Raadgeving. O P G A V E. □Ie vrouw in tegenspoed. Hoe vaak verlaat de. man in wanhoop he-t roer niet, als de stormen des onheils hem bedreigen; dan grijpt het de vrouw en stuurt moedig het schip door de branding! Hoe dikwijls ontvlr at -c man niet het vaderland en huisgezin, ja zelfs het leven, als armoede en ondergang hem vervolgen hoogst zelden zal de vrouw, de moeder dit doen Ja, dc vrouwen staan in dit opzicht ver boven dc mannen. Zij laten zioh niet bui gen door 't ongeluk; zij behouden dc kracht om le leven, te hopen, te arbeiden. Ook be zit de vrouw een snel erkejiningsvermogeD van recht en onrecht, begrijpt de kar akte I's en de handelingen der tr.enschen. hun be doelingen en bijbedoelingen, terwijl de man slechts op de uiterlijkheden lot. Daarin ligt juist dc schoonheid en verhe venheid van de natuur van de vrouw, dat zij instinctief voelt en vat wat goed en wat waar is. Het verstand, de edelste gave, die de man bezit, heeft tijd noodig om tot een besluit te komenhot instinct van de vrouw beslist dadelijk, zonder te twijfelen, en tast zelden mis, zelfs daar, waar hét ver stand op igetn over gestelde wijze optreedt. Do. vrouw voelt, waar de man denkt; han delt, waar hij overlegt; hoopt, waar hij wanhoopt, en overwint, waar hij te gronde gaat. Middel togen nadecligo gevolgen van schrikken. Na eon hevlgen schrik drinke men dade lijk een glas suikerwater. Daardoor wordt de afzondering der gal bevorderd en de opgewonden zenuwen worden gekalmeerd. Ook een glas warme melk, na een sohrik ge dronken, verhindert- nadeelige gevolgen, welke zich somtijds na zulk een gemoed'> boweging kunnen, doen gelden. REC.EPT. Geroerde eieren. Laat in een koeltepan boter smelten of olie verhitten, klop er eenige eieren in met wat zout on roer mot een houten lepel op een zacht vuur alles langzaam dooreen, tot #ich brokken van behoorlijke dikte hebben gevormd. ALLSf>:LE8. Do huissleutel van den secretaris. Op allo punten was de gemeonte-scoreta- ris Streichler met zijn vrouw tevreden. Maar één ding kon bij niet verkroppen: dat zij hc; onder geen voorwaaide den huissleutel afleverde en er zeer streng op lette, of hij 's avonds om tien uren precies thuiskwam. Ook heden had hij weer tevergeefs haar hart zoeken to verwecken en ging eindelijk schijnbaar zeer verdrietig zonder huis sleutel naar zijn stamcafé. Zijn onverbidde lijke vrouw zag gelukkig niet het boozc ge zicht. dat hij heimelijk aohtor haar rug had getrokken. Langzamerhand liep hot tegen tienen mevrouw zat met het weekblaadje bij de lamp op haar echtgenoot, te wachten plotseling ritselde er iets in de gang en twee vermomde gestalten verschenen drei gend bij de deur. De arme secretaris vrouw daoht alleen nog: „Nn zijn er dieven door het raam geklommen Toen stond haar verstand stil; zij zat daar als verlamd en zag sprakeloos van schrik, hoe de beide dieven alles doorzoch ten, te zamen pakten, wat hun beviel, en zich toen verwijderden met dc spottende op merking: ,,Toch maar goed, dat mijnheer de secretaris geen huissleutel heeft nu kan hij niet onverwacht binnenkomen en ons verrassen Dc boeven moesten dus de gewoonten der achtbare familie wel goed kennen. Spoedig sloeg het tien uren. Mijnheer Streichler kwam klokslag thuis natuur lijk wist de man nergens van. Zijn vrouw vertelde hem, nog opgewonden, het geheele voorval. Woedend werd hij. „Natuurlijk!" schreeuwde hij. „Als men ook geen huissleu tel heeft 1 Als iedereen ook weet, op welk uur hot mevrouw de gravin zal goeddun ken haar echtgenoot b.nnen te laten 1 Maar van af heden wordt dat anders, van nu of neem ik den huissleutel; dan komt zoo iets niet meer voor!" Hij hield op en keek eens heimelijk welken indruk deze les op zijn vrouw had gemaakt. Maar daar zag hij, met schrik, dat zij ge durende het spreken die ijskoude kalmte had herwonnen, waarmede zij gewoonlijk haar huiswetten placht te verkondigen, en waartegen geen robollie meer was. „Neen, neen, lieve/' zoide zij dan ook reeds met deD hem welbekenden glic ich. „Ik weet een beter middel, dat zoo iets niet meer voor komt Het gespuis waagt zich eerst d&n op roof, als hot buiten heelernaal stil is. Je zorgt dus in 't vervolg om negen uur thuis te wezen Toen begon bij te schelden, te verzoeken, te vragen, te smeekr te bezweren; maar het bleef er bij. A] het gestolene vond men den volgenden dag in den tuin terug. De dieven waren blijkbaar verrast. Mijnbeer Streichler verwenschte ze echter in zijn bin nenste, ofschoon het twee zijner cafévrien- den waren geweest. Maar hun streek was leelijk misgeloopcn. A.: „Dat is het portret van mijn eerste vrouw. B „Maar die lijkt sprekend op je te genwoordige. A.„Da/t spreekt vanzelf: mijn tegenwoor dige vrouw is mijn eerste." Onze hinderen. Direetrioe van een kost school (tot jonge dame, dio iets zeer slecht gedaan heeft, boos): ,,Hoor je, Marie,je bent een kalf." Marie: lik dank u voor uw moederlijke terechtw i j ai ng Peperman is do man, die het meeste over leg bezit. Verleden week liet hij de volgende adver tentie plaatsen: „Weggeloopen een zwarte poedel. Tegen belooning bij mij terug te bezorgen. Verder verzoek ik mijn zoon Karei niet op mijn naam tc borgen. lederen middag versche wor9t." Een klein blaadje, dat dezer dagen zeep aanbeval, schreef: „Het is de beste zeep. die er bestaat, en zelfs het gore gezicht ven den vuilsten kerel kan men er mee schoon wasschen. We hebben de zeep zelf geprobeerd en kunnen het derhakve ten volle bevestigen." Papa: Frits, wat 'neb je toch met mijn nieuw kiektoesteJ aangevangen? Het is to taal kapot". Fritsje: „Maar, papa, in do gebruiksaan wijzing stond ook: Ieder kind kan er mee ph otog raph e eren Kleine meid staat eenzaam op den hoek eener straat. Bezorgde dame gaat naar haar toe. „Wat doe je daar, kleine?" „Ik weet niet den weg naar huis." „En hoe heet je?" „Kleine peuter snoes lekker dierl" Arm en rijk. Wan neer ik des Zondags zoo de vheele gemeente in har.r staatsiekleed zie. zeide onlangs eon predikant dan vraag ik me wel eens af: Waar zijn de ar men? Maar wanneer ik dan later den in houd an het korkezakie natel, denk ik wel eens: Waar zijn do rijken Eetvriendelijk verzoek. Twee jonge tjes, Dirk en Kees, loopcu'op den walkant. Kc^s valt in 't water Dirk blijft staan kijken, 't Water borrelt op, eerst hard, al lengs zachter, boven de plek, waar Keesje er in viel. Eindelijk is het water stil en nu loopt Dirk naar Keesjes vader om dezen Ie vertollen wat er is sresohled. Vader ijlt naar de plaats des onheils, nagerend door Dirk. Ter plaatse gekomen, waar Keesje in het water verdween, wij vader precies weten de plek. waar Keesje ligt. En nu bukt Dirk zich over hot water zoo ver hij kan en mag, en zegt vriendelijk: „Toe, Kees, doe nog 'es bobbeldebob, dan weten we waar je bent." Een opschrift. Toen Napoleon I zijn intooht deed in een Brabajitsch stedeke, had een spekslager een reusachtige, met groen en bloemen versierde worst voor zijn winkel gehangen en er boven geschreven „Wat Napoleon is onder de vorston Ben ik onder de vorsten." Bij de ka& tlefsHr. „Zoo, krijg ik niet meer dan een korporaal „Maar, meid. denk je. dat ik je voor je twaalf stuivers soms een luitenant zal ge ven?" Vleiend. Landbouwer (tot een oolioga) „Wat weet jij nou van het vetmesten van varkens? Je ziet er zelf zoo mager uit alï een gezouten haring." Onbegrijpelijk. „Vroeger woonde ik op de eorate verdieping en thans op de vijfde en nu zoggon de m*3wohsn toch, dat ik ben gedaald." Antwoord op 4e Vraag ie hel vorig Zondagsblad Het hu-welijk. Het volgende woordspel, waarvan gij de oplossing krijgt door omzetting of verplaat sing der medeklinkers (voorbeeld: lente roos renteloos), zal zeker voor bevatte lijke lezeressen en lezers van bet Zondags- bL l niet moeilijk wezen. De heer C. had bij zich aan huis eenige vrienden genoodigd, die hst grootste deel van den Zondag te zijnent zou_m door brengen. Om twaalf uren begOD hij met hen koffie te drinken en om zos uren zou het middagmaal aanvangen. Na bet koffiodvin- kon ging bet gezelschap 't was zomer en 't regende bij uitzondering niet in den tuin zitten tn sprak men over allerlei en nog wat, vooral ook over en naar aanlei ding van het leven, dat oenige spreeuwen, musschen en andere vogels maakten. Er werd toen gevraagd of vogels een taal hebben, waardoor zij elkauder hun ge dachten kunnen kenbaar maken. De heer C. bcantwoorddo deze vraag bevestigend, en om de juistheid van zijn bewering te be wijzen, vertelde hij onder meer bet volgen de: Een verlaten musschennest. was door een paar spreeuwen in bezit genomen. Toen ee nige musschon dit bemerkten, begonnen zij vervaarlijk te sjilpen en te schreeuwen, waarop er wel een twintig, dertig andere musschen kwamen, die ook sjilpten, de kop pen bijeen staken en schijnbaar met elkan der raadpleegden, waarvan het gevolg was, dat zij allen gezamenlijk op de spreeuwen aanvielen eD de indringers verjoegen Vol gens do mcening van den heer C. hebben dus de musschen door de verschillende to nen van hun gesjilp met elkander gespro ken. Hij haalde nog meer voorbeelden aan. Ook de andere vrienden wisten iets te vertellen van het spreken der vogels, en bijna een uur hielden zij zich met dit on derwerp bezig, toen eensklaps de vrouw des huizes kwam en het gezelschap naar de tuinkamer noodigde, waar een ge- dekte tafel, voorzien van spijs en draak. gereed stond. Do gasten verwonderden zich hierover wel. daar bet nog lang geen tijd wa9 voor het middagmaal, maar de J heer C deelde mede, dat zijn vrouw, be- J vreesd, dat de tijd tusschen één en zes uren te lang zou zijn voor de gasten om te vas ten, er voor gezorgd had een kleinen maal tijd aan te richten, die hun nog vóór het middagmaal zeker welkom zou zijn. En dit bleek het geval te wezen. Nu is de vraag: Welk woord ligt hier ten grondslag? [Antwoord in het volgend Zondagsblad

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 14