TROUWPLANNEN. Den AdmiracJ aldu9 binnen Lcyden zijn de, heeft terstont aen den Prince die tot Deift was glicschreven, ende zijn Vorst. Gen. de vrcesc ontboden die het den Heere belieft hqj}de in sijnder Vyanden herten te seynden, Uie welcke de Schantse van Lam men verlaten hebbende, hem eenen vryen tceganck in der Stad gelaten hadden. Desen Brief wert sijn Vorst. Gen. op den voorsz. III. Octobris ten twee uyren in de Predicatie sittonde gebracht, ende was zijn Vorst. Gen. ongetwijfelt een ander tij- dinge dan hy des morgens on tf an gen had- j de, dies zijn opgetogenhcyt met danckseg- I ginge 'tot den Heere, ende zijnen inwendi ge vreucht door de haestige veranderinge te grooter was. Endo liet terstont als dese zijne Predicatie int Francoys gedaen was den Brief openbaerlick vanden Predicant lescn, ende den Heere met vrolijcker ende vueriger herten dancken. Het welcke oock terstont (de tijdinge verspreyt zijnde) in beyde de groots Kercken, met een ontallij- cke vergaderinge van volcke, ende wonder- licko vroucht ende vierioheyt gedaen wert, inde tegonwoordicheyt van sijn Vorst, i Gen. en insgelijcx op alle plaeteen, daer oock de vreuchden-teeckenen van vier kloeken en de gheschut aen alle kanten ghehoort en de gesien werden. Als nu de Admiralen de victualie inde Stadt ghebrocht hadden, den Heere ge- danckt, de Burghers ghelaeft, verquickt en de ghemoedet hadden, hebben sij heure victorie vervolght, ende liehben hour Vyan- den die in de Schantsen van omtrent Lcy- derdorp gbcleghen hadden, naeghcjaecht. De Schantse in Ley derdorp was boven der maten seer ghcweldich gemaeckt, had den oock daer inne leggendc-als daer eenigc Boden quamen op heur ghewelt seer ghe- j pocht, twelck hun alles nu streckt tot een meerder schande ende Gode tot meerder prijs, hebben oock ynimers soo schandoliok eb Sahantsen vandc Kage ende Outlaw ate ringe verloopen, daer sy Jaer endo dach gelegen hadden: Want een seer kleyn getal voorloo- pers van des Pr ineen volck (men seght twaelf) jaechden twee Vaendelen Knechten voor, vanden welcken oock sommighc op' sulcker wijse liepen dat sij niet op en hiel- den, ter tijt toe dat sij voor Amsterdam I quamen, daer sy tot haerder verschooninge j aeyden, dat heur gantsche Legher verslagen was. Hier cn dient niet vergeten wat de voorsz. Baldeus vluchtende in zijn Herbcrghe tot 1 Ley derdorp gelaten haddc, nameliok de ghe- j schilderde Stadt van Leyden met alle heur i straten, wegen ende watertochten soo desel- ve. beschantset waeron. Als by nu moeste j wjjeken, heeft hy daer onder gheschreven: Vale Civitas, valete Castclli parviquia re- lictis estis propler aquam, et non per vim inimicorwni, Elide is in Duytsche Tale ge- Iseyt: Adieu Leydenadieu alle omlegghende Schantsenwant ghy zyt verlaten om des Waters willeende niet door onscr Vijan den er acht ende ghewelt. Ick belijde wel dat i het water wel een vande voornaemste mid- dele was, het welcke desen Baldeo een oor- sake gaf de Stadt ende zijn Schantsen te verlaten: dan hadde hy de rechte waerheyt I wilen spreken, hy soude geseyt hebben, ghy zijt verlaten door de crachtighe handt des j Hoeren, die mijn herte met alsoodanigcr veschricktheyt verslaghen heeft, Dat Anti- oohus noyt met roo grooten schanden uyt I Pcrsien en verliep, Noch Timotheus met j zoo groote oneere nae Gezara en vlode, Noch Lysias so schandelick voor den Ma- ch&been, als ick met de mijne u. Leyden, ende mijne mcnichvuldige stereke Schant- sen hebbe moeten verlaten. Des voorseyden Baldei volck is oock op desen tijt van de Goutsche Sluys verloopen, ende voorts uyt alle andere Schantsen tot 22. toe, bchalycn inde Schansse op de Wad- dinge, daer noch zommige bleven om de 1 passagio vry te houden. De dooclen die in desen tocht van des PriDcen volck gebleven zijn, en waren ghcen vecrtich, heur Vyanden belyden selve dat i van hacre syde verslegen zijn meer als duy sent Spaensche ende andere Soldaten Dple Duyfkens de blijde lijdinghe brengende van 't Leylscbe ontset. Gemaeckt by Ian van Hout. Ter wijl den zwarten Peen, het Palladijn- sche Leyden, Boleyde' omringende de Wallen, Muyren, Vest, En dat om zwaerder peen, haor Borgeron meest schreyden. Peen, die hem God toe zondt, als honger noot en pest, Rontsoin men Schanssen ziet, naer Noort, Oost, Zuyt, on West: Bcgraveni6se' alom, den Vyant' waeoke' om winnen yet. Zo dat zijn trotoen mont, dorst roemen op het lest-, Om hier te raecken in, zelfs Iupön const beginnen niet: Dione' heeft dit gehoort, daer zy in thooch van haor tinnen ziet? Mijn hart gunt Leyden goet (sprac zy) tza Duyfkens geyl, Vlugge vlogelkens ontsprcyt, en recht daer binnen vliet, Deur 6nijt de lichte locht, en draecht hem van haer heyl Veel blijder tijdinghen, u wech is niets on- veyl, Mer onbezet. Mars ziet, is van des Moors goetgort deren: Ick van den Batavier, Neptuyn die de be- zeyl- de zee gebiet, oock don lupin, God van de Donderen Dees vougen hem by my, wel isb dan tc verwonderen Dat Leyden weit ontzet? elc brengt t'syne* om verblijden by, lupin zijn stormend weer, Neptuyn vervult de bouderen Mit zee, mijn Duyfkens ic, dus Leyden wert dees tijden vry, Vliet wech Spec, zuoht en zeoht, dat jegens God quaet strijden zy. Christiaan Wcnzel had trouwplannen, en dat was \'olstrekt geen wonder, want trots zijn acht en veertig jaar, was Christiaan Wenzcl nog een flink man. Maar wie te kiezen heeft kan wel eens in verlegenheid raken, en zoo ging het ook mijnheer Christiaan. Hij kon met de op lossing van deze levensvraag maar niet in 't reine komen. Daar was eerstens Leentje van den bur gemeester Een allerbekoorlijkst schepsel tje; maar, en» hier kwam eigenlijk het voornaamste van de zaak, Leentje van den burgemeester zag er net naar uit, alsof er in haar toekomstige huishouding maar één enkele sleutel zou bestaan, en wel aan haar buisvrouwelijken sleutelring. Dan kwam in de tweede plaats Liesje van den rector in aanmerking. Een snoezig, krulharig, allerbekoorlijkst kindje. Zij speelde tennis en piano, kon 6chaatsen-rij- den en las heele bibliotheken uit Dat wist mijnheer Christiaan positief. Wat hij echter Diet positief wist, was, of Liesjo van den rector wel kousen kon stoppen, want sedert zij hem eens een zelf geborduurd" horloge pantoffeltje ten geschenke had gegeven en hij bij het ontpakken in h et omhullende vloeipapier ook de borduurstersrekenimg had gevonden, speelden in de toekomstvi- zioenen, die hem van den echt met Liesje voor den geest zweefden, kapotte kousen een hoofdrol. In do derde plaats was door mijnheer Christiaan een jonge weduwe op de can- didatenlijst gezet. Mijnheer Christiaan lachte zelfvoldaan bij de gedachte aan de aardige weduwe van wijlen Muller en me vrouw Mathilda had op de andere candi- daten nog een streepje voor, daar zij met hem in één en hetzolfde huis woonde. Toch was cr nog een lichte twijfel in de achterdochtige ziel van Christiaan Wenzel ..Mevrouw Mïillcr kookt", had hij n.I. vóór eenige dagen een dienstmeisje hooren zeg gen. cn de veelbetcckenendo toon. waarop deze mededeeling geuit werd, had niet na gelaten hem met betrekking tot mevrouw Müller's culinaire eigenschappen in hooge mate te verontrusten. Maar dan waren er nog twee andere fac toren ,die bij de huwelijkskeuze van mijn heer Christiaan een woordje hadden mee te spreken. Castor heette de eene. Hij was als het ware de hoofdpersoon in het vrij- gezellenhuis van mijnheer Wenzel, waarin hy het zich tot een plicht rekende, rond to snuffelen en den boel onderstboven te koe ren. Hij was daarbij in de keuze der din gen in het allerminst penibel en zoo was het mijnheer Christiaan reeds voorgekomen, dat hij in plaats van zijn kamerpantoffels, het korset of den witten, eleganten boeze laar van mevrouw Theresia onder zijn bed vond. Ja, mevrouw Theresia! Haar voor te stellen is niet zoo heel gemakkelijk. Men zou haar kortheidshalve de huishoudster van mijnheer Christiaan kunnen noemen, maar zij was behalve dit, nog zóóveel meer, dat deze titel in het geheel niets zeggen wilde. Mevrouw Theresia Schulz, geb. Schubert, dan, was, sedert haar weduwenstaat, des hoeren Christiaan Wenzela huishoudster, zijn keukenmeid, zijn. verpleegster en zijn raadsman. Geen van zijn plannen kwam tot uitvoering, zonder dat mevrouw Theresia er haar goedkeuring aan gehecht had. Dientengevolge was het een vaststaand feit, dat de toekomstige huisvrouw van mijnheer Christiaan moest kunnen rekenen èn op de welgezindheid van Castor, èn op d© goedgunstige beschikking van mevrouw Theresia, een voorwaarde, waaraan al even moeilijk was te voldoen als zij van groot gewicht was. Mijnheer Christiaan zat aan zijn schrijf tafel en dacht er over na, welke van de drie candidaten naar zijn hart en hand het meest tot meergenoemde bestemming was aangewezenhij kon echter volstrekt niet tot een resultaat komen. Plotseling viel hem een vernuftig idee in. Castors instinct zal beslissenMijnheer Christiaan hield veel van het instinct der dieren, vooral van dat van Castor, die reeds op twintig schreden af stands vriend en vijand Van het vrijgezellenhuis van Christiaan Wenzel wist te onderscheiden. Hij maakte nu drie reepjes papier van gelijke grootte en schreef er de namen der drie candidaten op. Dat wil zeggen: op ieder reepje papier een anderen naam. Teen schreef hij den de beslissing brengen den brief, want slechts een brief kon het zijn, die bij de uitverkorene voor hem sprak; hij zelf, Christiaan Wenzel, was een beetje bleu van aard. Een uitdrukking van stille voldoening lag onder het schrijven op Christiaan Wenzels aangezicht. Ja, dat was een iclee. Dat hij daar al niet dadelijk op gekomen was Met vergenoegd glimlachen las hij den brief half luid over. Geliefde miins harten! Gij zult het reeds lang geraden hebben, dat gij de uitverkorene zijt, aangewezen om mijn verder levenspad te verlichten. Laao ik het constateeren, gij zijt het ideaal cener huisvrouw en echtgenoote zooals ik mij dat sinds lang gevormd heb. Gij zijt de ster, die in de toekomst mijn ledig tehuis zal sieren. Ik ben niet gewend vele woorden te bezi gen, daarom kort en bondig: Wil je mij do hand voor het leven reiken? Zal ik het ,,ja", waarnaar ik zoo smacht, van uw lip pen hooren?" Mijnheer Christiaan was beslist een man van de pen. Wat hij nooit, of ten minste slechts onder een hevig stotteren, over de lippen gebracht zou hebben, dat vloeide hem licht en gemakkelijk uit de pen. De. brief was bepaald stijlvol I Mijnheer Christiaan was trotsch op het product van zijn geest en zijn verliefd hart. Hij was met het resultaat van zijn overpeinzing zeer tevreden; zijn lot hing nu van Castor af. Deze echter deed zich, zonder in het minst to denken aan den plicht, die hem wachtte, in de keuken te goed aan eenige, worstvellen, die mevrouw Theresia voor: hem van den slager had meegebracht, cn slechts met weerzin, terwijl hij een laat' sten weemoedigen blik op zijn Lucullus-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 16