LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 3 OCTOBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1003. PERSOVERZICHT. Gemengd Nieuws. Zevenklapper op 't Ontzet - No. 13378 De zoereerw. heer P. M. Bots, em. rector te Leiden, goeft in De Residentiebode uiting ;aan zyn ergernis over den toon van het kazerneleven der minderen, welke toon voor zoover hy onlangs omtrent eenigo garnizoenen heeft onderzocht, nog altoos op een zeer laag peil blyft staan. Alles heeft by hen een hekel aan den dienst; ;tallooze ruwheden, liederiyke praatjes, ja vloeken en snauwen vallen van de lippen idor ingelyfdon, ook van het kader, en niemand schynt, trots alle reglementen, in staat den (Augiasstal dezer onbehoorlijkheden flink te reinigen. Verkeerd acht hy het te zeggon, dat daar niets aan te doen is. Er wordt reeds veel gedaa^n door militaire veroonigingon voor de Roomscli Katholieken en door zoo menig i militair Tehuis voor andersgezlnden. Doch 'om die inrichtingen goed te houden en aan- gen aam to maken, is geld noodig. Waaro.m vraagt de hoer Bots dan hior niet ©ons goed bijgesprongen door het Ministerie van Oorlog? Doch bü meent, dat er ook nog een tweede 'remedie is. Daaromtrent schrijft hy Hoe treurig in verschillende kazernes de [ongevoeligheid ook zy jegens don dienst en verder ook jegens kader en overheden, er zyn ;toch allergenoeglijkste uitzonderingen. In liet- zelfde Leiden byvwaar dit artikel wordt geschreven, is meer dan oen bevelvoerder by zyn mannen gewild, maar omtrent éón ls ons van naby bekend, dat hy, ofschoon zeer ge- i streng op den dienst, toch letterlyk oen lieve ling is zyner onderhoorigen. Die gevallen komen, den Hemel zy dank, meermalen voor en mot dit gegeven in bezit, zoude de hoogo overheid wellicht verder krachtdadig kunnen werken, als men do kazerne met al zyn go- woon kader en manschappen altoos, en dus bepaald ook des avonds, des nachts on in de vroege morgenuren, aan don invloed van inwonende officieren wilde toe ver - 'j trouwen. Datgene, wat tydens den slakingstyd reeds gedoeltelyk begonnen is, konde wellicht op (gezonden voet worden uitgebreid. Als men slechts de breedheid van opvatting oena heb ben konde om voor zulk een nieuw servituut ook kosteiyko vergoedingen to geven, inzon derheid kourig wonen on ruimer, veel ruimer traktement, op titel van bykans voortdurende •presentie. En als men dan die luitenants ter inwoning koos, dio zich (volgens den geest dor reeds gegoven circulairos van Oorlog) in goede bemoeiing mot de manschap, ook na 4 uur, roods hebben onderscheiden en nog altoos zullen onderscheidon, dan zou mon een'invloed aan hot werk stollen, welke ver- moedoiyk zeer groote vruchten zou dragen. Naar ons bescheiden oordeel, zegt de heer Bots, is het waarlUk niet good, dat het al- of niet rapport maken van een sergeant d o groote tuchtbougol is gowordon in do kazerne. Er kondo veel menschkundigor wor den gewerkt; er moest, desnoods toutprix van materieels onkosten, iets als beschaving, iets als verheffing van de gewono soldaten door hun meerderen kunnen worden beproefd. Do reglementen en ook do pogingen der offi cieren zyD, en bloc genomen, verre boven onzen lof verheven. Doch mon moet hun do omstandigheden nog anders maken. Niemand kan, hoo ook aangemoedigd, snol voortgaan, als mon hem den weg niet eerst een weinigje vlak heeft gemaakt om zeifstandigte kunnen gaan. De Tijd acht het niet onwaarschijnlijk, dat dr. Kuyper bij hetgeen hij schreef in de Memorie van Toeliohtmg tot het ontwerp tot wijziging en aanvulling der wot op het hooger onder w ij s omtrent dri voorstanders van het vrije universitaire on derwijs, welke daarom vooral vrije leer- etoelon aan de openbare universiteiten wen selijk achten, wijl zij ,,dc middelen en krachten, om eigen universiteiten te stich ten, nog niet aanwezig achten", vooral ge dacht heeft aan katholeken. Immers," zegt het blad, „van een prin cipieel meeningsverschil omtrent do qu&es- tie, waaraan wij voor onze zonen de voor- keur moeten geven: aan een eigen, zuiver Katholieke Universiteit, of wel aan de aan vullende en oorrigeerende samenwerking van vrije hoogleeraren" met die, welke van overheidswege werden aangesteld aan een openbare Hoogeschool, kan, onder ons Ka tholieken, geen sprake zijn. Onderwijs, hetwelk, om voor onze zonen geschikt en onschadelijk te wezen, aanvul ling en correctie behoeft, mag ongetwijfeld op den naam van idea al-onderwijs aller minst aanspraak maken. Slechts zoolang geen ander, onder alle opzichten voldoend onderwijs, hetwelk aanvulling en correctie ontberen kan, te verkrijgen is, mag met het eerste worden genoegen genomen, maar ook zóólang moeten de bedoelde aanvulling en correctie op prijs worden gesteld." Omtrent deze punten verwacht het blad niet bij één harer katholieke lezers tegen spraak te ontmoeten. „Dit staat vast, dat, zoolang wij geen ei gen volledige Katholieke Universiteit bezit ten, en zoolang niet alle katholieke studen ten die eigen Universiteit bezoeken, een aanvullend en corrigeerend onderwijs aan enze openbare Universiteiten naast het of- ficieele onderwijs, hetwelk zich thans bijna uitsluitend in handen bevindt van mannen, wior levensbeschouwing hemelsbreed van de onze verediilt, voor onze katholieke jon gelingschap van het hoogste belang moet worden geacht Hierbij voegen zich andere redenen. Mogen wij het een geheel onverschillige zaak hcoten, in welken geest dc niet-katho lieke studenten (de aanstaande niet-katho- lieke artsen, rechters, hooge staatsambte naren, leeraren, enz.) aan do openbare Universiteiten worden opgeleid; zij, onze landgonooten en medeburgers, met welke wij in het maatschappelijk leven in tal van om standigheden zullen hebben samen te wer ken, vier hulp wij in vele gevallen zullen behoeven Het antwoord op deze vraag kan aller minst twijfelachtig zijn. Daarom wij er kennen het hebben de boven geciteerde woorden van dr. Kuypor in zijn Mem. v. Toel. ons eenigermate vorbaasd. Immers, daarin worden de voorstellen omtrent do bijzondere leerstoelen uitsluitend gemoti veerd als concessie aan degenen, welke niet of nog niet wonschen over te gaan tot het stichten ran eigen vrije Universiteiten. Wij zouden meenen, dat, ook geheel af gescheiden van het al of niet oprichten van bijzondere Universiteiten, de wcnsolielijk- heid blijft bestaan, om aan de openbare Universiteiten, wior onderwijs evenmin de groote levensvragen als vraagstukken van zuiver wetenschap pel ij ken aard onaange roerd kan laten, gelegenheid te geven tot het stichten van bijzondere leerstoelen. Moet het, ook al werd dc Lcidsohc Hoogeschool door geen enkelen katholieken of anti-revo lutionairen student bezocht, niet wcnsche- lijk heeten, dat een christelijk philosoof dddr van een eigon leerstoel zijn onderwijs kan stellen tegenover dat van Bolland? Moet het niet in het belang van de weten schap zelve worden geacht, dat een richting, welke aan de Universiteit on vertegenwoor digd bleef (denk bijv. aan de homoeopathio bij dc geneeskundige faculteit!) onder bepaalde waarborgen gelegenheid bekome, ook buiten de overheid om, haar loer en haar resultaten in het volle licht te 6tcllen en aan de vuurproef te onderwerpen van de bat en critïok, zooals alleen op dio wijze mogelijk ban worden? Ook op deze vragen antwoorden wij voor ons beslist bevestigend. Evenzeer meenen wij, dat vrijheid tot stichting van bijzonde re leerstoelen aan openbare Universiteiten te beschouwen ia als het krachtigste middel tegen vorming van wetenschappelijke man nen, bekwaam te eoniger tijde leerstoelen te bezetten aan vrije Universiteiten. Daar om moeten ook zij, die alleen van zoodanige Universiteiten heil verwachten voor do toe komst, de voorgestelde vrijheid tot het op richten van vrije leerstoelen aan de openba re Universiteiten toejuichen, daar het hun den weg tot hun ideaal veel gemakkelijker maakt." Voorts zegt De Tijd, dat de aanstelling van bijzondere hoogleeraren nu juist niet heel gemakkelijk wordt gemaakt. Zij noemt de voorschrift/Mi, waaraan voldaan moet worden, en schrijft dan verder: „Nu zijn wij er r at nnri./k verre van af al le. of ook zelfs de meeste, dezer voorschrif ten onnoodig of nutteloos te heeten. Ver scheidene er van spreken vanzelf. Ook moet bij toelating van bijzondere hoogleerarvn aam de Rijks-univorsiteiteü door de Regccring gewaakt worden togen het optreden van personen, die van een eenmaal verworven positie misbruik zouden maken tot het verspreiden van subversieve meeningen. 't Komt ons echter voor, dat hetzelfde langs eenvoudiger weg te bereiken ware geweest, en dat de bovenaangehaalde voorschriften in haar menigvuldigheid en groote uitvoe righeid blijk geven van een angstvalligheid en een wantrouwen, welke o.i. overdreven mogen genoemd worden. Waartoe bijv. het voortdurend Regee- nngstoezicht op de geldmiddelen, waaruit da gestichte leerstoelen van particuliere zij- do bekostigd worden? Waarom nog de ver plichting opgelegd tot benoeming van een college van curatoren, terwijl een vereeni- ging met rechtspersoonlijkheid bestaat, tot welke de Regecring zich bij alle quaes- tiën betreffende een bijzonderen leerstoel richten kan? Waarom moet de Regeering het recht bezitten, cigenmachig verandering to brengen in do vakken, welke door een bijzonderen hoogleeraar aan een Rijks-uni versiteit onderwezen worden? Op deze en andero vragen geeft de Memorie van Toe lichting, die op het stuk van dc bijzondere leerstoelen met haar woorden opvallend ka rig is, geen of hoogstens een zeer onbevre digend antwoord. Nog op één omstandigheid dient gewe zen te worden 1 Zij is deze, dat het bestaan en voortbestaan der gehecle instelling van bijzondere leerstoelen en bijzondere hoog- leerarcn afhankelijk wordt gesteld van het oerdeel daaromtrent van opvolgende regce- ringen. Immers, ook indien een vereeni- ging of instelling al de gegeven voorschrif ten getrouw is nagekomen, kan iedere mi nister van binncnlandsche zaken haar te allen tijde de eenmaal verleende bevoegd heid onttrekken. Het is waar, dat in der gelijk geval do Raad van State vooraf moet gehoord en het advies van den Senaat dor Rijks-universiteit' moet ingewonnen worden, doch de Regeering is door geen van beido adviezen gehouden: zij beslist ge heel zelfstandig. Reeds meermalen werd ook van andere zijde gewezen op do groote uitbreiding van bevoegdheden, welke in meerdere wetten der laatste jaren aan de uitvoerende macht gegeven werd, zóó, dat al of niet toepassen van wetten of wettelijke voorschriften ten slotto van het goedvinden van bepaalde mi nisters afhankelijk werd gesteld In 't algemeen gelooveri wij niet, dat der gelijke wijze van wetgeving aanbeveling ver dient, ofschoon wij toegeven, dat zij niet altijd te vermijden is. Waren echter in het gegeven geval de re denen, welke tot onttrekking cener eenmaal verleende bevoegdheid leiden kunnen, niet to omschrijven geweest?" Dc conclusie van het blad is deze: ,,Zecr zeker zijn tegen de voorgestelde be palingen ernstige grieven aan to voeren. Nog eens, het schijnt ons uit den inhoud van het ontwerp duidelijk, dat deze zaak niet de volle sympathie van minister Kuy- per genieten mag. Verheugen zou hot ons, indien bij dc behandeling in de Tweede Ka mer alsnog middelen mochten gevonden werden, om aan de te benoemen bijzondere hooglccraren aan de Rijks-universiteiten een stollyig te verzekeren, iets minder af hankelijk van de wisselende opvattingen van opvolgende ministers; iets minder af hankelijk ook van dc meer of minder wel willende gezindheid hunner openbare colle ga's in faculteit en Senaat. Dit een en ander echter neemt niet weg, dat wij de nieuwe vrijheid, welke aan het bijzonder onderwijs door het mogelijk ma ken. van de benoeming van bijzondere hoog lccraren aan dc Rijks-universiteiten wordt geschonken, van zóó hooge waarde achten, dat de gebreken en beperkingen van het voorstel o.i. geen Tiend van waarlijk vrij hooger onderwijs weerhouden mogen, de aanneming cr van te verlangen en, zooveel hij kan, te bevorderen. Aan do Haagsche correspondentie in do Middelburg sche Courant is het volgende orn- tTent diensttijd aan departe menten ontleend: Een verrassing wacht ook dc lieeron van „financiën". Deze heoren verkeeren, oven als de meeste ambtenaren, in don toestand, dat de invoering van maximum-loon yoor minimum-arbeid niet tegemoet zou komen aan een langgevoeldon „misstand". Om do Birapole reden, dat o.. gewenschte systeem daar al jaren bestaat. In de bureaux ie dat recht al lang ver overd. Niet formeel, maar facto, waar hei dan toch maar op aan komt. Althans in niet-ambtelijko kringen is dat de gangbare meening, een uitspraak, waarvoor ik echter niet aansprakelijk wil gesteld worden. Wel is echter n o ter oore gekomen van iemand, die voor dergelijke zaken een fijnen neus heeft, dat aan dezen heiltcestand, wat „fi nanciën" betreft, wellicht spoedig eon eind zal komen. Ten minste mij werd verzekerd, dat zoo dra do nieuwe socrctaris-gencroal van zijn buitenlandseh verlof teruggekeerd zal zijn, de ambtenaren on beambten nieuwe arbeids voorwaarden zouden krijgen. O. m. zullen dan bepalingen ingevoerd worden, dat do heoren niet later dan halfticn op do bureaux mogen komen, niet vroeger dan 1 's middags mogen vertrekken, cn jaarlijks niet langer dan 3 weken vorlof zouden kunnen krijgen. Hierover moot nogal gemurmureerd worden. Men vindt deze voorschriften al te militair, en men hoopt dan ook ernstig, dat do se- /orctaris-generoal het L.j een voornomen zal laten en geen gevolg aan zijn plan zal geven. Do post van 1400 gld., thans door den mi nister van koloniën gevraagd oor onder zoek cn voorbereiding van maatregelen tct volledige afschaffing der slaver nij in de buitenbezittingen, geeft De Hieu wt Courant aanleiding tot ccnige bedenkin gen omtrent do weinige voortvarendheid, in deze materie getoond. „Ook in het rechtstreeks bestuurd gebied is do afschaffing der slavernij een terrein vol vootangols en klommen", erkent het blad. „Maar deze overweging geeft der Re geering natuurlijk geen vrijheid om weinig to doen. In den 1 natste n tijd is meer dan eens gewezen, en dit van verschillende zij den, op het feit, dat slavernij nog bestaat in Noderlandsch-Indië, on vel in ergere mate dan de sobere mededeel in gen in het Koloniaal Verslag (zie bijv. blz. 150 van dat van 1902) zouden doen vermoeden. Maar ook al zijn de particuliere berichten mis schien overdreven, dan blijft toch over wat do Regeering zelf mededeelt en daaruit blijkt, dat niet alleen slavernij, maar ook slavenhandel volstrekt niet tot do zeldzaam heden bohooren. Wat zegt nu art. 11G? „De slavenhandel, de invoer en dc openbare ver koop van slaven zijn verboden." Toch zijn er nog veel slaven en al kan de Regccring nu wijzen op hetgeen zij in den Iaatsten tijd deed, er blijft nog veel te doen over „cn in dat bewustzijn, door den Mi nister zolf gevoeld, moot dc begrootingspoyt van 1400 toch een bitter onbevredigenden indruk achterlaten. Kan hier iets met geld i gedaan worden, en dit lijdt geen twijfel, i juist in een materie als deze, dan moet Je I post hooger zijn: als koloniale mogendheid zijn wij dit verplicht aan de onvrije mede- monschen onder ons gezag en aan onszei- ven." In don Courrier dc Schéveningue geeft Robert d'Arcy het volgende sonnet: Premier octobrc Jour fatal, inexorable! Schéveningue a fermé son Kursaal et sos bains. Rebiook est muet. Public inconsolable, Ses fidèles, en pleurs, ne battront plus des mains. Lo Pier no verra plus la cohorte innom- brahle Des visiteurs qui s'y pressaiont, soirs ct matins; Lc Chicago ne viendra plus lancer son c&blo, Lo Kurhaus-bar a tu ses chants napolitains. Maas la nature no oonnnit pas do saison •De repos; la mor dit sa plaint© mono ton© Tou jours, et lo soleil éclair© l'horizon. Au coin du Haringkade ft-ux scntcurs d© poisson Ie pêcheur a repris sas travaux. Vision D'iuio oité nouvelle óveillóo h l'autcmnel Rijke buit. Dezor dagen wor- den door tweo jagers in het duin te Zand- voort op één dag 259 konijnen geschoten. Wat tweo Amorsfoorters to Amsterdam is overkomen, meldt dc ,,N. Amersf. Ct.": De gebroeders Van P., wonende tc Aiucro- foort, gingen de vorige weck eens op fami liebezoek te Amsterdam bij een tante, dio een huis bewoonde in de Lango Houtstraat. Hun gewoonte om op 'n Amsterdam cli uit te gaan, d w. z. om laat uit cn dus vroeg thuis te komen, is hun dit keer opgebro ken. 'tWas klokke tweo uren, dat zij we der voor h?t huis hunner bloedverwante, gelegen naa?£ een broodbakkerij, terug waren. Do een raadde den ander aan, om do schoenen uit te trekken, daar clan tante, die hun altijd don huissleutel gaf, niet wak ker zou worden. Zoo stonden zo met hun beiden op hun kousen voor do deur. M. draaide dc deur open en hoido broeders waren weldra op hun slaapkamer. Do bakkor, bang als hij was voor dieven en moord.?naars, had het tweetal gadege slagen, bij hun (in zijn oog) inbrekorswork. Nauwelijks was do buitendeur achter hen gesloten, of do bakker alarmeerde de po litie. Do agent van den wijkdienst blies zijn alarmsignaal cn dra was bot huis afgiet door de dienaren van do H. Hermandad, verheugd als zij waren een boutje te kun nen vangen. Tweo der sterkston gingen hot huis binnen, na eerst de zaak wakker ge klopt te hebben, en spoedden zich recht streeks naar de inbrekers, dio zij r iet on zacht aanpakten. Reeds waren zij do trap- pon af, toen tante in nachtgewaad ver scheen cn den agon ten van politie op hun vergissing wees. Tableau: do bakker rood van verlegenheid af; de politie verliet het huis onder groote hilariteit der menigte, die op dc herrie was afgekomen. Tante cn haar neven üicpen als rozen. Afpersing. Men meldt uit Zwollo aan hot „Hbl.": Een allesbehalve aangename ontmoeting had gisteren een dame, wonende nan den Middelweg te As sendorp alhier. Met het oogmerk betaling of althans cenige aflossing te verzoeken van con som, die iemand van haar geleend had, begaf zij zich gisteren naar diens wo ning aan den Molenweg. Zij trof dc vrouw des huizes aan cn werd al spoedig uitgenoo- digd binnen te komen. De dame, to goeder trouw veronderstellende, dat aan doze uit- noodiging de gewono beleefdheid ton grond slag lag, voldeed hieraan gaarne, doch be speurde alras tot haar groote ontsteltenis, dat do voordeur onmiddellijk achter haar rug werd dichtgegrendeld c.n dat- inon iets leolijks met haar voorhad. In de gang werd zij nu door dc vrouw cn den zoon des huizes aangegrepen cn zóódanig bedreigd, dat haar de schrik om het hart- slo.Ho pende zoodoende do aandacht van voorbij gangers lo treffen, wilde zij nog trachten een buitenraampje tc verbrijzelen, doch dit gelukte haar niet, daar haar belagers haar verder het huis introkken. Men legde haar onder allesbehalve aangename bewoordin gen cn verwonschingcn hier een stuk pa pier voor, waarop zij haar handtcekcning zou moeten zetten, ten bewijze, dat <!c be wuste schuld geheel voldaan was Hoewel z(j tegenstreefde, wist men haar blijkbaar toch zóó in het nauw te brengen, dat zij ten slotte haar handcckening plaatste. Hiermede was natuurlijk aan den wcnsch der gastvrouw voldaan en kon do lastige bezoekster weer vertrekken. Met verwarde haren en ontredderde klecrcn vluchtte zij op straat, waar het geval nu spoedig rucht baar werd en do ronde deed. Dc politie stelde een onderzoek in, dat, naar wij ver nemen, geleid heeft tot arrestatie van d© hoofdschuldige. OftewelProficiat Proeve van een rymstuk, dat, In zeven sylbig kader, Bedeesd dit Feest treedt nader; En: vrago om wat attentie En: bldde om wat patiëntie. Vtrzoik aanMaas in IJsel. Wy: kroost dor Water-Geuzen, Wy: zoons van water-reuzen, Na neef© van de bestevaers: Trompen, Ruyters, Kortenaers Heel erg verkleind: zoo zegt men; Nog even kloek: woèrlegt men Misschien wol wat belasterd? Best mooglyk.. wat verbastord? Kopje-ondor nii gedoken Desalniettemin edoch Waterratten., zyn we nog... Dit 's waarheid, onweêrsprokenl Myn Holland bestudeorend, Zyn land-kaart inspectoerond: Heel wat Waterstroomen toch, Gaan ze ook beurtlings snel, óf log, Zie 'k borlen, kabblen koken, En Maas, èn Waal braaf spoken", Desalniettemin edoch, Vlotenvaren door hun zog, Al-door., onafgebroken! 't Is dus slecht, als 't Proza zegt (Meestal met verdacht gebaar Schoêrophalend hier en daar): .Poldergasten zyn ze maar". Maae- en Waal- en Rynstroomnat, Holland8che IJsel (ook zoo watj In wie Poèzie steeds zat Och, neem geen wrake, in casu Wees wys!.Nu ja, verbaas u Maar ondanks do Rynetroomstad, Transsubstantieer u wat Ter wil dier wyzo hoeren, Die u on ons kleineeren, Bid u hier een „waterrat": Wees nu eens w&t hindert dat Uw verleden of heden Wees voor ons Rynlandsch Eden: Heel prozaïsch „poldernat". Verzoek aan: de Sleutelstad. Lugdunum Batavorum, In 't latyn, eertydsmaar thands Leyen in do taal myns lands Holland's oero, Rynland's kroon I Was niet uw devie3 zóó schoon, 't Sleutlen-tweotal, dat zich kruist In uw Wapen niet zóó juist... Waar' 't slechts verzinsel? fabel, Zoo'n torentje van Babel Uit fantastisch droomgewest Van önbetrouwbro dingen Zoü 't zotheid zyn te zingen 't „Zevenklappen", èls de rest Binnen-hoüen was maar 't best; Parnas ging 'k niet bestygen Hooren zou 'k, zien en zwygen Maar uw Derde October-dag Jaagt myn hartklop slag op-slag, Hoe of 'k me kooro of wonde, Naar uw Ontzet-logende. Ouë, gryzo, al-wyzo stad 1 Wysheid's danaïden vat O, Rynvorstlnne, o, Leyen! Wie zou uwe Eer niet vleien? Er zich niet in vermeien: Zwevend naar den Helicon, Zwelgend uit do Hengstebron? Dio wfct ze ook neon vertellen, Als d' oerquell dor oerquellen, De ooraproDg is, doorluchte stad Van uw roemrykpolder nat Vyftien-vier en zevontigl 'tcyfer staat weór levendig Id een straalkrans, voor myn goeat, Leyen op uw lauwerfeest. Ik voor u onbekende, Ik door uw room verwende, Heb myn.. proloog ten onde; Oirlof vraag ik: sta my toe, Dat 'k uw vóórtyd hulde doe In uw Ontzot-legende. Wilt go, o, stad? heb 'k uw flat? Myn dankl 'k bid u, volg me wat. Zij zonen haar niet hebben I Spanje bleef erkokgast van. Had Holland mèt Oranje In d' opstand tegen Spanje, Do oorlogsvaan &loin geplant Spanje woedde ülom in 't land! Niets was dien vyaüd heilig: Geen poortslot sloot meer voilig. 't Zuider-volkje, bruin van tint, Stoeds 7oor 't bloedrood kleurenblind, Steeds op bloed ón buit gezind, Doorkruiste ook Rynland's woien, En, paarde- on voetvolk beien Sloeg straks 't belegvoor Leyen 'tGold: de Sleulels van die stad, Waar nü Spanje 't oog op liadl Due d'Alvo zothy woü ze, Maar Leyen zei: ik hou zei De Spanjaard zoi: hy zoü ze Wel vinden in 't sleutelgat; Wol, sapristi!.. Eilacie: Wat vorduivelde IJdelheid, Eigenwaan ón slecht beleid Hier weór den Spanjaard toekontl Hy had niet eons berekend, Primo 't slot, 8ecundo 't gat: Of 't b u i t o n of b i n n o n zat1 Nu: „binnen zyn de beste" („Wy er in, gy biyft er uit", Zoo do wet der vryheld luidt) Dit wist men In de veste Ook Spanje zag 't ton leste. Do stad, In 't nauw gedrovon, Den honger prys gogeven, Ten doode al opgeschreven De eeuwen oude Batten stad, Die streks brood noch blood moer had, (De levensvraag van 't Joven) Ze zoü alsnog niet sneven l Eén vriend in nood nog had zo Eón bondgenoot bezat ze Nog juist bytydswas 't wator Haar reddondo confrater Als toch Rynland's poldornat, Vast door dam en dyk omvat, Nü, dam en dyk doorbroken, Den vyand kwam bestokon: Plots hem op de hielen zat Zotte 't Spaanecho heirde spat, By d'eerston vloed den boste En., „peste! postel pootel" Klonk 't alom langs 't hazenpad. Wat van 't „beleg" toon restte? De „sleutels van de voste" Bleven in 't bezit dor atad. Was de angst voor 't slot oorst hevig, Nü sloot hot slot weór stevig Terug was M 't vertrouwen, De stad gorod behoüon Don Due dA1 f, vor van do grens, Alter ego: Roquoaons d' Een als d' andor half maar monscli Ze liepen befoon blauwen Taalon moed ón \v atervloed Kwam 't Loyon bost gelegen Zoo'n „don" kon dilar n!ot togen; Zuldiyk bloed hardt niut zoo good Als het frisschor Noorderblood; Due d'Alf, geducht vorkoüen, Hoel op afstaud tóch door nat Van hetzoote waterbad, Vloekto en raasde en tierde wat, Of hy in don „pekol" zat Mon wil wel, dat hy lator Bezwook aan polder wator! Hoe dit zydo stad kwam vry Haast te laat Haar burgory, Hongerdood al héél naby, Tor helft schior ir.geslonken HeraAmdo. vrengdedroiikon, Hutspot, brood en xoo-bar.kot, Op hour tafels noórgozot, Heeft luar vsn dion dood gorod. Eu Willem van Oranje (,'t Was do Antichrist" zei Spanjo) Willem stond haar trouw ter zy, Holland stond hour Loyon b'J Dios won zo al aan in krachten, Méér dan zo corst mocht verwachten. En dapper doods- verachten Zoü ze moest ze nóg oon keel Spanjo toonen nóg eens woórl Wól verzwakt, maar niet geknakt, Vertrapt, verelaptom 't even: Do Spanjaard was verdreven, De Sleutelstad bleef leven:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5