschouwd wor den bij de invoering van snolvuurmaterieel zal men noodzakelijkerwijze de uitrusting moeten vergrooten. De Zwitsersche commis sie achtte 1000 echoten noodig, doch stelde zich ter wille van de kosten met 800 schoten tevredende Bondsraad nam laatstgenoemd getal over. Dat do Memorie van Toelich ting dit onderwerp niet aanroert, achten wij een veeg bccken, gelet op de afkeurens waardige gewoonte van ons oorlogebestuur om wissels van dezo allerbelangrijkste soort, dio in den regel aan do aandacht der Kamerleden ontsnappen, te trekken op een toekomst, waarin maar zelden iemand ge neigd wordt bevonden zo to honoTecren. Ook dient do aandacht er op te worden gevestigd, dat, terwijl men in Zwitserland 4 1/2 caisson per stuk uittrekt (en niet 2 1/2, zooals de Memorie van Toelichting zou doen golooven), hier op slechte 3 caissons I wordt gerekend." Eindelijk acht De Nieuwe Courant het nog noodig de behoef* - aan overdekte berg ruimten vo^r het nieuwe geschut te memo- reeren, alsmede de no<xlzakclijkheid tot aan koop van eon nieuw, of uitbreiding van het bestaande schietterrein, beide zaken, welk© door den Minister buiten beschouwing wor den gelaten. Het eerste is noodig, zegt het blad, om hooge onderhoudskosten te voorko men, welke bij een voortdurend blootstelleo aan den regen bij dit kostbare materiaal on vermijdelijk coudeD zijn; aan het tweede za. men niet kunnen ontkomen; wil men in de gelegenheid zijn het personeel naar behooren met het nieuwe geschut te oefenen. De Nieuwe Courant merkt in haar slotar tikel op, dat waar zoowel binnen als buiten de Kamer de kosten van de verwapening der bereden artillerie indertijd op pl. m. 10 millioen werden geschat, er in dit opzicht reden is om van een meevaller te spreken, nu deze kosten door den Minister op 7 mil lioen worden geraamd. „De hoofdzaak is intussehen", schrijft hot 'ad o. m., „of wij voldoende waar voor dat geld zullen krijjui. Niet van be lang is hot ontbloot, ia 'Wen een vergelij king te maken met hot zooveel kleinere Zwitserland, waar men niet minder dan 10 3/4 millioen voor hetzelfde doel heeft toe gestaan. Toch schijnt on© v priori de conclusie weinig gewaagd, dat, wii niet goedkoop aan snelvnu r<r*schii t zul Ion komen. TTot komt. r»ns vrifxr d««t Mar nan d/» TTa- mer een belangrijk vraagstuk ter oplossing wordt voorgeVgd. In verband hiermede dienen wij do aan dacht, te on con gerucht, dnt onR vrw-»- «nni rr~„ f -1 tr>T Vu'im n de firma Knpp haar prijzen van sommige artikcileo voor ons land zou hebhr-n vor- hoo" nadat hot haar bekend wur gewot den. dat tot ophefffr»- onzer geschutgieterij 9cdort lang geen gïeterii meer, doch cm wert-nlaats, waar voorbewerkt geschut kan worden afgewerkt en herstellingen kunnen plaats hebben was besloten. Wij kunnen de juistheid van dit gerucht niet heoordae- len, maar zim er toch een vingerwijzing in tot het betrachten van voorzichtigheid in het gcbml afsnijden van de mogelijkheid tot binnenla.ndsche ooncurrentie." Het blad noemt de beschouwingen, we'Vo de Minister geeft over de toekomstige om ni«**»tie der bereden artillerie», zeer ontwij kend. De conclusie van De Nieuwe. Courant is dat de aangevraagde gelden moeten worden toegestaan, doch tevens dat meer licht dient te werden ontstoken omtrent de wij ze, waarop die golden zullen worden be steed. Hot Utrechtsch Dagblad sprak over do herziening dor wet op hot middelbaar o n d o r w ij s; opmerkende, dat de bedoo- ling van minister Kuypor blijkbaar ia, de productieve kracht van ons volk te ontwik- kolen en to vermeerderen door intensieve scholing dor arbeiders voor hun vak en door de vorming ©n scholing van een ontwikkeld korps opzichters ter leiding en organisatie van den arbeid, acht hot wat de Minister wil volvoeren eon schoon© en nuttigo zaak. Maar nu wil de Regeoring lager en mid delbaar onderwijs in do wet op het middel baar onderwijs regelen, een juridische mon struositeit, om te ontkomen aan hot dwin gende voorschrift van art. 192 dor Grond wet, dat overal in het Rijk van overheids wege gegeven voldoend openbaar lager (vak) onderwijs eisohon zou. Een motief daarvoor is, dot partioulieren beter dan het oontralo Rijksgezag kunnen beoordeel en welk soort van vakschool te eonigOT plaats noodig en levensvatbaar zal zijn. Maar het blad merkt op, dat men, om dat het centrale gezag minder goed de plaat selijke behoefte kan nagaan, daarom do zorg niot aan particulieren behoeft ovor te loten; men kan de gemeentebesturen met dezo zorg belasten, zooals ook reeds gedaan wordt met de zorg voor de burgeravondscholen. De schoon wringt oahter in het tweede motief Men ziet op tegen de grondwettige verplich ting om overal in hot Rijk van overheidswe ge voldoend lager vakonderwijs te geven, vanwege de dubbeltjes*]uaesfcio. Inderdaad De Controleur zegt over de nieuwe D rankwet: De nieuwe Drankwet, voorgesteld door den heer Kuyper, vindt, zooals te begrijpen is, veel bestrijding. Wij bobben er tot nog toe niet uitvoerig over gesproken, maar gaan mee met hen, die het een mislukt stutc noemen, zóó zelfs, dat wij haast twijfelen aan de ernstige bedoeling, deze voordracht ooit tot wet te zien verbeven. In afwach ting van mogelijke nadere bespreking, vesti gen wij alvast de aandacht op een punt, tor sprake gebracht in de te Utrecht gehouden vergadering van het hoofdbestuur der ver- eeniging „Vergunning". Daar werd o.a. be toogd: „Bestaande vergunningen behooren geen sociëteiten te worden, terwijl toekom- stigen sociëteiten geen vergunning moet worden verleend." Wij zouden verder willen gaan en zonden zeggen: Sociëteiten behooren volmaakt- ge lijkgesteld te worden met andere inrichtin gen, waar „gelagen worden gezet." In de eerste plaats zou hiermee een groot middel tot ontduiking worden weggenomen, en tea tweede zou een privilege worden opgeheven, dat feitelijk door niets wordt gemotiveerd en waarmee geen enkel wezenlijk belang is gebaat. Tn de Haagsche Correspondentie van de Zutphensche Courant wordt het Regee- ringsontwerp een op vele punten aange vulde en verbeterde editie genoemd van de door het vorige Ministerio voorgestelde re geling. Als oordeel wordt uitgesproken, dat door de bekende uitbreiding der strafbepalingen tegen de clandestiene tapperij meer dan on der de bestaande wet mot succes zal kunnen worden opgetreden tegen bet onwettige be drijf. De regeling van den overgangstoestand au definitief na het noodwetje in 1901, is handhaving van hetgeen in dat jaar als voorloopig werd vastgesteld. Waar vele war me drankbestrijders hot voorgestelde uitstar- vdngssysteem zullen betreuren, acht da Briefschrijver het zeer verklaarbaar, dat de Minister" niet met een krasser voorstel ia voor den dag gekomen. „Als in 1901 iets gebleken is, dan is het wel dit, dat een rege ling, waarbij opeens con zeer groot aantal tapperijen wordt opgeheven, zeer groote moeilijkheden met zich brengt en op machti gen tegenstand zou stuiten. Ware de rege ling, onder het vorige Ministerie voorge dragen, in stemming gekomen, zij zou waar schijnlijk geen meerderheid hebben gevon den. Hoofdzaak is, dat de clandestiene ver koop voorgoed wordt gefnuikt en daarop bestaat met de thans voorgedragen bepalin gen goede kans." Het Centrwrn merkt op, dat het wetsont werp tot herziening dor Drankwet met be kwamen spood behandeld zal moeten wor den, wil men er op tijd mode klaar ko men. „Vóór 1 Mei van het vo.gende jaar moet een nieuwe regeling ten aanzien van het gc- tal „vergunningen" getroffen zijn, zooals bij het noodwetje van 1901 is bepaald. En aangezien men hier te doen heeft met een zaak, waarbij velen op directe wijze betrok ken zijn en anderzijds groote maatschappe lijke on ethische belangen op het spel staan, moet het duidelijk wezen, dat een behoorlijke tijd voor beraadslaging en overweging niet mag ontbreken. Waar thaLs een definitie ve regeling althans een regeling, die voor vele jaren golden zal staat getroffen te worden, moet ook de grondslag zoo goed en zoo deugdelijk zijn als slechts mogelijk is, en... vooral worden voorkomen, dat de nieuw vast te stellen bepalingen wederom worden ontdoken, zooah met de vigeerende wet hot geval is." De Regcering zal het best haar oogmerk bereiken, zegt het blad verder, door den clandestienen drankverkoop te keeren en zoo mogelijk geheel te vernietigen. „Maar dan ligt het ook voor do hand", schrijft Het Centrum„dat rij niet slechts daartegen directe maatregelen moet nemen gelijk dan ook wordt voorgesteld Het Huis der Vreeze, 47) Een ruischend geluid liet zich hooren, dat aan het klapwieken van een grooten, gevan gen vogel deed denken, en by den laatsten slag van het uur begon zich een rondo ijze ren schijf, tegen den muur geplaatst en toch oogenschyniyk met de machinerie van de klok verbonden, onverwacht heen en weer te be- wegon. Die was blijkbaar eens donkergroen geverfd geweest, want die kleur was nog In verspreide vlekjes op een grooter grondvlak van bruin- en roodachtig roest overgebleven. Ik was onwillekeurig een oogenblik blijven staan, maar toen het trillen van de schijf ophield, ging ik haastig verder. Zoodoende bleef mijn jas aan een verroesten spijker haken en toen ik die wilde losmaken, viel niet alleen mijn zakdoek, maar ook de perkamenten kaart, welke de vrouw in het grijs mij had gegeven, uit mijn zak. Ik had er tot dusver nog geen blik op geworpen, maar nu zag ik, dat het een onafgewerkte schets van een ge bouw scheen te zijn, met een kaart er om heen, blijkbaar voorstellend een gedeelte van den grond rondom Lorn Abbey, met de rivier op een afstand aangegovon. De schets in het midden scheen zeer oud te zijn, maar het was gemakkelijk te zien, dat het overige van de teekening er op een veel lateren datum was bijgevoegd. Onder, geheel aan den rand van het perkament, was een kopie van den „Amory Catechismus", waarvan ik mij de uitdrukkingen herinnerde, ofschoon ik tem nlnrhf* Kfimnnl had ingezien. maar tevens den lust en de aanleiding tot ontduiking beperken, door de bepalingen der gewijzigde wet in overeenstemming te brengen met de eischen der practijk en de uitvoering er van niet te moeilijk te maken. Toejuiching verdient onder dit opzicht, dat gebroken wordt met het verbod der vi geerende wet, om een kleinhandel in sterke drank met behoud van de vergunning in ee-n andere localiteit over te brengen. Niet slechte wordt dan de vervanging van drank holen, gelijk de Regeering zegt, door betere inrichtingen belet, maar in nieuwe stadswij ken konden tapperijen iret vergunnmg niet worden opgericht, weshalve zij zonder ver gunning verrezen. Hier moet de wet leniger worden gemaakt en dit geschiedt derhalve. De vergunningen, die nu in de binnen stad soms zijn opeengehoopt, zullen naar de buitsnwiiken kunnen worden verplaatst, maar deze overplaa.-ing zal onderworpen rijn a-an dc formaliteiten, voor een nieuwe vergunning noodig, terwijl zij bovemdiem niet dan na onderzoek wordt toegestaan en ook niet to allen tijde kan geschieden." Minder geschikt dan deze wijziging komt hot blad de bepaling voor, ten doel hebbende in gemeenten met meer dan 10,000 inwoners commissies van meerderja rige ingezetenen uit de burgerij te vormen, mede belast met het toezicht op de naleving do wet. Het wil haar voorkomen, dat juist daardoor do wet aan populariteit verliezen zou en dat zij tot velerlei mociliikheid en onaaneenoamhodci stof zx>u leveren, niet het minst in de kleinere gemeenten, waar men elkander bij naam en toenaam kent. Het Centrum noemt in zijn slotartikel het door de Regeoring voorgestelde uitstervinga- systeem, om te geraken tot de opheifing de«* vergunningen boven hot bij do wet vastge stelde maximum, een zoor billijke oplossing. De vraag rijst bier echter, zegt het blad, of het voorrecht, den vergunninghouder zelve a toegekend, mot tot zijn weduwe kan worden uitgestrekt. Daardoor zal men voorkomen, dat de vrouw niet slechts haar man, maar ook na enkele jaren haar zaak verliest Het uitótervingssysteem gelijk to maken voor den vergunninghouder en zijn weduwe zou, dunkt haar, de gevonden oplossing nog in kracht on populariteit doen winnen. Over het Gothenburger-stelsel sohrijft het blad: „Dat daardoor don tappers een niet ge ringe ooncurrentie kan worden aangedaan, is duidelijk. Echter zal hot stelsel in den eer sten tijd wel niet veel resultaat opleveren. Vooreerst, omdat ons volk nu eenmaal niot vlug is met de invoering van nieuwigheden; ten andere, omdat oafé's, die eigenlijk tea doel hebben het drinken te beperken, voor velen de noodigo aantrekkelijkheid zullen missen; en ton laatste last not least omdat aan de onderneming groot risico en geen kans op voordeel verbonden is. Im mers, wiDsten mogen de vereenigingen in quaestie niet behalen; dit zou strijden met haar doe-1 en wezen. In het gunstigste geval zullen zij con behoorlijke rente maken vau het in de onderneming gestoken kapitaal. Maar terwijl er van winst geen sprake kan zijn, is er wel uitzicht op verlies. En nu va't licht te begrijpen, dat onder zulke omstan digheden ook de ijverigste drankbestrijders die zeker niet allen groote kapitalisten zijn ietwat huiverig zich zullen betoonen hun streven in dcaen vorm te belichamen." Wat de andere voorgestelde bepalingen betreft, Het Centrum gelooft, dat van som mige inderdaad te verwachten valt, dat zij dp verleiding minder groot zullen maken en het stroven der Regcering zullen bevorde ren. Maar onwillekeurig rijst toch de vraag, zegt zij, of hier niet het spreekwoord: „qui trop embrasse mal ótrient" van boepassdng kan rijn. Waar het vaststaat, dat het groot ste kwaad gelegen is im den clandestiene^ drankhandel, moet de bekoring, om in het geheim te tappen en te drinken, zooveel mogelijk worden weggenomen. Déérop dient dc overheid thans haar grootste kracht te richten. „Somwijlen ook is de redactie der ont worpen bepalingen vrij vaag. Zoo zullen de logementhouders, die kosteloos do ve**- gunning kunnen erlangen, een verklaring moeten afleggen, dat zij van de vergunning geen gebruik zullen maken dan voor den De eerste regel, waarop myn blik nu viel, was in het midden van den onzin: „Zal wat groen is zich bewegen." „Zal wat groen is zich bewegen 1" De woor den schenen een lichtstraal in myn gemoed te werpen. Een oogenblik te voren had „wat groen was" zich nog bewogen. Lang goloden ten minste, in de dagen toen het origineel van deze kopie werd geschrevon, was de groote yzeren schyf, welke heen en weer had geschommeld met hot slaan vande klok, groen geweost; lets was tot den huidigen dag in stand gebleven, om daarvan kond te doen. En de man, die het mechanisme van de klok had uitgevonden, had ook den vreem den „Catechismus" gemaakt. Kon het zyn, dat ik by toeval den sleutel had gevonden van een geheim, dat al die jaren niet ontdekt was geworden?" Die gedachte schoot door myn brein als een bliksemstraal, doch werd dadeiyk weer ver drongen (loor de sombere herinnering aan een langzamon stoet, welke stap voor stap dichter by het „Huls der Yreeze" kwam. Het volgende oogenblik waren de „Catechis mus en het geheim van de yzeren schyf" als uit myn gedachten weggevaagd. Werktuigiyk stak ik het stuk perkament weer in myn zak en daalde de trap af, een vTeeseiyke mogeiykheid te gemoet, die zoo goed en zoo kwaad als het ging onder de oogen moest worden gezien. Oom Wilfrid en Haynes Haviland hadden byna de deur bereikt, toen ik die opende om hen te ontmoeten. Zy liepen voor den stoet uit op een afstand van twintig dertig ellen. Ik behoefde slechts in ooms gelaat te zien om te weten, dat het zoeken in het water van de gracht niet gehed vruchteloos was ge weest. verkoop aan hen, die „te goeder trouw als logeergasten of als vaste tafelgasten te be schouwen zijn." Men behoeft niét te vragen, wat een dergelijke formule in de practijk zal uitwerken 1 Scherper omschrijving wordt hier dringeoid vereischt. Maai- zal men ze kunnen vinden?" Van den anderen kant, zegt Het Centrum. schijnt het wenschelijk, dat meer soberheid worde betracht en niet te veel worde gere geld, waardoor men de zucht tot ontduiking verlevendigen zal. Zoo zou het blad het ver keerd achten, dat, gelijk voorgesteld wordt, het aanvangsuur voor den drankverkoop des Zondags op twee uur in den namiddag wordt gesteld. In het Sociaal Weekblad herinnert mr A. van Gijn aan do geschiedenis van de wet geving ter beteugeling van het drankmis bruik, welke de tegenwoordige Regeering er toe bewogen had moeten heoben tijdig to trachten een oplossing te zoeken van de steeds neteliger wordende quaestie. Maar hot tegendeel is waar. Dit ontwerp staat er echter in één op zicht beter voor dan dat van 1S00, doordat het de uitotervingauiethode van de over complete vergunningen voorstelt, welk be ginsol naar overtuiging vein echr. nu zaJ worden aanvaard- Hebben de bepalingen suocce, die tegen den clandestienen drankhandel voorgo&teld wordon, dan zal een zoo groot aantal drank winkels vervallen, dat, naar liet oordeel van mr. Van Gijn, over de niet-doorvoering van het maximum der officieelc kroegen wel heengestapt kan worden. Maar, onder dezo voorwaarde: „dat te genover do groote gunst, aan de tegenwoor dige kroeghouders bewezen door nu af te zien van het alleszins billijke afsnijden van den levensdraadaan het bedrijf van velen hunner, ja desnoods van bijna allen, uit drukkelijk de vrijheid worde voorbehouden om telkens can een zeker aaretaj (bijv. 5) ja ren, indien dit voor het welslagen van meer afdoende maatregelen tot bestrijding van den aloohol noodig mocht rijn, to beslui ten, dat alle particuliere tapperijen worden gesloten." Deze „confcrapa-aesbatöe" van do tappers is echter wel wat minder noodig geworden, nu de Regeoring „blijkbaar te elfder ure de „looal option" uit haar ontwerp heeft gelicht en daarmede haar voorstel minstens de linkerhand heeft afgekapt." Maar toch wil sohr. die voorwaarde hand haven, omdat de Regeering bol ooft terug te komen op het stelsel van de „local option" en verder voor hot welslagen van het in het ontwerp opgenomen Goth?nburgschc laat ons hopen hoogstens Gobhenbu rgachtige, zegt sohr. stol sol, dat hij nu slechte mco vreeze en beven opgenomen ziet. Do twee groote middelen tegen clandes tienen verkoop: het intrekken van b?t „ver lof" na do tweede overtreding binnen vijf jaar (wat volgen© echr behoort te worden „na do eerste overtreding") en de verhoo ging van hot minimum van den vrijen ver koop juicht schr. toe ,,en waarlijk niet alleen uit het oogpunt van do bestrijding van den verboden drankhandel De Regeering betoont zich in dit ontwerp allesbehalve democratisch, betoogt schr., ware het maatschappelijk verkeer, en wel in het bijzonder dat van do meer gegoede krin gen, volgons ontwerp en toelichting, van de Drankwet nooit last mag hebben. Schr. hoopt, dat de meerderheid der Ka merleden de Rogeering niet in deze zal vol gen. En zoo wèl, dat dan door een financi eel© regeling: overdracht van de drankwin sten aan drank bestri jdersveneenigïngen, of wel drievoudig vergunningsrecht voor de geprivilegieerde inrichtingen, duidelijk ge maakt worde dat de jemovorkurk niet het drijfmiddel ie van sociëteiten, enz. „Wat overigens do wiize betreft, waarop sociëteiten en logementen hun vergunning krijgen, van het standpunt, dat do Regee ring nu eenmaal inneemt, is deze niet slecht te noemen. Door de beslissing aan Ged Sta ten op te dragen of een sociëteit te goeder trouw is, worden misbruiken althans zooveel mogelijk geweerd. Wat intussehen niet veel zegt" „Wel?" vroeg ik, met een stem, welke een onnatuurlyken klank in myn eigen ooren had. „Ik vrees, dat het niet in orde ls," ant woordde oom Wilfrid. „Wy weten tot dusver nog wel niets zekers, maar er is een lyk ge vonden. By de mannon, die Haynes Haviland hoeft aangoworven om in de gracht te dreg gen, is een lid van de plaatsolyko politie, die een waakzaam oog op het werk heeft gehouden, en ofschoon hy beweerde, dat het gebruik het meebracht, om het lyk op de plaats, waar het uit het water werd gohaald, te onder zoeken, ben ik er in geslaagd op dat punt een verandering te brengen. Dat was my onmogelyk: een gapende menigte zou zich, zoo dicht als zy by hot huis durfde komen, om ons heen verzamelen; gy weet hoo hot volk by zoo iets toestroomt, zelfs op het land. En nu moet het naar de biljartkamer ge bracht wordon, het meest geschikte vertrek, omdat het daar het lichtst is." Zyn stem beefde eon weinig, doch overigens toonde hy zich kalm; ik begreep volkomen hoeveel inspanniDg hem dit kostte. Hy was het, die naar binnen ging om do noodige bevelen te geven en toe te zien, dat alle toebereidselen met betameiyken ernst en eerbied werden gemaakt. HaynesHaviland en ik werden alleen ge laten; wy wachtten. „Zy is het en geen onbekende vrouw, zooals sir Wilfrid my wilde doen gelooven," zelde hy. Er klonk doffe wanhoop uit zyn stem, maar toen ik my omdraaide, ten einde hem aan te zien, kwam het my voor, dat zyn gelaat een uitdrukking had, welke in tegen spraak met zyn stem was. De hoeken van *Un lippen waren naar beneden gebogen als de mond van een bedroefd kind, fraaie Knik bran vr en saamgetrok ken en deze vormden in het midden van zyn engelenvoorhoofd een rimpel van sombere droefheid. De oogen daaronder hadden echter een kouden, harden glans en een donkere blos bedekte de zachte, baardeloozo wangen. Triomfeerdo hy, dat zyn vreeseiyke voor spelling in vervulling scheen te komen, of wat beteekende do groote tegenstelling van gelaat en stem? Wat zy hadden gevonden was gehuld in een groot stuk zydeachtige stof, dat, ofschoon doorweekt en zwart van de modder, by nauw keurig onderzoek een Indisch fabrikaat bleek te zyn. „Dit alleen doet reeds uw bewering teniet, dat het het lyk van een verdwaalden land- looper zou zyn, dat er een zelfmoord is ge pleegd, sir Wilfrid 1" riep Haynes Haviland. „Er zyn hier zekere teekenen van moord. En wie weet of dit stuk stof niet te herkennon is Wy, oom Wilfrid en ik, bewaarden het stil- zwygen, daar wy reeds de ineengedraaid© slip pen van zyde hadden herkend. Ternauwernood een week geleden bad het als kleed over een tafel in de kleine rookkamer gelegen, waaruit Paula was verdwenen. Nu was hot dicht toegeknoopt en een gebro ken stok was door den knoop heengestoken, als om te verhindoren, dat het lichaam over een aanmerkeiyke lengte over den bodem van het water gesleept werd. De laatste maal, dat ik het Indisch tafelkleed had gezien, was ge weest, ik herinnerdo het my nog heel goed, eeoige oogenblikken nadat ik de rookkamer was binnengetreden, op dien noodiottigen Zondagnamiddag. Paula was er, toen zy zich van het raam afwendde, waar ik haar het eerst had zien staan en op my toekwam, met haar gazige japon langs gestreken, het half van de tafa' trekkend en een kleine vaas mot narcissen omverwerpend, welke or op had gestaan. Ofschoon ik al dion tyd niet weer aan die zaak gedacht had en de bloomen achtoloos had laten liggen, vertoonde zich het tafereel nu met do duideiykheid van oen schildery aan myn geestesoog. Do zyden stof was styf om het hoofd en de schoudors van het lichaam gewikkeld, maar onderaan sleepte een zwarte japon; en met een angstige, huiverige aarzeling liet Ik myn hand daarover heen giyden, torwyi do politie beambte en HaynesHaviland bezig waren den knoop los te maken. Do japon was van zyde en, aan een ster van gitten borduursel vastgehecht, hing oen Btuk gaas, geheel verkreukeld en aan flarden. By bet zien daarvan stond myn hart in myn binnenste stil. Kon er wel een zekerder bewys zyn dan dit? Het was do japon, welke Paula dien bewusten Zondag had godragen. „Hot is haar japon, Ik bon er zeker van," zeide HaynesHaviland met gebroken stem; en daarop, terwyi myn oogen nog hingen aan de treurige overblUlselen van een eenmaal kostbaar toilet, schrikte Ik door een kreet van afschuw, dien oom Wilfrid slaakto. Ik keek op en volgde de richting van zyn blik. Het was niot noodig te vragen wat zyn uitroep had veroorzaakt. Ik zag het met myn eigen oogen en maandenlang behoefde ik slecht* de leden daarvan te sluiten, om denzelfden aanblik in al zyn vroeselyke byzonderheden weer te aanschouwen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5