LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 15 AUGUSTUS. - TWEEDE BLAD. Anno l'JU PERSOVERZICHT. FEUILLETON. 33e "Wondersteen. No. 13336 Omtrent het ontsla g-L i n d e m a a schrijft nar. J. A. Levy in De Telegraaf o. na. het volgende: Geeft de besliste, onverholen en onom wonden afkeuring van de daden des „Comi tés van Verweer" der Regeering het recht, 'een ambtenaar met r.itslag te straffen, op den onkelen grond, dat hij, geestverwant van bedoeld comité, dit, met woorden, meent» te moeten steunen? Ik antwoord, met de meeste- energie, met de meeste beslistheid, zonder eenig voorbe houd: neen en duizendmaal, neen. Op welkc-n grond ter wereld zou, met mo- gelijkheid, zoodanige bevoegdheid aan de Rcgeering kunnen toekomen? Wat is hier gedaan, wat geschied, dat haar wettigen ■zou? Vraagt men naar het karakter der geïncrimineerde bewoordingen, het is beu- zelpraat e>n anders niet. In het sociaal-de mocratische kamp heeft men blijkbaar nog niet genoeg besef van de plichten, welke aan den rang eener staatkundige partij verbon- den cn verschuldigd zijn, om van gezwets, als het onderhavige, zich te onthouden. Vandaar zoo menig ergernis-gevend woord, straattaal in den volsten zin, waarvan zij mecnen zich to moeten bedienen, die op de hartstochten van den douamen grooten hoop speculeeren. H icr echter is gestraft, en, men verge- to het niet, voor straf is een rechts grond noodig. Ik vra?.r. en houd niet op met aandrang te vragen: Welke is die rechtsgrond Waar, in ons geschreven, of ongosohreven recht is er een voorschrift, neen, een regel, neen, een woord, dat s t r af rechtvaardigt, op grond van laffe snorkcrijen, van onbekookte dwaasheden, .door een ambtenaar in een volksvergade ring geuit? Wil de Rcgeering optreden als bewaakster, dat haar ambtenaren slechts zeggen on doen, wat met het gezond .verstand vereenigbaar is, dan zou haar 'dagtaak eindeloos zijn. Indien zij eohtor straft, is zij rekenschap schuldig, dat er een m i s d r ij f is gepleegd. Of staat de ambtenaar buiten het gomeene recht, dat te zijnen aanzien door willekeur wordt vervangen? Dat, zij, die den moed bobben deze stelling te huldigan, haar dan ook openlijk onderschrijven. Mij dunkt, het kenmerk van den Rechtstaat, naar der Ou den bepaling is, dat wij. om vrij te zijn, slaven de.r web wezen naoeten. De allereer ste grondslag onzer Strafwet, waarbuiten aan strafvordci-ing niet gedacht worden kan, as: gcon straf, zonder wet. Welke w e t is hier geschonden of overt naden? Wie gaf, buiten haar, der Rcgeering het recht om te straffen? Of is temet ontslag, dat ambteloos maakt, economisch weerloos ma ken kan, en maatschappelijk vaak ontccrt, niet een straf? Of tracht men het ontslag als tucht middel te vergoelijken? Het zou een nood- lottiKo begripsverwarring zijn. Ik laat do vraag daar, of hier zelfs tucht niet mis plaatst ware. Bestierders eia bestierden, op dozen klassieken bodem r vrijheid, behoo- ron zioh to doordringen van de overtuiging, dat verdraagzaamheid geboden is, ook cn vooral met betrekking tot meeningen, die mishagen. Dit erfgoed heeft ons volk, dat van goeden huize is, in de velerlei vervolgden, die hier een schuilplaats von den, ontvangen, en behoort het met ja- locrschhöid te bewaken. Daargelaten ech ter deze onze heilige traditie, tucht is niet straf, en van alle straffen dc zwaar ste, aan die des doods (in overdrachtelijken zin) gelijk, is ontslag. Zij heeft met straf niet slechts uiterlijke overeenkomst, maar van straf do innerlijke natuur. Hoe zou 'het der Regeering kunnen vrijstaan een zwaarwichtige handeling, die kortaf, eens voor al, aan hot ambtelijk leven een einde maakt, mot het. schild der tucht to dekken? Verstaat de Regeering, dat haar ambte naren, op straffe van ongenade, met haar gelijkgezind zijn? Op welken wettel ijken ©n redelijken grond rust deze haar aan spraak? Op welke bepaling in het contract van dienstbetrekking berust zij? Hoe is zij te handhaven? Hoe zelfs te stellen? Kunnen personen, ropiiblikeinsch gezind, niet be proefde monarchale ambtenaren zijn? Kan rechtspraak over mijn en dijn niet mof ge rustheid worden opgedragen aan een aan hanger van gemeenschap van productie middelen Het hooge woord moet er uit. Mij schijnt in den jongsten tijd, in gouvernementeele kringen on daarbuiten, op meer dan ééne wijze t .gen Neerlands alouden vrijheids zin te worden gezondigd. Vervolgingen we gens prenten, veroordeelingen wegens een onvertogen, onvoorzichtig woord, het zijn vooze, veege teek enen van de hydra der reactie, dïo het hoofd opsteekt. Daar waait een móusson van gezagvertoon op den va- derlandschen bodemeen wind, die zoetsap pigheid kweekt, huichelarij aanwakkert en aan zelfstandigheid afbreuk doet. Welnu, men wore en keere haar, die stormvlaag. Zij brengt de waardigheid der Regeering en het karakter van ons volk in gevaar. Wat de Regeering betreft, est cerfea quaedam ars nesciendi et scientia. Dat zij, hot Recht huldigend, dc kunst versta en be- ocfenc van te ignorceren, ook en zelfs het geen tcgön haar gebazeld wordt. Wat ons volk aangaat, niet door te straffen links en ree'.ts,werkt men opvoed kundig. Wij hebben mannen van noode, die vrijuit, rondweg hun meening durven ver- kondigon. Begaan zij daarbij malligheden, dan lache men hen uit, maar straffen doe men hen niet." Het Centrum is van oordeel, „dat het op treden van don betrokken leeraar de Regee ring tot maatregelen noopte. Ook al kan men van oordeel zijn, dat het ontslag een to strenge straf was, took staat het voor een ieder, die onbevooroordeeld donken wil, vast, dat de overheid in een rijks-ambtenaar niet datgene dulden kan, wat de heer Lindeman zich veroorloofde. Alleen partij-hartstocht kan een andere naeening iaaspireeren. Oudergewoonte tracht men het thans van sociaJistisohe zijde te doen voorkomen, dat dc leeraar het slachtoffer is geworden zijner b eg i nsel-overtu i g ing Maar wanneer men do toedracht der zaak gevolgd heeft, dan wordt het klaar, dat de heer L. niet gestraft, is als socialist, maar als propagandist. Als propagandist van een beweging, die alle middelen goed achtte tot de bereiking van haar doel en het spel speelde der anar chisten. Met het socialisme als min of meer we tenschappelijk systeem had de agitatie en de daarop gevolgde staking niets te maken. Zij was een uiting van revolutionair ver zet, een ap„nslag op het wettig gezag, een stelselmatig© verdachtmaking, ook van in stellingen en personen. En teekenend ie het zeker, dat, terwijl de sociaal-democraten voortdurend eerbied op- eisohen voor hun overtuiging, voor hun vrijheid van handelen cn do eerlijkheid hun ner bedoeling, zij in den tegenstander tel kens de zwartste gevoelens onderstellen, on een rijks-ambtenaar zich niet ontziet, in het openbaar den eersten minister des lands als een bewuston of ohbowusten huichelaar te signaJeeren. Waar zou het heen, vragen wij, als derge- lijko dingen bij ons inheemsch werden? Wij kregen dan ongetwijfeld de treurige politie ke) toestanden, die Frankrijk onder veel hartstochtelijk geschreeuw te gronde rich ten. Democratie, uitstekendMaar geen re volutionaire agitatie, die met alle middelen werkt, en geen brutaio miskenning van het wettig Gezag I" De Nederlander, het orgaan van mr. De Savomin Lohman, schrijft o.m. „Over het al of niet noodzakelijke van het ontslag vellen wij nu geen oordeel. Wij zouden daartoo over meer gegevens moeten beschikken dan ons ton dienste staan. Maar waar wij krachtig en ernstig togen moeten opkomen, is de schandelijke, niet zwart genoeg te brandmerken laster, waar mee Het Volk don Minister van Water staat te lijf gaat. Voorgesteld wordt bet niet één6, maar herhaalde malen, zóó doorloopend, dat het den grondslag en do strekking van het ge- 24) Naast den heor Bultltude zat een klein, vlasblond jongetje. „O, zeg, dat is waar ook, Bultltude," zei k(j met schrille stom aan Paul's oor; ik zou 't haast vergoten: waar is myn konijn?" Zoo'n onzinnige vraag ergerde Paul in hooge mate. „Moet je nou over konijnen praten?" sei hy berispend. „Kijk liever in je boek." „0, heel goed," bromde Porter, het jongetje in quaostie, „maar ik wil myn konijn hebben." Loop rond," zei Paul nijdig, „denk je, dat ik or op zit?" „Je bobt beloofd me een konijn mee te brengen," stribbelde Porter tegen, „dat weet je ook heel goed. Ik wil 't konyn hebben of zeg me anders de reden, waarom je het niet hebt Woensdag was een halve vrije dag in Crichton Houso en al spoedig na het middag maal stapte Paul met do overige jongens ln optocht naar het voetbalveld. Ze wandelden twee aan twee, Chawner en drie der oudere leerlingen aan het hoofd met den bal en de goal-palen. De heeren Blinkhorn en Tinkler vormden de achterhoede. Bultitude liep met Tom Qrimstone, die, na sljn buurman een poosje van ter zyde aange keken te hebben, zijn nieuwsgierigheid niet Sanger bedwingon kon. „Zeg, Dick," begon hy, „wat is er met je Ban de hand tegenwoordig?" »Ik heet geen Dick," zei Paul styfjes. «Wat doe je toch vreemd," zei Tom; „maar seg me eens wat er aan hapert?" „Dus je ziet het verschil, heusch waar? Merk je de verandering op?" „Noul" zei Tom met nadruk, „je beut als iemand teruggekomen, waarmee geen huis te houden is. De andere jongens vinden het niks plezierig; ze zullen je er van laten lusten als jo niet oppast," „Je praat ook zoo heel anders," ging Tom voort; „jo gebruikt zulke mooie woorden en je bent aliyd nydlg. Kom, we waren altyd zulke goede maatjes; vertel me eens, is het weer een van je streken?" „Streken!" zei Paul, „ik ben nogal in een mooie stemming voor grappenmakeryen. Nee, dat is 't niet!" „Misschien is je oude heer woer erg ploertig opgetreden en ben je daardoor van streek." „Ik verzoek je niet op die wyze ln myn tegenwoordigheid van hem te spreken," zei Paul. „Nou," bromde Tom, „laatst zei je zelf ook wel zoo iets. Ik geloof, dat je je vader nadoet." „01" zei Paul, „hoe kom je daarby?" „Wel, je hebt precies de manieren van hem, zooals hy ze had, toen hy je hierheen bracht. Zeg, weet je wat ma van hem zei, toen hy weg was?" „Nee," zei Paul. „Je moeder scheen me een aardige, zachte vrouw toe, als ik dat tot den zoon zeggen mag." „Nou, ma zeide, dat je vader je hier net achterliet, zooals de menschen wel eens paraplu's op schllderyententoonstellingen laten staan, en ze geloofde, dat hy een grooten geldzak in zyn lichaam had in plaats van een hart." „0," zei Paul woedend. Hy had mevrouw Qrimstone een beteren smaak toegekend. „Zei je moeder dat werkelijk? Bepaald heel heel© betoog uitmaakt alsof de Minister den heer Lindeman tegen zijn overtuiging de verklaring heeft willen laten teokonen, dat hij over het gebeurde berouw had. De waarheid is daarentegen desze, dat de Mi nieter, de mogelijkheid onderstellend, dat de heer Lindeman misleid was, d.w.z. den ernst der zaak niet terstond had inge zien, en zijnerzijds tot het uiterste oonci- liant willende zijn, hem uitnoodigde te ver klaren, „destijds het ware karakter van het optreden van dit ooruité in zijn later geble ken misdadige strekking niet te hebben in gezien" en voorts „over zijn optreden ten behoeve van dit oomité zijn leedwezen" te betuigen. Natuurlijk alleen, wanneer hij dit in vollo oprechtheid kon doen I" De Arnhemsche Courant schrijft, na kon nis genomen te hebben van de door Het Volk tusschon den minister Do Marez Oyens en den heer Lindeman gewisselde stukken, die hot geven van het ontslag voorafgingen: ,,In 's Ministers afkeuring van hot bo- doelde optreden van den heer Lindeman, als ambtenaar en leeraar aan een openbare onderwijsinstelling, deolon wij geheel, voor 't overige de vraag in heb midden latende, of daardoor zijn ontslag zonder meer ge rechtvaardigd ware. De straf zou hard, misschien zelfs to hard geacht kunnen wor den. Maar door en blijkens de gevoerde briefwisseling is de zaak van karakter ver anderd en is de straf niet meer opgelegd wegens het meergenoemde optreden, maar feitelijk wegens do woigering van den heor Lindeman om bovenstaande verklaring te ondortcekenon. Dit nu was een eisoh, een eerlijk en zelf standig man onwaardig, welke hem dooi den Minister niet gesteld had mogen zijn, te minder, nadat door den Minister aan die verklaring nog nadrukkelijk do beleekc- nia word gehecht, zooals in een schrijven van 25 Mei den heer Lindeman word raedo- gedeeld: „Natuurlijk was niet bedoeld, dat gij in strijd met, maar veeleer, dat gij krachtens uw oprechte cn volle overtuiging uw naam onder deze verklaring zoudt ge plaatst hebben." Het ontslag is nu onrecht vaardig, immers feitelijk verleend, omdat de heor Lindeman weigerde een huichelaar t© zijn, wat hem in 't oog van elk eerlijk man. van welke partij kleur ook, juist tot eer strekt." Do Nieuwe Arnhemschè Courant zegt: „Ons oordeel over do handelingen van hot Comité van Verweer is voldoende bekend, waaruit volgt, dat wij ook het optreden van den heer Lindeman en do door hem te Gou da gesproken woorden afkeuren. Dat hierin evenwel geen voldoende grond gelegen was tot ontslag, heeft ook de Minis ter ingezien, vandaar die een regcorings- persoon onwaardige pogingen om don heer L. eerst over te halen tot het afleggen on teekenen ecner verklaring, welk© in strijd was met zijn overtuiging, en die ondertee- kening ten slotte van hem te cischeo; op straffe van ontslag. Is ook hier het 3p reek woo rd van toepas sing: „Zoo de waardenz.? In ieder geval heeft d© Minister getoond het karak- tcrpeil der Nodcrlandschc ambtenaren al zéér laag te stollen. Den heer L to ontslaan, wijl hij do boven aangehaald© woorden gesproken heeft, of wijl hij opgetreden is voor het Comité van Voi-wcer, hadden wij een ongerechtvaar digde straf geoordeeld. Doch do straf ware dan al titans gemotiveerd. Nu is zij opge legd, omdat hij weigerde te handelen als een karakterlooze, een lafaard, die zijn oogen zou moeten neerelaan voor ieder eer lijk en fatsoenlijk mensch. Dat een dergelijke eisch gesteld is; dat een Nodcrlandschc minister gedurfd heeft dit besluit aan het Hoofd van den Staat ter onderteokening voor to leggen, bewijst, hoc ver we reeds op do holling der reactie zijn afgegleden en bozig zijn Nederland te maken tot een tweede Saksen. In Van-dag-tot-dag in het Handchblad wordt omtrent deze quaostie gezegd: Het kam zijn, dat een mindere straf dan ontslag voldoende geweest, ware. Do minis- aardig, ha, ha 1 Hy zou hol zeker leuk vindon, alB hy wist, hoe ze over hem dacht." „Vertel het hem en kyk eens wat hy zegt," stolde Tom voor; „hy is erg lam tegen je, is 't niet, een echte beul?" „Als men een beul is, wanneer men van den ochtend tot den avond zwoegt om een goede opvoeding te kunnen geven aan ondank bare kinderen, ja, dan is hy het." „Grut, nou trek je party voor hem," zei Tom. „Ik dacht, dat jo het zoo kwaad by hem hadt. Hy wou immers nooit bobben, dat jullie thuis gekheid maakte, on by nam je nooit mee naar pantomimes?" „En waarom zou by, vraag ik; waarom? "Waarom moet oen mensch uit zyn gemakke- lyken stoel na een welverdiend maal opgejaagd worden om naar een benauwden schouwburg te gaan en daar op den tocht te gaan zitten en naar zoo'n ding te kyken, wat ze tegen woordig een pantomime durven of believen te noemen? Nee, in myn jongon tyd, toon waren er nog eens pantomimes. Ik heb ze gezien „0, als jy tevreden bent, dan zal het my geen zorg zynl" zei Tom, verwonderd over deze veranderde wyze van de zaken te bezien. Als het jou goed dunkt om je hier zoo aan te stellen, dan is dat jouw zaak. Maar als je wist, wat ze van je zeggen, dan „Dat hoef ik niet te weten", zei Paul, „'t raakt me ook niet." „Kan het je ook niet schelen, hoe pa over je denkt? Pa zei gisteravond, dat hy niet wist, wat met je aan to vangen. Je was zoo vreemd teruggekomen, heelemaal niet te regeoren. En hy zei, dat, als er niet heel gauw verandering kwam, hy tot krasse maatregelen moest overgaan. Dat heet by ons eèn pak voor je broek." „Genadige hemel!" dacht Paul, „ik heb geen tor, die zij a verantwoordelijkheid diep ge voelde, ©n al do feiten konde, hoeft geoor deeld, dat geea andere 6traf mogelijk was. Hot is onmogelijk zoo maar ex cathedra, van verre, zonder zelf al do feite® to kon non en onderzocht te hebben, to verklaren, dat hij verkeerd oordeelde. Maar wol ben ik van mccniug, dat hij een vergissing beging en zeker gebrek ara raen- sohonkennis toonde, toen hij, om don heer Lindeman to redden, hom een verklaring toT teekoning voorlegde, welko de minister had moeten beseffen, dat do heer Lindeman niot had kunnen teekonon, zonder zich on mogelijk te maken in zijn partij, on door de<ze als deserteur behandeld te worden. De minister schreef aan den heer Linde man: „Natuurlijk was niot bedoold, dat gij in strijd met, maar veeleer, dat gij krach tens uw oprechte en vollo overtuiging uw naam onder deze verklaring zoudet geplaatst hebben." Ik ben volkomen overtuigd, dat dit op recht do bedoeling was van den heor Oyens, een beminnelijk en zachtmoedig man, die slechts wat al te naïef handelde bij zijn po gingen om te ontsnappen aan de noodzake lijkheid een zijner ambtenaren te ontslaan. Dc schrijver zegt voorts, dot hij in het ge val van den heer Lindeman geen verklaring ter onderteekoning zou bobben aangeboden. Do minister deed dit klaarblijkelijk geheel te goedor trouw cn omdat hij liet waar schijnlijk achtte, dat dc heer Lindeman niet had ingezien hot ware karakter van hot op treden van het Comité van Verweer en zijn later gebleken misdadige strekking. Men kan de stukken niet lezen zonder don indruk te krijgen, dat do minister den leeraar poogde to redden. „Maar ik had in zijn geval het stuk niet tor teokening aangebo den, ook omdat ik d© socialisten en hun taotiek om alles te misbruiken tot wapen va® aanval togen en tot verdachtmaking van hun tegenstanders ken. Ik geloof toch, dat. ik voorzien zou hebben den laster, waar mede Het Volk nu den minister zwart poogt te maken, hetm beschuldigend van do poging den leeraar tegen zijn overtuiging een huichelachtige verklaring te laten tee- konen, zoodat de heer Lindeman ontslagen zou zijn, „omdat hij geon huichelaar cn ver rader wilde zijn." En verder zegt de schrijver: Dc minister heeft zich niot aan „een brutale laagheid" schuldig gemaakt, go!ijk het blad van den heer Troelstra beweert. Do heer Lindeman is niet ontslagen „omdat hij hot ministerie geen wapen tegen zijn eigen partij wilde in handen spelen", maar do minister ontsloeg den ambtenaar wegens zijn houding in den stakingstijd, omdat hij aan een rovolulion- nairo daad zich schuldig had gemaakt te gen do Regeering, wier ambtenaar hij was. Of do minister voldoende redenen voor dit ontslag kon vinden in de daden en woor den van don heor Lindeman, zal verschil lend beoordeeld worden, doch het is grof onrecht aan do volkon -n goede trouw, waarmede do heer Oyons handelde, te twij felen. Hot is socialistisolie onzin te verkla- ron, gelijk liet Volk doet, „dat hij con laaghartigen aanslag op het karakter cn dc burgerrechten van con Nodorlandsch amb tenaar gepleegd heeft." De schrijver behandelt voorts dc verhou ding van den ambtenaar tegenover den Staat. Hij is loet oneens met hou, dio schrij ven, alsof het een inbreuk op do burgerrech ten van ambtenaren is, als een minister handelt gelijk de heer Oyons deod. Een dor verontsohuldi grin gen van den heer Lindeman wordt telkens gebruikt door on.de rw ijzers, die buiten schooltijd den Staat, in wiens dienst zo zijn en door wien zo bezoldigd worden, aanranden, volgons socialistische tactiek zijn gezag ondermij nend, om hem ten slotte onderste boven te keere®. Hij schrijft, dat hij te Gouda niet ia opgetreden als docent der Rijkslandbouw school, maar als lid der sooioal-domocrati- soho partij in Nederland, zoodat hij voor zijn woordon niot aan zijn superieuren in het landbouwonderwijs, maar aan de socia listische partij verantwoording schuldig is. Doch de schrijver van Van-dag-tot-dag meent, dat dc rechten van don ambtenaar- socialist beperkt worden door do rechten oogenblik to verliezen. Hy mocht van avond die maatregelen nog oens nemen. Op myn leeftyd kan ik myn karakter niet veranderen. Zoo gauw ik kan, moot lk er vandoor." Toen zei by hardop togen Tom: „Zog, kan jy me ook vertellen, of, wanneer oen jongen vroeg, van bet speelveld te mogen weggaan, byv. als by zei niet lekker te zyn en zich thuis plezieriger voelde, hem dat zou worden toe gestaan?" „Natuuriyk," zei Tom, „maar dat moest je toch zelf ook weten. Je hoeft hot maar aan Blinkhorn of Tinkler to vragen, zo laten je dadeiyk gaan." Paul was verrukt, dit te hoorenhy drukte den verwonderden Tom harteiyk de hand. „Dank je," zei hy vrooiyk, „dank jo heel harteiyk. Ik ben je zeer verplicht. Jo bent een beste jongen. Ik zou je wel een kwartje willen geven." Maar ofschoon Tom dit aanbod niet afsloeg, herinnerde hy zich gauw in welken toestand hy zich bevond, en kwam al dadeiyk van zyn edelmoedigheid terug. Kwartjes waren nu van groot belang, als hy de gevaarlyke reis ton minste aanvaarden wilde. Ze kwamen op het veld, waar gespeeld zou worden en waar Paul een kans zou wagen, om zyn vryheid te herwinnen. Het leek wel, of alles zou meewerken. VIIL Het veld was heel groot; aan twee zyden was het met houten palen afgezet Twee der kleinste jongens waren er trot6ch op de goalpalen te mogen neerzetten en haastten zich naar hun plaats. De overigen liepen zoo'n beetje rond en draalden nog met begin nen; alleen de nieuwe jongen Kiffln stond alleen en studeerde yverig in een boekje, van don Staat, in wiens dienst hij is. V/oor den, die tot daden aansporen, kunnen oven gevaarlijk zijn als kogels. Het ia bom on mogelijk met den hoer Levy de «:\M van hen, dio verantwoordelijk zijn voor iiet re volutionair bedrijf aan dit j. r vtu 1 als „malligheden" en .gezwete" ter zijd© te stellen, welke geen andere tucht no-, lig nu ken als dio van nlgouicon gelach. Item schijnt het too, dat de lieer Lindeman tuis dreef, on zoor zeker tot do orde moest ge roepen worden. Of ontslag in dezo een te gestrenge straf of ti. htmidd.-l was. kan slecht© hij Leoordeelen, dio al de gegevens loeeft. Maar dat ©en Staat niet behoeft to dulden, dat zii'n eigen ambtenaren propa ganda maken voor maatregelen, die het vaderland in gevaar brachten en aoaroliio zouden veroorzaakt hebben, waren ge slaagd, schijnt hem outegonsp rekel ijk. Do Arnhenuche Courant ontving „van good ingelichte zijde" couigc mededeelingou omtrent benoemingen, dia wol niet voor openbaarheid waren bestemd, maar dio zij tooh te pikant acht ona voor zich te houden. O. a. het volgende: „Zoo ie ergens ik zal geon namen van plaatsen en personen noemen, om 7 !fs den schijn to vorm ij don, alsof ik hun dc te beurt gevallen onderscheiding misgun, het hoofd eoner christelijke school o n g e- v r aagd en dus buiten do aanbeveling van bet schooltoezicht benoemd tot directeur der Rijksnormaallessen, con moeilijk geval voor een man, wien krachtens rijn beginse len loet neutraal onderwijs een ergernis isl Zoo moeöt cn zou elders ccn gemeente een doleorendon burg meester krijgen, moar onder alle sollicitanten was or zulk een uit verkoren vat niot. Om tijd bo winnoa werd or corst een bonoeming gedaan, waarvan men in Den Haag wiet, dot ze :ou moeten worden ingetrokken, en inmiddols werden or vertrouwd© boodschappers het land in gestuurd om een doleorend man te zoeken, dio zioli beschikbaar wilde stellen. Dit was blijkbaar geon gemakkelijk© opdracht, al thans zo kostte tijd. Op zekeren dag kwam zich ccn porcoon als sollicitant naar dc vacante burgerio.no- tersbotrekking aan don Oonamieseris der Koningin in dc provinoio voorstel Lm. De ze, hierover verwonderd, zeide hom, dot hij te laat was: „do voordracht is recdr. ecdort lang door mij naar Den Haag opgezonden." Do sollioitont wist dit, maar zeide ter ver ontschuldiging, dat men hom „gestuurd" hod. Op con vraag van don Commissaris, of hij ecnigo studie van dc Gcmccntew: t go- maakt had, antwoordde hij openhartig ont kennend. Ecnigon tijd daarna atond rijn be noeming in do Staatscourant. Er is dus wol bij het herstellen van het „liberalistisch" onrecht haast, als zelfs het „dwingt hen om in to gaan" moot worden toegepast." De Hollander schrijft onder het hoofd Benoemingen hot volgende Do heer De Waal, hoofd cencr christelijke school te Kampen, is door H. M. dc Ko ningin benoemd tot directeur der open bare normaal-lessen aldaar. Dezo benoeming, die buiten do sollicitatie om moet geschied zijn, hit vanzelf de aan dacht getrokken. De Nieuwe Provinciale Groninger Courant soli rij ft, non: aanleiding van die benoeming, o. m. „Thans constateoron wc alleen, dat Zijne Excellentie, dc Minister van Binnenland- scho Zaken, niet alleen den heor Dc Waal. maar straks bij nieuwe vacatures heel wat christelijk onderwijzora in de verzoeking brengt, hun beginsel te verloochenen cn een streep to halen door den strijd voor de school met don Bijbel 't Is onzen onderwijzers wol eens euvel ge duid, wanneer zij streden voor betere sala rissen; maar wij verwachten, dot, ze thans als éón man, met de minimum-lijders in dc eerste gelederen, zullen uitroepen: „Wol verbetering onzer salarissen, dio voor een deel vor onder het peil zijnm a a r niet langs dezen wc g." Tot don Minister van Binncnlandschc Za ken zullen zc zeggen: „Zeer gevoelig voor de ©er, Excellentie! dat U een der onzen wilde voordragen ïot Directeur van neutrale waarin de rogels voor hot voetbalspol ver meld stonden. Eindoiyk vond Tipping hot maar beter oen aanvang to makon. „Ik wil met Bultitude spelen," zei by; „hy doet hot zoo goed; kom eens hier, vontjo, aan myn kant, on als je bet niet goed doet, dan is het des to ergor voor jezelf 1" Hot gaf niets om tegen te stribbelen en dus volgde Paul Tipping onderdanig on het spel begon. Hot was niet bepaald geanimeerd. Wat Paul betreft, hy bogreop er niot veel van. Iiy had geen voetbal gespeeld sinds hy zolf een jongon was, en toen was hot spel nog heol anders Ingericht. Ook had hy or nooit de ware liefde voor gevoeld. Maar nu trapte hy er yverig op los, om aan alie verdenking te ontkomen, en wachtte nu maar op eon goede goiogenhoid om zUn plan ten uitvoer te brongen. Eindeiyk kon hy niet langer wachten, want de vreesoiyko gedachte kwam by hom op, dat, als hy nog langer bleof, de directeur zou komen, want hy wist van Dick, dat dozo dik- wyis een wakend oogje over hot spol liet gaan, en gebeurde dat nu ook weer, dan was alle hoop vervlogen. Paul wist toch maar al te goed, dat hy nooit den moed zou hebben om den directeur om verlof te vragen. Met kloppend hart ging hy naar mynlieor Tinkler en vroeg zoo onderdanig als hy maar kon: „Mynheer, zou lk alsjeblieft naar huis mogen gaan? Ik, ik voel me niet lekker." „Niet lekker! Wat scheel jo dan zoi myn heer Tinkler zonder op te kyken van zijn boek. Paul was hierop niet voorbereid en raakte alweer een beetje in de war. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 15