Een Koffiepraatje. De lof der rijst. richtte. En met cle hand naar het huis wij fieend liet hij er op volgen: „Naar je kamer 1" „Vader!" riep de jonge man, „laat mij u een opheldering geven... Ik ben zoo schul dig niet als u denkt... Ik ben medege- sleept..." „Naar je kamerherhaalde Roumégas, onverbiddelijk. De zoon boog het hoofd en met gekromden rug, als een veroordeelde, ging hij naar het huis en klom de trap op, die naar zijn ka mer leidde. Achter hem aan, met opgeheven hoofd en bliksemende oogen, volgde de va der. Zij traden in de kamer, een groot ver trek, met twee vensters aan de straat, slor dig en met tegenzin bewoond, zooals aan al les te zien was. Hier en daar lagen enkele boeken verspreid. Aan de wanden hingen jachtgeweren, pistolen en degens. Op alle meubelen waren kleedingstukken nederge- •meten. Een onsmakelijke rommel. De oude heer Roumégas draaide achter zich de deur op slot en wendde zich toen tot Antoine. „Spreek nu," zeide hij. Zwaar liet de jonge man zich op het nog onbeslapen bed vallen en met neergeslagen oogen en stokkende stem, met trillende vin gers eon slip van het beddegoed pakkend, begon hij „De vorige maal, toen ik u om geld vroeg, had ik u beloofd niet meer te spelen. Maar ik heb er de kracht niet toe gehad. Ik ben weder begonnen en ik heb weder ver loren, altoos verlorenToen heeft iemand mij voorgesteld mij met hem te associeert? 11, samen te spelen. Die persoon heeft mij geraden, heeft alles voorbereid en ik ben zoo zwak geweestEen dolle streek, vader, een dolle streekVergeef het mij 1" De jonge man stond half op en vouwde zijn handen smeekend. samen. „Ga voort," zeide Roumégas, met ge kruiste armen vóór hem staand, als een rechter. „Van nacht", hernam Antoine, „hebben ze argwaan gekregen en wij zijn betrapt... Maar ik niet ik nog nietVan mij weet men nog niets, verstaat u wel En als Bap tistin niet klapt „Baptistin, de speelkellner Je mede plichtige een knecht?... Zoo diep ben je dus gevallen 1 O hemel Zij weten nog niets, dat verzeker ik u Verscheiden andere spelers worden met mij verdacht. Baptistin alleen is gevat en hij zal zwijgen „En jij, je wilt onschuldigen onder ver denking laten Om het beetje eer te redden, dat je nog overbleef, wil je de eer van an deren laten bezoedelen?... Weet je wel, dat dit heel eenvoudig een infamie is, een ge meenheid „Vader, vergeef het mij 1 Ik beloof u, ik xweer u, in de toekomst „De toekomst! Bestaat er dan nog een toekomst voor jou?" Daar klonken voetstappen in de stille, zonnige straat. Zij hielden stil voor het huis Antoine sprong op, hijgend het oor spannend. Er werd gescheld. De jonge man liep naar het venster „Baptistin heeft geklap.tzeide hij met gesmoorde stem en vertrokken gelaat. Nu keek de oude man op zijn beurt. De commissaris van politie stond voor de deur, vergezeld van twee leden der club en twee agenten. Roumégas liet het gordijn vallen, liep door de kamer heen, nam een revolver van den muur, vergewistê zich, dat het wapen geladen was, en reikte het zijn zoon, die 1 hem verbaasd aankeek. „Ziedaar!" zeide hij. Antoine vatte het pistool niet aan. Hij vestigde zijn vervaarde oogen op zijn vader, blijkbaar niet begrijpend wat deze van hem wilde. Middelerwijl was de straatdeur geo pend. Men hoorde stemmen Tusschen de dienstbode en de heeren werden woorden gewisseld. „Hier!" zeide Roumégas. „Je hebt je ei gen eer verlorenred nu ten minste de mijne 1" V< De samenspraak beneden was geëindigd. Er kwamen voetstappen de trap op, een ou de stecnen trap, breed cn hol als in een kas teel. Zij naderden reeds de kamer. „Lafaard I" mompelde Roumégas. „Laf aard tot het laatste Bliksemsnel hief hij het pistool op, zette 'den loop tegen het voorhoofd van zijn zoon en drukte af... Antoine rolde op het bed, met verbrijzelde hersenpan.., Tegelijkertijd werd er heftig aan den knop van de kamer deur gewrongen. De oude heer Roumégas drukte het nóg rookende pistool in de rechterhand van zijn zoon, opende toen de deur, en naar het lijk wijzend, dat op het bebloede bed nederlag, zeide hij: „U komt te laat, heeren... Hij heeft zich zelf al recht gedaan." De koffie bekleedt zulk een belangrijke plaats in het leven der vrouw, ten goede en ten kwade, dat geen onzer lezeressen het onbescheiden van ons zal vinden een weten schappelijk koffiepraatje te houden. In de laatste helft der 17de eeuw kwam de koffie in Europa in zwang. Aanvanke lijk ondervond de nieuwe drank veel tegen stand. Europa haatte den Turk en al wat van dien kant kwam. En, gelijk men weet, was reeds toen, zooals ook thans, de kof fie de geliefde drank van de belijders van den Islam, die geen wijn mogen drinken, en toch, evenals alle andere menschen, wel eens behoefte gevoelen aan een kleine op wekking. In Engeland, waar het huiselijk leven toen reeds meer ontwikkeld was dan in Frankrijk, kwam de hevigste tegenwerking van den kant der damefi. De koffiehuizen, in Londen en andere groote plaatsen op gericht, werden, bijna alle geexploiteerd door Armeniërs, Grieken en andere Ooster lingen. Zij trokken dadelijk vele bezoekers, en wel mannelijke, die, door de werking van het „heulsap" aftreksel van oude schoenen, noemde men den drank verach telijk vrijmoedig geworden, de handelin gen van den Koning, Karei II, en van de ministers, vaak wat al te openlijk aan critiek onderwierpen en daardoor hun eigen vrijheid en het huiselijk geluk in gevaar brachten. En op gevangenis, ver banning of onthoofding liep vaak zulk een hoog politiek koffiepraatje uit. Dat daar om de Engelsche dames haar sterkere helft met allesbehalve vriendelijke lachjes naar de zoogenaamde koffiehuizen zagen gaan, behoeft geen twijfel. Te minder nog, om dat de heeren, die zich over allerlei poli tieke quaesties hadden warm gemaakt, een groote hoeveelheid spraakwater en een kor zelig humeur mee naar huis brachten. In Frankrijk gingen de dames al heel spoedig zelf naar de cafés. In het begin lieten zij haar koetsen voor de koffiehuizen stilhouden en zich van den „geliefden drank" aan het portier brengen. Toch had men in Frankrijk ook hoogge plaatste tegenstanders van de koffie. Mad. De Sévigné waarschuwt haar doch ter tegen het gebruik van koffie; maar als een verstandige vrouw voegt zij er bij „Indien gij er niet buiten kunt, doe er ten minste wat honing in Eerst later werd zij bekend met het ge bruik van melk in de koffie, dat trouwens reeds in 1650 door Neuhoff in Duitsch- land was ingevoerd. Van toen af wa9 zij niet zoo erg meer tegen het gebruik. Andere voorname vrouwen waren voor standsters van den drank; zoo onder an deren de vrouw van Diderot, die haar man eiken dag rrtgen stuivers meegaf om in het „Café de Régence" aan zijn encyclopaedic te kunnen gaan werken. Volgens mad. De Stael ontvingen de hooggeplaatste dames in Venetië haar be zoekers in koffiehuizen op het plein van I San-Marco. Koffie verdrijft de zorgenMen spreekt daarom niet ten onrechte van een „kom metje troost". De vrouw van een der offi cieren onder Lodewijk XVI barstte bij het vernemen van het sneuvelen van haar man in tranen uit en riep: „O, wat ben ik onge- lukkig, breng mij dadelijk een kop koffie 1" Na de zoogenaamde Restauratie kwam er een tijd, dat de Fransche dames niet' meer naar de cafe's gingen, maar dat duurde niet lang. In Duitschland en Oostenrijk kwamen de dames bijna dagelijks met en zonder haar mannen in de Kaffeehauser. Later beperkte zich het gebruik van koffie, en wat voor koffiewant de koffieboonen waren toenmaals peperduur, tot de meer intieme kransjes. Het verhandelde op zoo'n kransje noemen de Duitsche heeren zeer oneerbiedig Kaffeeklatsch, terwijl de Nederlandsche mannen, die wat beleefder zijn tegenover dames, dit een koffiepraatje noemen. Een Duitsch meisje had aan de koffie haar titel van Markiezin van Salvagnac te danken. De markies, die tijdens de revo lutie naar Haussen uitgeweken was, en daar gewend was geraakt aan de door zijn dienstmaagd gezette koffie, kon, na zijn terugkeer in Frankrijk, de heerlijke koffie van Haussen niet meer vergeten en ging terug om het koffiezetstertje voorgoed naar zijn kasteel te halen. Mad. Amphoux, een Fran^aise van de Antillen, heeft aan de koffie een reusach tig fortuin te danken. Zij vond de be reiding uit van de beroemde „Crème de Mokka". Nu we toch op de Antillen zijn, nog een bijzonderheid in verband met de vrouw en de koffie Bruidjes dragen daar geen oran jebloesems, maar een takje bloeiende koffie. Koffie, vooral met melk, is, volgens som mige geneeskundigen, vooral voor vrouwen, zeer schadelijk. Onze dames-doctoren moe ten, als de quaestie over reformkleeding achter den rug is, maar eerst uitmaken wat daarvan is. Koffie, volgens Pope, heeft bij matig gebruik vele goede eigenschappen, bij over matig gebruik ook al weer zijn nadeelen en men zou er van kunnen zeggen, wat Sir William Temple van den wijn zeide: „Het eerste glas voor mij, het tweede voor mijn vrienden, het derde voor het goede humeur en het vierde voor mijn vijanden." Bij het huwelijk in Turkije belooft de man, dat hij het zijn vrouw nimmer aan koffie zal laten ontbreken. Hoffmann, professor te Halle, zegt reeds in 1742, dat het overmatig gebruik van koffie slecht is, vooral voor zwakke vrou wen. Dokter Bosch, van Leipzig, beweegt, dat aan koffie verslaafde vrouwen verdrie tig en lastig van humeur zijn. Van alle voedingsmiddelen wordt rijst het snelst verteerd, n. L in één uur. Dr. Beaumont, een Amerikaansehe arts, heeft dat op eigenaardige wijze kunnen nagaan bij een man, die een maagopening had (oorspronkelijk door een verwonding ver oorzaakt), welke door den buikwand uit kwam. Het bleek hem, dat gebraden rund- \leesch en ham driemaal zooveel tijd noo-- dig hadden om verteerd te worden, n. 1. drie uur, en gekookt rundvleesch zelfs drie en een half uur. Rijst is dan ook bij uitstek geschikt voor een ziekendiëet en een zeer verkieslijk voed sel voor zwakke gestellen. De gemakkelijke verteerbaarheid moet worden toegeschreven aan het. geringe gehalte aan onverteerbare celstof. Het klinkt misschien zonderling, dat de rijst juist aan deze voortreffelijke eigeu- sehap haar slechte reputatie bij vele men schen te wijten heeft. Rijst is geen degelijk voedsel, zegt men, want een uur 'adat men rijst gegeten heeft, heeft men weer honger. Niets is echter natuurlijker dan dat en niets pleit meer voor de voortreffelijkheid der rijst. Als een bewijs van de uitnemende quali- teiten van dit voedsel kan op vele streken van Indië gewezen worden. Van de vroeg ste tijden af is in Indië rijst het meest al-, gemeene voedsel geweest, zegt Buckle in zijn „History of Civilisation", en dit is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 12