No. 13387
LEJDSCH DAGBLAD, WOENSDAC 14 OCTOBER. - TWEEDE BLAD.
Anno 1903.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Iet Huis der Ymzz-
den, en de loyale uitvoering der wct-Mac-
kay, door verschillende liberale kabinot-ton,
toonde reeds aan, dat de bekrompen par
tijgeest van weleer voor ruimer opvattingen
heeft plaats gemaakt. De verwachting is
daarom gegrond, dat deze poging, om de
rechtsgelijkheid ook tot het middelbaar on
derwijs uit to strokken, geen ornstigen te
genstand ontmoeten zal. Te meer, daar de
kosten, welke zij voor het Rijk mot zien
brengt, voorshands wel geen zware lasten zul
len opleggen, en bovendien nog altijd van
een volkomen rechtsgelijkheid geen sprake
zaJ kunnen zijn. Alleen het Rijk verleent
subsidie. Op don voet van art. 3, derde lid;
der wet tot regeling van het lager onder
wijs, wordt ook hier op den voorgrond ge
stold, dat hot provinciën en gemeenten
verboden zal zijn, aan do door het Rijk ge
subsidieerde scholen ook harerzijds stoun to
verleemen.
Het blad zegt vorder van de voorgestelde
regeling, dat hot een stap in do goede rich
ting is, een stap vooral te apprecieeron om
het beginsel, maar waarvan men niet profo-
teeren kan, dat hij straks aan de hegemonie
van hot openbaar middelbaar onderwijs een
einde maakt. Dat de uitbreiding van hot
getal bijzondere hoogere burgerscholen ton
gevolge van het tot-stand-komen van deze
wet snel en ;»e-nzienlijk zal zijn, acht zij alles--
behalve waarschijnlijk.
De Residentiebode ia van meening, dat
de ingediende voorstellen tot Grond
wetsherziening in do Tweede Kar
men* niot aan do orde zullon komen.
„Wij zouden dan eigenlijk ook wel eens
willen we' ti", schrijft het blad, „waartoe
zulks dienstig zou kunnen wezen. Kans van
aanneming bestaat daarop niot. Niet alleen
do tegenwoordige meerderheid en do uit
haar overwinning voortgekomen Regeering
staan niet „in het toeken van algemeen (of
nagenoeg algemeen) stemrecht", dat wel do
hoofdschotel is van beide voorgelegde spijs-
lijsten, al prijken daarop ook andere machti
ge spijzen. Zelfs de Regeering, die aan dit
Kabinet voorafging, zelfs het ministorio-
Pierson-Borgesius, had voor de vier jaar, dat
het krachtens de liberale concentratie be
stierde, Grond-Kicswetsherziening uitgeslo
ten. Dc gebeurtenissen van Fcbr April 1903
zijn bovendien niet ten voordeelo gekomen
aan het streven om hv tembiljet aan hen.
t> verleen en, die n:o# thans gevorderde
„kenteokenen van geschiktheid en uiaat-
schappelijkon welstand bezitten, daar zij heb
bewijs geleverd hebbandat er nog zeer breo-
do scharen zijn, bij wie do public spirit, bij
wie hot besef der vorplichtingen, door het
algemeen belang opgelegd, uiterst gering is.
Dc voorstellers der beide ontwerpen tot
Grondwetsherziening zullon zich dan zei ven
ook wel niet vleien mot de verwachting, dat
die, bij do tegenwoordige aam en stel ling der
Staton-Generaal, een meerderheid in één
dor beide Kamers vinden zouden. Dc indie
ning hunner voorstellen moet dan ook veel
eer beschouwd worden als een ontplooien
van hun vaandel, als een getuigen voor hun
beginsel on, als een practische uitwerking
daarvan in ooncretc voorstellen. Niemand
zal hun hot recht tot het indienen van die
voorstellen ontzeggen of ook maar afkeuren,
dat zij van dit onbetwiste recht hebben ge
bruik gemaakt.
Maar ook zij kunnen niet vorderen, d?i
Regeering en meerderheid den kostbaren tijd,
drie van do vier jaren decor parlemen
taire periodo rost, indien het van haar wil
en medewerking afhankelijk is, onvrucht
baar doen voorbijgaan. To minder kunnen
zij dit vorderen, daar aan Regeering en
meerderheid door omstandigheden tot dus
ver de tijd en do gelegenheid ontbroken heb
ben om haar breed plan van werkzaam lm-
den, die sinds lang in voorbereiding zijn,
uit te voeren en met daden in de wet neer te
Bohrijvem. Te minder kunnen zij dit vorde
ren, daar de behandeling der aanhangige
voorstellen tot Grondwetsherziening toch
feitelijk zal worden öf wol een academisch
debat, óf wol een vertoog voor een volksmee
ting, zonder ander practisch resultaat dan
het registreeron van stem argumenten of ver
kiezingsleuzen in de „Handolingon der Sta-
ten-Generaal."
In haar darde artikel over do voorstellen
tot Grondwctsherzriening bespreekt D: Niett-
we Courant enkele algemeen© argumenten,
welko de Unie-oommissie heeft te bordo ge
bracht om algemeen kiesrecht te bepleiten.
Geschiktheid tot kiezen, zegt de Commis
sie, is niet door bepaalde kenteekenen aan
te go ven; ten opzichte van de uitoefening
der kiesbevoegdheid is alles betrekkelijk,
wordt alles behcerscht door persoonlijke
eigenschappen. Dio uitspraak echter is veel
te algemeen, om bij do beoordeeling dezer
materio den doorslag te govern Het attri
butieve stelsel van kiesrecht tooh neemt \niet
meer dan een praesumtic, eon vermoeden
van geschiktheid aan om kiesrecht uit tc
oefenen, daar het niet mogelijk is eiken
kiezer persoonlijk op zijn geschiktheid te
onderzooken. Welnu, wat doet de Commissie
met haar uitsluitingen van zekere catego
rieën andera dam te hunnen aanzien vast ie
stellen een vermoeden van ongeschiktheid?
Waarom zoudon or onder de faillieten niet
een aantal personen worden aangetroffen,
in het beait van de „persoonlijke eigen
schappen", welko naar het oordeel van do
Commissie op het q i toef one n van kiesrecht
aanspraak geven? Waarom niet onder dc
uit openbare kassen bedeelden? Waarom
niet onder do wanbetalers van belastingen?
Zoowel voor de toekenning als voor do uitr
sluiting moeten zekere teekencn worden aan
genomen, die eon vermoeden van geschikt
heid vaststellen voor zekere groepen of oa-
tegorieon van personoui; zoodra men aan
het dctailleeron gar.t, is icdera kiesreobtro-
geling onverdedigbaar. Men zou alléén kun
nen zeggen, dat hot vaststellen van kon-tee-
konon van geschiktheid gemakkelijker is
dan van ongoschikthoid; maar sinds wan
neer redt men zich uit do mooilijkhoid van
het vinden hot best, door het zoeken op te
geven? Wie dat doet, staat aan het vorwijt
bloot dat hij het mot de samenstelling van
hot kiezerskorps zoo nauw niet neemt, als
zijn tegenstander; een verwijt, dat inder
daad gerechtvaardigd is.
De Unie-commissie heeft verder gezegd,
dat de wet, waaraan allo burgera moeten ge
hoorzamen, grootore zedelijke kracht ont
leent aan hot feit, dat vertegenwoordigers
van alle rangen en standen in de maatschap
pij aan haar toestand-koming medewerken.
Toegegeven, zegt 't blad, mits men er niot
in leze, dat dit laatste thans niet het geval
zou zijn. Welko rang of stand is in Neder
land van medewerking bot de tot-stand-ko
ming dor wet uitgesloten? Geen enkele. De
Commissie wil tooh niet zoggen, dat zij, dio
niet in 6baat zijn in hun onderhoud te voor
zien, gezamenlijk een maatschap pel ij ken
rang of stand uitmaken; en waarschijnlijk
evenmin, dat de Nederlandsohe „arbeider"
van de uitoefening van het kiesrecht is uit
gesloten.
Wij bobben althans op geen andere plaats
Ln het rapport ontdekt, dat zaj zich stelt op
het standpunt, waarvan de goheele soc -
dom. Memorio van Toelichting uitgaat, ver
klarende, dat „toch zeker wol minstens dozo
cisoh (mag) worden gesteld, dat de arber
dera zelf door middel van hot kiesrecht op
de tot-stand-koming van (arbeiders) wetten
hun invloed kunnen uitoefenen" een be
wering, die strijk en inzet is van het gcheelo
stuk. Dealt echter de Commissie die mee
ning, zooaJs vanzelf spreekt, niet, dan komt
ook voor haar de vraag of de Nederland-
sohe wetten voldoende zedelijke kracht be
zitten hierop neer, of do Nodorlandsche ar
beider er in voldoenden getal o aan mede
werkt. Maar daarmede vcrlieeb het argu
ment der Commissie zijn algemeen karakter
en tevens al zijn kracht.
Voorts hecht do Commissie, zoo merkt De
Nieuwe Courant op, weed waarde aan de
„opvoedende kracht" van het stembiljet.
Het genot van do rechten van den staats
burger kweekt hot besef zijner plichten. Hij
zal, het stembiljet gebruikend, leeren begrij
pen, dat zijn kiesrecht beoogt niet het be
lang van hen, wien het wordt toegekend,
maar dat van den Staat. „Het gevoel van
verantwoordelijkheid voor den gang van
'8 Lands zaken, wordt eerat verkregen door
die klassen der bevolking, die gedurende be
trekkelijk ge rui men tijd in poLitiokcn zin
mondig zijn verklaarden tot daadwerkelijks
deelneming aan het staatsbestuur zijn go
roepen."
Mr. A. Kerdijk vestigt in het Sociaal
Weekblad de aandacht op het feit, dat op
de begrooting van L innen 1 andsche zaken
voor 190-1 voorgesteld wordt het R ij k s s u b-
s i d i e aan de kweekschool voor be-
vraarschoolh ouderessen te Lei
den be verhoogen van f 3500 op 4000. Dit
feit is belangrijk in verband met do geschie
denis van dit subsidie.
Het Rijkssubsidie, dat al verscheiden ja-
,ron genoten was, werd door minister
Mackay, toen hij in 1888 optrad, al dade
lijk van de begrooting verwijderd. Hetgeen
betrekking had op de bewaarscholen was
geen Rijkszaak, zoo heette het, en hij druk
te er op, dat do Leddsche school beheerscht
werd door een andere geest esi richting,
dan dio dor voorstanders van Christelijk
,onderwijs.
Do minister Van Houten bracht deen post
weder op de begrooting voor 1896. Daarte
gen verzette zich dr. Schaepman, die geen
Btaatsb em oeiting met de bewaarschool
1 wenschto.
En ook de heer Kuypcr mengde zich in
•den strijd. Van „revisie van een vroeger ge
nomen beslissing" wilde hij niet weten.
jiWant het gold „een zaak, die zijn beginse-
'•lem raakte" „het groote gewichtige begin-
'sel" betref fond „de bemoeienis van den
i Staat met de opleiding en opvoeding der
jjeugd." Wel mocht die bemoeienis binneu
de grens van het lager onderwijs een uitgc-
maakte zaak zijn; maar zoo ging dr.
|Kuyper voort „achter die grens ligt ecu
iheel ander terrein van h?t kinderleven, en
:tx>k daarnaar poogt de Staat telkens de be
moeizieke hand uit té strekkon." Hierlegen-
lover stelde hij „do krachtige overtuiging
van allen, die tot de onderscheiden Chris
telijke partijen in den lande behooren, zeg
gend tot de overheid: Van dat terrein zult
gij uw hand terughouden, op dat terrein la-
/ten wij u niot toe, do bewaarschool mag niet
^worden een dépendance van de lagere
school, maar zij moet blijven een filiaal van
/hof. huisgezin."
Méér-principieel kon het wel niet. Doch
'bovendien bracht do heer Kujrper hét voor
stel van de Regeering in verband met den
eigenlijken schoolstrijd. Voorziende dat het
gelijk dan ook geschiedde trots zijn
protest tocaj. zou worden aangenomen, voor
spelde hij: „Als do Kamer een beslissing in
'den door haar gewenschten zin neemt, zou
aanstonds het gevaar dreigen, dat bij een
volgende stembus deze schoolstrijd weer,veel
ernstiger proportion aannam, geheol in
strijd met clc tegenwoordige."
„Nauwelijks was de meerderheid in de
Provinciale Staten verplaatst, of dc ver
bonden antirevolutionairen ©n katholieken
maakten een eind aan het provinciaal subsi
die, dat do Leidsche Kweekschool naast het
Rijkssubsidie genoten had.
Thans verhoogt- de minister Kuypcr zelfs
het Rijkssubsidie. En hij beroept zich op
hetgeen voor Regeering en K?.' ei-meerder
heid van 1895 den doorslag gegeven heeft:
„dat do kweekschool voor bewaarschoolhou-
doressen te Leiden, welke inrichting steeds
goede vruchten opleverde en op uitstekende
wijze in cle bestaande behoefte voorzag, zon
der finnncieelon steun van Rijkswege niet
kon worden in stand gehouden." Van het
vroeger door hem beleden „groote beginsel"
wordt geen woord vernomen cm tot motivee
ring der aangevraagde verhooging, geeft de
Minister, aan het- adres van de heeren in de
Staten van Zuid-Holland, een verwijzing
naar het feit, „dat do provincie haar jaar
lijksch subsidie heeft ingetrokken."
Mr. Kordijk maakt er den minister Kuy-
•per geen grief van, dat hi;, op dit stuk zijn
„oude plunje" heeft w ggeborgen. Voor
dezen ommekeer meent mr. K. als zekoro
verklaring te mogen aannemen, wat hij twee
jaren geleden voor dr. Kuyperis veranderde
houding in zake de Leerplichtwet als moge
lijk onderstelde: .,dat hij nu van oordeel is,
met zijn beginsel oppositie destijds te ver te
zijn gegaan, zoodat hij bereid is in hoofd
zaak haar te herroopon. Voor zoodanige wij
ziging van oordeel, die niets meer bewijst
dan de feilbaarheid zelfs van den sterksten
menschel ij kon geest, zou ik mij waarlijk nic-t
8)
HU keok miss Hopo aan, dio nog altyd do
waterkaraf in de hand hield, waaruit zU zUn
voorhoofd bad willen besprenkelen; en deze
maakte een beweging om hem te gehoor
zamen, toen Paula haar haastig de karaf uit
de hand rukte en tegelUkertyd een glas greep.
Het meisje deed geen poging om zich tegen
deze ruwe handelwyze te vorzetten, maar
wendde haar oogen met een verontschul
digende lieftalligheid naar die van mUn oom,
welke voortdurend op haar waren gevestigd.
„Wilt gij het my niet geven?" vroeg hy.
En op zulk oen barschen toon, als ik hem
nog nooit tegen Paula had hooron spreken,
voegde hy er by: „Paula, gU vergeet uzelve
En zoo gebeurde hot, dat miss Hope het
water uit de karaf in het glas schonk. Zy
boog een knie op den vloer om het hem te
geven, en liet haar linkerhand op den arm
van de sofa rusten, zóó dicht by zyn hoofd,
dat zy byna zyn haar aanraakte.
Misschien, dat de vreemde betoovering,
welke zU op my uitoefende, my, om zoo te
zeggen, overgevoelig maaklo omtrent haar
indruk op anderen; in olk go val wist ik, dat
haar nabyhoid myn oom een magnetische
tinteling gaf. Hy keek haar recht in de oogen
en ik kon, aan het voeteneind van de sofa
staande, beider gelaat en profil zien. Zyn
hond weifelde by het aannemen van het glas
water, dat zU hem aanbood.
„U ii miss Hope en een vriendin van myn
heef, mr. Darkmore, niet waar?" vroeg hy,
vermeten hem be laken." Veeleer ziet mr.
Kerdijk hier een uiting van jui^x> opvat
ting der regeeringstaak, En dit te meer nog,
omdat de minister Kuyper zich natuurlijk
bewust was, voor deze daad het tegendeel
van bijval te zullon oogstan bij zijn politieke
volgelingen. Al zullen dezen in heb openhaar
misschien het zwijgen er toe doen, in hun
binnenkamers zullon zij hem daan-oor alles
behalve prijzen. Wie weet zelfs zegt mr.
K. of zij er geen aanleiding in vinden, in
hun ondor-onsjos ver van zachtzinnige woor
den te spreken over hun doorluchtigon
leider 1
Do Amhemsche Courantbesprekende do
wet op het middelbaar onderwijs,
zegt, dat hot een niet to loochenen feit is,
dat het wetsontwerp do kennelijke sporen
draagt van groote overhaasting en dat het
middelbaar vakonderwijs feitelijk meer
in naam dan in werkelijkheid er in ge
wrongen is, schijnbaar om als stoomboot
onder neutrale vlag dienst te doen, ten ein
de de subsidiën voor het bijzonder middel
baar onderwijs in de veilige haven te slee-
pen. Gevaar, dat ze er zonder die stuw
kracht ook niet komen zouden, was toch,
dunkt hot blad, niet te duchten, en het is
van oordeel, dat het doel stellig spoediger
zou zijn bereikt, dan nu tegelijkertijd de re
geling van het vakonderwijs is ter had geno
men, waardoor het wetsontwerp een doolhof
is geworden, waarin nauwelijks do weg is ie
vinden.
,,'t Is een wanhopig werk", schrijft hot
Wad, „in de wijzigingsontwerpeoi don weg
te zoeken. Wat de minister Kuyper wil, mo
ge homzolven volkomen helder voor don
geest staan, hij is er niet in geslaagd het in
de ontwerpen, waarbij de bestaande wetton
op H O. en M. O. worden --verhoop ge
haald, anderen duidelijk to .m v -n; model
len van wetgeving zijn ze dan -ok aller
minst. Bovendien, ook al erkent men de
wenschelijkheid om het vakonderwijs wette
lijk to regelen, wordt door de wijze, waarop
d6 Minister dat beproeft, vooruitgeloopen
op de resultaten van den arbeid der zoogo-
ra-amdo „ineenschakelings-comm.is9ie." al
leen reeds door het streven om ook op het
vakonderwijs too to pascen de drieledige in
deeling van hot onderwijs in lager, middel
baar en hooger, welko in de Grondwet is ge
schreven, toen cr aan een wettelijke regeling
van vakonderwijs nog door niemand werd
gedacht. Wettelijke --ling schrijft de
Grondwet slechts voor .i openbaar onder
wijs voor, hetwelk gegeven wordt „met eer
biediging van ieders godsdienstige begrip
pen"; buite.i dèt onderwijs valt het zuiver
vakonderwijs, hetwelk dus geheel afzonder
lijk bij een bijzondere wet zou kunnen gere
geld worden on niet kunstmatig behoefde te
worden in gewrongen in dc bestaando onder
wijswetten, althans niet nog vóórdat de
„inceaischakelijigs-comnijssie" haar taak
heeftrkunnen afwerken."
Waartoe, vraagt de Arnhemxche Courant
verder, de wet tot regeling van hot middel
baar onderwijs ter wille van onkele onbe
duidende bepalingen omtrent vakonderwijs
overhoop gehaald? Wat Ion aanzien van het
vakonderwijs in het ontwerp voorgesteld
wordt, doet het, naar haar inzien, betreu
ren, dat ook voor de regeling daarvan niet
een „gelegener tijd" is afgewacht.
„Er is", zegt het blad, „één troosf; door
do Regeering wordt in do laatste maanden
zooveel tegelijk overhoop gehaald, dat het
digëstio-\ormogen dor Tweede Kamer h- t on
mogelijk alles verteren kan, en zoo zal deze
onvoldragen vrucht der ministerieele werk
zaamheid ook wol hot Staatsblad in do loo-
pende zittingsperiode niet bereiken. Als er
nu ook maar geen parlementaire tijd nut
teloos aan wend verspild I De subsidie-
quaeptie echter, vreozon wij, z 1 aan de ver
vulling van dezen wcnsch wel in den weg
efcaan."
Jlet Centrum schrijft:
De tijd, waarin men voor hot openbaar
onderwijs allo privileges verlangde en de
bijzondere scholen als „sekte-scholen" van
olko ondersteuning en erkenning wilde doen
verstoken blijven, is dan toch oorbij. Het
beginsel der rechtsgelijkheid heeft ook bij
monigen tegenstander waardeering gevon-
meer, geloof ik, uit verlangen om baar te
hooren spreken, dan wel om deze vraag be
vestigd to zien.
„Ja, wU zyn ten minste kennissen," zeide
zy en haar stem en de blik, waarmedo zy
den zyne beantwoordde, waren zacht en vriende-
ïyk als die van een kind. „Wy ontmoetten
elkaar vandaag onverwacht. Hy zal u dat
zokor verteld hobbenen ik verheugde my
bU de godachte, dat ik u zou ontmoeten,
sir Wilfrid. Ik zou niot gaarne de kamerver-
laten hebben, voordat gU weer tot bewustzyn
waart gekomen, en ik zou u gaarne hooren
zeggen, dat gy niet door myn schuld onge
steld zUt geworden. Zeg als het u belieft, dat
dit niet zoo is."
„Ik vreos, dat ik dit niet naar waarheid
kan zeggen," zeide myn oom, toen hy een
teugje van het water had gedronken, dat zy
nu aan zyn lippen hield. „Maar het was zeker
met uw schuld. Alleen de schuld van een
golykenis met iemand, die my zeer dierbaar
W3S een byna wonderbaariyko golykenis.
Toen ik de deur inkwam en u zag, kwam
het raU voor alsof de klok van den tyd plot
seling een kwart eeuw was achteruitgegaan.
Zoo ik een geest bad gezien, geloof ik, dat
ik beter in staat ware geweest om myn zelf-
beheer8ching te bewaren. Het feit echter, dat
het een wozen van vleesch en bloed was,
heeft my geheel uit myn ovenwicht gebracht.
Gy zult zeker wel willen getuigen, Terry,
dat ik nooit, in al de jaren, dat gy my hebt
gekend en dat zyn er niet weinige
myzelven zulk e»n schande heb aangedaan."
Hy glimlachte nu, maar wendde ternauwer
nood een seconde z|jn oogen van haar af.
„Ik ben volkomen bereid om dat te ver
klaren," antwoordde ik vrooiyk, „en dat ie,
zou Ik denken, Paula ook.'^
Ik wenschte h3ar weer by hom in herinne
ring te brengen, want ofschoon zy zich onheb-
beiyk gedragen en zyn harde woorden ver
diend had, kon ik niet anders dan medeiyden
met haar hebben. Haar gelaat was vuurrood
van boosheid en vornedering. Zy stampte mot
haar voet op den grond en mishandelde een
dunnen kanten zakdoek, door dien tusschen
haar handen heen en weer te wryven.
Miss Traill, altyd op de hielen gevolgd door
de maki, was met veel drukte bezig de
bloemenschalen, het zilver on gobroken glas
werk op te rapen, dat door myn plotseling
toeenellen op myn oom, toa einde hem te
ondersteunen, over den grond was vorstrooid
van tyd tot tyd ochter keek zy met een
vluchtlgen glimlach naar Paula of naar de
groep om de sofa.
„Ik zal my verheugen over alles wat In myn
voordeel kan pleiten," zeide sir Wilfrid, miss
Hope steeds glimlachend aankykend, terwyi zy
naast hem knielde.'„Ik wonsch niet voor een
weekhartig gevoelmensch door te gaan, of
schoon ik de rol van invalide zeer aangenaam
vind. Ik heb tot dusver eigenlUk nooit ge
weten hoeveel vergoeding do ouderdom geoft."
Het meisje bloosde een weinig en trok zacht
do hand terug, die het glas vast hield.
„Ik ben zoo biy, dat u beter is," mompelde
zy, terwyi zy zich uit baar gekniolde houding
verhief.
Een boecheiden tikje op do deur maakto
aan het gesprek een einde, daar bet werd ge
volgd door de binnenkomst van een gllm-
menden kellner, die, niets wetende van het
geen er voorgevallen was, in beide handen
een groote soepterrine droeg.
„Er is een klein ongeluk gebeurd 1" riep
miss Traill's zalvende stem. „Hot vertrek is
niet heel groot, weet u, en de rokken der
dames in dozo dagen zyn vorahlwoordeiyk
voor veel."
Zy keok my van ter zydo aan als om dit
verzinsel aan myn goedkeuring te onderwor
pen, en dit eene geval ovortuigde my, dat
miss Traill liever een leugen dan do waarl .1
vertolde. Zy zou niet alleen liegen, als i.u
nood haar daartoe drong, maar uit louter ge
noegen onnoodigo lougens bedenken. „Ik hub
echter," ging zy voort, „de schade zoo goed
mogeiyk herstold en gy behoeft alleen nog
maar een paar glazen te brengon voor deze,
die gebroken zUn, en wat frisch water voor
de bloemen. Ik hoop, dat u het goed vindt,
mr. Darkmoro, dat ik dezo bevelen geef, of
schoon wU uw gaston zyn. Ik ben zoo ge
wond met miss Hope om de verantwoordolyk-
held van alios op my te nemen."
Ik dankte haar met een beleofd gemompel,
prees don meerderen toet dor vrouwen in allo
huishoudelijke aangelegenheden en wendde my
daarop tot Paula, doch niot voordat ik mot
een schuin oog had gezien, dat miss Traill,
met de afschuwelyke maki onder haar arm,
de etlquetten van de wynflesachen op het
buffet las.
„Wy behoeven ons niet langer bezorgd te
maken, Paula," zeido ik mot eenige inspan
ning. Oom Wilfrid zit op en is weer geheel
de oude. Wilt gy zoo goed zUn uzelve als
gastvrouw te beschouwen en miss Hope en
miss Traill als uw gasten?"
Een paar minuten later zaten wy om de
tafel alsof er Diets was gebeurd, behalve dat het
bleeko gelaat van oom Wilfrid nog bleekor dan
gewooniyk was. Hy scheen echter volkomen
wel en sprak met een opgewektheid, de
droefheid, welke hem gewooniyk als eon go-
waad omhulde, op de vlucht joeg, hetgoen
niets minder dan een openbaring voor my was.
Zou men niot zeggen, dat uo iJom missie
in dit gedeelte van haar studio er op uit ge
weest was om materiaal tor bestrijding van
haar dool eon plotselinge verdubbeling
van hefc kiezerskorps bijeen te brongen?
j Wat zoo vragen wij heeft men bij zulke
verdubbeling wol van do naaste toekomst te
verwachten, indien thans nog door zeer ve
len to weinig wordt begrepen, dat litet kies
recht beoogt hot bolang van den Staat? Do
Commissie kan toch niot geheel vergeten
zijn, dat do Kieswet van 1896 hot aantal kie
zers van nog geen 300,000 op nagenoeg
600,000 heeft gebracht (van 6.-1S op bijna 13
pGt. der gohcolo bevolking) en dus bijna
verdubbeld. Of wil zij zeggen, dat dc zes
jaren, sedert verloopon, den „betrekkelijk
gommen tijd" vormen, dien zij zcl.e door do
nieuwe kiezers noodig verklaart om hot ge-
wensdito govool van verantwoordelijkheid
voor den gang van 's Lands zaken te verkrij
gen? Maar dan had zij moeten aantoonen,
uit welko verschijnselen cle zoo gewcnsckte
ontwikkeling van den public spirit in zijn
be6to beteokonis te onzent blijkt. Nu zij het
naliet, kan zij aan niemand het recht be
twisten uit baar eigen uitspraak, bij het
licht der ervaring van do laatste zes jaren,
een conolusio te trokken, aan de haro gansch
tegenovergestel d
De Nieuwe Courant komt in haar slotar
tikel terug op do concrete vraag, of van
haar en haar geestverwanten thans op 00:11-
gerl i wij zo medewerking verlangd kan wor
den om do eerst zes jaren beelaando tegen
woordige Kieswet te vervangen door een
nieuwe wet, dio aan het kiezerskorps op
nieuw con ploteelingo uitbreiding geeft.
Het „tijd8troom"-nrgumcnt, zegt hot blad,
oefent bij de beantwoording van dezo vraag
geen invloed. Voorspelt men, dat eenmaal,
zeker en gewis, alle perkon, aan hot kies
recht gestold, zullen moeten bezwijken, dan
antwoorden wij met de woorden, die Boys
in 1892 schreef:
„De wetgever schrijdo moedig voorwaarts,
want zeer zeker blijft dit hot ideaal, dat
eenmaal allen zonder onderscheid op het be
stel van 's lands zaken mede invloed kun
nen uitoefenen, maar hot zij eon moed, die
op wetenschap steunt, op hot feit, d-*.t
hij don weg, langs .velkon hij zich voort
beweegt, vorkond en de maatregelen geno
men heoft, welke noodig zijn om dc mant
schappij te waarborgen tegon de dwalin
gen en gevaren van absolute dom* rvatic."
Dat do weg verkend, dat do m? gelen
genomen zijn, daarvan nu zien wij .-licto. De
aanhangig gemaakte voorstellen bevatten
geen enkel „tegenwioht." Alleen het volkv
referendum, dat do sociaal-democraten aan
de hand doei,, zou als zoodanig kunnen gel
den (O'cst l'oxtrêmo démooratie qui pró-
vient les dangerB de la démocratie.) Mi. r
aan zijn invoering verbinden zij de afschaf
fing dor Eerste Kamer ,in plaats van haar
bijv. te versterken met hot recht van amen
dement on initiatief. Do bedding voor den
,,wa8sendcn stroom der democratie" is dus
niet in gerecdhoid gebracht; noodig blijven
de sluizen en sluisjes der kiesvot van 1890,
welke oponingen tevens bolotUn, dat de
stroom, een uitweg missend, over do oevers
bruist of d.. dijken breekt.
Nauw bij hot tijdatroom-argumont sluit»
zich aan „de stccdB luider sprekende volks-
wensch." Waaruit blijkt die „volks-
wensoh?" Uit het feit, dat do „LiboraJo
Unie" in 1890 niet van de wot-Van Houten
heoft willen weten? Uit hot fee', dat 33
vrijzinnig-democraten in Januari 1001 de
vergadering dor Unie vorliotcn, omdat 44
liberalen het vraagstuk toen niet urgont
achtten? Uit den dagelijkschon inhoud van
hot door cpnige heeren en dames geredi
geerde orgaan der Soc.-dem. Arb.-Partij?
Uit over 't geheol slecht bezochte provinci
ale kiesrechtmeetings? Of zelfs uit een druk
b'/.ochte Rotterdamscho kicsrcchtbetooging 1
Wij wachten nog steeds li t antwoord op
onze vraag, hoovolen van de mannen, dio
aan die betooging deelnamen, kiesrecht had
den of op de kiezerslijsten zouden worden
ingeschreven, indien zij zirh aanga/en
Vorder schrijft het blad o-or de houding
der Tweedo Kami r ten aanzien van do in
gediende voorstellen tot g^mdwetshorzie-
ning:
Voor do Regeeringsra- rderheid dragon
dio voorstellen, al zijn zo niot als zoodanig
Hy kwam niet terug op do vreomde go
lykenis van miss Hope mot oen gelaat, dat
uit zyn leven was verdwonon, en vertelde
ons ovenmln wiens gelaat dat was gewet'.t.
Ofschoon do verhouding tusschen myn oo*n
en my vortrouweiyk, byna teeder was, wist
Ik, dat ik het niet moest wagen hem na?r
de reden van zyn flauwvallen to vragen on
hy my niet andors, dan uit eigen, vrijen wil
het geheim zou verklaron. Ik voelde, dat Ik
zelfs niet bot recht had nlouwsglerig te zyn
en toch was ik dat, hetzy door myn gonoger
heid voor hem of myn bolangsteiling voor de
vrouw, Ik wist dat zeJf niot. Ik trachtte wol
dit onderwerp oons voor altyd uit myn go-
dachten te verbannen, maar hot drong zich
telkens weer aan ray op.
Welke vrouw, met dezelfde vreemde mane-
schynachtige schoonheid, die deee bezat, zou
macht gonoeg over het vorledon van myn oom
gehad hebben, om hem aldus door oon too-
vallige golykonis zoo van zyn stuk te brengon?
Was miss Hope zélve bewust geweest va.,
don indruk, wolken alleen het zien van baar
gelaat op hem moest maken? En, indien dit
zoo ware, was dat hot geheim van haar ver
waand verlangen om hem te ontmooten? Had
zU met al den yvor van een tooneelspoelster,
om haar rol op een artistiek0 wUze to ver
vullen, zich in een ouderwetsch gewaad ge
stoken, ten einde den indruk, dien zy wilde
towoog brengon, te v m En was hot
vreemde tooisel van hu... .u;-i i -
deel van dit verborgen pUr
(Wordt vertoli/d)
j