Volkspoëzie op een Oranjefeest. i Op do schrijftafel stonden in sierlijke I standaards verscheiden portretten, waaron- j der er een was, dat bijzonder veel op den adspirant-rentmeestcr geleek. Helmuth drukte de lipp n op elkander en staarde lang naar dit portret uit zijn jon- i gelingsjaren. I „Freule", zeide hij daarna op zachten I toon, „ik begrijp niet, waard^^r i.c zoo'n grooten indruk op u heb gemaakt, dat u I mijn portret op uw schrijftafel hebt ge- plaatst". „Wel, alleen door uw bescheid nheid, rae- i neer Winter", antwoordde dc freule... „U gedroeg u niot zooals die and "re heer-i, i die ik op het landgoed van mijn tante leer* I de kennen cn die al hun hc6t deden mij voor I hen in te nemen". „Maar, freule, het was geen bescheiden heid, welke mij zoo stil en teruggetrokken deed zijnl" riep do jonge man nu uit. „Het wa6 niets anders dan zelfkennis... Ik be greep heel goed, dat het mij, don zoon van j den armen gouverneur van uw neef, die met een beurs aan de landbouw-universiteit stu- deerde, niet paste, u evenals de anderen het hof te maken... Ik deed alle moeite, voor u te verbergen, dat ik... iets voor u ge voelde, maar u... u schijnt het toch gemerkt \te hebben". Freule Gertrude knikte lachend met het j hoofd, waarna zij zeide „Zeker, wij allen... mijn vader... mijn 'oom... mijn nicht en ik merkten dat dade- i lijk... 'U ziet nu, hoe goed het u gelukt is uw gevoelens ten opzichte van mij te ver- I bergen." Do jonge man werd vuurrood van verle genheid, waarop Gertrude, om hem weder wat op zijn gemak te brengen, vervolgde: i „Maar laten wij nu over zaken spreken... J Het is dus uitgemaakt, dat u mijn rent- meester wordt, meneer Winter, nietwaar?" „Freule," stotterde de jonge man, ,,u hebt mijn getuigschriften en andere stuk ken nog niet eens ingezienik zie ze daar nog in gesloten couvert op uw schrijftafel 'liggen." „O, dat behoeft niet, meneer Winter... Ik ben volkomen over u ingelicht... In die tien 'jaar, dat wij elkander niet gezien hebben, heb ik voortdurend naar u geïnformeerd Ik ben bekend met uw geheelen levensloop i en ben er vast van overtuigd, dat ik nooit een beteren rentmeester zal kunnen vinden .dan uNeem dus mijn aanbod aan, aar- 'zel toch niet langer en geef mij de hand." Zij reikte hem haar smal, blank handje ,toe, waarna Winter, vóór het te drukken, vroeg: ,,U wilt dus weten of ik bij u op Stein- feld zou willen komen wonen?" „Ja, ten minste, als u nog ongetrouwd 1 bent en geen andere plannen hebt." „O, neen, freule, tot een huwelijk of een 'engagement heb ik nooit kunnen besluiten, omdat ik steeds aan u moest denken." „Nü, beste vriend, voor hoe lang wil jij je verbinden?" „Voor altijd liefst, als ik niet te onbe scheiden ben." Nu nam hij haar hand aan en drukte die aan zijn lippen. „Ik had gisteravond niet durven droo- men, dat ik vandaag op zoo'n afdoende wijze van het nuttelooze, pretjes-najagende leven afstand zou doen", zeide Gertrude, overgelukkig, op zachten toon. PEPERBflüftT. Er wordt jaarlijks 300,000 pond peper- muntolie verbruikt in de wereld en ruim ne gentig percent komt uit den omtrek van Kalamazoo, in Michigan. Kalamazoo is het centrum van de peper muntolie-industrie. Vroeger was dat Wayne County, in New-York; maar thans niet meer. Het laatste jaar was de opbrengst daar slechts 1000 pond. Er zijn in Zuidwestelijk Michigan 4000 morgen gronds of 1600 hectaren aan de teelt van pepermunt gewijd en ongeveer 80 distilleerketels. De pepermunt (Mentha piperita) wordt gekweekt op zwarten, moerasachtigen, vochtigen grond; zóó vochtig, dat in een regenachtigen tijd eoms groote velden ge heel onder water staan. Op dat land, als tuingrond bereid, worden gedurende April in breedc voren de wor telstokken en uitloopcrs van pepermunt ge plant. Het distilleeren begint met Augustus en duurt tot 20 September. Do planten, welke opschieten tot een hoog te van 3 of 4 voet, worden afgesneden, ver gaard en in groote kuipen gestampt, welke daarna met een stoomdicht deksel worden gesloten. VorvOlgena laat men aan den onderkant van de kuip stoom binnen, waardoor de p 1 antkliertjes, welke de olie bevatten, bre ken. De olie verdampt en vliegt met den stoom in tinnen buizen, waarover koud wa ter vloeit, hetwelk de oliedampen laat con- denoeeren. Water en olie vloeien dan uit de buizen in een vergaarbak, waar zij vanzelf gescheiden worden, omdat, olie lichter is dan water. Na een uur stoomens is al de olie uit de planten. Men verkrijgt uit een kuip tusschen 1 cn 10 pond olie. Later wordt de olie door raffineeren gezuiverd van de vreemde be- standdeelen, welke zij nog mocht bevatten. De prijs van pepermuntolie was zes jaren geleden f 1.75 per pond en nu 12.50. Die prijsverhooging is voornamelijk te wijten aan opkoopen in het groot, om de markt te dwingen, (corner). Er. is voortdurend vraag naar pepermunt olie, welke voor allerlei artikelen wordt ge bruikt, als: apotheekp raap a raten, suiker- bakkersartileelentoiletartikelen, parfume rieën, enz. Een groot veld met pepermunt levert een mooi gezicht opvooral wanneer de planten ongeveer half volwassen zijn. Dan hebben de bladeren een kleur van het helderste groen, dat zeer goed uitkomt tegen den zwarten grond. De olie wordt verzonden in tinnen kannen van 2 1/2 g a 11 o n, welke gevuld 20 pond we gen. Zoo kan men voor f 750 olie pakken in een kist van 30 maal 8 maal 12 Eng. duim en soms kan de geheele oogst van een pe- permuntkweeker worden gepakt in een kist van die grootte. Een aardappeüen-jubileum. Het is in dit jaar 350 jaar geleden, dat de aardappel in Europa bekend werd. In 1553 werd het eerst van hem gerept in een te Se- villa gedrukte en door Peter Cieca geschre ven kroniek van Peru. In die kroniek wordt gezegd, dat de Peruanen een truffcl- aohtige aardvrucht verbouwden. Uit den Italiaanschen naam van truffel, tartufolo, ie de Duitsche naam voor aardappel, Kar- toffcl, ontstaan. In 1853 werd ter cere van Franz Drake, die de aardappelen, het eerst naar Europa overbracht, te Offenburg, in Baden, een ge- denkteeken opgericht. In 1616 verschenen de tartufoli als een groote zeldzaamheid op de tafel van den ko ning van Frankrijk. Eerst in de tweede helft der achttiende eeuw wisten vooruit ziende volksvrienden den tegenzin der boe ren tegen de nieuwe veldvrucht te overwin nen. Frederik de Groote liet, toen de graan oogst mislukt was, met geweld den aardap- pelbouw in Pommeron en Silezic invoeren. In Frankrijk nam mem zijn toevlucht tot list. De apotheker Parmentier voorzag groote, met aardappelen voorziene velden van waarschuwingsborden, waarop een zwa re straf bedreigd werd togen ieder, die de kostbare veldvrucht zou stelen. Wat door vriendclijken raad niet bereikt had kunnen worden, werd door deze list verkregen. De boeren uit den omtrek stalen de verboden vrucht on Lodewijk XVI zeide tot den slim- men apotheker: „U hebt het brood der armen gevonden." Dc Koning en alle heeren van het hof be gonnen aardappelbloesem in het knoopsgat te dragen en ook de Koningin en haar hof dames tooiden er zich mee. Ter eere van Parmentier heet de aardappelsoep in Frankrijk nog altijd„potage Parmentier". Hoe eigenaardig het volk er slag van heeft, op Oranjefeesten, in kortoro of lan gere, meest luimige, opschrift-rijmpjes uiting te geven aan zijn Oranjeliefde, dat blijkt o. a. al heel duidelijk uit wat Yan Lennep en Ter Gouw in hun „Boek der Opschriften" meedeelen betreffende het Oranjefeest in 1863: „Een Rotterdammer in de "Vijversteeg had het in zoo'n opschrift over een droo menden Kees: „Keesje lag zoo eens te droomen (t.w. in 1813) Dat Oranje weer zou komen, En dat, terwijl de Burgers sliepen, De Franschen reeds als hazen liepen. Wat hij droomde, Goddank I dat was waar; Want Neerland viert dit feest thans na 50 jaar." Een ander, die op de Botersloot in den „kippenhemel" woonde, oordeelde, dat hij letterlijk Oranje boven vierde en schreef boven zijn trapdeur: ,,'k Woon 47 trappen hoog; Wie zou dan niet gelooven Het voorrecht, dat ik thans geniet? 'k Vier 't feest Oranje Boven." Een oud moedertje te Leeuwarden, op den Put, die met „Daar staat zij, Neêrland's maagd," enz. ééne vierenkaars illumineerde, en er met haar poes op den schoot bij zat, had dit opschrift bij hare kaars: „Ik brand er één, maar 't is een dikken. Mijn kat zou graag die kaars wel likken, Maar 'k weer die af met vaste hand, Daar zij slechts voor Oranje brandt." Een „oud-strijder" in de Rozenstraat te Amsterdam had zich Cats herinnerd, die ook praatte van „een keers, die in de pijpe brandt", en boven zijn deur laten zetten: „Mijn levenslicht, reeds in de pijp, Heeft 82 jaar gebrand, Brandt nog met Godes hulp Voor Oranje, Vorst en Land." Te Breda, in de Nieuwstraat, was een huis met 50 vlaggetjes versierd, en las men in den gevel: „Ik vlag volstrekt niet eiken dag, Maar nu voor ieder jaar een vlag." Een ijzerkooper, in de Groote-Houtstraat te Haarlem, die nog op voorvaderlijke wij ze een kaars-illuminatie op een piramide van latjes had aangebracht, schreef daarbij; „Illumineeren wil ik, Dat is niet meer als billijk, Doch door gebrek aan glazen, Doe ik het, evenals in 1813, met kaarsen." De man vond er behagen in zich in dien tijd te verplaatsenmaar hij had er dan ook een rok en kamizool van 1813 bij moe ten aantrekken. Niet weinigen hadden hun beroepsaan kondiging op meer of min geestige wijze met het Oranjefeest in verbinding ge bracht en zoo het opschrift tot een adver tentie doen dienen. Een Rotterdamsch grutter deed zulks met de volgende regelen: „Wie Nederlander is, slaat dankbaar 'toog naar boven, Om op deez' blijden dag den Opperheer te loven, Dat hij d'Oranjestam hergaf aan Neder land. Ook ik vier recht verheugd dit feest van vijftig jaren; 'k Verkoop aan elk wie komt de beste grut terswaren En geef een goede maat, maar alles gaat kontant.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 12