LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 31 OCTOBER. - VIERDE 3LAD.
Eerste Kamermuzick-soirêe van het Ccnstrvaloiïum-
kwarlet.
Brieven van aan Leiöenaar.
Eet Huis der ??sese.
No. 13402.
Anne 1908
Het programma van deze eerste uitvoe-
Iring van het Conservatorium-kwartet werd
grootendeels vanzelf bepaald door de me
dewerking van den heer Röntgen. Hot is
niet meer dan billijk, dat een componist,
die een werk als dit Piano-kwintet in por
tefeuille heeft, vol verlangen is om dit uik-
gevoerd te hooren en aan de wereld bekend
te maken, en dat zijn kunstbroeders, als
zij voor bet werk respect hebben en de ma
ker hun lief is, hem gaarne daarin behulp
zaam zijn.
Dat dit kwintet een ingewikkeld, moeilijk
to begrijpen werk is, kan men zeker niet
zeggen. Het ia opgebouwd uit licht herken
bare, in liet gehoor vallende motievenen
het werd in alle onderdeden met groote
klaarheid '-oorgedragen. Toch is het na
tuurlijk moeilijk, zich bij het eerste hooren
van de beteekenis van een compositie als
'deze rekenschap te geven. Dat zij het werk
Is van Cx.n hoogst talentvol, door en door
muzikaal, fijnvoelend kunstenaar, die alle
geheimen van do compositieleer en allo
klankeffecten der instrumenten kent, en
veel muziek heeft opgenomen en verwerkt,
blijkt terstond en het was ook niet anders
te verwachten. Of het echter niet behoort
tot die werken, die tot de hoogste voort
brengselen der muziekliteratuur zouden
moeten gerekend worden, als men niet het
gevoel had, dat hetzelfde ergons anders
even goed of beter nog was uitgedrukt
'dit kan niet zoo spoedig uitgemaakt wor-
'den. Een feit is het, dat dit kwintet van
het begin tot het einde boeide en menig
maal meesleepte. Het begint met een breed
klinkend motief, dat, door de viool ingezet,
'door de cel overgenomen wordt, cn dat men,
met nog een andere zielvolle, maar niet
zeer oorspronkelijke melodie, die in het
tweede dool zich ontplooit, zonder moeite
het gcheelo werk door herkent. Na een zacht
uitklinkend slot komt het belangrijke twee-
'de deel, prachtig van energieke kracht, en
toch vol fijne, teere gedeelten. Zeer trof ons
de mooie, smeltende, smeekende passage, dio
heenleidt naar het hoofdthema. Ook in het
na grooto krachtsontwikkeling zacht uit
stervende finale waren groote schoonheden
to genieten. Dit slot zal velen misschien
verrast heoben. De deelen van het kwintet
worden, zeker uit vrees, dat applaus do
stemming zou verstoren, in éénen door ge
speeld. Dit heeft toch ook zijn bezwaren.
Want zoo vloeit alles te veel ineen, en men
wil ook wel eena even uitrusten. Het pu
blick toonde trouwens zelf het hinderlijke
in te zien van de toejuichingen, die het
slot van elke afdeeling plegen tc volgen.
De heer Carl Flcsch, opvolger van Bram
Eldcring, had de gelegenheid zich aan 't
publiek als solist voor tc stellen in de be
kende Sonate van César Franck Niet al
leen hierin, maar ook als aanvoerder van
het strijkkwartet, toonde hij zich een vio
list van betcckcnis, uitmuntende door ede
len toon, groote technische bekwaamheid
en muzikalo opvatting. Toch waren we
in de eerste deelen van de sonate eenigszins
to' mrgesteld. Wij hadden ons er op ver
heugd van zulk een temperamentvollen pia
nist als de heer Röntgen en een zoo bezield
violist, als wij den heer Flesch reeds uit
het kwintet hadden leeren kennen, dit
werk to hooren. Maar in het begin was de
violist nog wat onzeker en niet op dreef;
cn de zoo mooie atukken voor piano-solo
werden eenigszins mat en met vreemde
rukken cn accenten gespeeld. En het tempo
van bet twecdo deel werd zoo razend snel
genomen, dat het markautc, ,,wuchtige" der
motieven verloren ging en ook de duide
lijkheid schade leed. Ook het tweede thema
moet, dunkt ons, breeder en rustiger wor
den voorgedragen. Prachtig echter was het
slot. Welk een onstuimige vaart, on daarbij
alles 7Uiver rhythmiach 1 En verder werd
het steeds mooier Het finale was gran
dioos. Men hoorde er geheel nieuwe dingen
in. Wij noemen slechts dio passage, waar
hot kanon-thema plotseling zacht in mineur
begint, om dan terstond weer in majeur
over tc gaan Wat klonk dit heerlijk! En
'dan bot gedeelte met de zware octaven in
'do pianopartij
Ten slotte kwam bet wondermooie F-mol
kwintet van Brahms, waarvan de toehoor
ders zeker buitengewoon zullen genoten
hebben. Welk een groot Brahms-speler ia
do heer Röntgen toch! En het samenspel
was zeer bijzonder Het was een onver
mengd genot deze heerlijke compositie
(waarvan het eerste deel wel tot het mooi
ste behoort, wat Brahms geschreven heeft;
de volgende deelen, hoewel ook zeer be
langrijk, vallen er toch eenigszins bij af)
zoo door deze kunstenaars uitgevoerd te
hooren. Wij verheugen er ons op, in dezen
winter de heeren Flesch, Noach, Hofmees
ter en Mossel nog een paar malen hier te
zullen hooren. Alleen zou het te betreuren
zijn als de toegezegde medewerking van
pianisten er toe leidde, dat er, zooals gis
teravond, geen plaats voor een strijk
kwartet openbleef. O.
Do goedklinkende vleugel was uit het
magazijn der firma C. C. Bender, alhier.
XXVIII.
Ik weet niet, door welk groot man het ge
zegd ie, maar gezegd moet het zijn geworden;
„lk betaal moto bever dan mijn belastin
gen, omdat ik er het meest voor terugkrijg."
Yonmoedelijk is hot niefc een Nederlander
geweest, waait Nederlanders betalen liefst
geen of weinig belasting. Het is op één dag
tegelijk ia den Amsterdaoisohen en Leid-
Ésoben Raad gezegd: ,,Als wij de belasting
verhoogen, gaan de vercnogende mensclien
do otad uit" en in den Haagschen gemeente
raad werd voor een paar dagen beweerd,
dat men de bokusbingwi laag moest houden,
om daardoor de rijke meuschon tob zich te
trokken, wat. op hetzelfde neerkomt.
In Engeland moet men daar anders over
oordeeJea en dn vele steden veel hoogerc be
lastingen opbrengen zonder er over to je re-
mieeren.
Zonder fce willen, dat men don gang naar
den ontvanger voor can der aangenaamste
wandelingen zal houden, zou ik toch wel
wensohen, dat men zich van do waarheid
trachtte te doordringen, dat men inderdaad
nergens meer waar voor zijn geld krijgt dan
van de gemeenschap: het Rijk of de gemeen
te. Laat ons eens con oogenblik donken, dat
doder burger van Leiden zelf zorgen moest
voor orde, veiligheid en tegen brandge
vaar, voor verlichting cn re-inhouden der
et raat. voor of bij zijn huis of erf, kortom,
dat hijzelf rooeatfc voorzien in honderderlei
dingen, die thans van do gemeenschap uit
gaan, hij zou veel moer moeten uitgeven dan
wat hij thans aan belastingen moet opbren
gen, terwijl hij nu nog de aangename zelf
voldoening kan ■mAfcen, dat anderen, die
niet bij machte zijn financieel bij te dragen
aan allee wat tot de getaeentezorg behoort,
daarvan ook nog genieten.
Nu kan ik mij daarbij toch wel voorstel
len, dat mem, ook bij de wetenschap, dat. bet
allen voor één co één voor allen" voordee-
Hger uitkomt, dan ieder voor zich, liever een
klein dern een groot bedrag daarvoor uit
geeft, maar dat men traohi te ontkomen aan
de betaling van hei rechtmatig deel, dat
pleit zeker niet voor de eerlijkheid van de
menscheo in hot algerueeo. Hot is Donder
dag nog door den Voorzitter van onzen
Raid gezegd, dat de hoofdelijke omslag niet
de beete vorm van belasting is, omdat vele
belastingschuldigen niet eerlijk hun inkom
sten opgeven. Een dar raadsleden pleitte
met groote warmte voor de aanstelling van
een controleur der beladingen, een man
een vrouw voor zulk werk daaraan scheen
hij niet te durven denkon dio de niet aan
gename ©n niet gemakkelijke taak zou heb-
l>en ts weten te komen, hoe groot het wor-
keljjk inkomen of vermogen der burgers
van Leiden is. Ik weet niet, of we zoo'n man
in deze gemeente zullen krijgcai, cn of hij,
eenmaal aangesteld, zoo slim zou zijn '*n
der burgers zak, lade of brandkast tc kun
nen. kijken, maar dit weet ik wel, dat het
vcrschijneel zelf op iets wijst-, dat niet in
den haak is.
Wij mogen gelukkig nog aannemen, dat de
meeste roenechon niet graag een ander iots
zouden willen ontnemen of geldelijk benadee-
len. En toch zal men dit doen, wanneer men
in do algemeene lasten minder bijdraagt dan
het deel, dat men naar zijn werkelijk inko
men zou moeten betalen. Wat de een te wei
nig geeft, moet de ander te veel betalen.
Mot de belasting te ontduiken, pleegt men
diefstal aan de gemeenschap en daardoor
aan den medeburger
Mij dunkt, dat men van deze waarheid
zichzelf en anderen behoort to overtuigen en
dat dit voor eerlijke belastingbetaling meer
waard zal $ijn dan alle mogelijke dwarskij
kers op dit gebied of welken naam men
daaraan wil geven, die toch niet achter de
waarheid kunnen komen en juist de men-
sohen zullen prikkelen tob meerdere ontdui
king 't Gaat dan als in de detective-ro
mans: slim tegen slim. IJet komt mij voor,
dat wij in 't maatschappelijk leven in
meer opzichten het met do waarheid niet
zoo nauw nomen. Zoo was ik laatst bij een
goeden kennis, toen er juist bezoek kwam.
Do menschen werden bijzonder vriendelijk
ontvangen, complimenten were n gemaakt,
versnaperingen aangeboden, ja zelfs er op
aangedrongen nog wat te blijven toen men
dacht te vertrekken. Doch nauwelijks waren
ze de deur uit, of mijn kennissen hadden
heel wat over do bezoekers te zeggen, deel
den mee, dat zo eigenlijk op het bezoek niet
gesteld waren en zoo meer. Een meisje van
een jaar of negen, do jongste van do vier
kinderen, dio er bij zaten, deed de naïeve
vraag: waarom vader on moeder ze dan zoo
goed en zoo vriendelijk hadden bejegend?"
Och, dat wij in waa-rhciidfszin ook den kin-
derkons gelijk mochten worden in plaats, dat
wij de kindoren opvoeden tot grooto men
schen, die meenon, dat ze het met de waar
heid nieft zoo nauw behoeven te nemen en zo
wol een beetje mogon opofferen aan wat
geld of wat fatsoen.
En zoo ben ik dan eindeb'jk van een
praatje over belastingen verzeild op hot ge
bied dor opvoeding. Daarover zou heel wat
te zeggen wezen, maar ik wil mij niet graag
uitgeven voor ,,paedagoog." Op t. gebied
geldt vooral hot spreekwoord, dat de beste
stuurlui aan wal staan. Doch ik wil op een
gevaar wijzen, dat onzen kinderen en vooral
onzen jongens in den laaJtsten tijd dreigt in
den vorm van goodkoopo, doch naar mijn
oog slechte boeken, die ik zoo straks al
noemde, do zoogenaamde detective-romans.
Voor slechte een dubbeltje koopen ze deze
dingen om ze te verslinden ©n ze met hun
makkers onderling to ruilen, er over te
sproken en elkaar op to winden. Dezer da
gen vond ik opgerold in den broekzak van
mijn oudsten jongen zoo'n vod op slecht pa
pier gedrukt met grove fouten tegen taal,
spelling en zinsbouw en met een verhaal,
waarvan de strekking mij zeor bedenkelijk
voorkwam, vooral voor jonge hersens en
nog onbedorven harten.
Mijn vrouw had in den laatsten tijd al
geklaagd, dat hij zoo ruw kon wezen en
woorden als vermoorden en ophangen,
schertsen d hom zoo maar bij hot spel met
zijn jongere zusjes on broortjes ontvielen.
Toen ik „Do koningin der Anarchisten" en
nog andere van dat soort verhalen, die hij
zöide in stilte reeds gelezen te hebben, nalas,
begreep ik de ooi vaak er van.
En meer dan ruwheid leeren ze or uit. In
dozo gesold edonisson triomfeert niot do
waarheid cn het. recht, wint niot de deugd
het van de ondeugd, zonde en misdaad wor
den op avontuurlijke en daardoor aantrek
kelijk» wijzo geschilderd, list, Bluwheid en
bedrog leiden tot overwinning. Misschien
zijn er onder deze boekjes, waarvan het ge
halte hooger is en de moraal minder onedel,
maar toch zal het voor onze jongens moei
lijk wezen, om uit de ateeds aangroeiende
massa van deze lectuur, die als een Egyp
tische landplaag ovor onze siteden cn dorpen
zwermt, te zoeken wat geen kwaad kan doen
aan het voor indrukken nog zoo ontvanke
lijk kindergemoed.
Daarom zou ik dat soort boeken willen
verbannen uit onze kinderkamer en hou
den buiten het bereik van onze groot: re of
kleinere jongens cn hun geen dubbeltjes
voor dit doel willen geven. Een vrij uurtje
doorgebracht in een hoekje mrft een naar
vorm en inhoud leeliik boékio. J an van on-
herstelbaren invloed zijn op heel "en volgend
menschenloven. Daar zijn gelukkig nog goe
de boeken te over. Geven wij die ons jong
geslacht in handen, laten zij die lezen.
Waar goed zaad wordt gezaa.i en ont
kiemt, daar is geon plaats voor onkruid.
Gemeeuteraad van Noordwijk.
Zitting van Vrijdag-avond.
Voorzitter: de heer E. L. baron van Harden-
broek, burgemeester.
Afwezig (met kennisgeving): de heeren A.
W. Alkemade en Van der Meer.
De notulen der vorige vergadering worden
onveranderd goodgekeurd.
I. Ingekomen zyn: a Een adres van eigena
ren van huizen aan de Schoolstraat, verzoo-
kende aansluiting aan de lioleering in do
Hoofdstraat. Wordt gesteld in handen van B.
en Ws. om praeadvlee.
b. Proces-verbaal van opname der ge
meentekas.
c. Een missive van Ged. Staten, houdende
goedkeuring van het Raadsbesluit, botreftende
het schoolgeld voor het herhalingsonderwys.
d. Een mededeoling van commissarissen der
Spaarbank, aangaande een wijziging in art. 5
van het Reglement voor de inleggers.
Worden alle voor kennisgeving aangenomen.
II. Gemeentebegrooting voor 1904.
Algemeene beschouwingen worden niet go-
houdon. By de afdoeling Uitgaven vraagt de
heer Van Eeden naar de bestemming der
f 1200 voor onderhoud van wegen. Het
antwoord luidt, dat in dezen post begropen
is een bedrag van f 682.72 voor het onder
houd van den Amoachtsweg, voor zoover Noord-
wiJk betreft. De Voorzitter voegt hierbU, dat
door commissarissen besloten is, by Ryk en
provincie aan te kloppen om subsidie, daar
de lasten voor de onderscheiden gemeenten,
vooral voor Noordwfjk, te hoog worden. By
den post: f 150 voor een scheiding tusschon
het perceel M. Hoek on de school to Noord wyk
aan-Zee, stelt de heer C. Alkemade voor,
dezen post voor memorie uit to trokken, nu
hy verneemt, dat Hoek slechts een klein ge
deelte in de voorgestelde onkosten wil by-
dragen. Aangezien deze dus woinig belang
schynt te stellen in een scheiding, dunkt
den heer Alkemade, dat we nog wol kunnen af
wachten, tot de uoodzakeiykbeid den hoor
Hoek gebleken is. Dit voorstel wordt met
algemeene stemmen aangenomen.
By do afdeeling Inkomsten werden goon
aanmerkingen gomaakt. Wy stippen onkel
aan, dat de Hoofdoiyke Omslag voor 1904 op
f 13000 geraamd is, d. i. voor de belasting
betalers omtrent 2'/i °/0 v&n het Inkomen. De
begrootiug werd ten slotte met algeineono
stemmen goedgekeurd, in ontvangst on uitgaaf
f 64,339.25®, met oen post voor onvoorziene
uitgaven ad f 1845.69.
III. Verzoeken aanwyzing roollyn. Goed
gevonden voor de beide aanvragers G. van
der Voet aan de Wilholminastraat en C. Ver
loop, to Noordwyk-aan-Zoe.
IV. Idem vergunning tot het bouwen van
houten schuren, aan Q. J. G, van Parys ach
ter zUn villa's aan don Zuid-boulevard, J. Plug
aan don Noord-boulevard on A. Vorloop aan
den Ouden Zoowog.
V. Verharding Laantje by Boorenburg. Van
do agenda afgevoerd.
VI. Bespreking zaak-Poonsgen.
Zooals bekend is, had do heer P. van do
gemeente een terrein vóór zyn villa gehuurd
ad f 10 per jaar. Nu hy echter bespeurde, dat
het onderhoud (zandvoretuiving) hom f 30
por jaar zou kosten, weigerde hy het contract
te teekonen; wol wil hy voor f 10 per jaar
het vry gezicht over hst strand behouden,
aan de gemeente het onderhoud overlatondo.
B. en Ws. wenschen hierop niet in te gaan,
doch de gehoelo zaak te laten vervallen en
het vroegere Raadsbesluit weer in to trekken.
Aldus met algemeene stemmen bopaald.
Hierop volgde nog een bosohouwing over
het al of niet nuttige van stuifschulton. Alge
meen vond men, dat ze weinig baton, aan
't eind der Schoolstraat blykt er echter oen
noodig to zyn. Vorder wordt dozo zaak aan
B. on Ws. ton ondorzook overgelaten.
VII. Tot gemoente-genee8heer voor 1904
wordt benoemd dr. A. Kervel.
IX. Verzoek om vergunning tot het houden
van een kostleerling door het hoofd der school
te Noordwyk-aan-Zee. Met algemeene stonv
men goedgevonden.
Hierna deelde de Voorzitter nog mode, dat
do gemeente-rekening over 1902 van Led.
Staten was toruggekomen wegens een vor-
schil van een halven cent. Met algomeene
stemmen werd goedgovonden de fout te hor
stellen.
Tor behandeling van do punton VIII en X,
kohier schoolgeld horhalingsonderwys en recla
mes Hoofdoiyken Omslag, gaat do Raad over
in comité-generaal.
Daarna wordt de vergadering geslotea.
Gemengd Nieuws.
Gistornamiddag had op het IJ
nabij den Amerikaanschen steiger een aan
varing plaats tusschon de „Zaandam 1" oa
een Urker botter, schipper Molenaar. Do
„Zaandam I" vertrok juist van den steiger
en dc botter kwam kruisende van IJ muiden.
De botter is gezonken. De opvarenden spron
gen op u» stoomboot.
G i 9 to r in i d d ag b rak doo r on
bekende oorzaak brand uit onder de gemeen
te Watergraafsmeer, op den Ringdijk, hoek
Dielom an straat boven een kruidenierswin
kel. v>p dc:' bovenwoning in de keuken van
de familie Ruys was do brand 'ontstaan en
de bovenwoning brandde vrij wel uit. Het
achtergedeelte van de woning van den krui
den 'r brandde eveneens uit. Alleen de
brandweer van de gemeente Watergraafe
meer was met het blusschingswerk belast.
Men schrijft uit Hongeloo aar
„Dc N. C.":
„In do laatste dagen word allerwegen do
aandacht gevestigd op do beweerde handel
wijze van een patroon, die zijn werkman
wilde beletten om van het hem door do On
gevallenwet gegeven recht gebruik to ma
ken. Het is wellicht niet ondienstig als te
genhanger daarvan tc wijzen op een geval,
dat zich alhier dezer dagen voordeed en
waaruit men kan zien, hoe de meest welwil
lende patroon tor zake van de uitvoering
der Ongevallenwet van de zijde der werklie
den kan worden tegengewerkt.
Een jeugdig fabrieksarbeider alhier had
ten gevolge van een ongeval het been
gebrokon. De breuk is thans weer genozen,
maar do voet staat nog scheef, doordat do
spieren en pezen nog niet normaal zijn.
Om het volkomen herstel van den patient
in de hand te werken, cn daar masseeron
alléén niot voldoendo helpt, schrijft do dok
te- voor, licht werk to verrichten. Dc medi
cus treedt hiorop in erleg met den pa
troon, die bereid wordt gevonden voor den
jongen iots te zoeken, zoodat hij zich niet
te veel kan vermoeien en toch wat verdient.
Do patroon doet den jongen bij zich komen
en geeft hen een heel licht werkje op. Deze
weigert echter te werken, niet omdat hij dit
werk nog niet kan verrichten, maar omdat
hij het niet w i 1 doen (waarschijnlijk uit
angst, dat de rente zal ophouden). Do pa
troon spreekt gemoedelijk met hem. Hij
weigert. Do patroon zegt hem tc zullen ont--
slaan, als hij niet wil werken (en geld ver
dienen boven do uitkeering dor Rijksbank).
Hij weigert. Do dokter neemt hem onder
handen en zegt, dat het voor zijn herstel
noodzakelijk is, dat hij werkt, en wijst hem
op art. 29 der Ongevallenwet. Hij weigert.
Is het niet voor een werkgever, die het
goed met zijn werkvolk meent, om turc-
luursch te worden, als hij op dezo wijzo
wordt tegengewerkt? En is hij in zoo'n ge
val niefc verplicht don hardnekkieen weige-
raar to ontslaan?"
T h r a e en F r d i 1 c Humbert,
die beiden In de gevangenis to Fresnea zitten,
hebben door bemiddeling van bloedverwanten
en advocaten heftige gedachtenwisaellngen.
Fródóric wil van do behandeling van hun
zaak in hooger beroep afzien, omdat hy er geen
heil van verwacht. Tbóröse verklaart daaron-
tegon geen duim breed to zullen wyken, of
schoon zy weet, dat do zoon van Régnior, van
Durban uit, alles voor onwaar heeft verklaard
wa^ Thórèse over do betrokkingen van diens
vader tot do familie Daurignac beweerd hoeft.
Tbérèse's voornaamste hoop ie gevestigd op
do, van nationalistische zyde, voorgestelde be
noeming van een parlementaire commissie tot
onderzoek van de „kleine papleren", dio bU
de behandeling van de zaak voor hot hof an
assisen niot zyn voorgelezen.
FEUILLETON,
.82)
"Wat hot ook mocht zyn, de crlsl6 was ge
komen en terwyi het bloed my weer met
kracht naar het hart vloeide, deed ik ecu
paar stappen naar Yoren en stond naast de
vrouw in hot gry«.
„Consuelo", zeide mUn oom. „Ik breng hier
iemand by u, die uw vergiffenis wenecht en
niet gaarne, zooals ik haar voorstelde, daar
mee wilde wachten tot een oogenblik, dat
geschikter zou zyn dan dit."
„Uw vergiffenis voor vele dingen, mies
Hopo", ging Paula, baar hand uitstekend,
zoetsappig voort. „Ik bon benieuwd of ik
myn handelwijze eenigszins kan goedmaken,
door u met een oud vriend samen te breDgen.
Het is altyd zoo aangenaam om oude vrienden
te ontmoeten, die men in lang niet gezien
heeft, zoo heerlijk om degene te zyD, die ze
samenbrengt." En zfj wees, met een lichte
buiging van haar hoofd, op den man met
het mooie, fijnbesneden gelaat naast haar.
Indien zulk een gelaat voor eon paar secon
den de zotel van boosaardigheid kan zyn, dan
blonk on straalde die nu uit zyn levendige,
blauwe oogen, deze voor dat eene oogenblik
geheel verauderende. Daarop nam, toen zy zich
op de vrouw in het grtfs vestigden, een uit-
drukking van nieuwsgiorige verlegenheid de
plaats van Yoorbygaande .boosaardigheid in.
Weer gleed er een zonuwachtige trilling over
z(jn trekken en hy zag Consuelo Hope met
©en blik aan, die tot op den bodom barer
ml «cbeeu l» willen éMrcujogen. £©m uit
drukking werd op haar beurt gevolgd door
eon strak, onafgewond aanstaren.
Een haastig© blik op Paula bewees my,
dat zy ook in ademloozo spanning het voor-
komon van haar nieuwen vriend had gade-
geslagon.
Ik had het niet durven wagen miss Hope
met een blik van bezorgde nieuwsgierigheid te
hinderen, doch nu vestigde ik angstig myn
oogen op haar. Ik had my die vrees kunnen
besparen, wat haar uiterlyke kalmte ten minste
betrof. Zy was oogenschyniyk volslagen onver
schillig.
„Ik begryp het niet geheel," zeide zy vrien-
daiyk. „Een oud vriend, zogt ge? Waar hebben
wü elkaar dan ooit vroeger ontmoet?" met
eon kinderlijken glimlach tegen hom.
„Ik weet niot wat ik moet denken. Ik, ik
bon verbystord," stamelde hy.
„En ik," zeide Consuelo Hope zacht, „heb
nooit vóór van avond van een mr. Haynes
Haviland gehoord."
„Ik ben teleurgesteld I" riep Paula met osn
poging om do zaak luchtig op te nemen. „Ik
had gedacht, dat ik een ontmoeting tusschen
oude kennissen zou bewerkstelligen. Maar, in
elk geval kont gy belden Lorn Abbey. Gy zult
vele punten van aanraking hebben. Kom, mr.
Haynes Haviland, geef miss Hope de band
en wees vrienden."
Hy stak gehoorzaam zyn smalle bruine
hand uit, dio glad en lenig was als van eon
Oosterling. Nog eens vlamde er een boos
aardig licht uit zyn mooie oogen. Zyn vingers
raakten die van Oonsuolo aan, terwyi zy lang
zaam haar hand uitstak om de zyne te ont
moeten, doch plotseling trok zy die met oen
snik en een huivering terug.
„Breng my weg," fluisterde zy met ge-
soMorfle stem oom Wtblid toe. „Deze dans
ik ik moot gaan ik hob dien beloofd."
„Myn Hemel 1" hoorde ik Haynes Haviland
mompolen, en ik vestigde myn oogen op hem.
Zyn lippen waren wit en van elkaar geschei
den, terwyi zyn oogen als geboeid hingen aan
de band mot het parelen omhulsel.
XIII.
Iederoen zeide, dat het bal een groot succes
was. Lorn Abbey was in een tooverland her
schapen geweest. Maar ik had alles in een
droom meegemaakt.
Do uren waren langzaam voorby gekropen
en als ik naar buiten in do duisternis keek,
voorby bet juweelachtig schynsel van de bont
gekleurde lampions, welke do Abbey insloten,
moest ik deDkon aan dat eenzame graf by het
eeuwigdurend gefluister van de rivier.
De klok in den toren sloeg nu de uren ge
regeld, en toen zy mot doffen klank halftwee
verkondigde, reed het laatste rytuig met
gasten weg en het geluid der rollende wielen
ln do laan word gaandeweg zwakker.
Twintig minuten later bevond ik my in myn
eigen kamer, de gevloekte kamer van den
toren. Ik had my 's avonds haastig voor het
diner gekleed en nauwelyks tyd gehad om een
oogenblik myn gedachten aan myn nieuw ver-
biyf te wyden; docb, terwyi ik myzelvon op
dit stille uur van den nacht opsloot, tooverde
myn geheugen my weer het vertrek voor
oogen zooals ik dat het laatst gezien had.
Er kon nauwelijks een grooter contrast bobben
bestaan dan tusschen zyn tegenwoordige en
voormalige inrichting.
De verschoten on vergane gordynen, waaruit
de treurige herinneringen u tegenwasemden,
waren verdwenen. Do ouderwetsche meubelen
en het vreeselyke ledikant met den grooten
hemel, waarin de vermoorde vrouw had gelegen,
waren vervangen door niouworwotscho en
artistieko voorwerpen. Op de muren met hun
donkere paneolen hingen waterverf-schilderijen
en gravures van myzelven. Er lag oen kleedje
van wit bont voor den haard, een boekonkastjo
stond in een hoek, oen schryftnfel voor het raam,
bloemen op de toilettafel, waarop de knecht
van myn oom alles, wat ik voor den nacht
zou noodig hebben, had klaar golegd.
Alles ademde vrooiykheid en gezelligheid
en scheen den spot te dryven met geesten
en duisternis; en toch, toen ik in bed lagen
naar de roode kolen in den haard keek, wolko
langzaam uitdoofden (or was zeker een vuurtje
aangelegd om de kilheid van oen ongebruikte
kamer weg te nemen), drong zich het afschuw
wekkend tafereel aan my op, dat hier was
afgespeeld, en deze kamer van de andore had
afgescheiden, zoodat elke gedachte aan iets
anders werd verbannen.
Ik kon niet slapen. De gloed van het vuur
tooverde phantastisch grillige vormen op den
muur. Een kil gevoel, veroorzaakt door den
nacht, de stilte en de afzondering, deed my
huiveron. Plotseling gaf ik een gil on richtte
my op myn ellebogen op. Het vuur had voor
don laatsten keer hoog opgeflikkerd en de kamer
was in diepe duisternis gehuld. Er bewoog
zich iets, dat zachtjes ademhaalde, aan het
hoofdeneind van het bed. Ik kon een plank zacht
onder een lichten stap hooren kraken, en toch
wist ik zeker, dat ik myn deur had gesloten
en er geen andere manier was om in of uit
de kamer te komen.
Het volgende oogenblik scheen het, dat wat
or was wat het ook mocht zyn my byna
ging aanraken. Ik zou die lange, zuchtende
ademhalingen over myn gelaat voelen strykon. 1
Met eon angst voor iets bovennatuurlyks,
levendiger dan ik ooit had gevoeld, sprong ik
uit myn bed en in de duisternis naar den
schoorsteenmantel tastend, streek ik een
lucifer af.
De vlam daarvan flikkerde voor oen oogen
blik vrooiyk op en vormdo een kring ran
licht om my hoen; en toen hot eerste onzo-
fcere schynsel de duisternis vorbrak, kroeg ik
eerder oen indruk dan dat ik hot werkeiyk
zag van een klein voorworp, dat zich half
tusschon den vloer en de zoldering langs den
muur bewoog. Ik deed er haastig eon paar
stappen naar toe, maar torwy! ik dit doed,
scheen het zich in niots op to lossen.
Zoo gehoel als een bliksemstraal w;..-: hot
visioen gekomen en verdwenen, dat lk ter
nauwernood zou bobben kunnen zoggen, of
lk in 't geheel wol iots gezien had, om toch
wist ik, zonder don mluelen zwooni van
twijfel, dat een hand, of iets, dat op een
hand geleek, langs de donkere gepolysto
paneolen van den muur was gegleden.
Ik wachtte eenige oogenblikken onbewoeg-
lyk, doch toen de brandende lucifer mot myn
hand in aanraking kwam, blies ik dien onwil
lekeurig uit, vóór de knarsen op do toilet
tafel aan to steken, zooals ik van plan was
to doen. Ik was echter niet zoodra woor in
hot donkor, of eon gel rid, half een zucht,
half een gesis, verbrak de stilte.
Ik was geon bygoloovig man en in al de
negen en twintig jaren van myn loven had
ik meermalen getoond geen lafaard to zyn.
Ik was zeker ook niot lang voor govaar on
toch bracht do gedachte »an die gryze, tastende
hand, als oen spin langs don muur kruipend,
en het gosis van die langgerekte ademhaling
in de duisternis, oen belemmering in den ge
zonden loop van myn bloed teweeg.
(Wo-rdt vervolgd).