N°. 13324-
Zaterdag 1 Augustus.
A0. 1903.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van i§on- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit
VIER Bladen.
Eerste Blad.
Officieels Kennisgeving.
Jl-4 e
z e ix*
FEUILLETON.
De "Wondersteen.
m.
fWordt virvolffd.)
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Lelden per week Q Oentai per 8 maanden 2 2 2 f 1.10.
Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd sfln 1.30.
Trance per post1.65.
PRIJS DER ADYERTENTIEN:
Van 1—0 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17$. - Grootere lettert naar
plaatsruimte. - Kleine advertentiën van 30 woorden 40 Oonts oontant i elk
tiental woorden moer 10 Oenta.-Voor Vet inoasseoren wordt/"0.05 berekend.
De Burgemeester der gemeente Lelden;
v Gelet op art. 53, 2de lid der Kieswet en
op art. 10, 5de lid der Gemeentewet;
Brengt ter algemeens kennis, dat de opgavon
van de namen der candidaten ter benooming
van één lid van den Gemeenteraad in het
2de kiesdistrict en van twee leden ln het
8de kiesdistrict van de gemeente Leiden, op
den 3l8ten Juli 1903 by hem ingeleverd, en
de candidateniyaten met processen-verbaal op
de Secretarie dezer gemeente voor een ieder
ter inzage zyn nedergelegd, ln afschrift zyn
aangeplakt op de groote pers van hot Raad-
huls en dat die opgaven en do candidaten-
lysten met processen-verbaal, mede ln afschrift,
tegen betaling dor kosten, verkrygbaar zyn
gesteld.
Do Burgomeoster voornoemd,
DE RIDDER.
Leiden, 1 Augustus 1903.
Kunt gij lezon? Do vraag schijnt u mis
schien wel wat onnoozcl toe, omdat in onze
Üagen iodcr dat wol kan. De zoogenaamde
4 analfabeten verminderen iodcr jaar in aan
tal. Hot ondorwijs is in onze da^en wel zoo
geregeld, mot den lo.-plicht er bij, dat er
eigenlijk niemand meer behoeft to wezen,
die op die vraag ontkennend moet antwoor
den. Lozen is dus tegenwoordig allemans-
»aak
Toch is er onderscheid tusschen lezen c-n
lozen. Wig hebben daarvoor, nu-n ik, niet
two© verschillende woorden, gelijk wij dat
bijv. hebben, als wij onderscheid willen ma
ken tusschen hooren en luisteren. Lezen is
eon kunst, maar die in onze dagen spoedig
aangeleerd wordt, maar daarom verstaat
ieder nog niet wat hij leest, dat is een twee-
^dc kunst van hot lezen. En toch is de kunst
van het lezon ook dan nog niot volkomen,
als 't golezone ook niot in het leven be
tracht wordt. Wat- wij lezon, moet voor ons
lovon cm daardoor leven in ons en straks
weor lovon door ons. Wij moeten als wij lo
zen, voelen hot beven der hand, liet trillen
dor ziel van hon, van wie wij lozen, waar
door do lange afstand verdwijnt tusschen on6
cn tusschen menschcn en dingen, waarover
wij lezen, zoodat zij ons nader konen, naar
mate wij nader komen tot hen.
Kunt gij lezen? dat wil dus zeggen: loven
do personen waarover on do ding. n waar
van gij leest, voor u?
'b Is onnoodig te zoggen, dat er in ouzo
dagon veel gelezen kan worden. Er zijn veel
boeken, die, als men ze niet verstaal., maar
ook, als men ze verstaat, niot gelezen moe
ten worden. Bookcn, waarin bedrijvers van
het kwade als holden voorgesteld worden;
waarin het sleohto soms meer dan vergoe
lijkt wordt; waarin booze hartstoohtcn en
driften cn neigingen voedsel vinden; waar
in de monsch meer opgewekt wordt tot,
dan afgeschrikt van de zonde.
Aan do deuren van menige woning wor
den bij aflovoringen booken verkocht, die
met do weinige centen, die men daarvoor
betaalt, veel te duur zijn gekocht, omdat
men er ook nog met do reinheid dos harten
voor betaalt.
In leesgezelschap pen, op leeskamers, in
huisgezinnen en zoo mcor worden bookcn ge
lezen, zoo pakkend, dat zij meer dan een
leven bodervon voor goed. Daarom ia 't
plicht van ouders, van onderwijzers, van
allen, die eonige macht ovor anderen heb
ben, goed too tc zien, welke boekon worden
golezen. Daarom roep ik met nadruk allen,
dio dit leest en wien dit aangaat, toe: Koopt
geon boeken aan uw dour, die u zoo verlei
delijk aangepraat worden, want gij haalt
uw vijand in huis.
Boeken, zeker, dat weet ik wel, zijn onzo
vrienden, onze beste vrienden, maar zij kun
nen ook onze verschrikkelijkste vijanden
zijn en stichten onnoemelijk, onberekenbaar
veel kwaad.
Een Russische fabel vergelijkt den schrij-
vor van een verkeerd boek bij een roover.
Als zij beiden in de onderwereld zijn geko
men, worden zij ton vure gedoemd en elk
in eon grooton ketel geplaatst. Onder don
roover is eon groot vuur aangelegd, dat
verder aan ziohzelf wordt overgelaten. On
der den boozen schrijver wordt een klein
vuur aangestookt, doch dit neemt voortdu
rend toe, zoodat het nu, na eeuwen, een
gloeiende hel is geworden, terwijl de roover
roods lang zijn straf goleden heeft. Ellen
deling", roept een der booze geesten den
schrijver toe, als hij zich over dit ongelijk
verdeelde lot beklaagt, ellendeling, wilt
gij uzelven vergelijken met dien roover?
Wat is zijn boosheid vergeleken met de
uwe? Zjjn wreedheid en menschenmoorden
hield met- zijn leven op. Maar gij, telken
male, als de zon oprijst, staat gij nieuw en
verleidelijk in de wereld op. Het vergif
van uw schrift spreidt zich al verder en
verder uit. Zie cons hier en dan laat do
booze geest hem al do ellende zien, door hem
teweeggebracht, hoe hij reinheid heeft be
zoedeld, met geloof heeft doen spotten,
hartstochten heeft opgewekt, misdaden
heeft te voorschijn geroepen, bloed en tra
nen heeft doen vloeien en zegt hij: ,,Zoo
blijf dan lijden naar do mate ou naar den
duur van het lijden, dat gij anderen doet
ondergaan." Daarmee sloeg de booze geest
het deksel van den ketel toe.
Zoo gevaarlijk zijn boeken.
Daarom is de vraag gepast: Kunt gij
lezen? en blijkt-, dat lezen wat meer ia dan
lezen mot de oogon, met 't hoofd, maar dat
or ook een lezen is met 't hart. Leest gij
zoo? Neen, dan zult gij dio booken niet
lezen; maar anders past op, als gij ze niet
kunt lezen, leest ze dan veel minder, want
ieder oogenblik ia uw ziel in gevaar; die
vuile booken laten zoo licht een vuile atreep
aohtor op uw ziel, on gij hebt moeite om
die weer af te vegen, en uitwisse! m doet
gij haar nooit.
Ouders, denkt er om, onderwijzers, past
er mee op, men kan met oen boek zijn
vriend in huis halen, een engel soma, onwe
tend geherbergd, maar ook zijn vijand.
Soms lezen wij in een boek: Dit boek heeft
mij goed gedaan, zelden lozen, wij, on mis
schien kon 't er nog meer in geschreven
staan: Dit boek heeft mij slecht gemaakt.
't Komt maar op de kunst van het lezen
aan. Verstaat gij die, d. i. leeet co niet uw
hart, dan speurt ge al spoedig het vergif,
dat u dreigt en ge logt het boek weg; ver
staat gij die niot, och, ik bid u, neemt geen
bock ter hand, of vraagt aan een welb©voeg
de, kan ik dat lezen en past dan op, dat gij.
als hij u zegt, 't kan niet, stork genoog zijt
om het niot aan te raken, laat staan het
in to zien.
Kunt gij lozen? Tot nu toe sprak ik al
leen over geschreven boekon, daar zijn ook
ongeschreven boeken, die wij mooten lezen
en moeten kunnen lezen.
Laat ik con paar oven voor u openslaan
on een enkele bladzijde er van met u lezen.
Daar is het boek van het mensohonlot.
Een boek met allerlei bonte taforeolon. Het
epreokt ons van allerlei wondere raadsels
en legt ons allerlei vragen voor. Vreemde
dingen zien wij gebeuren. Zal ik u wat op
noemen, iets dat ons alle dagen weer ver
baast? Wij zien in de wereld do grooten den
toon aangeven, dó sterken het hoogste
woord voeren, en wij zien kleinen en zwak
ken ten ondergaan. In het groot on in het
klein, ovoral zien wij bespot, wat wij sinds
onzo jeugd hebben geleerd: dat zachtmoedi-
gen Let aardrijk beërven, dat d:eusfcknoch-
tcn meer zyn dan hoeren, dat do minsten
de meeaten zijn, enz. Do worold lacht om
dio onnoozele halzen, laat ze hun gang
gaan on gaat voort met do rol te spelen, dio
haar 't verst brengt en 't meeat cpbrongt.
Dat leost go ioderon dag mot uwe eigene
oogen. En zooals ik zei, de moesten houden
het mot wat zij lezen; en doen roco.
Onnoozele halzen, zou ik op mijn beurt
zeggen. Gij kunt nog niot lezen. Gij zegt:
de grooton geven don toon aan, maar ik zeg
u: zij geven het leven niet aan. Gij zegt: do
geweldenoare hebben do halve worold, maar
ik zeg u: do zaohtmoedigen heb bon do hcele
wereld. Gij zogt: gelukkig wie der menschen
lof inoogstcn mogen, maar ik zog u: barm
hartige Samaritanen laten niet voor zich
uit trompetten, on tollenaars gaan niet
mot hot hoofd omhoog door de wereld.
En do laatrten winnen het tooh in het
leven.
Waarom lezen wij dan cn vors baan niet?
Het antwoord: ach, ons zelfzuchtig hart.
En zoo kom ik ten laatste nog tot een
ander boek, het boek van ons rigen hart.
Hebt ge daarin wol eenf gelezen en ver
stond* gij, wat go daar loost?
Alwéér een wondorbookvoor ons ver
rijzen wensohen, begeerten, plannen, voor
nemens, gobodon on smeokinge®, daar neer
gelegd op don bodem van heb hart, e® daar
over heen doorhalingen, stropen wat al
vervlogen illusies, verijdelde plannen, on
verhoorde gobeden.
Zoo is het. En wij herinneren ons, dat
wij wel eens hebben geklaagd en gemurmu
reerd I
Hebt gij nu leeren lezen of is misschien
uw hart nog niet het heiligdom, waarin
do reinheid priesteres en do liefde profetes
is geworden? Nog niot? en verstaan wij
daarom nog zoo weinig er van, dat zooveel
wat gerwenecht werd, verwacht werd, voor
genomen word, geboden werd in ijdolon rook
is opgegaan?
Daarom nog niot?
Dan, roinig on hoilig, o monsch uw na
tuur t
Leiden, I Augustus.
Maandag a. s. zal, tor gelegenheid van
den verjaardag van H. M. do Koningin-
Moeder, te 12 uren door de troepen, alhier
in garnizoen, op hot Sohuttcrsvold con
grooto parade worden gehouden.
Als parade-oommandant treedt op do
luitenant-kolonel D. F. H. Holbachals
inspecteur der troop on do kolonel jhr. W.
G. v. d. Wijok.
Do vold-artillerio, alhier in garnizoon,
zal van af don 7don tot don 19doo Augus
tus o. 8. deelnemen aan do schietoofeningen
in do Legerplaats bij Olddbroek.
Op do algemeeue begraafplaats te Haar
lem, bot mooie, stille kerkhof Akendam onder
Sohoten, werd gistermiddag om h&lféón ter
aarde besteld het stoffeiyk overschot van wyien
don Leldschon boogleeraar dr. C. K. Hoff
mann. De iyketoet was eenvoudig, goiyk do
overledene zelf steeds was. Kransen noch
bloemen dekten do ïykbaar. Aan de groeve
ochter was een kleine uitgelezen schare van
belangstellenden aanwezig, onder wie opge
merkt werden eenlge persoonlUko vrienden
van den overledene en een aantal collega's
van de Loldsche universiteit, alsvan do
faculteit der geneeak. dr. Th. H. Mao Glllavry,
waarnemend rector-magnlflcus; van de facul
teit dor wis- en natuurkunde dr. K. Martin,
dr. H. A. Lorentz, dr. H. Kamorllngh Onnes,
tevens secretaris van den Academischen
Senaat, dr. H. P. Wysman Jr., dr. J. M.
Janse; van de faculteit dor letteren en wys
begeerte: dr. J. J. M. de Groot. Voorts
waren aanwezig de oud-hoogloeraar dr. P. van
Geer, de assistenten van den overledene dr.
H. W. do Graaf en dr. J. H. Zaayer, en het
Collegium van het Leldsch Studentenkorps.
Nadat de kist in de groeve was neer
gelaten, sprak de heer A. Kremer, famlllolld
van den overledene, hot volgende: „Dit graf
vraagt geon dank. Uwe groote bescheldenhoid,
Hoffmann was ons allen bekend. Namens de
weduwe betuig lk u allon myn oprechten
dank voor de stille hulde, hom in deze oogen-
blikken gebracht en voor de eer hem bewezen".
Daarmede eindigde de droeve plechtigheid.
Lyst van de brieven en briefkaarten, aan
bet postkantoor alhier en de daarondor behoo-
rende hulpkantoren ter post bozorgd, in de
tweede helft der maand Juli, welke wegens
onbekendheid van de geadrossoorden niet zyn
kunnen worden uitgereikt:
Brieven: Tegelaar, niet vermeldJ.
Roestoen, Alkmaar; R. Smit, Servaas Kok,
AmsterdamHofman, F. G. W. J. Backer,
M. Smit, Fortuinen, H. L. de Haas, Hondius
r. Herwerden, H. Kuiper, A. Lankhout, J.
Bourde, Douze, Ltoftink, 's Gravenhago; Zui
derduin, KatwykB. Kulhman, Krimpen a/d.
IJsel; v. d. Tuin, K. Snydors do Vogel*
Korswagen, Leiden; A. Warneoke, Lochein;
de Groot, Rotterdam; A. Reylmg, S. Alllnk,
Scheveningen; H. Nolthenlus, Utrecht; W.
v. Geel, Zevenbergen.
Briefkaarten: A. B. Boikhey, P. J.
M. Jansen, niet vermeld; E. Nanohen, Klim-
per, M. Willlnga, S. Dobbolaoro, P. G. H.
Vos, Berghuis, Amsterdam; M. do Loos,
Wed. Boezaart, 's-Gravenhage; M. Scbouton,
Hilversum; D. Schyffoleu, J. v. d. WeUer,
Lafebor, C. Spaanderman, Loidon; M. Krot,
Noordwyk; A. v. Hulst Gorter, Oosterbook;
K. Lourler, Sassenhoim; K. E. Bungsr Brou
wer, Schovoningon; C. Welsonbach, Schiedam
M. Boumnn, Steenbergen; H. Wittenaar, Wad
dingsveen Paos, Zutfen.
Buitenland. Brieven: S. J. M. van
Gouns, Genua; A. Doorman, Napels; Jansen,
Nice; A. Van Hengel, Pieter-MariUburg;
Lambert Sterck, Recco.
Briefkaarton: M. Begman, Bordeaux;
L. Beckor, Darmstadt; C. Glpps, Napels;
Taylor, Paris.
Hulpkantoor Oog8tgeost:C Hel Jzn.,
Zaandam.
De foerior A. von dor B1U, van het 2de
bataljon 4de regiment infanterie alhier, is door
den regiments commandant aangesteld lot
sergeant majoor bU het 4de bataljon van hot
korps.
By de Leidsche Spaarbank is in de maand
Juli ingelegd 100,935.43 en terugbotaald
ƒ74,128.90, torwyi zyn afgegeven 87 nieuw»
en goheel afgelost 81 boekjes.
Het gozameniyk tegoed dor 11,934 inleggers
bedroeg elDde Juli 2,286,486.01 */a.
Aan het postkantoor Warmond word
godurendo do maand Juli 1903 ingelegd
5430.45$, verdeeld over 126 inlagon; terug
betaald 3426.20, verdeeld over 42 terugbe
talingen.
Het laatste, door dat kantoor uitgegoven
boekje draagt het nummer 1178.
Het Muecurn van Kunstnijverheid to
Haarlem word gedurende do maand Juli
bezocht door 716 belangstellenden, terwijl
uit do aan hot Museum verbonden bookorij
100 boek- on plaatwerken naar verschillende
plaatsen van ons land verzonden werden.
Godurondo do maand Augustus is de boo
korij gesloten.
Hot staf muziekkorps der Koninklijke
Nederland oho Marino zal van 3 tot on met
18 Augustus een kunstreis maken on in do
directie Amsterdam vortocven van 311
Augustus on in do directie Hcllovoelslui»
van 1117 Augustus.
Do kapitein J. A. A. Lodowijks, van
hot 4de regiment infanterie, wordt bij het
koloniaal werfdepot gedetacheerd cn zulks
tor vervanging van clen kapitein H. W.
van Wijk, dio op 3 September den dienst
met pensioe®. verlaat.
Do heer C. F. Wcoterburgcr, sedert
1870 oomrnissaris van politie te Middelburg,
heeft tegon 1 Januari cc vol ontslag als
zoodanig aangovraagd.
6)
„Nou," zei Dlck koeltjes, „dat zou me nou
niks kunnen schelen."
„Maar my wel en heel wat ook. Ik heb heel
wat op die dwaze schikking van jou tegon.
En wat meer zegt, ik verkies het niet. Versta
je, ik verbied je zoo iets uit te halen? Geef
my den steen dadeiyk terug. Ik kan je nou
toch ^ïiet meer vortrouwen."
„Ik kan er niets aan doen," zei Dick koppig.
„Uw wensch is vervuld geworden. En lk weet
niet, waarom u op den myne nou wat tegen
kunt hebben. En ik zal me er dan ook niet
aan storon."
„Wat, jou bongelDenk jo my te trotseeron l
Ik zeg je, geef hier den steen. Geef hem on
middellijk I" Bultitudo deed een poging om
zyn zoon den talisman af te nemen.
Maar Dick was hem te gauw af. Hy sprong
als oen aap zoo vlug van de tafel, plaatste
zich togen den schoorsteenmantel, de eene
hand tot zelfverdediging opgeheven, de andore
met don stoen styt tegon zyn borst aange
klemd.
„Ik wou maar liever, dat u me met tot
het uiterste droef," zei hy, „want ondanks
alios, wat is voorgovallen, bent en biyit u
myn vador. Maar als u het mo al te lastig
maakt nog vóór ik iofa mot den sloon heb
uitgehaald, dan zal ik er nog too komen met
u te gaan vechten."
De heer Bultitudo ging een paar stappen
achteruir, wel begrijp und, dat hy niet togen
*Un goon op kon. En zoo stonden ze tegen
over elkaar, allebei bedacht op zelfverdediging,
als het er op aan kwam.
Het was een van die huiselyke scènes, die
gelukkig maar zolden tusschen vader en zoon
voorvallen.
Boven bun hoofd tingelde men op de plano
de nieuwste Fransche polka's.
Opeens vatto Dick moed. „Ga me uit den
weg," riep hy opgewonden, „nou ga ik hot
doen. Ik wonsch den man te zyn, die u zoo
meteen nog was!"
En terwyi hU sprak, zag de heer Bultitude
hoo zyn gewetenloozo zoon opzwol als de
kikker uit het fabeltje, tot hy voor hem stond,
volkomen gelyk aan don vroegeren Paul.
De aldus veranderde Dlck begon te huppelen
en heel verheugd door de kamer te dansen,
zoo gauw als zyn omvang het maar toeliet.
„Nou is 't ln orde," zeide hy. „De oudo steen
doet zyn plicht beter dan ooit te voren."
En hy wierp zich in een stoel en begon to
lachen, opgewonden en vrooiyk over het
onverwachte succes.
Wat Paul betreft, die was woedend, dat
hU zoo beetgenomen werd. Het duurde lang,
voor hy weer zooveel macht over zyn stem
had, dat by zoggen kon: „Wel, nu heb je je
zin. Nu zyn we allebei veranderd. Nu zal je
wel tevreden zyn. Kan het je nu ook niet
schelen, er zooals je nu uitziet naar Crichton
House te gaan?"
„Zeker," zei Dick beslist. „Ik weet heel
zeker, dat ik niot gaan wii."
„Ja, daar kan ik niets aan doen. Het is
je eigen schuld en ik zal er je zekor weer
hoensturon, tenzy dr. Grimstone er op tegen
heeft je in dezo gedaanto als leerling aan to
neraon."
Paul meende dit niet werkelijk; hot was
alleen maar om Dick schrik aan te jagen,
want by vertrouwde nog vast, dat wannoer
Boaier het geheim zou deolen, alles nog weer
terecht zou komen.
Maar zyn dreigement had oen rampzalige
uitwerking by Dick; het maakte, dat hy nu
doen ging, wat hy anders nog wol een keertje
zou overwogen hebben.
„O," zei hy, „gaat u dat doen? Maar bo-
grypt u dan niet, dat do bordjes verhangen
zyn
„Dat zyn ze, tot op zekero hoogte," zei
Paul, „door myn dwaasheid on jouw geslepen
manier van doen; maar oen paar woorden
ter opheldering van my
„U zult merken, dat u moer op te heldoren
heoft dan u wel denkt," zei Dick, „maar u
kunt het natuuriyk probeeren, als u het de
moeite waard vindt, byv. wanneer u naar
Grimstone gaat."
„Wanneer ik wat? Ik begryp je niet. Wat
zeg je toch?" hygde Paul.
„Wel," legde Dick uit, „het is niks gedaan
om met zyn beiden naar school terug te gaan
de lui zouden ods zoo voor den mal houden
en, omdat ik toch zoo het land aan de school
heb en u zoo graag weer een jongen wou
zyn en leoren, dacht ik, dat het misschien
het beste was, wannoer u ging en eens
ondervond, hoe u het daar beviel."
„Dat doe ik nooit. Ik kom de kamer niet
uit. Ik zou wol eons willen zion of je dat
van me gedaan kroeg."
Weer was er geluid van naderende wielen
buiton op straat. Het hield op voor de deur,
de bel ging over, bet lang verwachte rytulg
was eindeiyk gekomen.
„Jo hebt geen tyd to veiliozen," zei Dlck,
„Irek gauw jo jas aan."
Mr. Bultiludo deed zyn best de zaak als
een grap op te vatten. Hy lachte flauwtjes.
„Hal hal Jo hebt je oudon vader er looiyk
tusschen genomen. Ik geef toe, dat ik meer
zei dan ik meendo. Maar nu Is hot genoeg 1
Put nou een goeie grap niet te veol uit. Goof
mo een hand en laten we samen zien, hoe
we ons hier weer uit draaien."
Maar Dick stond daar maar, warmdo de
slippen van zyn jas by den haard en zei,
terwyi hy zyns vaders stem hoogst onwel
voeglijk nabootste: „Nu ga je weer torug naar
oen uitstokonde kostschool, waar je hot even
good bobt als thuis. Ik geef je in aanbeveling
om vooral te letten op de afrosbeurten, Dins
dags en Vrydags. Jo zult weer mogen dooien
in de spolen en lessen uit je gelukkigon
jongenstyd. (Heb jo ooit krygortje gespeeld,
toen je klein was? O, jo zult kunnen ge
nieten van krygertje-spolen.) En je zult heel
goed op kunnen schieten met de jongens,
als je maar geen airs aannoomt; airs kunnon
ze niet uitstaan. En nu, goeien dag, beste
jongen."
Paul bleef staan, overbluft door zoo'n alles
overtreffende beleediging; nog kon hy niet
golooven, dat dit alles ln puren ernst gemeend
was. Nog vóór hy antwoorden kon, ging de
deur open en kwam Boaier binnen.
,'t Heeft heel wat moeite gekost om van
avond een cab te vinden, mynheer," rol hy
tegen den vermomden Dick, „maar de bagage
is er al bovenop en de koetsier zegt, dat er
nog tyd genoeg is."
„Adieu dan, jongen," zol Dick met voorge
wonde teoderheid, maar een ondeugend lachje
op zyn gezicht. Denk er om, dat ik verwacht,
dat je werken zult."
Paul keerdo zich verontwaardigd naar den
knecht, die zou dan toch ten minste hem
wel by vallen. Boaier zou zyn moestor, die
altyd zoo goed voor hem geweest was, niet
maar zoo onmeodoogond zyn eigon huis
uitzetten.
Hy deed oon paar hopelooze pogingen ora
te sproken. Hy wou hot bodrog aan bet licht
brengen en iodoroen waarschuwen tegen de
imitatie van zichzelf. De hoolo huishouding
zou or aan to pas komen en uitmaken, wie
van hun tweeén de ware was.
Als hy zoo ver gekomen was, dan was de
hoolo zaak nog wol good afgeloopon, maar
zooals hot wol moer gaat, de woorden, dio
gesproken moosten worden, weigordon t«
komen.
Doken Bultitudo vooldo zich in eon hope-
Iooze situatie. Hy deed pogingen uit to loggen,
maar de gedachte aan het droigond gevaar
maakte do zaak orgor in plaats van botor.
Maar hy werd bowaard voor verdere akelig
heid. Eon nevel kwam voor zUn oogen, do
muren dor kamers gingen verder en vorder
van hom weg, eon suizen ging door zyn
hoofd en hy viel neer. Volslagen duisternis
kwam over hem; hy wist van niets meer.
Toen mynheer Bultitude weer by zyn post*
tiovon kwam, iets, dat niot gebeurde vóór er
een hoele poos verstreken was, merkte ky,
dat hy in een oude vigilanto voorthobbeldo
door een breede, verlichte straat.
Zyn hoofd was nog vorro van holdor en
eigoniyk kon men do eerste mlnuton be-
zwaariyk van hem zeggen, dat by dacht; btf
lag alleen maar achterover droomerlg t»
luisteren naar het akelig geluld van de rytuig-
raampjes, die ia hun lysten rammeldon.