LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAG 16 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD, Anno 1903
No. 13363
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Broederliefde.
De Werkmansbode, wek el ij keek orgaan
van hei Algemeen Nederlandsch Worklie-
den-Verbond, bevat een stukje over den
toestand dor Loidache koet
eiers. Het is onderteokend namens het
bestuur der Koetsiers-vereeniging" en
luidt aldus:
„De lezers van dit blad zullen zich uit
Let Februari-nummer nog wel een stukje
'herinnoren, dat den hierboven geplaatsten
titel droeg. Sinds dien is er onder ons
koetsiers eenige verbetering waar te nemen.
In het kort medegedeeld, had de zaak het
volgend verloop.
,,In Augustus 1902 besloten wij onder -
.ling een vereeniging op te richten, tevens
besluitende ons als onder-afd. bij het Alg.
'Ncd. Workl.-Verbond aan tc sluiten. Het
Hestuur dor Leidsche afdeeling nam ons
Ivolgaarne op en stelde zich al spoedig voor
onze belangen op de bres. Het schreef nl.
«en gecombineerde vergadering uit met den
IR -K. Volksbond, Patrimonium en onze
Koetsiers-vereeniging, ten einde gemeen
schappelijk te overleggen, boe voor ons lots
verbetering ware te krijgen. Een van onze
grootste grieven was wel, dat wij nimmer
een vrijen dag genoten. Dc voornoemde
besturen der verschillende verenigingen
anconden, dat men direct mot de patroons
moest onderhandelen, waartoe zij weer een
gecombineerde vergadering uitschreven en
op welke de patroons werden uittgenoodigd
om met hen te overleggen. De patroons
gaven aan dio uitnoodiging gehoor en er
bad een warme wrijving van gedachten
plaats. Het resultaat was, dat de billijkheid
van ons onderzoek werd erkend en dat do
patroons besloten, bij wijze van proef gedu-
i'endo een half jaar ódn vrijen dag por
maand too te staan. Ecnigen der patroons
Lebben dit besluit dan ook uitgevoerd, an
deren echter, van wie wij de grootste ver
wachting hadden, gingen er helaas nog
niet toe over. Hopen wij, dat ook zij spoe
dig mogen volgen, want bij eenigon goeden
■wil kan men deze kleine lotsverbetering
gemakkelijk toestaan.
„Ten slotte bron gen wij dank aan de pa
troons, dat zij met ons in overleg traden,
en aan de Vereenigingen voor hun verleen
de medewerking in deze. Een bijzonder
woord van dank past ons echter aan do
Lcidsche afd van hot A. N. W.-V. on haar
voorzitter, dio door zijn persoonlijke be
moeiingen ons kraohtig steunde."
De Nedcrlandcr merkt naar aanleiding
van de ingekomen voorstellen tot grond
wetsherziening op:
„Zou de rechterzijde der Kamer in de
val loopen?
Zou zij zelve meehelpen, om de linker
zijde, do kans to geven tot rijdeiijkc b?rc®jl-
ging, en inmiddels zioh zolve de kans aF te
snijden ora iets goeds tot stand br^rvgen'?
Want dit begrijpt toch wel eon kind, dat,
is men eenmaal aan de grondwetmakcrij,
er geen einde komt aanhet „plaudern".
Ieder heeft ddarover nog wel wat te zeggen.
In de secties wordt groen en rijp to berde
gobracht. Lichtelijk ontstaat er misverstand
tussohen de leden derzelfde partij; alweer
een meevaller voor dc tegenpartij 1
En do openbare behandeling zal een heer
lijk steekspel opleveren. Amendementen,
Bubamendenionlon, moties enz., met do vol
komen zekerheid van, aan het slot, verwor-
pingl
Do openbare behandeling kan nooit iets
anders zijn, dan een opvoering, een groot
Bpectakelstuk.
En als bij de eerstvolgende Kamerverkie
zingen geklaagd wordt over verloren tijd,
dan zullen de mannen der linkerzijde in
hun vuistje laohen. Want dat zij den „na-
fcionalen lijd" hebben helpen verbeuzclon,
zal hun door hun vrienden niet kwalijk
worden genomen. Integendeel. Daarente
gen zullen zij, in de oogen hunner goloofs-
genooten, allicht, in groote en schitterende
redevoeringen veel moois hebben gezegd,
dat alleen door den onwil der rechterzijde
tot niets geleid heeft. En dat wordt dan
misschien nog door onze eigen vrienden ge
loofd."
En dan verder: tegenover een lid of een
partij is de Kamer volkomen vrij.
Neemt zij een voorstel van een of meer
haror leden in behandoling, dan wil dat
zeggen, dat zij ook zelve die behandeling
wenscht, al verbindt zij zioh daarom nog
niet om het ontwerp ook aan te nemen. De
meeste voorstellen van Kamerleden die de
Kamer in behandeling heeft genomen, zijn
dan ook door haar goedgekeurd.
Indien de Kamer meent, dat grondwets
herziening, hoe dan ook, noodzakelijk is,
dan, maar ook dan alleen, behoort zij de
.aan haar oordeel ondorworpen voorstellen te
onderzoeken. Zelfs al blokon ze onbruik
baar, zou het onderzoek toch een stap in de
goede riohting zijn.
Maar als de Kamer geen grondwetsherzie
ning verlangt, althans vooreerst nog niet
dan zoude, dunkt ons, hot in behandeling
nemen der ontwerpen zijn van de Kamer
een onnoozelheid, on, van do partijen der
meerderheid, een zelfmoord
Evonzoo oordeelt de Stichtsche Ct. De
Kamer is met werk overladen en nog wel
meer is in aantocht. De volgende jaren be
loven zeer vruchtbaar te zijn, en als de ver
kiezingen van 1905 wederom aan de Chris
telijke partijen de meerderheid geven en
wat kan 't Nederlandsohe volk welbeschouwd
eigenlijk anders doen? en dit Kabinet
mag zijn tweede parlementaire periode in
treden, dan kan de oogst voor ons volk en
voor het antirevolutionair beginsel waar
lijk rijk worden.
Met het oog daarop meent de Stichtsche
Ct., dat de Christelijke part.jen een „Lof
lied op hun zotheid" zouden verdienen, als
zij, waar de zaken zóó staan, den boel in de
war gingen sturen, door ook harerzijds
thans de kiesrcchtquaestie op den voorgrond
to stellen.
De Nederlander herhaalt in een volgend
artikel:
Het is zeker niet hit juiste oogonblik,
om tusschen de groepen der rechterzijde
een discussie over het kiesrecht te openen.
Allerminst mot De Standaarddie thans
op dit punt veel zegt, waarmee wij kunnen
instemmen.
Nochtans moeten wij ons een Ideine op
merking veroorloven, naar aanleiding van
do door dat blad gebezigde woorden: „Ze
ker nimmer trof ons pijnlijker, min waar
achtig en meer onverdiend verwijt, dan
toon men ons voor straks een tiental jaren
van zwenking naar het algemeen stemrecht
betichtte."
Hiermede wordt geheel do beweging, die
tijdens de kieswet-Tak tegen de leiders der
anti-revolutionaire partij is gevoerd, ver
oordeeld als berustende op een valsche aan-
tijging.-
Do historie weerspreekt, dunkt ons, deze
bewering van De Standaard.
De kieswet-Tak was niets anders dan een
regeling van het algemeen kiesrecht, geen
spoor van huismanskiesrecht was er in te
vinden. De sociaal-democraten zullen het,
dunkt ons, nog gaarne aanvaarden. Ieder
kiezer, behalve wie om bijzondere redenon
wordt uitgesloten.
En vóór dat ontwerp verklaarde zich
„van meet af" De Standaard; zij verklaar
de onmiddollijk, dat vrij daarmee nu einde
lijk geraakten „uit het moeras." En zij
„wierp zich in den stroom om dien dan des
te beter te kunnen leiden."
Al degenen, die zich daartegen verzotten,
zijn, bij resolutie der geheelo partij, ge
plaatst „in den con sen- ati even hoek."
Nu moge sinds dien tijd hier en daar er
kend zijn, dat do „dissentieerenden" wel
degelijk gebleven zijn in de anti-revolutio
naire lijn, en niet zóó ongelijk hadden;
veel van wat zij destijds hebben betoogd
moge thans ©veneons in de anti-revolutio
naire pers worden beleden.
Maar nimmer heeft de anti-revolutionai-
Slot.)
En nauweiyks was de los afgeloopen ©n
waron do lo9raron do dour uit, of daar kwam
van achteren, over de heele klas heen, eon
boek door de lucht vliegen, direct tegen het
hoofd van den langen K. En toen by zich
woodond naar den aanvaller omkeerde, kreeg
hy van den anderen kant opniouw een boek
naar het hcofd en toen brak een algemeen
gehuil los: Slaat er op! Slaat erop! De heele
klas sprong op, en over tafels en banken ging
het op den langon K. los. En toen werd den
langen lummel het vel gelooid, dat het rookte I"
Do oude kolonel glimlachte in grimmige
bevrediging voor zich heen en koek naar zyn
hand, die nog steeds tot een vuist gobald op
tafel lag.
„Ik heb medogeholpen," zeide hy, „en flink
ook, dat kan ik zeggen."
Hol was alsof de hand had vergeten, dat
z'Ü vyftig jaar ouder was geworden; men zag
het baar aan, terwyi de vingors zich kramp
achtig sloten} dat zy ln den geest nogmaals
op den langen K. trommelde.
„Maar zooals menschen van die soort nu
eenmaal zyn," vertelde hy verder, „zoo was
natuuriyk ook de lange K. een wraakzuchtig,
niet vergevend valsch canaille. Het liefst waB
hy naar den kapitein gegaan om hem achteraf
nog alles te verraden, maar dat durfde hy
niet voor ons; daarvoor was hy te laf.
Maar dat hy van de heele klas slaag had
gehad en de kleine L. daarvan de schuld was,
dat vergaf by den kleinen L. nlot.
Op eon middag hadden wy weder ons vrye
uur, en de cadetten gingen op de pleinen
wandelen; de twee broeders zooals altyd samen,
ie langs K, arm in arm met twee anderen.
Om van het Karreeploin op het andore plein,
dat met de boomen, te komen, moest men
het portaal doorloopen, dat in don vleugel
van het hoofdgebouw lag, en er bestond eon
order, dat de cadetten daar niet gearmd moch
ten doorloopen, ten einde de passage niet te
belommeren.
Op bedoelden namiddag wil nu het ongeluk,
dat de lango K., terwyi hy met zyn belde
makkers van het Karreeplein naar het andere
plein wil oversteken, in het portaal de beide
broeders tegenkomt, en dat die, in gedachten
verdiept, hadden vergeten elkander los te laten.
Do lange K. biyft, hoewel do zaak hem in
het geheel niets aanging, staan, toen hy dat
ziet; hy spert de oogen wyd open en den
mond nog wyder, en roept het tweetal aan:
Wat moet dat beteekenen, dat jelui hier gearmd
loopt? Willen jelui hier fatsooniyken menschen
den weg versperren, jelui diefjesmaats?"
De kolonel viel zichzelf ln de rede.
„Dat is nu vyftig jaar geleden," zeide hy,
„of nog meer, maar ik herinner het my als
ware het gisteren gebeurd.
Ik liep juist met twee anderen het Karree-
plein rond en plotseling hoorde wy uit het
portaal een schreeuw ik kan heelemaal
niet beschryven, hoe dat klonk als een
tyger of eenig ander wild dier uit zyn kooi
losbreekt en zich op een mensch werpt, dan
zou men, denk ik, zoo iets te hooren kr(jgen.
Het was zóó afgrjjseiyk, dat wy drieön de
armen lieten zinken en geheel verstyfd bleven
staan. En niet alleen wy, maar ieder, die op
het Karreeplein was, bleef staan, en alles
werd plotseling stil. En nu liep alles, wat
twoe boenen had om te loopen, naar het
portaal, en van het andere plein kwamen zy
ook reeds aan, zoodat het by den ingang
zwart zag van de cadetton, die er elkander
verdroDgon. Ik was er natuuriyk ook onder
on wat zag lk daar?
De kleine L. was als een wilde kat tegen
den langen K. opgeklauterd. Met zyn linker-
ro partij haar ongelijk openlijk beleden, en
de dissentere met «ere uit den hoek gehaald,
waarin zij hen heeft geplaatst.
Naar onze meening staan deze feiten vaat*
Dat in theorie De Standaard on de anti
revolutionaire partij zioh steeds tegen alge
meen stemrecht verzet hebben, erkennen wij
gaarne. Maar in de politiek is de theorie
niet de hoofdzaak.
Naar men weet, heeft dr. Kuypor, do mi
nister van Binnenlandscho Zaken, bij gele
genheid van d© opening van het Congres
van den Handoldr ij vendon Mid
denstand te Rotterdam, een redevoering
gehouden, om óók van regccringswcge een
blijk van symphatic aan dat congres te go-
ven.
Welnu, dia rede gaf don heer P. L. Tok,
den redacteur van De Kroniekaanleiding
om in het jongste nummer van zijn weekblad
o. a. het volgende to schrijven:
„Of de middenstanders tevreden zijn mot
dat redevoerinkje op hun congres? Ik weet
hot niet: zo hebben geapplaudiseerd, maar
dat zegt niet alles.
Er hangt voor het vaderland veel af van
een krachtigen middenstand, zeide dc rede
naar. Het burger-element is de kracht der
natie en nu „van welbekende zijd© zoo felle
strijd togen de „bourgeoisie" wordt gevoerd,
is het- juist omdat men van die zijde beseft
dat, zoolang er een krachtige bourgeoisie be
staat, hun pogingen, om aan ons nationaal
bestaan een anderen vorm te geven, moeten
mislukken."
Dit is een beetje gegoocheld: dc weten
schappelijke term „bourgeoisie" duidt een
ander begrip aan dsn het burger-clement
van don middenstand. Dal weet dc spreker
wel, maar: 't kwam zoo in 't verhaal te pas.
Ook willen wij niet een anderen „vorm",
maar een ander w o z o n geven aan ons na
tionaal bestaan.
De wetten, die gij vraagt, zei de heor Kuy-
per, op Zondagsrust, onderlinge oonourren-
tie, vervroegde winkelsluiting, ook daar zit
het eigenlijk niet in. Dc quaestie is ernsti
ger. Men wijt het aan het groot-kapitaal
maar dat is zoo onschuldig als een pasgebo
ren lam.
Daar kwam hij in lijnrechte tegenspraak
met den heer Meuwsen, don voorzitter van
het congres, die, toegerust mot do dagelijk-
sche ervaring van den middenstand, cm niot,
zooals do minister, aan grootkapitalistischo
vrienden gebonden, ronduit had gezegd*
Het groot-kapitaal, een der machtigste
vijanden van een onafhankelijkcn midden
stand, voert den strijd met wapenen van
zulk een kracht cn eoo'n hoedanigheid, dat
do middenstand dikwijls onmachtig blijkt,
daartegen te kunnen strijden.
En toch moet de strijd gestreden, ei toch
moet de middenstand zorgen de overwinning
to behalen, want onherroepelijk verloren zijn
wij als vrije middenstandmannen, wanneer
de macht van bet kapitaal zich successieve
lijk meester maakt van de meeste onzer za
ken. En niet alleen, dat ons bestaan daar
mede bedreigd wordt, neen, het bestaan dor
geheele natie loopt met een overwinning van
het groot-kapitaal gevaar.
Maar de heer Kuyper wcot het boter. Bij
hom kan het groot-kapitaal geen kwaad
doe®, ook niet aan n middenstand. Wat
zijn voor hem de oorzaken? Het zijn dc wij
zigingen in het verkeer, dc stoom en de te
legraphic, die producenten en oonsumonten
dichterbij elkaar hebben gebracht, zoodat do
functie van de tusschenhand gaat verminde
ren. En niet alleen zoekt de oonsument zijn
waar direct te betrekken van den producent,
maar hij gaat ook coöpercercn, d i wat hij
behoeft zelf voortbrengen, verwerken, ver
voeren en in detailverkoop brengen. En men
voert op bestelling direct allerlei kleine hoe
veelheden uit het buitenland aan. Dc mid
denstand is in gevaar
Toen was bet hooge woord er uit, cn in
spanning verbeidden de middenstanders de
remedies, welke deze dokter uitzijn katheder
zou verkondigen. Met niet minder aandacht
stond vanouds op de weekmarkt dc verbaas-
hand was hy in diens kraag gaan bangon,
zoodat de lange bongel half gestikt was; met
zyn rechter vuist sloeg hy krak, krak! den
langen K. midden in het gezicht, waar by hem
maar raken kon, zoodat K. hot bloed als een
waterval uit don neus liep.
Nu kwam do officier van dienst van het andei e
plein en baande zich een weg door do cadetten.
„L. II, wil jo dadoiyk loslaten 1" riep hy
met donderende stem. Hy was nameiyk een
man als een boom en had een stem, die mon
van uit het eene eind van do acadomie tot het
andere hoordeen wy hadden kolossaal veel
respect voor hem.
Maar de kleine L. hoorde niet on zag niet,
maar bleef steeds het gozicht van den laDgen
K. bewerken, en daarby liet hy telkens op
nieuw den vreeseiyken, grillendon schreeuw
hooren, die ons allen door merg en been ging.
Toen de officier dat zag, pakte hy zelf den
jongen by belde schouders en trok hom met
geweld van den langen K. los.
Zoodra hy echter op zyn beenen stond, draalde
de kleine L met de oogen, viel languit op
den grond en wentelde zich stuiptrekkend in
het stof.
We hadden nog nooit zoo iets gezien enkeken
verbaasd en verschrikt toe.
De officier echter, die zich ovor hem hoen had
gebogen, richtte zich op. „De jongen heeft de
vreeseiykste krampen," zeide hy.
„Voorwaarts, twee moeten zyn beenen vast-
houdon."
Hyzelf nam hom onder de schouders. „Naar
het hospitaal!"
En zoo droegen zy den kleinen L. het hos
pitaal binnen.
Terwyl zy hem wegdroegen, naderden wy
den grooten L., om te vernemon wat er eigen-
lyk gebeurd was, en van den grooten L. en
de twoe cadetten, die mot don langen L. had
den geloopen, hoorden wy nu de geheele ge-
Bohiedenis.
De lange K. stond daar ali een hond, die
do burgerij het vlotte woord van don kiezen
trekker op te vangen.
Wat moet de middenstand doen? Kuyper
zou het zeggen.
Hij de middenstand moet zich onont
beerlijk maken. Voorwaar, hier trekt men
kiezen zonder pijn.
Hij moet zich onontbeerlijk maken door
eigen middelen. Kuyper zal den stoom niet
verbieden, cn de tclcgraafdradon niet voor
zijn cliënten afsnijden. Zij moeten zich zei
ven redden ,de hand in eigen boezem steken,
en wol zonder een hooge borst op te zetten,
waartoe men ia die houding gauw komt.
En wat dan te doen?
lo. De klanten goed bedienen: dat wisten
de middenstanders al vóór zij hot hier van
een minister-president vernamen. Maar dit
was ten minste een positieve raad, in tegen
stelling met:
2o. Kunstmatige wetgeving geeft geen
baat; er zijn verandc Jo sociale stroomin
gen. Dat was eon koud bad: de middenstan
ders zullen voor den steun aan don heer
Kuyper te goven, juist wel op eon onkel
wetje hepen. Dat is de stroohalm, waarnaar
rij grijpen, on ook deze worct buiten hun
bereik gebracht.
3o Gij roet u schikken naar do omstan
digheden. Dat was meer troost in berus
ting, dan gowonschte hulp, cn do winkeliers
wisten ook dit al. Ze spannen zich dag aan
dag in om naar die omstandigheden te han
delen en er wat uit te halen.
4o. Gij hobt uw workkring aan huis, wat
het familieleven, de religie en dus dc kracht
in het land bevordert. Lief gezegd, en do
middenstanders voelden nu eerst neiging
om een hooge borst op te zetten. Maar het
geeft niets in do la.
5o. Als er kracht van u uitgaat, zal do
Regeering belang in u stollen. Gij kunt een
wetje op oneerlijke concurrentie krijgen,
maar gij moet niot op do Regcering leu
nen. Eigen moed, eigen initiatief. Een
flink congres en daarop rustte Gods zegen.
Amen.
Een winkelier weet in den regel zijn waar
te taxeorenof echter de vergaderde mid
denstanders allen verstand hebben van do
waarde van ministcrieelc redevoeringen,
weet ik niet. Maar ik stel me toch voor, dat
zo na het applaus elkaar eens hebben aan
gekeken met dc vraag in dc oogenhoudt
hij ons nu voor den gek of niet?
Voor ons is het genoeg, dat de heer Kuy
por onmacht heeft beleden, om door wette
lijke maatregelen de economische ontwikke
ling tegen to houden. Hot was een histo
risch moment voor zijn politieke kracht in
het land. En als liij p zulk een oogonblik
niet meer te zeggen heeft, dan: vrienden,
gij mloit bet zelf maar klaren, dan ia
het mot den grondslag onzer socialistische be
schouwingen en met do kans op de ontwik
keling zooals wij die zien, nog zoo slecht
niet gesteld.
Maar do middenstander^, de winkeliers,
dio werkelijk zwaar genoog ploeteren, om
hun positie tegen onoverkomelijke bezwaren
tc redden, kregen geen anderen raad dan:
vrienden, gij moet niet lummelen, niet bij do
pakken neerzitten, gij moet nu eens een
ferm middenstandjo worden.
Dat zoo midden in zijn werk te hooren, is
niet pleizierig, en liet zou mij zegt do
heer Tak ten slotto niet verwonderen, als
het congres zich aan dc7.e redevoering deer
lijk bekocht achtte."
De Standaard wijst met dankbaarheid
„op het vele goede, dat het zittingjaar
1902/03 bood," al erkent het blad, dat „dc
sluitingsredc geen bijzond r rijken
inhoud" schoon te hebben.
Van alle toezeggingen van de vorige
troonrede is slechts dón in vervulling ge
gaan, maar de redenen van hot geringe
aantal der tot stand gekomen wetten zijn
deze:
„In do eorstc plaats is het bekend, dat in
hot tweede jaar van een parlementaire pt>-
riode door de Kamer wel belangrijke wets
ontwerpen worden voorbereid, doch niet,
of althans in geringe mate, tot stand wor-
slaag had gohad, en wischto zich het blood
van den nous. Was dit niot hot geval gowoost,
dan had nlots hem kunnen reddon, en had
hy nogmaals een flink pak slaag gokregon.
Nu echter wendden allen zich zwygond van
hem afniemand sprak meer een woord mot
hem: hy had zich als een schoft gedragen."
Hot tafelblad dreundo, daar de oudo kolonel
er met de vuist op had geslagen.
„Hoo lang de anderen hom gonegeerd bob
ben," zeide hU, „woot ik niet. Ik heb nog
een heol jaar mot hem in do klas gezeten on
heb geen woord moor met hem gosproken;
wy zyn tegeiyk als vaandrig in het leger go-
komen; ik heb hem de hand niot tot afscheid
goreikt. Ik weet niet, of hy officior is ge
worden, ik bob zyn naam nooit in do ïang-
lyst gezocht, en weet nlel, of hy in eon dor
oorlogen is gevallon. Voor my bestond by on
bestaat hy nlot moer; het eenige wat my
epyt is, dat do man in mUn levon bsstaan
heeft en dat ik de herinnering aan hem niet
kan uitrukken als een onkruid, dat men in
den haard smyt!
Don volgenden morgen kwamen slechte be
richten uit hot hospitaal: de kleine L. lag
bulten konnis in een hevige zonuwkoorts.
's Middags word de oudere broeder or by ge-
roepon, maar de kleine had hem niet meer
herkend.
'a Avonds, toen wy in de grooto, gemeen-
schappoiyko eetzaal aan het souper zaten, liep
er een gerucht, als oen gfoote, zwarte
vogel, met onhoorbaron vleugelslag giDg hot
door de zaal dat do klelno L. was gestorven.
Toen wy van de eetzaal In onze compag-
nle-afdeeling terugkwam, stond onze kapitein
by de deur van do compagniezaal; wy moes
ten binnenkomen, en toon berichtte de kapitein
ons, dat onze kleino kameraad, L. II, dien
avond was Ingeslapen om niet moer te ont
waken.
De kapitein was een zeer goed mensch,
in 1860 is by als een dappere held gevallen;
don gebracht. Dat geschiedt ln het derde en
in het vierde jaar.
In de tweede plaats hebben de stnkinga-
troobelen storend gowekt op don ge regel
den gang van de parlementaire machine.
Storend voor de Rogeering, die van 31 Ja
nuari tot ongeveer 1 Mei bedacht moeet
zijn op het nomen van maatregelen voor heb
herstel of het handhaven van rust cn orde,
on voor do verzekering vaa het geregeld
publiek vorkeer. Storend voor de Tweede
Kamer, dio vanzelf dio maatregelen had te
booordeolon."
Echter al kon dc al uitingsrede niet wijzen
op do vervulling der gedane toezeggingen,
toch was het afgeloopon zittingjaar een
der merkwaardigste parlementaire jaren in
den laatste® tijd.
',,D© Regcering heeft op klooke wijze hot
hoofd weten to bieden aan hot revolutionair
opzet van sociaal-domooraton en anarchis
ten. Ondanks do adresbeweging der bekendo
Twintig, ondanks de oppositie in sonunigo
liberale bladen, ondanks hot geroep dor
Girondijnen om „niet nul" met de Straf
recht-novelle to komen, is de Regcering pal
blijven staan...
Hot gwog bleek in handen (van het mi
nisterie) veilig, cn daarmo !e ook dc vrij
heid van hot Nederlandsohe Volk. En bij
don lof, dio dor Regcoring moet worden
gebracht, behoort ook con woord van huldo
to worden uitgesproken voor de Tweede
Kamer en do Eerste Kamer, die niet ge
weigerd hebben de Regcoring kraohtig to
steunen."
Do bladen govon reeds conigo beschou
wingen over de Troonrede.
liet Handelsblad zegt, dat men niot veel
niouwo toezeggingen verwacht en i.1 roden
vaa tevredenheid zou hebben, indien al het
uohterstallige word afgedaan, wanneer er,
gelijk nu hot geval is, zooveel belangrijks
uit do vorige zitting is overgebleven, ge
noeg om schier het gehcolo jaar te vullen.
„Wanneer mon echter dc rede leest, waar
mede de zitting heden is geopend, ontwaart
men mot klimmende vorrassing, dat do re
gcoring een buitengewoon lange reeks van
nieuwe ontworpen belooft als aanstaande
of in voorbereiding. Na dozo ontworpen to
hebben opgesomd, gaat hot blad voort:
„Men moet zeker bewondering govoolen
voor een regcoring, dio zoo grooto werk
kracht meent te kunnen toonen, al paart
zioh aan dat gov ooi ook con zokoro mate
vaa verwondering, als men nagaat, hoeveel
van do vroegere beloften nog altijd op ver
vulling wacht.
Het Ubl. herinnert or aan wat De Stan
daard zogt in haar beschouwing over do
„Sluitingsredc", dat nl. in hot dordo zit
tingjaar hel meeste moot worden afgedaan,
en vervolgt dan:
Wie gelooft echter, dat bij don trageu
gang der wetgeving hier te lande, het denk
baar is, dat, behalve het vole onafgedane
vaa do vorige zitting, or nog veol van het
nieuw toogezegde zal tot staad komen? Eon
buitengewone werkkracht zal reeds ontwik
keld mooten worden, zal slechts de helft
van de lango lijst over een jaar het Staats
blad hobbon bereikt.
„Uit do werkzaamheid, welke do regce
ring ten toon spreidt, blijkt echter, dat zij
zelve vol vertrouwen is, en haar taak nog
menig jaar verwacht to kunnen voortzet
ten. Want dc beloofde regelingen bevatten
stof voor nog lang in eon volgende parle
mentaire periode."
Wolverdiende lof, zegt Het Handelsblad
verder, wordt gebracht aan het Indische le
ger, en eveneens aan dc toewijding in moei
lijke dagen zoo door do gewapondo macht
als door do burgerlijke ambtenaren hier te
lande betoond En terecht, vindt zij, wordt
gewag gemaakt van dc „nuchterheid van
geest", wolko hot overgroot© deel der
werklieden heeft aan don dag gelogd. In
verband hiermede verheugt hot blad zich,
dat de rogeering het als haar plicht be
schouwt voor voortzetting der „sociale
wetgeving" to zorgen.
Dat de nijverheid zich „met moeite
hU hield van zyn cadetten, en toen hy ons
zyn mededeoling dood, moest hy zich do
tranen uit don baard wissen. Toen beval
hy ons, nllon de handon te vouwen©on van
ons moest mftr voron tredon en hardop hot
„Onzo Vador" opzeggen."
Do kolonel boog hot hoofd.
„Voor do oorsto maal," zeldo hy, „heb ik
toen gevoeld, hoe schoon eigcniyk het „Onze
Vader" is.
Den volgondon middag ging do dour open,
dio van hot hospitaal naar hot gymnastiokploln
leidde, die boozo, noodlottige deur.
Wy moeston op hot hospitaalplein aan
treden, om onzon gostorvon kamernad nog
oenmaal te zien.
De schrodon dreunden en stampton, toon wy
het plein ovorliepen. Niemand sprak eon woord;
mon hoorde slechts een zwaar ademhalen.
En daar lag nu do kleino L., de arme kleine L.
In zyn wit bemd lag hy daar, de handen
op d© borst gevouwen; de blonde lokken ora
hot voorhoofd gekroesd, dat wasbleek was,
do wangen zoo ingovallen, dat het mooie, bru
taio neusje ver vooruitstak."
De oudo kolonol zweeg; hy haalde met
moeite adom.
„Ik ben een oud man goworden," zoo ging
hU op gebroken toon voort; „ik heb mannen
op slagvelden zien liggen, menschen, wien dood
en vertwyfeling op het golaat stond goschro-
von, zulk oen harteleed als op hot gezicht
van dit kind hob ik nooit wodor gezien, nooit,
nooit."
Diepo stilte heerschte ln het restaurant,
waar wy zaton. Toon de oudo kolonel zweeg
en zyn verhaal niet voortzette, stond do ollner
zacht uit zyn hoek op en stak de galvlam
boven onzo hoofden aan; het was geheel
donker geworden.
Ik hief nog eens de wynflesch, maar zy
was byna ledig. Slechts een traan vloeide er
nog uit, een laatste druppol van het „edele
bloed".