N°. 13324- Zaterdag 1 Augustus. A0. 1903. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van i§on- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit VIER Bladen. Eerste Blad. Officieels Kennisgeving. Jl-4 e z e ix* FEUILLETON. De "Wondersteen. m. fWordt virvolffd.) DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Lelden per week Q Oentai per 8 maanden 2 2 2 f 1.10. Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd sfln 1.30. Trance per post1.65. PRIJS DER ADYERTENTIEN: Van 1—0 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17$. - Grootere lettert naar plaatsruimte. - Kleine advertentiën van 30 woorden 40 Oonts oontant i elk tiental woorden moer 10 Oenta.-Voor Vet inoasseoren wordt/"0.05 berekend. De Burgemeester der gemeente Lelden; v Gelet op art. 53, 2de lid der Kieswet en op art. 10, 5de lid der Gemeentewet; Brengt ter algemeens kennis, dat de opgavon van de namen der candidaten ter benooming van één lid van den Gemeenteraad in het 2de kiesdistrict en van twee leden ln het 8de kiesdistrict van de gemeente Leiden, op den 3l8ten Juli 1903 by hem ingeleverd, en de candidateniyaten met processen-verbaal op de Secretarie dezer gemeente voor een ieder ter inzage zyn nedergelegd, ln afschrift zyn aangeplakt op de groote pers van hot Raad- huls en dat die opgaven en do candidaten- lysten met processen-verbaal, mede ln afschrift, tegen betaling dor kosten, verkrygbaar zyn gesteld. Do Burgomeoster voornoemd, DE RIDDER. Leiden, 1 Augustus 1903. Kunt gij lezon? Do vraag schijnt u mis schien wel wat onnoozcl toe, omdat in onze Üagen iodcr dat wol kan. De zoogenaamde 4 analfabeten verminderen iodcr jaar in aan tal. Hot ondorwijs is in onze da^en wel zoo geregeld, mot den lo.-plicht er bij, dat er eigenlijk niemand meer behoeft to wezen, die op die vraag ontkennend moet antwoor den. Lozen is dus tegenwoordig allemans- »aak Toch is er onderscheid tusschen lezen c-n lozen. Wig hebben daarvoor, nu-n ik, niet two© verschillende woorden, gelijk wij dat bijv. hebben, als wij onderscheid willen ma ken tusschen hooren en luisteren. Lezen is eon kunst, maar die in onze dagen spoedig aangeleerd wordt, maar daarom verstaat ieder nog niet wat hij leest, dat is een twee- ^dc kunst van hot lezen. En toch is de kunst van het lezon ook dan nog niot volkomen, als 't golezone ook niot in het leven be tracht wordt. Wat- wij lezon, moet voor ons lovon cm daardoor leven in ons en straks weor lovon door ons. Wij moeten als wij lo zen, voelen hot beven der hand, liet trillen dor ziel van hon, van wie wij lozen, waar door do lange afstand verdwijnt tusschen on6 cn tusschen menschcn en dingen, waarover wij lezen, zoodat zij ons nader konen, naar mate wij nader komen tot hen. Kunt gij lezen? dat wil dus zeggen: loven do personen waarover on do ding. n waar van gij leest, voor u? 'b Is onnoodig te zoggen, dat er in ouzo dagon veel gelezen kan worden. Er zijn veel boeken, die, als men ze niet verstaal., maar ook, als men ze verstaat, niot gelezen moe ten worden. Bookcn, waarin bedrijvers van het kwade als holden voorgesteld worden; waarin het sleohto soms meer dan vergoe lijkt wordt; waarin booze hartstoohtcn en driften cn neigingen voedsel vinden; waar in de monsch meer opgewekt wordt tot, dan afgeschrikt van de zonde. Aan do deuren van menige woning wor den bij aflovoringen booken verkocht, die met do weinige centen, die men daarvoor betaalt, veel te duur zijn gekocht, omdat men er ook nog met do reinheid dos harten voor betaalt. In leesgezelschap pen, op leeskamers, in huisgezinnen en zoo mcor worden bookcn ge lezen, zoo pakkend, dat zij meer dan een leven bodervon voor goed. Daarom ia 't plicht van ouders, van onderwijzers, van allen, die eonige macht ovor anderen heb ben, goed too tc zien, welke boekon worden golezen. Daarom roep ik met nadruk allen, dio dit leest en wien dit aangaat, toe: Koopt geon boeken aan uw dour, die u zoo verlei delijk aangepraat worden, want gij haalt uw vijand in huis. Boeken, zeker, dat weet ik wel, zijn onzo vrienden, onze beste vrienden, maar zij kun nen ook onze verschrikkelijkste vijanden zijn en stichten onnoemelijk, onberekenbaar veel kwaad. Een Russische fabel vergelijkt den schrij- vor van een verkeerd boek bij een roover. Als zij beiden in de onderwereld zijn geko men, worden zij ton vure gedoemd en elk in eon grooton ketel geplaatst. Onder don roover is eon groot vuur aangelegd, dat verder aan ziohzelf wordt overgelaten. On der den boozen schrijver wordt een klein vuur aangestookt, doch dit neemt voortdu rend toe, zoodat het nu, na eeuwen, een gloeiende hel is geworden, terwijl de roover roods lang zijn straf goleden heeft. Ellen deling", roept een der booze geesten den schrijver toe, als hij zich over dit ongelijk verdeelde lot beklaagt, ellendeling, wilt gij uzelven vergelijken met dien roover? Wat is zijn boosheid vergeleken met de uwe? Zjjn wreedheid en menschenmoorden hield met- zijn leven op. Maar gij, telken male, als de zon oprijst, staat gij nieuw en verleidelijk in de wereld op. Het vergif van uw schrift spreidt zich al verder en verder uit. Zie cons hier en dan laat do booze geest hem al do ellende zien, door hem teweeggebracht, hoe hij reinheid heeft be zoedeld, met geloof heeft doen spotten, hartstochten heeft opgewekt, misdaden heeft te voorschijn geroepen, bloed en tra nen heeft doen vloeien en zegt hij: ,,Zoo blijf dan lijden naar do mate ou naar den duur van het lijden, dat gij anderen doet ondergaan." Daarmee sloeg de booze geest het deksel van den ketel toe. Zoo gevaarlijk zijn boeken. Daarom is de vraag gepast: Kunt gij lezen? en blijkt-, dat lezen wat meer ia dan lezen mot de oogon, met 't hoofd, maar dat or ook een lezen is met 't hart. Leest gij zoo? Neen, dan zult gij dio booken niet lezen; maar anders past op, als gij ze niet kunt lezen, leest ze dan veel minder, want ieder oogenblik ia uw ziel in gevaar; die vuile booken laten zoo licht een vuile atreep aohtor op uw ziel, on gij hebt moeite om die weer af te vegen, en uitwisse! m doet gij haar nooit. Ouders, denkt er om, onderwijzers, past er mee op, men kan met oen boek zijn vriend in huis halen, een engel soma, onwe tend geherbergd, maar ook zijn vijand. Soms lezen wij in een boek: Dit boek heeft mij goed gedaan, zelden lozen, wij, on mis schien kon 't er nog meer in geschreven staan: Dit boek heeft mij slecht gemaakt. 't Komt maar op de kunst van het lezen aan. Verstaat gij die, d. i. leeet co niet uw hart, dan speurt ge al spoedig het vergif, dat u dreigt en ge logt het boek weg; ver staat gij die niot, och, ik bid u, neemt geen bock ter hand, of vraagt aan een welb©voeg de, kan ik dat lezen en past dan op, dat gij. als hij u zegt, 't kan niet, stork genoog zijt om het niot aan te raken, laat staan het in to zien. Kunt gij lozen? Tot nu toe sprak ik al leen over geschreven boekon, daar zijn ook ongeschreven boeken, die wij mooten lezen en moeten kunnen lezen. Laat ik con paar oven voor u openslaan on een enkele bladzijde er van met u lezen. Daar is het boek van het mensohonlot. Een boek met allerlei bonte taforeolon. Het epreokt ons van allerlei wondere raadsels en legt ons allerlei vragen voor. Vreemde dingen zien wij gebeuren. Zal ik u wat op noemen, iets dat ons alle dagen weer ver baast? Wij zien in de wereld do grooten den toon aangeven, dó sterken het hoogste woord voeren, en wij zien kleinen en zwak ken ten ondergaan. In het groot on in het klein, ovoral zien wij bespot, wat wij sinds onzo jeugd hebben geleerd: dat zachtmoedi- gen Let aardrijk beërven, dat d:eusfcknoch- tcn meer zyn dan hoeren, dat do minsten de meeaten zijn, enz. Do worold lacht om dio onnoozele halzen, laat ze hun gang gaan on gaat voort met do rol te spelen, dio haar 't verst brengt en 't meeat cpbrongt. Dat leost go ioderon dag mot uwe eigene oogen. En zooals ik zei, de moesten houden het mot wat zij lezen; en doen roco. Onnoozele halzen, zou ik op mijn beurt zeggen. Gij kunt nog niot lezen. Gij zegt: de grooton geven don toon aan, maar ik zeg u: zij geven het leven niet aan. Gij zegt: do geweldenoare hebben do halve worold, maar ik zeg u: do zaohtmoedigen heb bon do hcele wereld. Gij zogt: gelukkig wie der menschen lof inoogstcn mogen, maar ik zog u: barm hartige Samaritanen laten niet voor zich uit trompetten, on tollenaars gaan niet mot hot hoofd omhoog door de wereld. En do laatrten winnen het tooh in het leven. Waarom lezen wij dan cn vors baan niet? Het antwoord: ach, ons zelfzuchtig hart. En zoo kom ik ten laatste nog tot een ander boek, het boek van ons rigen hart. Hebt ge daarin wol eenf gelezen en ver stond* gij, wat go daar loost? Alwéér een wondorbookvoor ons ver rijzen wensohen, begeerten, plannen, voor nemens, gobodon on smeokinge®, daar neer gelegd op don bodem van heb hart, e® daar over heen doorhalingen, stropen wat al vervlogen illusies, verijdelde plannen, on verhoorde gobeden. Zoo is het. En wij herinneren ons, dat wij wel eens hebben geklaagd en gemurmu reerd I Hebt gij nu leeren lezen of is misschien uw hart nog niet het heiligdom, waarin do reinheid priesteres en do liefde profetes is geworden? Nog niot? en verstaan wij daarom nog zoo weinig er van, dat zooveel wat gerwenecht werd, verwacht werd, voor genomen word, geboden werd in ijdolon rook is opgegaan? Daarom nog niot? Dan, roinig on hoilig, o monsch uw na tuur t Leiden, I Augustus. Maandag a. s. zal, tor gelegenheid van den verjaardag van H. M. do Koningin- Moeder, te 12 uren door de troepen, alhier in garnizoen, op hot Sohuttcrsvold con grooto parade worden gehouden. Als parade-oommandant treedt op do luitenant-kolonel D. F. H. Holbachals inspecteur der troop on do kolonel jhr. W. G. v. d. Wijok. Do vold-artillerio, alhier in garnizoon, zal van af don 7don tot don 19doo Augus tus o. 8. deelnemen aan do schietoofeningen in do Legerplaats bij Olddbroek. Op do algemeeue begraafplaats te Haar lem, bot mooie, stille kerkhof Akendam onder Sohoten, werd gistermiddag om h&lféón ter aarde besteld het stoffeiyk overschot van wyien don Leldschon boogleeraar dr. C. K. Hoff mann. De iyketoet was eenvoudig, goiyk do overledene zelf steeds was. Kransen noch bloemen dekten do ïykbaar. Aan de groeve ochter was een kleine uitgelezen schare van belangstellenden aanwezig, onder wie opge merkt werden eenlge persoonlUko vrienden van den overledene en een aantal collega's van de Loldsche universiteit, alsvan do faculteit der geneeak. dr. Th. H. Mao Glllavry, waarnemend rector-magnlflcus; van de facul teit dor wis- en natuurkunde dr. K. Martin, dr. H. A. Lorentz, dr. H. Kamorllngh Onnes, tevens secretaris van den Academischen Senaat, dr. H. P. Wysman Jr., dr. J. M. Janse; van de faculteit dor letteren en wys begeerte: dr. J. J. M. de Groot. Voorts waren aanwezig de oud-hoogloeraar dr. P. van Geer, de assistenten van den overledene dr. H. W. do Graaf en dr. J. H. Zaayer, en het Collegium van het Leldsch Studentenkorps. Nadat de kist in de groeve was neer gelaten, sprak de heer A. Kremer, famlllolld van den overledene, hot volgende: „Dit graf vraagt geon dank. Uwe groote bescheldenhoid, Hoffmann was ons allen bekend. Namens de weduwe betuig lk u allon myn oprechten dank voor de stille hulde, hom in deze oogen- blikken gebracht en voor de eer hem bewezen". Daarmede eindigde de droeve plechtigheid. Lyst van de brieven en briefkaarten, aan bet postkantoor alhier en de daarondor behoo- rende hulpkantoren ter post bozorgd, in de tweede helft der maand Juli, welke wegens onbekendheid van de geadrossoorden niet zyn kunnen worden uitgereikt: Brieven: Tegelaar, niet vermeldJ. Roestoen, Alkmaar; R. Smit, Servaas Kok, AmsterdamHofman, F. G. W. J. Backer, M. Smit, Fortuinen, H. L. de Haas, Hondius r. Herwerden, H. Kuiper, A. Lankhout, J. Bourde, Douze, Ltoftink, 's Gravenhago; Zui derduin, KatwykB. Kulhman, Krimpen a/d. IJsel; v. d. Tuin, K. Snydors do Vogel* Korswagen, Leiden; A. Warneoke, Lochein; de Groot, Rotterdam; A. Reylmg, S. Alllnk, Scheveningen; H. Nolthenlus, Utrecht; W. v. Geel, Zevenbergen. Briefkaarten: A. B. Boikhey, P. J. M. Jansen, niet vermeld; E. Nanohen, Klim- per, M. Willlnga, S. Dobbolaoro, P. G. H. Vos, Berghuis, Amsterdam; M. do Loos, Wed. Boezaart, 's-Gravenhage; M. Scbouton, Hilversum; D. Schyffoleu, J. v. d. WeUer, Lafebor, C. Spaanderman, Loidon; M. Krot, Noordwyk; A. v. Hulst Gorter, Oosterbook; K. Lourler, Sassenhoim; K. E. Bungsr Brou wer, Schovoningon; C. Welsonbach, Schiedam M. Boumnn, Steenbergen; H. Wittenaar, Wad dingsveen Paos, Zutfen. Buitenland. Brieven: S. J. M. van Gouns, Genua; A. Doorman, Napels; Jansen, Nice; A. Van Hengel, Pieter-MariUburg; Lambert Sterck, Recco. Briefkaarton: M. Begman, Bordeaux; L. Beckor, Darmstadt; C. Glpps, Napels; Taylor, Paris. Hulpkantoor Oog8tgeost:C Hel Jzn., Zaandam. De foerior A. von dor B1U, van het 2de bataljon 4de regiment infanterie alhier, is door den regiments commandant aangesteld lot sergeant majoor bU het 4de bataljon van hot korps. By de Leidsche Spaarbank is in de maand Juli ingelegd 100,935.43 en terugbotaald ƒ74,128.90, torwyi zyn afgegeven 87 nieuw» en goheel afgelost 81 boekjes. Het gozameniyk tegoed dor 11,934 inleggers bedroeg elDde Juli 2,286,486.01 */a. Aan het postkantoor Warmond word godurendo do maand Juli 1903 ingelegd 5430.45$, verdeeld over 126 inlagon; terug betaald 3426.20, verdeeld over 42 terugbe talingen. Het laatste, door dat kantoor uitgegoven boekje draagt het nummer 1178. Het Muecurn van Kunstnijverheid to Haarlem word gedurende do maand Juli bezocht door 716 belangstellenden, terwijl uit do aan hot Museum verbonden bookorij 100 boek- on plaatwerken naar verschillende plaatsen van ons land verzonden werden. Godurondo do maand Augustus is de boo korij gesloten. Hot staf muziekkorps der Koninklijke Nederland oho Marino zal van 3 tot on met 18 Augustus een kunstreis maken on in do directie Amsterdam vortocven van 311 Augustus on in do directie Hcllovoelslui» van 1117 Augustus. Do kapitein J. A. A. Lodowijks, van hot 4de regiment infanterie, wordt bij het koloniaal werfdepot gedetacheerd cn zulks tor vervanging van clen kapitein H. W. van Wijk, dio op 3 September den dienst met pensioe®. verlaat. Do heer C. F. Wcoterburgcr, sedert 1870 oomrnissaris van politie te Middelburg, heeft tegon 1 Januari cc vol ontslag als zoodanig aangovraagd. 6) „Nou," zei Dlck koeltjes, „dat zou me nou niks kunnen schelen." „Maar my wel en heel wat ook. Ik heb heel wat op die dwaze schikking van jou tegon. En wat meer zegt, ik verkies het niet. Versta je, ik verbied je zoo iets uit te halen? Geef my den steen dadeiyk terug. Ik kan je nou toch ^ïiet meer vortrouwen." „Ik kan er niets aan doen," zei Dick koppig. „Uw wensch is vervuld geworden. En lk weet niet, waarom u op den myne nou wat tegen kunt hebben. En ik zal me er dan ook niet aan storon." „Wat, jou bongelDenk jo my te trotseeron l Ik zeg je, geef hier den steen. Geef hem on middellijk I" Bultitudo deed een poging om zyn zoon den talisman af te nemen. Maar Dick was hem te gauw af. Hy sprong als oen aap zoo vlug van de tafel, plaatste zich togen den schoorsteenmantel, de eene hand tot zelfverdediging opgeheven, de andore met don stoen styt tegon zyn borst aange klemd. „Ik wou maar liever, dat u me met tot het uiterste droef," zei hy, „want ondanks alios, wat is voorgovallen, bent en biyit u myn vador. Maar als u het mo al te lastig maakt nog vóór ik iofa mot den sloon heb uitgehaald, dan zal ik er nog too komen met u te gaan vechten." De heer Bultitudo ging een paar stappen achteruir, wel begrijp und, dat hy niet togen *Un goon op kon. En zoo stonden ze tegen over elkaar, allebei bedacht op zelfverdediging, als het er op aan kwam. Het was een van die huiselyke scènes, die gelukkig maar zolden tusschen vader en zoon voorvallen. Boven bun hoofd tingelde men op de plano de nieuwste Fransche polka's. Opeens vatto Dick moed. „Ga me uit den weg," riep hy opgewonden, „nou ga ik hot doen. Ik wonsch den man te zyn, die u zoo meteen nog was!" En terwyi hU sprak, zag de heer Bultitude hoo zyn gewetenloozo zoon opzwol als de kikker uit het fabeltje, tot hy voor hem stond, volkomen gelyk aan don vroegeren Paul. De aldus veranderde Dlck begon te huppelen en heel verheugd door de kamer te dansen, zoo gauw als zyn omvang het maar toeliet. „Nou is 't ln orde," zeide hy. „De oudo steen doet zyn plicht beter dan ooit te voren." En hy wierp zich in een stoel en begon to lachen, opgewonden en vrooiyk over het onverwachte succes. Wat Paul betreft, die was woedend, dat hU zoo beetgenomen werd. Het duurde lang, voor hy weer zooveel macht over zyn stem had, dat by zoggen kon: „Wel, nu heb je je zin. Nu zyn we allebei veranderd. Nu zal je wel tevreden zyn. Kan het je nu ook niet schelen, er zooals je nu uitziet naar Crichton House te gaan?" „Zeker," zei Dick beslist. „Ik weet heel zeker, dat ik niot gaan wii." „Ja, daar kan ik niets aan doen. Het is je eigen schuld en ik zal er je zekor weer hoensturon, tenzy dr. Grimstone er op tegen heeft je in dezo gedaanto als leerling aan to neraon." Paul meende dit niet werkelijk; hot was alleen maar om Dick schrik aan te jagen, want by vertrouwde nog vast, dat wannoer Boaier het geheim zou deolen, alles nog weer terecht zou komen. Maar zyn dreigement had oen rampzalige uitwerking by Dick; het maakte, dat hy nu doen ging, wat hy anders nog wol een keertje zou overwogen hebben. „O," zei hy, „gaat u dat doen? Maar bo- grypt u dan niet, dat do bordjes verhangen zyn „Dat zyn ze, tot op zekero hoogte," zei Paul, „door myn dwaasheid on jouw geslepen manier van doen; maar oen paar woorden ter opheldering van my „U zult merken, dat u moer op te heldoren heoft dan u wel denkt," zei Dick, „maar u kunt het natuuriyk probeeren, als u het de moeite waard vindt, byv. wanneer u naar Grimstone gaat." „Wanneer ik wat? Ik begryp je niet. Wat zeg je toch?" hygde Paul. „Wel," legde Dick uit, „het is niks gedaan om met zyn beiden naar school terug te gaan de lui zouden ods zoo voor den mal houden en, omdat ik toch zoo het land aan de school heb en u zoo graag weer een jongen wou zyn en leoren, dacht ik, dat het misschien het beste was, wannoer u ging en eens ondervond, hoe u het daar beviel." „Dat doe ik nooit. Ik kom de kamer niet uit. Ik zou wol eons willen zion of je dat van me gedaan kroeg." Weer was er geluid van naderende wielen buiton op straat. Het hield op voor de deur, de bel ging over, bet lang verwachte rytulg was eindeiyk gekomen. „Jo hebt geen tyd to veiliozen," zei Dlck, „Irek gauw jo jas aan." Mr. Bultiludo deed zyn best de zaak als een grap op te vatten. Hy lachte flauwtjes. „Hal hal Jo hebt je oudon vader er looiyk tusschen genomen. Ik geef toe, dat ik meer zei dan ik meendo. Maar nu Is hot genoeg 1 Put nou een goeie grap niet te veol uit. Goof mo een hand en laten we samen zien, hoe we ons hier weer uit draaien." Maar Dick stond daar maar, warmdo de slippen van zyn jas by den haard en zei, terwyi hy zyns vaders stem hoogst onwel voeglijk nabootste: „Nu ga je weer torug naar oen uitstokonde kostschool, waar je hot even good bobt als thuis. Ik geef je in aanbeveling om vooral te letten op de afrosbeurten, Dins dags en Vrydags. Jo zult weer mogen dooien in de spolen en lessen uit je gelukkigon jongenstyd. (Heb jo ooit krygortje gespeeld, toen je klein was? O, jo zult kunnen ge nieten van krygertje-spolen.) En je zult heel goed op kunnen schieten met de jongens, als je maar geen airs aannoomt; airs kunnon ze niet uitstaan. En nu, goeien dag, beste jongen." Paul bleef staan, overbluft door zoo'n alles overtreffende beleediging; nog kon hy niet golooven, dat dit alles ln puren ernst gemeend was. Nog vóór hy antwoorden kon, ging de deur open en kwam Boaier binnen. ,'t Heeft heel wat moeite gekost om van avond een cab te vinden, mynheer," rol hy tegen den vermomden Dick, „maar de bagage is er al bovenop en de koetsier zegt, dat er nog tyd genoeg is." „Adieu dan, jongen," zol Dick met voorge wonde teoderheid, maar een ondeugend lachje op zyn gezicht. Denk er om, dat ik verwacht, dat je werken zult." Paul keerdo zich verontwaardigd naar den knecht, die zou dan toch ten minste hem wel by vallen. Boaier zou zyn moestor, die altyd zoo goed voor hem geweest was, niet maar zoo onmeodoogond zyn eigon huis uitzetten. Hy deed oon paar hopelooze pogingen ora te sproken. Hy wou hot bodrog aan bet licht brengen en iodoroen waarschuwen tegen de imitatie van zichzelf. De hoolo huishouding zou or aan to pas komen en uitmaken, wie van hun tweeén de ware was. Als hy zoo ver gekomen was, dan was de hoolo zaak nog wol good afgeloopon, maar zooals hot wol moer gaat, de woorden, dio gesproken moosten worden, weigordon t« komen. Doken Bultitudo vooldo zich in eon hope- Iooze situatie. Hy deed pogingen uit to loggen, maar de gedachte aan het droigond gevaar maakte do zaak orgor in plaats van botor. Maar hy werd bowaard voor verdere akelig heid. Eon nevel kwam voor zUn oogen, do muren dor kamers gingen verder en vorder van hom weg, eon suizen ging door zyn hoofd en hy viel neer. Volslagen duisternis kwam over hem; hy wist van niets meer. Toen mynheer Bultitude weer by zyn post* tiovon kwam, iets, dat niot gebeurde vóór er een hoele poos verstreken was, merkte ky, dat hy in een oude vigilanto voorthobbeldo door een breede, verlichte straat. Zyn hoofd was nog vorro van holdor en eigoniyk kon men do eerste mlnuton be- zwaariyk van hem zeggen, dat by dacht; btf lag alleen maar achterover droomerlg t» luisteren naar het akelig geluld van de rytuig- raampjes, die ia hun lysten rammeldon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 1