LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAG II NOVEMBER. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
5o. 13411
anno 1903
De Nieuwe Courant zegt, dat het „over
zicht van de gehouden vergelijkende beproe
ving", als inleiding gegeven in de memorie
van toelichting op het wetsontwerp betref
fende de algemeene verwapening van
onze bereden artillerie, uiterst karig
is.
„Dit va-u nog te meer op," schrijft zij,
„wanneer men in vergelijkingen treedt met
het uitvoerige in extenso publiek gemaakte
rapport der Zwitsersche oommissie in de
zelfde aangelegenheid, aan welk rapport do
Boodschap van den Bondsraad ter aanbie
ding van het wetsontwerp zich geheel aan
sluit. Mag hot eenerzijds voor de mededin
gende fabrikanten niet in alle opzichten
aangenaam zijn, wanneer hot door hen aan
gebodene in het publiek wordt beoordeeld,
aan den anderen kant mag het toch een pu
bliek belang geacht worden, zonder dat
daarmede hot fabrieksgeheim bohoeft te
worden geschonden, do overwegingen te ken
nen, waardoor de keuze bepaald wordt in
een zaak, welke de schatkist op zulk een be
langrijke uitgave komt te staan."
Verder schrijft het blad:
„Van meer belang is het twerdo gedeelte
der Memorie, waarin de hoeveclhoid benoo-
digd materiaal wordt behandeld Het
spreekt vanzelf, dat daarbij rekening is go-
houden met de voorgenomen uitbreiding
van ons veldleger met een vierde divisie,
waaraan de noodigo artill rie behoort te
worden toegevoegd Ook voor de rijdende
artillerie, de depot-batterijen en eindelijk
voor ecnig^ reserves wordt het materiaal
aangevraagd.
Waar men gerust mag aanntmen, dat, na
het geheel in-werking-treden dor Militiewet,
het leger sterkte aan infanterie z^l be
zitten, voldoende tot het vormen van zeven
divisiën, terwijl de Landweerwet ons in
staat zou ptellcn daaraan nog rieT division
toe te voegen, zou i t onverantwoordelijk
geacht moeten worden nog minder dan vier
divisiën compleet van de daarbij behoorende
hulpwapens te voorzien. Dit „compleet" zal
dan toch nog betrekkelijk blijven, daar de
voortrernomen toervoeging van 31 stukken aan
elk dier divisiën wel als een minimum mag
worden heoehouwd,
De vorming eener sarnongsteldc 4de divi
sie is voorn 1 van belang, omdat, elke stap,
die er toe leidt onze strijdkrachten los te
maken van den magnetisch en invloed der li
niën en stellingen, moe' worden toegejuicht
Op do aangegeven wijze berekent de Me
morie een behoefte aan 201 vuurmonden mot
ruim fiOO caissons (de voertuigen, waarin
de munitie wordt medegevoerd)
Van de hoeveelheid munitie, welke men
denkt aan te schaffen, wordt in de Memorio
niet gerept. Toch is dit voor snelvuurge
vocht een zeer belangrijk punt, b*jna zouden
wij zeggen het belangrijkste, want met de
munitie, niet met de kanonnen of voertui
gen moet men den vijand te lijf.
Bij het bestaando langzaam vurende ge
schut bedroeg de beschikbare voorraad on
geveer 500 schoten per vuurmond; althans,
dit was af te leiden uit de opgave der vuur
monden, projectielen, enz., welke tot voor
een paar jaar telkenmale als voor een ieder
te raadplegen bijlage hij de begroeting van
Oorlog was gevoegd, doch die thans als
een geheim stuk slechts aan de Vertegen
woordiging wordt overgelegd- Die 500 scho
ten konden als een minimum beschouwd wor
den bij de invoering van snolvuurmaterieel
zal men noodzakelijkerwijze de uitrusting
moeten vergrooten. De Zwitsersche commis
sie achtte 1000 echoten noodig, doch stelde
zich ter wille van de kosten met 800 schoten
tevredende Bondsraad nam laatstgenoemd
getal over. Dat do Memorie van Toelich
ting dit onderwerp niet aanroert, achten
wij een veeg bccken, gelet op de afkeurens
waardige gewoonte van ons oorlogebestuur
om wissels van dezo allerbelangrijkste
soort, dio in den regel aan do aandacht der
Kamerleden ontsnappen, te trekken op een
toekomst, waarin maar zelden iemand ge
neigd wordt bevonden zo to honoTecren.
Ook dient do aandacht er op te worden
gevestigd, dat, terwijl men in Zwitserland
4 1/2 caisson per stuk uittrekt (en niet 2 1/2,
zooals de Memorie van Toelichting zou
doen golooven), hier op slechte 3 caissons
I wordt gerekend."
Eindelijk acht De Nieuwe Courant het
nog noodig de behoef* - aan overdekte berg
ruimten vo^r het nieuwe geschut te memo-
reeren, alsmede de no<xlzakclijkheid tot aan
koop van eon nieuw, of uitbreiding van het
bestaande schietterrein, beide zaken, welk©
door den Minister buiten beschouwing wor
den gelaten. Het eerste is noodig, zegt het
blad, om hooge onderhoudskosten te voorko
men, welke bij een voortdurend blootstelleo
aan den regen bij dit kostbare materiaal on
vermijdelijk coudeD zijn; aan het tweede za.
men niet kunnen ontkomen; wil men in de
gelegenheid zijn het personeel naar behooren
met het nieuwe geschut te oefenen.
De Nieuwe Courant merkt in haar slotar
tikel op, dat waar zoowel binnen als buiten
de Kamer de kosten van de verwapening der
bereden artillerie indertijd op pl. m. 10
millioen werden geschat, er in dit opzicht
reden is om van een meevaller te spreken,
nu deze kosten door den Minister op 7 mil
lioen worden geraamd.
„De hoofdzaak is intussehen", schrijft
hot 'ad o. m., „of wij voldoende waar
voor dat geld zullen krijjui. Niet van be
lang is hot ontbloot, ia 'Wen een vergelij
king te maken met hot zooveel kleinere
Zwitserland, waar men niet minder dan
10 3/4 millioen voor hetzelfde doel heeft toe
gestaan.
Toch schijnt on© v priori de conclusie
weinig gewaagd, dat, wii niet goedkoop aan
snelvnu r<r*schii t zul Ion komen.
TTot komt. r»ns vrifxr d««t Mar nan d/» TTa-
mer een belangrijk vraagstuk ter oplossing
wordt voorgeVgd.
In verband hiermede dienen wij do aan
dacht, te on con gerucht, dnt onR
vrw-»- «nni rr~„ f -1 tr>T Vu'im n
de firma Knpp haar prijzen van sommige
artikcileo voor ons land zou hebhr-n vor-
hoo" nadat hot haar bekend wur gewot
den. dat tot ophefffr»- onzer geschutgieterij
9cdort lang geen gïeterii meer, doch cm
wert-nlaats, waar voorbewerkt geschut kan
worden afgewerkt en herstellingen kunnen
plaats hebben was besloten. Wij kunnen
de juistheid van dit gerucht niet heoordae-
len, maar zim er toch een vingerwijzing in
tot het betrachten van voorzichtigheid in
het gcbml afsnijden van de mogelijkheid tot
binnenla.ndsche ooncurrentie."
Het blad noemt de beschouwingen, we'Vo
de Minister geeft over de toekomstige om
ni«**»tie der bereden artillerie», zeer ontwij
kend.
De conclusie van De Nieuwe. Courant is
dat de aangevraagde gelden moeten worden
toegestaan, doch tevens dat meer licht
dient te werden ontstoken omtrent de wij
ze, waarop die golden zullen worden be
steed.
Hot Utrechtsch Dagblad sprak over do
herziening dor wet op hot middelbaar
o n d o r w ij s; opmerkende, dat de bedoo-
ling van minister Kuypor blijkbaar ia, de
productieve kracht van ons volk te ontwik-
kolen en to vermeerderen door intensieve
scholing dor arbeiders voor hun vak en door
de vorming ©n scholing van een ontwikkeld
korps opzichters ter leiding en organisatie
van den arbeid, acht hot wat de Minister
wil volvoeren eon schoon© en nuttigo zaak.
Maar nu wil de Regeoring lager en mid
delbaar onderwijs in do wet op het middel
baar onderwijs regelen, een juridische mon
struositeit, om te ontkomen aan hot dwin
gende voorschrift van art. 192 dor Grond
wet, dat overal in het Rijk van overheids
wege gegeven voldoend openbaar lager (vak)
onderwijs eisohon zou.
Een motief daarvoor is, dot partioulieren
beter dan het oontralo Rijksgezag kunnen
beoordeel en welk soort van vakschool te
eonigOT plaats noodig en levensvatbaar zal
zijn. Maar het blad merkt op, dat men, om
dat het centrale gezag minder goed de plaat
selijke behoefte kan nagaan, daarom do zorg
niot aan particulieren behoeft ovor te loten;
men kan de gemeentebesturen met dezo zorg
belasten, zooals ook reeds gedaan wordt met
de zorg voor de burgeravondscholen. De
schoon wringt oahter in het tweede motief
Men ziet op tegen de grondwettige verplich
ting om overal in hot Rijk van overheidswe
ge voldoend lager vakonderwijs te geven,
vanwege de dubbeltjes*]uaesfcio. Inderdaad
De Controleur zegt over de nieuwe
D rankwet:
De nieuwe Drankwet, voorgesteld door
den heer Kuyper, vindt, zooals te begrijpen
is, veel bestrijding. Wij bobben er tot nog
toe niet uitvoerig over gesproken, maar
gaan mee met hen, die het een mislukt stutc
noemen, zóó zelfs, dat wij haast twijfelen
aan de ernstige bedoeling, deze voordracht
ooit tot wet te zien verbeven. In afwach
ting van mogelijke nadere bespreking, vesti
gen wij alvast de aandacht op een punt, tor
sprake gebracht in de te Utrecht gehouden
vergadering van het hoofdbestuur der ver-
eeniging „Vergunning". Daar werd o.a. be
toogd: „Bestaande vergunningen behooren
geen sociëteiten te worden, terwijl toekom-
stigen sociëteiten geen vergunning moet
worden verleend."
Wij zouden verder willen gaan en zonden
zeggen: Sociëteiten behooren volmaakt- ge
lijkgesteld te worden met andere inrichtin
gen, waar „gelagen worden gezet." In de
eerste plaats zou hiermee een groot middel
tot ontduiking worden weggenomen, en tea
tweede zou een privilege worden opgeheven,
dat feitelijk door niets wordt gemotiveerd
en waarmee geen enkel wezenlijk belang is
gebaat.
Tn de Haagsche Correspondentie van de
Zutphensche Courant wordt het Regee-
ringsontwerp een op vele punten aange
vulde en verbeterde editie genoemd van de
door het vorige Ministerio voorgestelde re
geling.
Als oordeel wordt uitgesproken, dat door
de bekende uitbreiding der strafbepalingen
tegen de clandestiene tapperij meer dan on
der de bestaande wet mot succes zal kunnen
worden opgetreden tegen bet onwettige be
drijf.
De regeling van den overgangstoestand
au definitief na het noodwetje in 1901, is
handhaving van hetgeen in dat jaar als
voorloopig werd vastgesteld. Waar vele war
me drankbestrijders hot voorgestelde uitstar-
vdngssysteem zullen betreuren, acht da
Briefschrijver het zeer verklaarbaar, dat
de Minister" niet met een krasser voorstel
ia voor den dag gekomen. „Als in 1901 iets
gebleken is, dan is het wel dit, dat een rege
ling, waarbij opeens con zeer groot aantal
tapperijen wordt opgeheven, zeer groote
moeilijkheden met zich brengt en op machti
gen tegenstand zou stuiten. Ware de rege
ling, onder het vorige Ministerie voorge
dragen, in stemming gekomen, zij zou waar
schijnlijk geen meerderheid hebben gevon
den. Hoofdzaak is, dat de clandestiene ver
koop voorgoed wordt gefnuikt en daarop
bestaat met de thans voorgedragen bepalin
gen goede kans."
Het Centrwrn merkt op, dat het wetsont
werp tot herziening dor Drankwet met be
kwamen spood behandeld zal moeten wor
den, wil men er op tijd mode klaar ko
men.
„Vóór 1 Mei van het vo.gende jaar moet
een nieuwe regeling ten aanzien van het gc-
tal „vergunningen" getroffen zijn, zooals
bij het noodwetje van 1901 is bepaald. En
aangezien men hier te doen heeft met een
zaak, waarbij velen op directe wijze betrok
ken zijn en anderzijds groote maatschappe
lijke on ethische belangen op het spel staan,
moet het duidelijk wezen, dat een behoorlijke
tijd voor beraadslaging en overweging niet
mag ontbreken. Waar thaLs een definitie
ve regeling althans een regeling, die voor
vele jaren golden zal staat getroffen te
worden, moet ook de grondslag zoo goed en
zoo deugdelijk zijn als slechts mogelijk is,
en... vooral worden voorkomen, dat de
nieuw vast te stellen bepalingen wederom
worden ontdoken, zooah met de vigeerende
wet hot geval is."
De Regcering zal het best haar oogmerk
bereiken, zegt het blad verder, door den
clandestienen drankverkoop te keeren en
zoo mogelijk geheel te vernietigen.
„Maar dan ligt het ook voor do hand",
schrijft Het Centrum„dat rij niet slechts
daartegen directe maatregelen moet nemen
gelijk dan ook wordt voorgesteld
Het Huis der Vreeze,
47)
Een ruischend geluid liet zich hooren, dat
aan het klapwieken van een grooten, gevan
gen vogel deed denken, en by den laatsten
slag van het uur begon zich een rondo ijze
ren schijf, tegen den muur geplaatst en toch
oogenschyniyk met de machinerie van de klok
verbonden, onverwacht heen en weer te be-
wegon. Die was blijkbaar eens donkergroen
geverfd geweest, want die kleur was nog In
verspreide vlekjes op een grooter grondvlak van
bruin- en roodachtig roest overgebleven.
Ik was onwillekeurig een oogenblik blijven
staan, maar toen het trillen van de schijf
ophield, ging ik haastig verder. Zoodoende
bleef mijn jas aan een verroesten spijker
haken en toen ik die wilde losmaken, viel niet
alleen mijn zakdoek, maar ook de perkamenten
kaart, welke de vrouw in het grijs mij had
gegeven, uit mijn zak. Ik had er tot dusver
nog geen blik op geworpen, maar nu zag ik,
dat het een onafgewerkte schets van een ge
bouw scheen te zijn, met een kaart er om
heen, blijkbaar voorstellend een gedeelte van
den grond rondom Lorn Abbey, met de rivier
op een afstand aangegovon.
De schets in het midden scheen zeer oud
te zijn, maar het was gemakkelijk te zien,
dat het overige van de teekening er op een
veel lateren datum was bijgevoegd. Onder,
geheel aan den rand van het perkament, was
een kopie van den „Amory Catechismus",
waarvan ik mij de uitdrukkingen herinnerde,
ofschoon ik tem nlnrhf* Kfimnnl had ingezien.
maar tevens den lust en de aanleiding tot
ontduiking beperken, door de bepalingen
der gewijzigde wet in overeenstemming te
brengen met de eischen der practijk en de
uitvoering er van niet te moeilijk te maken.
Toejuiching verdient onder dit opzicht,
dat gebroken wordt met het verbod der vi
geerende wet, om een kleinhandel in sterke
drank met behoud van de vergunning in
ee-n andere localiteit over te brengen. Niet
slechte wordt dan de vervanging van drank
holen, gelijk de Regeering zegt, door betere
inrichtingen belet, maar in nieuwe stadswij
ken konden tapperijen iret vergunnmg niet
worden opgericht, weshalve zij zonder ver
gunning verrezen. Hier moet de wet leniger
worden gemaakt en dit geschiedt derhalve.
De vergunningen, die nu in de binnen
stad soms zijn opeengehoopt, zullen naar de
buitsnwiiken kunnen worden verplaatst,
maar deze overplaa.-ing zal onderworpen
rijn a-an dc formaliteiten, voor een nieuwe
vergunning noodig, terwijl zij bovemdiem
niet dan na onderzoek wordt toegestaan en
ook niet to allen tijde kan geschieden."
Minder geschikt dan deze wijziging
komt hot blad de bepaling voor, ten doel
hebbende in gemeenten met meer dan
10,000 inwoners commissies van meerderja
rige ingezetenen uit de burgerij te vormen,
mede belast met het toezicht op de naleving
do wet. Het wil haar voorkomen, dat juist
daardoor do wet aan populariteit verliezen
zou en dat zij tot velerlei mociliikheid en
onaaneenoamhodci stof zx>u leveren, niet
het minst in de kleinere gemeenten, waar
men elkander bij naam en toenaam kent.
Het Centrum noemt in zijn slotartikel het
door de Regeoring voorgestelde uitstervinga-
systeem, om te geraken tot de opheifing de«*
vergunningen boven hot bij do wet vastge
stelde maximum, een zoor billijke oplossing.
De vraag rijst bier echter, zegt het blad, of
het voorrecht, den vergunninghouder zelve a
toegekend, mot tot zijn weduwe kan worden
uitgestrekt. Daardoor zal men voorkomen,
dat de vrouw niet slechts haar man, maar
ook na enkele jaren haar zaak verliest
Het uitótervingssysteem gelijk to maken
voor den vergunninghouder en zijn weduwe
zou, dunkt haar, de gevonden oplossing nog
in kracht on populariteit doen winnen.
Over het Gothenburger-stelsel sohrijft het
blad:
„Dat daardoor don tappers een niet ge
ringe ooncurrentie kan worden aangedaan,
is duidelijk. Echter zal hot stelsel in den eer
sten tijd wel niet veel resultaat opleveren.
Vooreerst, omdat ons volk nu eenmaal niot
vlug is met de invoering van nieuwigheden;
ten andere, omdat oafé's, die eigenlijk tea
doel hebben het drinken te beperken, voor
velen de noodigo aantrekkelijkheid zullen
missen; en ton laatste last not least
omdat aan de onderneming groot risico en
geen kans op voordeel verbonden is. Im
mers, wiDsten mogen de vereenigingen in
quaestie niet behalen; dit zou strijden met
haar doe-1 en wezen. In het gunstigste geval
zullen zij con behoorlijke rente maken vau
het in de onderneming gestoken kapitaal.
Maar terwijl er van winst geen sprake kan
zijn, is er wel uitzicht op verlies. En nu va't
licht te begrijpen, dat onder zulke omstan
digheden ook de ijverigste drankbestrijders
die zeker niet allen groote kapitalisten
zijn ietwat huiverig zich zullen betoonen
hun streven in dcaen vorm te belichamen."
Wat de andere voorgestelde bepalingen
betreft, Het Centrum gelooft, dat van som
mige inderdaad te verwachten valt, dat zij
dp verleiding minder groot zullen maken en
het stroven der Regcering zullen bevorde
ren. Maar onwillekeurig rijst toch de vraag,
zegt zij, of hier niet het spreekwoord: „qui
trop embrasse mal ótrient" van boepassdng
kan rijn. Waar het vaststaat, dat het groot
ste kwaad gelegen is im den clandestiene^
drankhandel, moet de bekoring, om in het
geheim te tappen en te drinken, zooveel
mogelijk worden weggenomen. Déérop dient
dc overheid thans haar grootste kracht te
richten.
„Somwijlen ook is de redactie der ont
worpen bepalingen vrij vaag. Zoo zullen
de logementhouders, die kosteloos do ve**-
gunning kunnen erlangen, een verklaring
moeten afleggen, dat zij van de vergunning
geen gebruik zullen maken dan voor den
De eerste regel, waarop myn blik nu viel,
was in het midden van den onzin:
„Zal wat groen is zich bewegen."
„Zal wat groen is zich bewegen 1" De woor
den schenen een lichtstraal in myn gemoed
te werpen. Een oogenblik te voren had „wat
groen was" zich nog bewogen. Lang goloden
ten minste, in de dagen toen het origineel
van deze kopie werd geschrevon, was de
groote yzeren schyf, welke heen en weer had
geschommeld met hot slaan vande klok,
groen geweost; lets was tot den huidigen
dag in stand gebleven, om daarvan kond te
doen. En de man, die het mechanisme van
de klok had uitgevonden, had ook den vreem
den „Catechismus" gemaakt. Kon het zyn,
dat ik by toeval den sleutel had gevonden
van een geheim, dat al die jaren niet ontdekt
was geworden?"
Die gedachte schoot door myn brein als een
bliksemstraal, doch werd dadeiyk weer ver
drongen (loor de sombere herinnering aan een
langzamon stoet, welke stap voor stap dichter
by het „Huls der Yreeze" kwam.
Het volgende oogenblik waren de „Catechis
mus en het geheim van de yzeren schyf" als
uit myn gedachten weggevaagd.
Werktuigiyk stak ik het stuk perkament
weer in myn zak en daalde de trap af, een
vTeeseiyke mogeiykheid te gemoet, die zoo
goed en zoo kwaad als het ging onder de
oogen moest worden gezien.
Oom Wilfrid en Haynes Haviland hadden
byna de deur bereikt, toen ik die opende om
hen te ontmoeten. Zy liepen voor den stoet
uit op een afstand van twintig dertig ellen.
Ik behoefde slechts in ooms gelaat te zien
om te weten, dat het zoeken in het water
van de gracht niet gehed vruchteloos was ge
weest.
verkoop aan hen, die „te goeder trouw als
logeergasten of als vaste tafelgasten te be
schouwen zijn." Men behoeft niét te vragen,
wat een dergelijke formule in de practijk zal
uitwerken 1 Scherper omschrijving wordt
hier dringeoid vereischt. Maai- zal men ze
kunnen vinden?"
Van den anderen kant, zegt Het Centrum.
schijnt het wenschelijk, dat meer soberheid
worde betracht en niet te veel worde gere
geld, waardoor men de zucht tot ontduiking
verlevendigen zal. Zoo zou het blad het ver
keerd achten, dat, gelijk voorgesteld wordt,
het aanvangsuur voor den drankverkoop
des Zondags op twee uur in den namiddag
wordt gesteld.
In het Sociaal Weekblad herinnert mr
A. van Gijn aan do geschiedenis van de wet
geving ter beteugeling van het drankmis
bruik, welke de tegenwoordige Regeering
er toe bewogen had moeten heoben tijdig to
trachten een oplossing te zoeken van de
steeds neteliger wordende quaestie.
Maar hot tegendeel is waar.
Dit ontwerp staat er echter in één op
zicht beter voor dan dat van 1S00, doordat
het de uitotervingauiethode van de over
complete vergunningen voorstelt, welk be
ginsol naar overtuiging vein echr. nu zaJ
worden aanvaard-
Hebben de bepalingen suocce, die tegen
den clandestienen drankhandel voorgo&teld
wordon, dan zal een zoo groot aantal drank
winkels vervallen, dat, naar liet oordeel van
mr. Van Gijn, over de niet-doorvoering van
het maximum der officieelc kroegen wel
heengestapt kan worden.
Maar, onder dezo voorwaarde: „dat te
genover do groote gunst, aan de tegenwoor
dige kroeghouders bewezen door nu af te
zien van het alleszins billijke afsnijden van
den levensdraadaan het bedrijf van velen
hunner, ja desnoods van bijna allen, uit
drukkelijk de vrijheid worde voorbehouden
om telkens can een zeker aaretaj (bijv. 5) ja
ren, indien dit voor het welslagen van
meer afdoende maatregelen tot bestrijding
van den aloohol noodig mocht rijn, to beslui
ten, dat alle particuliere tapperijen worden
gesloten."
Deze „confcrapa-aesbatöe" van do tappers
is echter wel wat minder noodig geworden,
nu de Regeoring „blijkbaar te elfder ure
de „looal option" uit haar ontwerp heeft
gelicht en daarmede haar voorstel minstens
de linkerhand heeft afgekapt."
Maar toch wil sohr. die voorwaarde hand
haven, omdat de Regeering bol ooft terug te
komen op het stelsel van de „local option"
en verder voor hot welslagen van het in het
ontwerp opgenomen Goth?nburgschc laat
ons hopen hoogstens Gobhenbu rgachtige,
zegt sohr. stol sol, dat hij nu slechte mco
vreeze en beven opgenomen ziet.
Do twee groote middelen tegen clandes
tienen verkoop: het intrekken van b?t „ver
lof" na do tweede overtreding binnen vijf
jaar (wat volgen© echr behoort te worden
„na do eerste overtreding") en de verhoo
ging van hot minimum van den vrijen ver
koop juicht schr. toe ,,en waarlijk niet
alleen uit het oogpunt van do bestrijding
van den verboden drankhandel
De Regeering betoont zich in dit ontwerp
allesbehalve democratisch, betoogt schr.,
ware het maatschappelijk verkeer, en wel in
het bijzonder dat van do meer gegoede krin
gen, volgons ontwerp en toelichting, van de
Drankwet nooit last mag hebben.
Schr. hoopt, dat de meerderheid der Ka
merleden de Rogeering niet in deze zal vol
gen. En zoo wèl, dat dan door een financi
eel© regeling: overdracht van de drankwin
sten aan drank bestri jdersveneenigïngen, of
wel drievoudig vergunningsrecht voor de
geprivilegieerde inrichtingen, duidelijk ge
maakt worde dat de jemovorkurk niet het
drijfmiddel ie van sociëteiten, enz.
„Wat overigens do wiize betreft, waarop
sociëteiten en logementen hun vergunning
krijgen, van het standpunt, dat do Regee
ring nu eenmaal inneemt, is deze niet slecht
te noemen. Door de beslissing aan Ged Sta
ten op te dragen of een sociëteit te goeder
trouw is, worden misbruiken althans zooveel
mogelijk geweerd. Wat intussehen niet veel
zegt"
„Wel?" vroeg ik, met een stem, welke een
onnatuurlyken klank in myn eigen ooren had.
„Ik vrees, dat het niet in orde ls," ant
woordde oom Wilfrid. „Wy weten tot dusver
nog wel niets zekers, maar er is een lyk ge
vonden. By de mannon, die Haynes Haviland
hoeft aangoworven om in de gracht te dreg
gen, is een lid van de plaatsolyko politie, die een
waakzaam oog op het werk heeft gehouden,
en ofschoon hy beweerde, dat het gebruik
het meebracht, om het lyk op de plaats, waar
het uit het water werd gohaald, te onder
zoeken, ben ik er in geslaagd op dat punt
een verandering te brengen. Dat was my
onmogelyk: een gapende menigte zou zich,
zoo dicht als zy by hot huis durfde komen,
om ons heen verzamelen; gy weet hoo hot
volk by zoo iets toestroomt, zelfs op het land.
En nu moet het naar de biljartkamer ge
bracht wordon, het meest geschikte vertrek,
omdat het daar het lichtst is."
Zyn stem beefde eon weinig, doch overigens
toonde hy zich kalm; ik begreep volkomen
hoeveel inspanniDg hem dit kostte.
Hy was het, die naar binnen ging om do
noodige bevelen te geven en toe te zien, dat
alle toebereidselen met betameiyken ernst en
eerbied werden gemaakt.
HaynesHaviland en ik werden alleen ge
laten; wy wachtten.
„Zy is het en geen onbekende vrouw, zooals
sir Wilfrid my wilde doen gelooven," zelde
hy. Er klonk doffe wanhoop uit zyn stem,
maar toen ik my omdraaide, ten einde hem
aan te zien, kwam het my voor, dat zyn
gelaat een uitdrukking had, welke in tegen
spraak met zyn stem was.
De hoeken van *Un lippen waren naar
beneden gebogen als de mond van een bedroefd
kind, fraaie Knik bran vr en saamgetrok
ken en deze vormden in het midden van zyn
engelenvoorhoofd een rimpel van sombere
droefheid. De oogen daaronder hadden echter
een kouden, harden glans en een donkere blos
bedekte de zachte, baardeloozo wangen.
Triomfeerdo hy, dat zyn vreeseiyke voor
spelling in vervulling scheen te komen, of
wat beteekende do groote tegenstelling van
gelaat en stem?
Wat zy hadden gevonden was gehuld in
een groot stuk zydeachtige stof, dat, ofschoon
doorweekt en zwart van de modder, by nauw
keurig onderzoek een Indisch fabrikaat bleek
te zyn.
„Dit alleen doet reeds uw bewering teniet,
dat het het lyk van een verdwaalden land-
looper zou zyn, dat er een zelfmoord is ge
pleegd, sir Wilfrid 1" riep Haynes Haviland.
„Er zyn hier zekere teekenen van moord. En
wie weet of dit stuk stof niet te herkennon is
Wy, oom Wilfrid en ik, bewaarden het stil-
zwygen, daar wy reeds de ineengedraaid© slip
pen van zyde hadden herkend. Ternauwernood
een week geleden bad het als kleed over een
tafel in de kleine rookkamer gelegen, waaruit
Paula was verdwenen.
Nu was hot dicht toegeknoopt en een gebro
ken stok was door den knoop heengestoken,
als om te verhindoren, dat het lichaam over
een aanmerkeiyke lengte over den bodem van
het water gesleept werd. De laatste maal, dat
ik het Indisch tafelkleed had gezien, was ge
weest, ik herinnerdo het my nog heel goed,
eeoige oogenblikken nadat ik de rookkamer
was binnengetreden, op dien noodiottigen
Zondagnamiddag.
Paula was er, toen zy zich van het raam
afwendde, waar ik haar het eerst had zien
staan en op my toekwam, met haar gazige
japon langs gestreken, het half van de tafa'
trekkend en een kleine vaas mot narcissen
omverwerpend, welke or op had gestaan.
Ofschoon ik al dion tyd niet weer aan die
zaak gedacht had en de bloomen achtoloos
had laten liggen, vertoonde zich het tafereel
nu met do duideiykheid van oen schildery aan
myn geestesoog.
Do zyden stof was styf om het hoofd en de
schoudors van het lichaam gewikkeld, maar
onderaan sleepte een zwarte japon; en met
een angstige, huiverige aarzeling liet Ik myn
hand daarover heen giyden, torwyi do politie
beambte en HaynesHaviland bezig waren
den knoop los te maken.
Do japon was van zyde en, aan een ster van
gitten borduursel vastgehecht, hing oen Btuk
gaas, geheel verkreukeld en aan flarden.
By bet zien daarvan stond myn hart in myn
binnenste stil. Kon er wel een zekerder bewys
zyn dan dit? Het was do japon, welke Paula
dien bewusten Zondag had godragen.
„Hot is haar japon, Ik bon er zeker van,"
zeide HaynesHaviland met gebroken stem;
en daarop, terwyi myn oogen nog hingen aan
de treurige overblUlselen van een eenmaal
kostbaar toilet, schrikte Ik door een kreet
van afschuw, dien oom Wilfrid slaakto.
Ik keek op en volgde de richting van zyn
blik. Het was niot noodig te vragen wat zyn
uitroep had veroorzaakt. Ik zag het met myn
eigen oogen en maandenlang behoefde ik slecht*
de leden daarvan te sluiten, om denzelfden
aanblik in al zyn vroeselyke byzonderheden
weer te aanschouwen.
(Wordt vervolgd).