N£. 13372. Derde Blad. 26 September 1903. DE KROON. De oude huisdokter, die de familie sedert jaren kende, constateerde, dat de kleine Le na zich stellig overspannen had met het work voor school. Haar jonge hersentjes 'konden die vele moeilijko lessen niet in zich opnemen en verwerken. Hij had vroe ger al eens daartegen gewaarschuwd, maar tevergeefs: het kind was leergierig en de ouders waren er trotech op. Kleine Lena kon er soms zoo bleek uit zien, o zoo bleek 1 Roodo kringen om de lichtblauwe oogen, die bij het geelblonde sluikhaar nog flet ser schenen. Toch kwam er zoo nu en dan in die. oogen con vreemde schittering als van vochtig kristallijn, met een diepte van uitdrukking als wilden ze rusteloos vragen oaar hot waarom der dingen in dit leven. In het uitspanningsuur, wanneer de ande re kinderen vol lust tot krieuwen en ravot ten naar buiten stormden, deed Lena nooit race aan het stoeiend gespeel. Mère Estella, die met de surveillance belast was, moest haar altijd opnieuw dwingen om haar leor- bock op dat uur aan kant tc leggen cn mee te dartelen in den tuin. Maar het lukte niet. Lena stond dan van haar zitplaats op, traag en onwillig en ging als vanzelf weder in leeshouding zitten aan het andere eind van de stoop, het geelblonde sluik- Jiaar als treurwilgloovor neerhangend over het boek. Zii sprak weinig en had geen vriendinnetje Maar wanneer in de klasse door do lesge vende zuster gevraagd werd: „Wie weet dat?" dan torende altijd liet doorschijnend witte wijsvingertje van Lena langzaam- beslist op uit do bankenrij. Dan volgden ook wel andere vingertjes, enkele wild en ongeduldig, de meeste schroomvallig, onzeker, doch één voor één werden ze na het foutieve antwoord weder teruggetrokken, terwijl het wijsvingertje van Lena, het laatst aan de beurt, trouw het juiste antwoord bleek tc hebben aange kondigd. Sommig© meisjes waren jaloersch op Le na; nu het. tegen de prijsuitdeeling liep, werd door alle leerlingen aan niets anders gedacht. ,,Wie zal ditmaal de kroon krijgen?" vroeg mère Estella, met voorbarige blijd schap het aanstaand feest besprekend, toen de kinderen in de uitspanning om haar heen dromden. „Natuurlijk Lena! Wie anders?" klonk het eenstemmig van alle kanten. Er waren er bij, die dit zeiden op een toon van afgunst: anderen, die het zeiden zóó, alsof het niet meer dan billijk was. Maar de meesten gunden het Lena niet, die zooveel jonger was; bovendien zoo on sympathiek, er zoo ernstig uitzag. Ze was een flauw, saai kind, waar je niets aan had. meenden de schoolkinderen. „Zou je graag de kroon behalen. Lona?" Vroeg een slungelachtig bakvischjc. „Waar om? Ik geef er niots om, je hebt cr niets aan, het gaat er toch niet eerlijk toe. Zou jij graag de kroon hebben, zog?" „Ik moot do kroon halen," antwoord de Lena eenvoudig, maar vastberaden. Zij loosde een zucht daarbij. „Nou, ik gun het je, hoor; ik ga 's avonds licsver wandelen op het trottoir dan eeuwig in die nare schoolboeken tc zitten turen. Ik behoef toch geen examen te doen." Lena, die elf jaar was, zweeg en dacht aan haar ouders thuis, dio dagelijks bere kenden op welken leeftijd hun kind in den cursus voor het onderwijzores-examen kon zitten. Haar vader had geen groot inkomen en mama was zeer praetisch van aard. El- ken dag werd telkens waar het pas gaf in Lena/s bijzijn gesproken over examens, over wonderknappe kinderen en over do macht van den wil en uit kranten of boeken werd gelezen over jonge meisjes, die vroeg haar brood wisten te verdienen door eigen' kracht Lena, ouwelijk kind, begreep met stillen angst het doel, waarmee dat alles zoo her haaldelijk werd gezegd. Zij leerde en werkte met stalen ijver, in dc hoop daardoor der gelijke gesprekken onmogelijk en onnoodlg te maken. Het kinderhartje kromp bang samen als de ouders weder begonnen to spreken over knappe kinderen, die vroeg den kost verdienen konden. Lena leerde en werkte en was altijd num mer één van de klasse. En de ouders prezen niet en deden alsof het- zoo behoorde. Lena moest nu toch ook eens de kroon behalen, hadden pa en ma aangedrongen, immers elk kind, dat wezenlijk goed op- paste,moest met zoo'n krans van zilveren blaadjes en zijden roosjes thuis komen van de prijsuitdeelmg. Eerst dan konden de ouders zien, dat liet zijn uiterste best ge daan had I Lena leerde en werktetot ze op een snikheeten dag werd thuis gebracht door een oudere leerlinge van dc hoogste klasse met de boodschap, dat de kleine meid waar schijnlijk door de hitte was in zwijm ge vallen. 's Avonds kwam <Jc dokter, die do familie al jaren kende. „Neen", zei hij, „dat komt niet van de hitte. Zij heeft zich sedert lang overspan nen, de kleine. In de eerste week mag ze niet naar school „Maar, dokter", sprak de moeder, „over drie dagen is de prijsuitdeeling, ze kan on mogelijk een dag missen cn als 7-s minder punten haalt, is de kans verkeken; ze moet de kroon krijgen ditmaal, wij heb ben er zoo vast op gerekend. Misschien is die ongesteldheid zoo erg niet." „Dat doet er niet toe, mevrouw," ze! de dokter nadrukkelijk, „de eerste week mag het kind niet naar school, zc mag zelfs geen boek onder de oogen hebben. Ik waarschuw in ernst, mevrouw, voor het laatst" Kleine Lena bleef stil liggen in haar bedje, bleef zwijgen al-maar-door cn vroeg niet naar haar boeken. Dit vond dc moeder ongewoon. 's Nachts steeg de koorts hoog. zeer hoog en hield aan, twee nachten achtereen. Beurtelings waakten de ouders voor het kinderledikant, van tijd tot tijd openden j zich Lena'e vragende oogen schrikachtig, even niets dan het wit toon end, om dan we der snel zich le sluiten. Al wilder werd die blik, In het holle van don nacht klonk eerst zacht, toen luider cn verwarder de ouwelijk schijnende stem dor kleine lijderes: „Mère... mijn boeken! Mère, is 10,000 deelbaar door 79?... Waarom karnt de Rijn bij Lobitb in ons land... Ik kan wol zeg gen wat Rijn in het Fransoh is... en de zes-' de Engelscho les heb ik ook geleerd... Ma,| kijk, dat is nu een turf... zo maken een turf uit... Ma, ik zal die deeling... Toe, paatje,, wees niet boos, sla mij niet... Ik zal mijn best doen om gauw wat te verdienen... voor u... Kijk, daar komt de monseigneur, dio roept mij, twee engeltjes houden een kroon vast... o Ma, hoe lief, hoe beeldigI ik word geroepen... o zie ecsns, ma, zie, toch eens... die kroon is... voor mij..." Dan vielen de uitgestrekte, magere arm pjes met een smak op het bed neder en de moede oogen, door den koortsgloed be stookt, sloten zich. Alleen de barstende, ontvelde lippen prevelden nog een enkele maal schoolherinneringen, vertellend, ver ward, van de kroon. Het werd al stiller in de ziekokamor, waar de koorts haar sloopingswerk voort zette, onophoudelijk, meed oogenloos. Eindelijk toen het gloren der gouden ochtendschemering zichtbaar werd tusschcn de jaloezieën van het venster, hield het woe len der kleine zieke op. Haar wasbleek© handjes plukten aan de deken, doelloos, terwijl spaarzaam het wit der brekende oogen nog een enkele maal lichtte. Toen staakten ook do liandjes het doelloos gepluk, do oogen bleven dicht en het pie pend borstje hijgde niet meer. De dokter kwam met zonsopgang, nam een dor handjes en schrok ze waren kiL Hij staarde lang op do nu rustige trekken van het doode kind, terwijl zijn oude oogen brandden Tegen den middag ldonkcn luide kinder stemmen vol levenslust langs de straten. De pret schaterde op uit de vroolijke groepjes vol bonte linten en strikken, vol bloemen en groen. Zij kwamen van dc school, waar prijsuitdeeling was gehouden. Een der groot© meisjes, nieuwsgierig omstuwd door andere kinderen, hield in de hand een pak boeken in prachtband, waar op een krans was gelegd van zilveren lau werblaadjes met zijden rozen; witsatijnen linten hingen van het kransje af langs de vergulde ruggen der boeken. „Wij hadden wel gedacht, dat zij d© kroon zou krijgen riepen eenige stemmen. „Waar woont ze? Is 't niet hier?" vroeg er een. En de stoet in feestelijke stemming, met den prijs van het schoolmakkertje in het midden gedragen, naderde joelend het huis je. waar Lena neder lag in doodenstarheid. De dappere kleine had de kroon ver diend-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 11