LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 31 OCTOBER. - VIERDE 3LAD. Eerste Kamermuzick-soirêe van het Ccnstrvaloiïum- kwarlet. Brieven van aan Leiöenaar. Eet Huis der ??sese. No. 13402. Anne 1908 Het programma van deze eerste uitvoe- Iring van het Conservatorium-kwartet werd grootendeels vanzelf bepaald door de me dewerking van den heer Röntgen. Hot is niet meer dan billijk, dat een componist, die een werk als dit Piano-kwintet in por tefeuille heeft, vol verlangen is om dit uik- gevoerd te hooren en aan de wereld bekend te maken, en dat zijn kunstbroeders, als zij voor bet werk respect hebben en de ma ker hun lief is, hem gaarne daarin behulp zaam zijn. Dat dit kwintet een ingewikkeld, moeilijk to begrijpen werk is, kan men zeker niet zeggen. Het ia opgebouwd uit licht herken bare, in liet gehoor vallende motievenen het werd in alle onderdeden met groote klaarheid '-oorgedragen. Toch is het na tuurlijk moeilijk, zich bij het eerste hooren van de beteekenis van een compositie als 'deze rekenschap te geven. Dat zij het werk Is van Cx.n hoogst talentvol, door en door muzikaal, fijnvoelend kunstenaar, die alle geheimen van do compositieleer en allo klankeffecten der instrumenten kent, en veel muziek heeft opgenomen en verwerkt, blijkt terstond en het was ook niet anders te verwachten. Of het echter niet behoort tot die werken, die tot de hoogste voort brengselen der muziekliteratuur zouden moeten gerekend worden, als men niet het gevoel had, dat hetzelfde ergons anders even goed of beter nog was uitgedrukt 'dit kan niet zoo spoedig uitgemaakt wor- 'den. Een feit is het, dat dit kwintet van het begin tot het einde boeide en menig maal meesleepte. Het begint met een breed klinkend motief, dat, door de viool ingezet, 'door de cel overgenomen wordt, cn dat men, met nog een andere zielvolle, maar niet zeer oorspronkelijke melodie, die in het tweede dool zich ontplooit, zonder moeite het gcheelo werk door herkent. Na een zacht uitklinkend slot komt het belangrijke twee- 'de deel, prachtig van energieke kracht, en toch vol fijne, teere gedeelten. Zeer trof ons de mooie, smeltende, smeekende passage, dio heenleidt naar het hoofdthema. Ook in het na grooto krachtsontwikkeling zacht uit stervende finale waren groote schoonheden to genieten. Dit slot zal velen misschien verrast heoben. De deelen van het kwintet worden, zeker uit vrees, dat applaus do stemming zou verstoren, in éénen door ge speeld. Dit heeft toch ook zijn bezwaren. Want zoo vloeit alles te veel ineen, en men wil ook wel eena even uitrusten. Het pu blick toonde trouwens zelf het hinderlijke in te zien van de toejuichingen, die het slot van elke afdeeling plegen tc volgen. De heer Carl Flcsch, opvolger van Bram Eldcring, had de gelegenheid zich aan 't publiek als solist voor tc stellen in de be kende Sonate van César Franck Niet al leen hierin, maar ook als aanvoerder van het strijkkwartet, toonde hij zich een vio list van betcckcnis, uitmuntende door ede len toon, groote technische bekwaamheid en muzikalo opvatting. Toch waren we in de eerste deelen van de sonate eenigszins to' mrgesteld. Wij hadden ons er op ver heugd van zulk een temperamentvollen pia nist als de heer Röntgen en een zoo bezield violist, als wij den heer Flesch reeds uit het kwintet hadden leeren kennen, dit werk to hooren. Maar in het begin was de violist nog wat onzeker en niet op dreef; cn de zoo mooie atukken voor piano-solo werden eenigszins mat en met vreemde rukken cn accenten gespeeld. En het tempo van bet twecdo deel werd zoo razend snel genomen, dat het markautc, ,,wuchtige" der motieven verloren ging en ook de duide lijkheid schade leed. Ook het tweede thema moet, dunkt ons, breeder en rustiger wor den voorgedragen. Prachtig echter was het slot. Welk een onstuimige vaart, on daarbij alles 7Uiver rhythmiach 1 En verder werd het steeds mooier Het finale was gran dioos. Men hoorde er geheel nieuwe dingen in. Wij noemen slechts dio passage, waar hot kanon-thema plotseling zacht in mineur begint, om dan terstond weer in majeur over tc gaan Wat klonk dit heerlijk! En 'dan bot gedeelte met de zware octaven in 'do pianopartij Ten slotte kwam bet wondermooie F-mol kwintet van Brahms, waarvan de toehoor ders zeker buitengewoon zullen genoten hebben. Welk een groot Brahms-speler ia do heer Röntgen toch! En het samenspel was zeer bijzonder Het was een onver mengd genot deze heerlijke compositie (waarvan het eerste deel wel tot het mooi ste behoort, wat Brahms geschreven heeft; de volgende deelen, hoewel ook zeer be langrijk, vallen er toch eenigszins bij af) zoo door deze kunstenaars uitgevoerd te hooren. Wij verheugen er ons op, in dezen winter de heeren Flesch, Noach, Hofmees ter en Mossel nog een paar malen hier te zullen hooren. Alleen zou het te betreuren zijn als de toegezegde medewerking van pianisten er toe leidde, dat er, zooals gis teravond, geen plaats voor een strijk kwartet openbleef. O. Do goedklinkende vleugel was uit het magazijn der firma C. C. Bender, alhier. XXVIII. Ik weet niet, door welk groot man het ge zegd ie, maar gezegd moet het zijn geworden; „lk betaal moto bever dan mijn belastin gen, omdat ik er het meest voor terugkrijg." Yonmoedelijk is hot niefc een Nederlander geweest, waait Nederlanders betalen liefst geen of weinig belasting. Het is op één dag tegelijk ia den Amsterdaoisohen en Leid- Ésoben Raad gezegd: ,,Als wij de belasting verhoogen, gaan de vercnogende mensclien do otad uit" en in den Haagschen gemeente raad werd voor een paar dagen beweerd, dat men de bokusbingwi laag moest houden, om daardoor de rijke meuschon tob zich te trokken, wat. op hetzelfde neerkomt. In Engeland moet men daar anders over oordeeJea en dn vele steden veel hoogerc be lastingen opbrengen zonder er over to je re- mieeren. Zonder fce willen, dat men don gang naar den ontvanger voor can der aangenaamste wandelingen zal houden, zou ik toch wel wensohen, dat men zich van do waarheid trachtte te doordringen, dat men inderdaad nergens meer waar voor zijn geld krijgt dan van de gemeenschap: het Rijk of de gemeen te. Laat ons eens con oogenblik donken, dat doder burger van Leiden zelf zorgen moest voor orde, veiligheid en tegen brandge vaar, voor verlichting cn re-inhouden der et raat. voor of bij zijn huis of erf, kortom, dat hijzelf rooeatfc voorzien in honderderlei dingen, die thans van do gemeenschap uit gaan, hij zou veel moer moeten uitgeven dan wat hij thans aan belastingen moet opbren gen, terwijl hij nu nog de aangename zelf voldoening kan ■mAfcen, dat anderen, die niet bij machte zijn financieel bij te dragen aan allee wat tot de getaeentezorg behoort, daarvan ook nog genieten. Nu kan ik mij daarbij toch wel voorstel len, dat mem, ook bij de wetenschap, dat. bet allen voor één co één voor allen" voordee- Hger uitkomt, dan ieder voor zich, liever een klein dern een groot bedrag daarvoor uit geeft, maar dat men traohi te ontkomen aan de betaling van hei rechtmatig deel, dat pleit zeker niet voor de eerlijkheid van de menscheo in hot algerueeo. Hot is Donder dag nog door den Voorzitter van onzen Raid gezegd, dat de hoofdelijke omslag niet de beete vorm van belasting is, omdat vele belastingschuldigen niet eerlijk hun inkom sten opgeven. Een dar raadsleden pleitte met groote warmte voor de aanstelling van een controleur der beladingen, een man een vrouw voor zulk werk daaraan scheen hij niet te durven denkon dio de niet aan gename ©n niet gemakkelijke taak zou heb- l>en ts weten te komen, hoe groot het wor- keljjk inkomen of vermogen der burgers van Leiden is. Ik weet niet, of we zoo'n man in deze gemeente zullen krijgcai, cn of hij, eenmaal aangesteld, zoo slim zou zijn '*n der burgers zak, lade of brandkast tc kun nen. kijken, maar dit weet ik wel, dat het vcrschijneel zelf op iets wijst-, dat niet in den haak is. Wij mogen gelukkig nog aannemen, dat de meeste roenechon niet graag een ander iots zouden willen ontnemen of geldelijk benadee- len. En toch zal men dit doen, wanneer men in do algemeene lasten minder bijdraagt dan het deel, dat men naar zijn werkelijk inko men zou moeten betalen. Wat de een te wei nig geeft, moet de ander te veel betalen. Mot de belasting te ontduiken, pleegt men diefstal aan de gemeenschap en daardoor aan den medeburger Mij dunkt, dat men van deze waarheid zichzelf en anderen behoort to overtuigen en dat dit voor eerlijke belastingbetaling meer waard zal $ijn dan alle mogelijke dwarskij kers op dit gebied of welken naam men daaraan wil geven, die toch niet achter de waarheid kunnen komen en juist de men- sohen zullen prikkelen tob meerdere ontdui king 't Gaat dan als in de detective-ro mans: slim tegen slim. IJet komt mij voor, dat wij in 't maatschappelijk leven in meer opzichten het met do waarheid niet zoo nauw nomen. Zoo was ik laatst bij een goeden kennis, toen er juist bezoek kwam. Do menschen werden bijzonder vriendelijk ontvangen, complimenten were n gemaakt, versnaperingen aangeboden, ja zelfs er op aangedrongen nog wat te blijven toen men dacht te vertrekken. Doch nauwelijks waren ze de deur uit, of mijn kennissen hadden heel wat over do bezoekers te zeggen, deel den mee, dat zo eigenlijk op het bezoek niet gesteld waren en zoo meer. Een meisje van een jaar of negen, do jongste van do vier kinderen, dio er bij zaten, deed de naïeve vraag: waarom vader on moeder ze dan zoo goed en zoo vriendelijk hadden bejegend?" Och, dat wij in waa-rhciidfszin ook den kin- derkons gelijk mochten worden in plaats, dat wij de kindoren opvoeden tot grooto men schen, die meenon, dat ze het met de waar heid nieft zoo nauw behoeven te nemen en zo wol een beetje mogon opofferen aan wat geld of wat fatsoen. En zoo ben ik dan eindeb'jk van een praatje over belastingen verzeild op hot ge bied dor opvoeding. Daarover zou heel wat te zeggen wezen, maar ik wil mij niet graag uitgeven voor ,,paedagoog." Op t. gebied geldt vooral hot spreekwoord, dat de beste stuurlui aan wal staan. Doch ik wil op een gevaar wijzen, dat onzen kinderen en vooral onzen jongens in den laaJtsten tijd dreigt in den vorm van goodkoopo, doch naar mijn oog slechte boeken, die ik zoo straks al noemde, do zoogenaamde detective-romans. Voor slechte een dubbeltje koopen ze deze dingen om ze te verslinden ©n ze met hun makkers onderling to ruilen, er over te sproken en elkaar op to winden. Dezer da gen vond ik opgerold in den broekzak van mijn oudsten jongen zoo'n vod op slecht pa pier gedrukt met grove fouten tegen taal, spelling en zinsbouw en met een verhaal, waarvan de strekking mij zeor bedenkelijk voorkwam, vooral voor jonge hersens en nog onbedorven harten. Mijn vrouw had in den laatsten tijd al geklaagd, dat hij zoo ruw kon wezen en woorden als vermoorden en ophangen, schertsen d hom zoo maar bij hot spel met zijn jongere zusjes on broortjes ontvielen. Toen ik „Do koningin der Anarchisten" en nog andere van dat soort verhalen, die hij zöide in stilte reeds gelezen te hebben, nalas, begreep ik de ooi vaak er van. En meer dan ruwheid leeren ze or uit. In dozo gesold edonisson triomfeert niot do waarheid cn het. recht, wint niot de deugd het van de ondeugd, zonde en misdaad wor den op avontuurlijke en daardoor aantrek kelijk» wijzo geschilderd, list, Bluwheid en bedrog leiden tot overwinning. Misschien zijn er onder deze boekjes, waarvan het ge halte hooger is en de moraal minder onedel, maar toch zal het voor onze jongens moei lijk wezen, om uit de ateeds aangroeiende massa van deze lectuur, die als een Egyp tische landplaag ovor onze siteden cn dorpen zwermt, te zoeken wat geen kwaad kan doen aan het voor indrukken nog zoo ontvanke lijk kindergemoed. Daarom zou ik dat soort boeken willen verbannen uit onze kinderkamer en hou den buiten het bereik van onze groot: re of kleinere jongens cn hun geen dubbeltjes voor dit doel willen geven. Een vrij uurtje doorgebracht in een hoekje mrft een naar vorm en inhoud leeliik boékio. J an van on- herstelbaren invloed zijn op heel "en volgend menschenloven. Daar zijn gelukkig nog goe de boeken te over. Geven wij die ons jong geslacht in handen, laten zij die lezen. Waar goed zaad wordt gezaa.i en ont kiemt, daar is geon plaats voor onkruid. Gemeeuteraad van Noordwijk. Zitting van Vrijdag-avond. Voorzitter: de heer E. L. baron van Harden- broek, burgemeester. Afwezig (met kennisgeving): de heeren A. W. Alkemade en Van der Meer. De notulen der vorige vergadering worden onveranderd goodgekeurd. I. Ingekomen zyn: a Een adres van eigena ren van huizen aan de Schoolstraat, verzoo- kende aansluiting aan de lioleering in do Hoofdstraat. Wordt gesteld in handen van B. en Ws. om praeadvlee. b. Proces-verbaal van opname der ge meentekas. c. Een missive van Ged. Staten, houdende goedkeuring van het Raadsbesluit, botreftende het schoolgeld voor het herhalingsonderwys. d. Een mededeoling van commissarissen der Spaarbank, aangaande een wijziging in art. 5 van het Reglement voor de inleggers. Worden alle voor kennisgeving aangenomen. II. Gemeentebegrooting voor 1904. Algemeene beschouwingen worden niet go- houdon. By de afdoeling Uitgaven vraagt de heer Van Eeden naar de bestemming der f 1200 voor onderhoud van wegen. Het antwoord luidt, dat in dezen post begropen is een bedrag van f 682.72 voor het onder houd van den Amoachtsweg, voor zoover Noord- wiJk betreft. De Voorzitter voegt hierbU, dat door commissarissen besloten is, by Ryk en provincie aan te kloppen om subsidie, daar de lasten voor de onderscheiden gemeenten, vooral voor Noordwfjk, te hoog worden. By den post: f 150 voor een scheiding tusschon het perceel M. Hoek on de school to Noord wyk aan-Zee, stelt de heer C. Alkemade voor, dezen post voor memorie uit to trokken, nu hy verneemt, dat Hoek slechts een klein ge deelte in de voorgestelde onkosten wil by- dragen. Aangezien deze dus woinig belang schynt te stellen in een scheiding, dunkt den heer Alkemade, dat we nog wol kunnen af wachten, tot de uoodzakeiykbeid den hoor Hoek gebleken is. Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. By do afdeeling Inkomsten werden goon aanmerkingen gomaakt. Wy stippen onkel aan, dat de Hoofdoiyke Omslag voor 1904 op f 13000 geraamd is, d. i. voor de belasting betalers omtrent 2'/i °/0 v&n het Inkomen. De begrootiug werd ten slotte met algeineono stemmen goedgekeurd, in ontvangst on uitgaaf f 64,339.25®, met oen post voor onvoorziene uitgaven ad f 1845.69. III. Verzoeken aanwyzing roollyn. Goed gevonden voor de beide aanvragers G. van der Voet aan de Wilholminastraat en C. Ver loop, to Noordwyk-aan-Zoe. IV. Idem vergunning tot het bouwen van houten schuren, aan Q. J. G, van Parys ach ter zUn villa's aan don Zuid-boulevard, J. Plug aan don Noord-boulevard on A. Vorloop aan den Ouden Zoowog. V. Verharding Laantje by Boorenburg. Van do agenda afgevoerd. VI. Bespreking zaak-Poonsgen. Zooals bekend is, had do heer P. van do gemeente een terrein vóór zyn villa gehuurd ad f 10 per jaar. Nu hy echter bespeurde, dat het onderhoud (zandvoretuiving) hom f 30 por jaar zou kosten, weigerde hy het contract te teekonen; wol wil hy voor f 10 per jaar het vry gezicht over hst strand behouden, aan de gemeente het onderhoud overlatondo. B. en Ws. wenschen hierop niet in te gaan, doch de gehoelo zaak te laten vervallen en het vroegere Raadsbesluit weer in to trekken. Aldus met algemeene stemmen bopaald. Hierop volgde nog een bosohouwing over het al of niet nuttige van stuifschulton. Alge meen vond men, dat ze weinig baton, aan 't eind der Schoolstraat blykt er echter oen noodig to zyn. Vorder wordt dozo zaak aan B. on Ws. ton ondorzook overgelaten. VII. Tot gemoente-genee8heer voor 1904 wordt benoemd dr. A. Kervel. IX. Verzoek om vergunning tot het houden van een kostleerling door het hoofd der school te Noordwyk-aan-Zee. Met algemeene stonv men goedgevonden. Hierna deelde de Voorzitter nog mode, dat do gemeente-rekening over 1902 van Led. Staten was toruggekomen wegens een vor- schil van een halven cent. Met algomeene stemmen werd goedgovonden de fout te hor stellen. Tor behandeling van do punton VIII en X, kohier schoolgeld horhalingsonderwys en recla mes Hoofdoiyken Omslag, gaat do Raad over in comité-generaal. Daarna wordt de vergadering geslotea. Gemengd Nieuws. Gistornamiddag had op het IJ nabij den Amerikaanschen steiger een aan varing plaats tusschon de „Zaandam 1" oa een Urker botter, schipper Molenaar. Do „Zaandam I" vertrok juist van den steiger en dc botter kwam kruisende van IJ muiden. De botter is gezonken. De opvarenden spron gen op u» stoomboot. G i 9 to r in i d d ag b rak doo r on bekende oorzaak brand uit onder de gemeen te Watergraafsmeer, op den Ringdijk, hoek Dielom an straat boven een kruidenierswin kel. v>p dc:' bovenwoning in de keuken van de familie Ruys was do brand 'ontstaan en de bovenwoning brandde vrij wel uit. Het achtergedeelte van de woning van den krui den 'r brandde eveneens uit. Alleen de brandweer van de gemeente Watergraafe meer was met het blusschingswerk belast. Men schrijft uit Hongeloo aar „Dc N. C.": „In do laatste dagen word allerwegen do aandacht gevestigd op do beweerde handel wijze van een patroon, die zijn werkman wilde beletten om van het hem door do On gevallenwet gegeven recht gebruik to ma ken. Het is wellicht niet ondienstig als te genhanger daarvan tc wijzen op een geval, dat zich alhier dezer dagen voordeed en waaruit men kan zien, hoe de meest welwil lende patroon tor zake van de uitvoering der Ongevallenwet van de zijde der werklie den kan worden tegengewerkt. Een jeugdig fabrieksarbeider alhier had ten gevolge van een ongeval het been gebrokon. De breuk is thans weer genozen, maar do voet staat nog scheef, doordat do spieren en pezen nog niet normaal zijn. Om het volkomen herstel van den patient in de hand te werken, cn daar masseeron alléén niot voldoendo helpt, schrijft do dok te- voor, licht werk to verrichten. Dc medi cus treedt hiorop in erleg met den pa troon, die bereid wordt gevonden voor den jongen iots te zoeken, zoodat hij zich niet te veel kan vermoeien en toch wat verdient. Do patroon doet den jongen bij zich komen en geeft hen een heel licht werkje op. Deze weigert echter te werken, niet omdat hij dit werk nog niet kan verrichten, maar omdat hij het niet w i 1 doen (waarschijnlijk uit angst, dat de rente zal ophouden). Do pa troon spreekt gemoedelijk met hem. Hij weigert. Do patroon zegt hem tc zullen ont-- slaan, als hij niet wil werken (en geld ver dienen boven do uitkeering dor Rijksbank). Hij weigert. Do dokter neemt hem onder handen en zegt, dat het voor zijn herstel noodzakelijk is, dat hij werkt, en wijst hem op art. 29 der Ongevallenwet. Hij weigert. Is het niet voor een werkgever, die het goed met zijn werkvolk meent, om turc- luursch te worden, als hij op dezo wijzo wordt tegengewerkt? En is hij in zoo'n ge val niefc verplicht don hardnekkieen weige- raar to ontslaan?" T h r a e en F r d i 1 c Humbert, die beiden In de gevangenis to Fresnea zitten, hebben door bemiddeling van bloedverwanten en advocaten heftige gedachtenwisaellngen. Fródóric wil van do behandeling van hun zaak in hooger beroep afzien, omdat hy er geen heil van verwacht. Tbóröse verklaart daaron- tegon geen duim breed to zullen wyken, of schoon zy weet, dat do zoon van Régnior, van Durban uit, alles voor onwaar heeft verklaard wa^ Thórèse over do betrokkingen van diens vader tot do familie Daurignac beweerd hoeft. Tbérèse's voornaamste hoop ie gevestigd op do, van nationalistische zyde, voorgestelde be noeming van een parlementaire commissie tot onderzoek van de „kleine papleren", dio bU de behandeling van de zaak voor hot hof an assisen niot zyn voorgelezen. FEUILLETON, .82) "Wat hot ook mocht zyn, de crlsl6 was ge komen en terwyi het bloed my weer met kracht naar het hart vloeide, deed ik ecu paar stappen naar Yoren en stond naast de vrouw in hot gry«. „Consuelo", zeide mUn oom. „Ik breng hier iemand by u, die uw vergiffenis wenecht en niet gaarne, zooals ik haar voorstelde, daar mee wilde wachten tot een oogenblik, dat geschikter zou zyn dan dit." „Uw vergiffenis voor vele dingen, mies Hopo", ging Paula, baar hand uitstekend, zoetsappig voort. „Ik bon benieuwd of ik myn handelwijze eenigszins kan goedmaken, door u met een oud vriend samen te breDgen. Het is altyd zoo aangenaam om oude vrienden te ontmoeten, die men in lang niet gezien heeft, zoo heerlijk om degene te zyD, die ze samenbrengt." En zfj wees, met een lichte buiging van haar hoofd, op den man met het mooie, fijnbesneden gelaat naast haar. Indien zulk een gelaat voor eon paar secon den de zotel van boosaardigheid kan zyn, dan blonk on straalde die nu uit zyn levendige, blauwe oogen, deze voor dat eene oogenblik geheel verauderende. Daarop nam, toen zy zich op de vrouw in het grtfs vestigden, een uit- drukking van nieuwsgiorige verlegenheid de plaats van Yoorbygaande .boosaardigheid in. Weer gleed er een zonuwachtige trilling over z(jn trekken en hy zag Consuelo Hope met ©en blik aan, die tot op den bodom barer ml «cbeeu l» willen éMrcujogen. £©m uit drukking werd op haar beurt gevolgd door eon strak, onafgewond aanstaren. Een haastig© blik op Paula bewees my, dat zy ook in ademloozo spanning het voor- komon van haar nieuwen vriend had gade- geslagon. Ik had het niet durven wagen miss Hope met een blik van bezorgde nieuwsgierigheid te hinderen, doch nu vestigde ik angstig myn oogen op haar. Ik had my die vrees kunnen besparen, wat haar uiterlyke kalmte ten minste betrof. Zy was oogenschyniyk volslagen onver schillig. „Ik begryp het niet geheel," zeide zy vrien- daiyk. „Een oud vriend, zogt ge? Waar hebben wü elkaar dan ooit vroeger ontmoet?" met eon kinderlijken glimlach tegen hom. „Ik weet niot wat ik moet denken. Ik, ik bon verbystord," stamelde hy. „En ik," zeide Consuelo Hope zacht, „heb nooit vóór van avond van een mr. Haynes Haviland gehoord." „Ik ben teleurgesteld I" riep Paula met osn poging om do zaak luchtig op te nemen. „Ik had gedacht, dat ik een ontmoeting tusschen oude kennissen zou bewerkstelligen. Maar, in elk geval kont gy belden Lorn Abbey. Gy zult vele punten van aanraking hebben. Kom, mr. Haynes Haviland, geef miss Hope de band en wees vrienden." Hy stak gehoorzaam zyn smalle bruine hand uit, dio glad en lenig was als van eon Oosterling. Nog eens vlamde er een boos aardig licht uit zyn mooie oogen. Zyn vingers raakten die van Oonsuolo aan, terwyi zy lang zaam haar hand uitstak om de zyne te ont moeten, doch plotseling trok zy die met oen snik en een huivering terug. „Breng my weg," fluisterde zy met ge- soMorfle stem oom Wtblid toe. „Deze dans ik ik moot gaan ik hob dien beloofd." „Myn Hemel 1" hoorde ik Haynes Haviland mompolen, en ik vestigde myn oogen op hem. Zyn lippen waren wit en van elkaar geschei den, terwyi zyn oogen als geboeid hingen aan de band mot het parelen omhulsel. XIII. Iederoen zeide, dat het bal een groot succes was. Lorn Abbey was in een tooverland her schapen geweest. Maar ik had alles in een droom meegemaakt. Do uren waren langzaam voorby gekropen en als ik naar buiten in do duisternis keek, voorby bet juweelachtig schynsel van de bont gekleurde lampions, welke do Abbey insloten, moest ik deDkon aan dat eenzame graf by het eeuwigdurend gefluister van de rivier. De klok in den toren sloeg nu de uren ge regeld, en toen zy mot doffen klank halftwee verkondigde, reed het laatste rytuig met gasten weg en het geluid der rollende wielen ln do laan word gaandeweg zwakker. Twintig minuten later bevond ik my in myn eigen kamer, de gevloekte kamer van den toren. Ik had my 's avonds haastig voor het diner gekleed en nauwelyks tyd gehad om een oogenblik myn gedachten aan myn nieuw ver- biyf te wyden; docb, terwyi ik myzelvon op dit stille uur van den nacht opsloot, tooverde myn geheugen my weer het vertrek voor oogen zooals ik dat het laatst gezien had. Er kon nauwelijks een grooter contrast bobben bestaan dan tusschen zyn tegenwoordige en voormalige inrichting. De verschoten on vergane gordynen, waaruit de treurige herinneringen u tegenwasemden, waren verdwenen. Do ouderwetsche meubelen en het vreeselyke ledikant met den grooten hemel, waarin de vermoorde vrouw had gelegen, waren vervangen door niouworwotscho en artistieko voorwerpen. Op de muren met hun donkere paneolen hingen waterverf-schilderijen en gravures van myzelven. Er lag oen kleedje van wit bont voor den haard, een boekonkastjo stond in een hoek, oen schryftnfel voor het raam, bloemen op de toilettafel, waarop de knecht van myn oom alles, wat ik voor den nacht zou noodig hebben, had klaar golegd. Alles ademde vrooiykheid en gezelligheid en scheen den spot te dryven met geesten en duisternis; en toch, toen ik in bed lagen naar de roode kolen in den haard keek, wolko langzaam uitdoofden (or was zeker een vuurtje aangelegd om de kilheid van oen ongebruikte kamer weg te nemen), drong zich het afschuw wekkend tafereel aan my op, dat hier was afgespeeld, en deze kamer van de andore had afgescheiden, zoodat elke gedachte aan iets anders werd verbannen. Ik kon niet slapen. De gloed van het vuur tooverde phantastisch grillige vormen op den muur. Een kil gevoel, veroorzaakt door den nacht, de stilte en de afzondering, deed my huiveron. Plotseling gaf ik een gil on richtte my op myn ellebogen op. Het vuur had voor don laatsten keer hoog opgeflikkerd en de kamer was in diepe duisternis gehuld. Er bewoog zich iets, dat zachtjes ademhaalde, aan het hoofdeneind van het bed. Ik kon een plank zacht onder een lichten stap hooren kraken, en toch wist ik zeker, dat ik myn deur had gesloten en er geen andere manier was om in of uit de kamer te komen. Het volgende oogenblik scheen het, dat wat or was wat het ook mocht zyn my byna ging aanraken. Ik zou die lange, zuchtende ademhalingen over myn gelaat voelen strykon. 1 Met eon angst voor iets bovennatuurlyks, levendiger dan ik ooit had gevoeld, sprong ik uit myn bed en in de duisternis naar den schoorsteenmantel tastend, streek ik een lucifer af. De vlam daarvan flikkerde voor oen oogen blik vrooiyk op en vormdo een kring ran licht om my hoen; en toen hot eerste onzo- fcere schynsel de duisternis vorbrak, kroeg ik eerder oen indruk dan dat ik hot werkeiyk zag van een klein voorworp, dat zich half tusschon den vloer en de zoldering langs den muur bewoog. Ik deed er haastig eon paar stappen naar toe, maar torwy! ik dit doed, scheen het zich in niots op to lossen. Zoo gehoel als een bliksemstraal w;..-: hot visioen gekomen en verdwenen, dat lk ter nauwernood zou bobben kunnen zoggen, of lk in 't geheel wol iots gezien had, om toch wist ik, zonder don mluelen zwooni van twijfel, dat een hand, of iets, dat op een hand geleek, langs de donkere gepolysto paneolen van den muur was gegleden. Ik wachtte eenige oogenblikken onbewoeg- lyk, doch toen de brandende lucifer mot myn hand in aanraking kwam, blies ik dien onwil lekeurig uit, vóór de knarsen op do toilet tafel aan to steken, zooals ik van plan was to doen. Ik was echter niet zoodra woor in hot donkor, of eon gel rid, half een zucht, half een gesis, verbrak de stilte. Ik was geon bygoloovig man en in al de negen en twintig jaren van myn loven had ik meermalen getoond geen lafaard to zyn. Ik was zeker ook niot lang voor govaar on toch bracht do gedachte »an die gryze, tastende hand, als oen spin langs don muur kruipend, en het gosis van die langgerekte ademhaling in de duisternis, oen belemmering in den ge zonden loop van myn bloed teweeg. (Wo-rdt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 15