Wekeljjksche Kalender.
Stofgoud.
Raadgeving.
RECEPT.
ALLERLEI.
Hermsn-Coster-Jonds.
(De stem uit Elandslaagte).
In Elamdslaagte, daar sluimert de held,
Door r>~elsche speren woest neergeveld,
Gemarteld als 2wijn op de bloedige jacht;
Daar ligt hij, bezweken voor overmacht.
Het Hollandsche bloed was geen wijken
gezind
Bleef al in de woning zijn vtouw en kind,
Het land werd besprongen, Transvaal
w.-.s in nood
Hij was het getrouwe tot in den dood."
In Elandslaagte. daar knetterde lood;
Daar wachtte den strijder een wreedc
dood;
Hij stierf als een ridder, Het zwaard in de
hand,
Betaalde zijn bloed als prijs voor het
land.
Dit Elandslaagte, daar steigert een stem;
Zij dringt door Oud-Holland met kracht
en klem!
„Ik had er mijn bloed en mijn levens
kracht veil,
„Maar 't was onzen volksstam nog niet
tot heil.
„J36a, Holland, op toC mijn eenwïgé
wraak,
,^Dat England den kost! ijk sten schat
niet genaak':
„De sprake des lands 'ook het kleinkind
versta,
„En Hijve de spraak van Pretoria!
,,Zend mannen, die wreken het Hol-
landsch bloed,
„"Vergoten voor vrijheid, 't verlorene
goed;
„Wek op door Dw macht de gezonkene
kracht,
„En houd voor Dw taal aan de Yaal de
wacht J"
X P. VERGOUWEN".
Zondag.
Er zijn. moeders, die stil en bescheiden
haar weg gaan en toch een overwegenden
invloed uitoefenen op haar omgeving.
Maandag.
Zoo gaat het met al onze illusiesals ver
wachtingen komen zij ter wereld en als te
leurstellingen worden zij begraven.
Dinsdag.
Beminnelijke manieren zijn voor velen
dechts een gelegenheidskleed, dat men uit
trekt zoodra men thuis komt.
V
Woensdag.
Menigeen werkt zich omhoog niet uit
eigen kracht, maar door de zwakte van an
deren.
O
Donderdag.
In de oogen van hem of haar, die ons
liefheeft, zijn wij zelden schuldig of be
lachelijk.
O 9
Vrijdag.
Met de ongelukkigen schreien valt gemak
kelijker dan met de gelukkigen lachen.
Zaterdag.
Een goed humeur is een der toileteiera-
den, die ons het beste staan.
In den tuin der Vreugde.
Zij wandelde in den zonnigen tuin en de
lucht was zwaar van rozengeur; en zij pluk
te handen vol bloemen. Toen kwam daar
Plicht met zijn bleek, streng gelaat en zag
haar aan. Zij hield op met plukken, maar
wandelde tusschen de bloemen, glimla
chende en de handen vol rozen.
Toen kwam Plicht, bleek en stil, weder
en zag haar aan; maar zij, zij wendde haar
gelaat. Eindelijk moest ze tot hem opzien
en ze liet haar schoonste bloemen vallen en
ging verder.
Toen kwam hij weder tot haar. En zij
kreunde, en liet het hoofd hangen en ging
naar de poort. Maar terwijl zij heenging,
zag zij om naar het zonlicht en naar cbloe
men en weende luid. Toen trad zij naar bui
ten en de poort sloot zich achter haar, voor
altijdmaar in haar handen droeg zij nog
de knoppen, die zij eens plukte, en de geur
zou haar troosten in de eenzame woestijn.
Maar hij volgde. Wederom stond hij voor
haar met zijn stil, streng, doodsbleek ge
laat. En zij wist, waarvoor hij gekomen was
zij opende haar handen en liet de bloemen
vallen, de bloemen, die zij zoo lief had, en
ging alleen verder met droge brandende
oogen. Toen kwam hij voor de laatste maal.
En rij toonde hom haar ledige handen, die
niets omvat hielden. ..aar hij bleef haar
aanzien. Eindelijk opende zij haar klc.l en
nam een kleine bloem daaruit, en zij legde
die op het zand. Zij had nu niets meer te ge
ven, en zij ging, en het grau-we zand dwar
relde om haar heen.
Ver in 't verschiet ligt het doel van mijn
zwerven,
Hoogten en diepten doorslingren mijn
baan,
'k Moet leeren leven aleor ik mag sterven,
Werken, voor 't uur mijner ruste zal
Albertine ELehrer.
Veracht den dag der kleine dingen niett
Het zwak geloof, de matte hoop kweekt
ze aan
Wat i6 het eerst, dat gij op d' akker ziet?
't Groen kruid 1 dan de aar en eindlijk
't rijpe graan.
J. J. L. ten Kate.
Vertrouwen is me in 't hart, als ik me
aan 't denkbeeld wen:
Ik weet, dat God er is; God weet, dat ik
er ben.
E. Laurillard.
Het verwyderon van kringen.
Ten einde kringen op gladde tafels te
verwijderen, bestrijke men ze met spiritus
en raapolie en wrijve ze terstond uit, met
een wollen lap, totdat ze verdwenen zijn.
Gelukt dat de eerste maal niet, dan herhale
men de bewerking.
Gesmoord soepvleesch.
Zoodra het soepvleesch gaar is, neemt men
het uit het nat, zet het met zout en geraspte
notemuskaat in heet vet op en laat het
aan alle kanten bruin worden. Met een wei
nig meel bestrooid, wordt het dan onder
toevoeging van bouillon, ui en eenige spece
rij goed toegedekt nog een uur gestoomd.
Op den Korten Vijverberg in Den Kaag,
bij de brievenbus. Voor ons wandelt een
statig heer, serviette onder den arm, hooge
hoed, aristocraat met fijnen neus en grijs,
gescheiden baardje.
Aohter ons een automobiel met alleen
den chauffeur. Hij stopt bij de brievenbus,
vlak bij den statigen aristo. De chauffeur
weet niet wat aristocratie is, want hij
vraagt den deftiger, heer volgenderwijs:
„Zeg, baas, kan je niet even dien brief
Voor me in de bus doen 1"
De heer ziet op, wat venvenderd, maar
loopt zonder een oogenblik -wankelmoedig
heid op den chauffeur toe. „Met pleizier,
man 1" zegt hij, neemt den brief aan en post
hem.
De chauffeur tikt aan zijn pet en chauf
feert er van door.
De deftige heer wandelt weer voor ons,
alsof er niets gebeurd was I
Wie hij was'?
Minister Melvil van Lynden!
Oud en Nreuw. Grootmoeder (een sprook
je verhalend): „En toen zij dat gezegd had,
verdween de booze fee in een wolk van
rook"
Kleindochtertje: ,,0, ik weet het al.... in
'n automobiel
Een bedelbrief om een oude afgelegde
broek werd als volgt geëindigd:
„....Ach, zend mij dus, hoogvereerde me
neer, de broek, en dat zij in de lauwerkroon
geweven moge worden, die u voor uw goede
daden in den Hemel wacht."
Op het exercitieveld. Kapitein (tot
de manschappen): „Jullie kerels bent niet
waard, dat je door een kapitein gecomman
deerd wordt! De grootste ezel is nog goed
genoeg voor jullie." (Steekt zijn s- op en
wendt zich tot den lsten luitenant): „Lui
tenant, neem u het commando over
duff rouw Klips: „O, ze was zoo kwaad,
omdat haar huwelijks-advertentie zoo
vreemd gesteld was!"
Juffrouw Klaps: „Was haar leeftijd er
dan bij vermeld?"
Juffrouw Klips: Neen, dddrom niet,
maar omdat onder zijn naam stond: Verza
melaar van antiquiteitenf
Dezer dagen ontving het hoofd eener
school in de Hoeksche Waard het vol
gend schrijven van den vader van een zij
ner leerlingen:
„Meester, door den nood gedroegen,
Vraag ik voor mijn soon verlof,
Want in plaats van flink gezongen,
Plukt de spreeuw mijn bessen of.
Als ik dit zoo door laat gaan,
Blijft er zelfs niet eentje aan."
Den spijker op zijn kop geslagenLiMt
den stadsschouwburg te Amsterdam wt>rdt
een klucht vertoond van anti-feministische
strekking. Aan het slot van het stuk raken
alle feministische dames verloofd en wan
neer zij dan in de armen harer aanstaande
echtgenooten vallen, roept de acteur Schul-
ze „Dat is en blijft de schoonste vrouwen
beweging 1"
Op dat oogenblik riep iemand van het
„schellinkje":
„Of je gelijk hebt, vader! Ze willen alle
maal wel, hoor 1"
Op school. „Ik hoor, Pietje, dat :e
moeder het roodvonk heeft. Daarom mag je
zoo lang niet op school komen, want je
zoudfc bet ook van haar kunnen krijgen en
de andere jongens aansteken.
„O meester, het is mijn stiefmoeder en
van die krijg ik nooit iets."
Hij: „U waart immers naar Zwitserland.
Hoe is u de Matterhom bevallen?"
Zij: „Ik geloof niet, dat ik die.... ge
hoord héb
Zonderlinge advertentie. Te huur aan
geboden: twee ruime kamers voor een heer
met schuifdeuren.
Parvenu: „Conducteur, een rookcoupé
voor geïmporteerde Havanna's!"
Volksontwikkeling. Een juffrou- uit
den pleiziertrein op de stoomtram staand^,
trammende langs de korenvelden te Dj
Steeg en Rheden, waarop het koren aac
sehooven gebonden staat: „Z-ie eres, Jcd,
wat groeit hier een boel riet, hél"
Antwoord op de Opgare in het vorig Zondagsblad:
Oost roest thuis best.