LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 18 JULI. - TWEEDE BLAD. Anno 1903
No. 13312
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Opofferende Liefde.
Over do Leidschc verk iczingon
*egt jDe Standaard:
Ook de Lcidscho vrijzinnigheid is er bij
do gemeenteraadsverkiezingen niet al te
best afgekomen.
•Dat was te voorzien.
Bij de jongste Kamerverkiezing kon een
man als Prof. Van der Vlugt slechts een
meerderheid van zegge elf stemmen halen;
en na de bekende Wethouderskeuze, waarbij
het enghartigsb liberalisme weer het onsma
kelijke uitsluitingssysteem toepaste, was
het ie voorzien, dat. de meerderheid der kie
zers zich van deze vrijzinnigheid zou af
wenden-
En zoo is liet geschied.
De candidaton der Christelijke partijen,
tfe hceren Van Hoeken en Mulder, zijn
tweemaal gekozen, zoodat er straks dus
voor die twee plaatsen een nieuwe verkie
zing zal moeten plaats hebben.
Wel een bewijs, dat hot liberalisme bij
deze stembus met nadruk geslagen is.
Toch zal het hard werken worden"om deze
twee zetels te behouden.
Nu staat hot in den Raad 16 Christelijke
leden tegenover 15 vrijzinnigen, cn is de
Loidsche Raad dus om. Gelukt het aan de
laatsten om meer kracht to ontwikkelen en
zouden de onzen daarin n i o t slagen, dan
zou de Raad weer omgaan en dan in ons
nadeel.
Doch dat zien onze Leidschc broeders
vanzelf ook wel in. Dat deze verkiezing
voor hen uitermate leerrijk en bemoedigend
is, is buiten kijf
In eerste instantie is de overwinning
schitterend behaald, is revanche genomen
over -de jongste Kamerverkiezingen. Onze
mannen zullen nu het hunne doen om bij
den einduitslag zoo mogelijk de overwin
ning definitief te maken.
In De Bode, orgaan van den Bond van
(Ned. onderwijzers, komen voor L-t volgen
de Antwoord van m r. JA, Levy
en Naschrift van 't Hoofdbe
stuur.
Antwoord van Mr. J. A. Levy.
Aan het Hoofdbestuur van den
Bond van Ned. Onderwijzers
Mijne Heeren.
Gij zendt mij „Do Bode" van 3 Juli j.l.,
waarin een ..Open brief" aan mijn adres.
Bedoeld schijnt: een openbare brief.
Althans een op on brief heb ik, in hot
blad, niet gevonden.
Uit dit uw schrijven blijkt uwe beducht
heid, dat een opstel van mij den dunk zou
kuiken geven, als liadt gij het zoogena.and
„G*nitc van Verweer" holpen kiezen,
of &Aarbij u aangesloten.
\%it or zij, van deze foi ton, zal u, be
ter San mij, bekend zijn. Wat cr blijkt uit
mij»* woorden, kan ieder nagaan, die
lezen kan. Ik kan het toch waarlijk niet ge
beteren, zoo iemand het met vluchtige in
drukken voor lief neemt, cn straks, als
oordeelvellingen van mij, zo wraakt.
Wion of wat gij koost, bij wien of wat
gij u aansloot, weet ik niot, dus heb ik
er niet over gesproken. Wèl weet en zeido
ik letterlijk, dat ,,Do Bond van Ncderland-
eohe Ondorwijzere" ,,slippedragor on
schildknaap van het Comité van Verweer"
i3 geweest. Wèl zeido ik, dat ,,nict ëén
woord van terechtwijzing of afkeuring"
van den Bond is uitgegaan, ook niet,
toon de berg van misdruk: Manifesten"
gedoopt, voor onzo oogon zich opstapelde.
Ia hot u onbekend, dat men bijwijlen, ook
door z w ij g c n, medeplichtig wordt 1
Laat mij van deze gelegenheid gebruik
maken, om u te zeggen, dat zij. die de open
bare school liefhebben, door de houding,
neen, door de schuld van den Bond, droeve
en pijnlijke oogenblikkon hebben door
leefd. Gij, gij, Nederlandsche onderwijzers,
liadt u van uwen plicht bowust moeten zijn,
en andoren, verstandelijk uwe minderen,
tobden hunnen moeten brengen! V ragen-
rhetoriek verhelpt de diep bedroevende
Voorvallen niot.
En moclit go, voor uwe, naar den vovm,
kreupele, naar inhoud, onverdedigbare
motie" van 13 Maart j-L achter den psy-
ohologischen invloed Van mededaderschap
u willen verschuilen, de geschiedschrijver
dezer treurige bladzijde, zou mot meer
recht, dan do Spanjaard het onzen Vador
des Vaderlands deed, u kunnen toevoegen:
non vos Estados, ma vos, vos. Dat komt,
omdat gij niet volgen moogt, maar voor
gaan moet. Noblesse oblige.
Gelooft mij, hoogachtend,
J. A, LEVY.
Amsterdam, 6 Juli '03.
N asohrift van 't Hoofdbestuur.
Dat mr. Levy met zijn antwoord verle
gen zou zitten, indien hij niet ronduit wil
de zeggen: ik heb mij vergist, ik ben te ver
gegaan en heb de Bond deelneming aan
handelingen toegedicht, waaraan hij inder
daad niet deelgenomen heeft, konden wij
vooraf weten; dat het antwoord van mr.
Levy, nu het niet die ruiterlike verkla
ring bevat, zo weinig zeggend zou zijn, als
't bovenstaande, is ons toch nog tegenge
vallen.
Mr. Levy, in eigen oog de taalzuive
raar bij Gods genade, blijft, geheel in zijn
rol, waar hij dc „aardigheid" debiteert
over open en openbare brief. Wij
gaan daarop niet zulke dingen leiden
slechts van de hoofdzaak af.
En deze hoofdzaak is: heeft mr. Levy
in zijn artikel in 't Vaktijdschrift
geschreven, dat do Bond bij 't Comité van
Verweer is aangesloten geweest of niet?
En nu antwoordt mr. Levy daarop:
dat zult gij beter weten dan ik; ik hob 't
niet geschreven. Ik kan niet helpen', dat
men oppervlakkig leest en daardoor ver-
keerdo gevolgtrekkingen maakt.
Maar hoeft mr. Levy dan niet 't vol
gende geschreven:
„Afkeurenswaardig schijnt mij, in
gansch het beloop dor treurige geschiede
nis, voorafgaande aan de jongste straf-
rechtnovello, de houding van spoorwegper
soneel en zich noemend Comité van Ver
weer. Dubbel afkeurenswaardig, sohier
niet te vergoelijken, do deelneming van den
„Bond van Nederlandsche Onderwijzers"
aan bedoelde droeve feiten."
Niet om „vragen-rethoriek" is 't ons te
doen, maar om te wijzen op de meer dan
lichtzinnige wijze, waarop do heer Levy
geschiedonis wenst te schrijven. Ieder on
bevooroordeeld lezer zal uit 't bovenstaan
de lezen, dat de „Bond van Nederlandsche
onderwijzers" bij 't „Comité van Verweer"
was aangesloten.
En dan kan mr Levy niet volstaan
mot. een „bij wien of wat gij u aansloot,
weet ik niet," want wie over een zaak
schrijft en nog wel in zulk diep beledigendo
termen voor dc ondei-wijzers als mr. Lev j
dcod, moet weten, moet alle feiten
nauwkeurig vermelden, zoals zij geschied
zijn. wil hij niot te recht worden aangezien
voor con bevooroordeeld, in de slechte zin
des woords partijdig, rechter, die om
zijn voorop gestelde konklusie, niet om de
waarheid tc doen is.
En al6 mr. Lovy schrijft:
„Begreep de „Bond" niet, dat men, van
dat oogenblik af, te doen kreeg
niot mot stakers, ma^r met muiters, waar
mede, zoo noodig, korte wetten worden ge
maakt? Begreep hij niet, hoe zeer hij ver
zeild raakte in het vaarwater van bet Mar
xistische, d.w z. door en door revolution-
naire socialisme
dan kan dit geen zin hebben, indien de
Bond niet zou aangesloten geweest zijn bij
't „Comité van Verweer."
En nu kan mr. Lovy zich niot er mee
afmaken, „dat men bij wijlen, ook door
z w ij g e n, medeplichtig wordt.
Want waarom heeft mr. Levy dan niot
de vele andere verenigingen, die cok ge
zwegen hebben, zijn verwijten naar 't hoofd
geslingerd?
Van onze Bond heette het:
„De treurige lijst is niet uitgeput, maar
daarvoor kondon wij dan ook, dag aan dag,
in barbiers- on sigarenwinkols, ons ver
meien met dc vodden, die als .Manifesten"
werden rondgebazuind, een soort van
literatuur, waaraan dc „Bond" God be
fore het! zijn zegel hechtte."
86)
Do beklaagde bleef het antwoord schuldig
„Dan wil ik myn vraag zóó inrichten: Om
welke redenen achttet gy een heimeiyke ont
snapping noodzakeiyk? Qobeurde dat alleen
ter wille van uw genegenheid voor den kas
sier, omdat gy wellicht geloofdet, dat uw
vader u zyn toestemming tot oen huweiyk
met hem zou weigeren?"
De jonge dame haalde diep adem. Zy wist
wel hoeveel er voor haar van haar antwoord
afhing. Zy kon het echter niet over zich ver-
krygen bepaald te liegen. „Neen, het gebeurde
niet daarom/' zeide zy eindeiyk.
„Gy wist dus, dat Möbius tor wille van zyn
veiligheid Dultschland moest verlaten
Ditmaal aarzelde de beschuldigde niet. „Ja,"
antwoordde zy.
„Wist u reeds langen tyd, dat by misbruik
van het vertrouwen zyner patroons maakte?"
„Neen."
„Hebt gy geen deel aan zyn overtredingen
genomen?"
„Nooit. Ik heb daarvan pae in het aller
laatst gehoord."
„Toen hy zich genoodzaakt zag te ver-
dwynen?"
„Ja, juist
„Gy wilt dus zeggen, dat gy wol de reden
van zyn vlucht hebt gekend, maar dat alleen
uw genegenheid er u toe gebracht heeft, den
vluchteliog te vergezellen?"
„Zoo is het."
^Beschuldigdeik o>u dit," de president
sprak nu met verheffing van stem, „voor
waar aannemen, als daar tegenover niet een
zonderling foit stond. De heer Inspecteur Flohr,
die met het onderzoek op de stoomboot was
belast, heeft eon wissel van duizend peso's
by u gevonden. Hoe zUt gy in het bezit van
deze assignatie gekomen?"
„Ik heb my dio door den heer Möbius laten
geven."
„Tot wolk dool?"
„Dat mag ik niot zeggen."
„Moogt ge dat niet? Waarom niet?"
„Sta my toe, hierop het antwoord schuldig
te biyven."
„U ls reeds vroeger by het bespreken van
dit' punt met u zelve in tegenspraak gekomen,
hebt gezegd, dat Möbius u dat papier had
gegeven om te bewaren, wyi hy het by u
voor voiliger hield."
„Ik acht my niet gerechtigd iets andera
te zeggen."
„Aha! U verschuilt u in uw verlegenheid
achter het bekende: „Ik mag nietl" en wyst
met den vinger op een geheimzinnig iets, dat
niemand kan raden. Ons zult ge daarmee
niet om den tuin leiden, verlaat u daarop. Het
zou ons beter aanstaan, als gy de waarheid
omtrent den wissel bokendet."
Eliza zweeg.
„Dan verder. In het nauw gedreven, herin-
nerdet gy u plotseling het bestaan van een
tweeden wissel, dien de vermoorde volgens
uw beweren by zich droeg."
„Ik heb daarmee slechts de waarheid
gezegd."
„Zoo? Maar u wist evenmin hoe groot het
bedrag, als waar het document afgegeven en
betaalbaar was?"
„Ik heb dat nooit van naby bekeken."
.Weet u ook niot, hoe groot de som was,
Wil hebben gevraagd aan welke manifes
ten ae Bond zijn zegel hechtte on mr. Le
vy moest 't antwoord schuldig blijven.
Over 't overige van mr. Levy's ant
woord zullen we niete zeggen, omdat 't
geen antwoord op onzo drie vragen geeft.
We hebben een afdoend antwoord op onze
<lrie vragen verzocht, niet een stol nieuwe
raadgevingen van mr. Levy, hoe gaarne
we die misschien anders zouden ontvangen.
We konstateeren, dat mr. Levy geen af
doend antwoord gegeven heeft, omdat hij
't niet kon geven.
Wc konstateren, dat mr. Lovy op hoog-
hartigo wijze van uit zijn studeerkamer een
stroom van invectieven over do onderwij
zers heeft uitgestort, waarbij dezen voor
idioot en voor wat niet al worden uitge
maakt, maar dat mr. Levy dit alles ge
daan heeft, zonder naar zijn eigen
hierboven afgedrukte bekentenis volko
men op de hoogte te zijn van wot do Bond
eigenlik gedaan had.
We willen niet mr. Levy's voorbeold
volgen en een reeks van adjectieven neer
schrijven, om onze verontwaardiging daar
over lucht te geven.
We willen alleen opmerken, dat, als in
't vervolg in de onderwijzers—ereld van
iets gezegd zal worden: mr. Levy hooft
't gezegd, of mr. Levy hooft 't ge
schreven, 't gebaar of 't woord, waar
mode deze mededeling ontvangen wordt,
cuphemist.ies gesproken, niot van grobo be
wondering voor den heer Levy zal getui
gen.
En de 6chuld van decze weinige eerbied
moet dan niot gezocht worden bij dc hoor
ders, maar bij mr. Levy's houding uit de
laatste tijden.
Onder het hoofd Staatscommissie
zegt De Standaard in een asterisk:
De Staatsoommissie voor do gemoon-
tcfinancicn heeft niet de eer, in den
smaak van do radicale en liberale pers te
vallen.
Tooh was hot geheel natuurlijk, dat do
Regeering in doze coin missie niet de meor-
derhead aan haar politieke tegenstanders
schonk. In dc Enquête-commissie deed ze
dit, cn het werd goloofd. Nu dcod ze dit
niet, en het wordt gelaakt.
Wie minder openhartdgo critiek oefent,
acht dat er al te veel Kamerleden in zit
ten; dat de Universiteit niet genoegzaam
vertegenwoordigd is, en dat de benoemden
niet voldoende specialiteiten zijn.
Op de keper bezien heeft deze critiek
weinig om hot lijf. Dat do wethouder van
financiën tc Amsterdam, èn de heer Van
Nierop, tevens lid der Staten-Gonoraal
zijn, bowijst nog niet, dat zo als leden der
Staten-Gencraal benoemd zijn. Of mocefc
misschien do oud-Minister van Financiën
Godin de Beaufort, of de Burgemeester van
Den Bosch opzettelijk buiten zijn gesloten,
omdat ze ode in do Eerste Kamor zitten?
Dat de heeren van do Universiteiten als
financiers hoog staan aangeschreven, zal
wel niemand beweron. Juist voor ingewik
kelde financieclc vraagstukkon hebt go
niets aan de mannen van de theorie, en
komt het aan op praetischen zin.
En wat de specialiteiten betreft, weet
men toch ook wel, dat ge niot beter een
commissie in onoplosbare verwarring kunt
helpen, dan door ze uit specialiteiten saam
te stollen.
Elko specialiteit stolt er een eore in,
een eigen stokpaard jo to borijden, cn kourt
bijna als rogel elk ander stokpaardje dan 't
zijne onvoorwaardelijk af.
Hot Sociaal Weekblad zegt:
Terwijl het woteontworp tot verandering
van de Gemeentewet rijpt voor do openbare
beraadslaging, brengt de Regeering ons de
lang beloofde (immers reeds in Januari bij
de behandeling van de Staatsbegrooting in
de Eerste Kamer) commissie voor de
herziening van de gemeontefi-
n a n c i n. Ons baarde die commissie en
haar samenstelling teleurstelling. Niet om
trent de bekwaamheid van do individueel©
leden koesterden wij vreos, niot ook ontken
nen wij, dat de drie grootste gemeenten
van het land er in vertegenwoordigd zijn,
maar wel treft hot ons, dat do linkervleu-
welke Möbius op zyn vlucht hoeft meegenomen?"
„Neen."
„Ook niet, waar die gebleven is?"
„Tk weet het niet."
„Vreemd l Er moet byzonder weinig ver
trouwen tusschen u belden bestaan hobben.
Men zou van een hartstocht, dio tot zulk een
wanhopigon stap voert, meer innigheid ver
wacht hebben. Bestond er zulk een innigheid
niet tusschen u?"
„Neen."
„Zyt gü spoedig van elkaar vervroemd?Of
heeft het berouw verandering in uw gevoelens
ten opzichte van Möbius gebracht?"
„Ik kan my daarover niet uitlaten."
„Weer niet? Nu, geheel zooals u wil. Gy
waart niet met hem getrouwd?"
„Neen."
„"Waart echter wel van plan te trouwen?"
„Ja; het huwelUk zou dadeiyk na onze
aankomst in Argentiniö plaats hebben."
„Bestond het voornemen ook nog op den
dag, waarop Möbius werd vermoord?"
„Ja, het bostond nog."
„Waart ook gy nog in uw binnenste be
sloten het verbond voor 't leven met hem te
•luiten?"
Eliza wendde onzeker haar gelaat af.
„Gy waart dat niet meer. Uw liefde heeft
zich in wrok veranderd. Gy hebt zelve tegen
over den inspecteur toegegeven, dat het zoo zou
kunnen zyn, maar u over de redenen van uw
veranderde gezindheid niet uitgelaten. Want
hy was tot het laatst hartstochteiyk verliefd
op u. Misschien heeft juist dit zyn gedrag de
verandering bewerkt. Hy heeft zich op het
schip niet zoo jegens u gedragen als gy dat
verwachttet en verlangdet, Diet waar?"
Een donkere blos kleurde de wangen van
het jonge meisje.
gel van de vrijzinnigen niet of bijna
niet is vertegenwoordigd. Geen enkel vrij
zinnig-democraat en van do „Liberale
Unie" alleen de heer Rink, misschien ook
(zoo hij er toe behoort) de heer Siokenga.
Do vrijzinnig-democraten worden in den
regel door deee Regeering niet voorbijge
gaan; des te meer is hot to verwonderen,
dat dit hier is geschied. Iuimerc, de
linkervleugol dor vrijzinnige partijen heeft
een richting op het gebied van gomeente-
lijke politiek, die èn scherp omlijnd is in
programma's èn van veel invloed is op de
gemeente-financiën. Wilde men de verschil
lende stelsels op dit gebied tot hun recht
doen komen in den boezem der commissie,
dan kon men eerder con der meer recht-
sche partijen uitsluiten dan de vrijzinnig-
democraten. Hun gemeente-program ver
tegenwoordigt een systeem, ook voor de
gemeente-finanoiën. Daarmee had rekening
gehouden moeten zijn, opdat ook do klank
van d i e stem in de commissie kon worden
gehoord.
Intusschen, de commissie zal zeggen:
waöht op onzo daden enwe wachten.
Omtrent het wotsontwerp tot ver
andering van de Gomoontewet,
zegt het Sociaal Weekblad:
Dit wotsontwerp heeft het voorbereidend
Radium doorloopen. Do Regeering heeft,
gebruik makende van do opmerkingen, die
van do zijdo dor Kamer zijn gemaakt, een
gewijzigd ontwerp ingediend, maar eerlijk
gezegd kunnen wo niet getuigen, dat dio
veranderingen, veel boteokenend zijn. Den
belangrijken vraagstukkon, dio bij een her
ziening van ons gemeenterecht op den voor
grond treden om nu van do gemeento-
financiön niet to sprekon is men ook bij
dezo tweedo editie uit den weg gegaan.
Noch do quaestio hoever het begrip „uit
voering" moet reiken, noch do gronzon van
do verordenende bevoegdheid van don
Raad, noch de nadere interpretatie van
hot interpellatie-recht, noch eindelijk do
verantwoordclijkhoid van ieder der wet
houders voor do daden van zijn collega's,
zijn bij do tweede uitgave in hot ontwerp
opgenomen. Dat was tc verwachten cn wo
zouden dan ook op dit weinig betcekenendo
wotje niet zijn teruggekomen, ware hot
niot, dat we do aandacht nogmaals wilden
vestigen op de uitdrukkelijke uit
sluiting van vrouwen, niet slechte van hot
lidmaatschap van den Raad, maar ook van
do betrekkingen van ontvanger cn secre
taris. Zooals men zioh zal horjnnoron, ge
schiedt dec.e uitsluiting door het woord
„mannelijk" te plaateen in de desbetreffen
de artikelen, een woord, dat daar tot nog
toe niet staat. Do motieven, dio do Ro-
gcering bij haar memorie van antwoord na
der opgcoft voor de inlassohing van het
woord „mannelijke" zijn naar onze meening
al zeor eigenaardig. ..Ondcrgcteckende"
aldus dc memorie van antwoord „deelt
geheel in dc meaning van die leden, die
oordeelden, dat or geen sprake van kan
zijn, om terloops door een wetsontworp als
hot onderhavige eem beslissing uit te lok
ken over de vTaag, of voortaan ook vrou
wen tot hot gemeente-secretariaat benoem
baar zullen verklaard worden. Deze voor
dracht bedoelt dan ook niet anders, cran
deze aangelegenheid te laten wat ze was,
en juist daartoe strekt do invoeging van
..„mannelijke"" voor „„Nederlander"".
Hierdoor toch wordt niete veranderd, maar
slechte hot bestaande bevestigd. Terecht is
opgemerkt, dat do wetgover van 1851 aan
geen ander dan mannelijke secretarissen of
ontvangers godaoht heeft."
Wo nemen gaarne aan, dat do wotgover
van 1851 aan geen vrouwolijke secretarissen
of ontvangers heeft godacht.
Maar is dit nu een reden, indien men
hot vraagstuk, zooals do Regeering zegt,
wil laten in do phoeo, waarin het vorkcert
om thans ook door do woorden van
do wet don vrouwen het boklceden van dio
betrekkingen onmogelijk te maken? Begrij-
po wie het kan. Do wotgever van 1833 hooft
waarschijnlijk evenmin gedacht aan vrou
welijke advooatcndo woorden van do
wet verboden echter hot optreden van vrou
wen als advocaten niot cn zooals do prae-
tijk heeft bewezen, do vrouwelijke advocaat
„Nu, boschuldigde, wilt gy ons niet eonig
antwoord geven?"
„Bespaar my deze pyniyke ulteonzetting -
ik - ik
„Wilt gy hierover niets uitlaton?"
„Neen."
„Geeft gy toe, eenmaal uitgeroepen te
hebben: „Aan dezen toestand moet een
einde komen, al moet het ook een loven
kosten?""
De beschuldigde drukte de handen voor het
gelaat. „Ik ik weet het niet. Het kan zyn
misschien heb ik „myn leven" gezegd, want
ik dacht toen werkeiyk aan zelfmoord."
„Mevrouw von Erbia heeft met beslistheid
beweerd, dat het gezegde zoo of zelfs nog
bezwarender had geklonken. Gy zoudt ook
kunnen geroepen hebbon: eijn in plaats van
een leven."
„Dat heb ik stellig niet gezegd, want eon
andore gedachte dan die, om aan myn eigon
verloren bestaan een einde te maken, ls nooit
bU my opgekomen."
„En toch hebt gy tegen uw verloofde eenige
uren vóór zyn dood bodrelglngen geuit."
„Daarvan weet ik niets af."
De president nam een blad papier uit de
voor hem liggende akten. „Wy zullen later
bet geheele onderhoud hooren. Voor het oogen
blik la het voldoende u de volgende woorden
in 't geheugen te roepon: „En laat je waar
schuwen span den boog niet te strak, hy
zou kunnen springen I Ik heb gedaan, wat
een vrouw maar kan doen en was bereid, den
beker tot op den bodem te ledigen. Aan u de
verantwoording ais het anders uitkomt l" Hebt
gy deze woorden gezegd of niet?"
„Ik heb die gezegd."
„Zyt gy het niet met my eens, als Ik con
stateer, dat die iets buitengewoons te kennen
Ls langs deze grammaticale uitleg
ging van de wet de rechtszaal binnengeko
men. Men kan hieruit zien, iioo do Regeo-
ring, zeggende de zaak to willen laten, zoo
als zij was, feitelijk do toestond veran
dert. Tot nog toe stond dc kwestie open;
thans sluit do Regeoring de deur. Tot hoe
lang? Tot do definitieve herziening van do
Gemeentewet, en die is we twijfelen er
niet aan, als we letten op don stapel work,
die de Kamers in do eerste paar jaar krij
gen te doorworstelen nog ver af.
Wij noemden hierboven de vraag omtrent
do positie van de wethouders. Die vr.uig
wordt ook in do memorie van antwoord
nog even aangeroerd, doch slechts om er
op te antwoorden, dat al wat aangaat do
benoeming van wethouders buiten den
Raad, de zelfstandigheid van don wethou
der van z ij n tak van dienst zonder ver
antwoordelijkheid voor zijn collega's, ein
delijk de commission van bijmand in hot
gemeentelijk bohcor, pas aan de orde zal
komen bij die zoover af zijnde algeheeïe ver
andering in ons gemeenterecht.
Toch heeft de Regeering een kleine ver
andering gebracht in haar oorspronkelijk
ontwerp, die aan do zelfstandigheid der ge
meenten kan ton goede komen. Terwijl in
het eerste voorstel verhooging vaa het aan
tal wethouders boven hei getal vier ge
bonden wna aan de goedkeuring van Gede
puteerde Staten, is dit bij het gewijzigd ont
werp onnoodig geacht.
Het zijn dus voortaan niet cn terecht
de Gedeputeerd^ Staten, dio in l.aatelo
ressort beslissen oF het aantal wethouders
in een gemeente van meer dan 100,000 in
woners zal stijgen boven het getal vier,
maar de Raad zelf zal dit als souverein be
slissen. En daar wo bij dit wetsontwerpio
al dankbaar zijn voor iedero bete broods,
erkennen wij. dat we deze wijziging toe
juichen.
Naar aanleiding van het bezoek van
minister Kuypor aan V c n 1 o o
schrijft De Tijd, dat do voorstanders van
hot bijzonder onderwijs van dc zijdo dor go-
meontolijko autoriteiten aldaar „op genie
pige wijzo werden tegongewerkt". In plaats
van too to juiohen, dat do geestelijkheid
zich inspande cn do burgerij vrijwillig of-
forde voor dat onderwijs, toonden burge
meester on schoolopzieners behept te zijn
„met vooroordcolen, welke stammen uit
den tijd der liberale overheersohing,
toon dc staatsambtenaren meenden te
moeten libcraliseeren, omdat dc Rcgec-
ring liberaal was." Deze heeren worden er
nu aan herinnerd, dat dio tijd voorbij is,
door hot voor do geestverwanten van De
Tijd bomoodigend optreden van minister
Kuyper in do Venlooscho schoolquaeatio,
hotwelk door De Nieuwe Koerier gesolietst
wordt als volgt: „Naar wij thans uit zeer
goede bron vornomen, heeft het door minis
ter Kuyper ingesteld onderzoek tot een be
slist succes geloid van do voorstanders van
liet bijzondor onderwijs. In zcor duidolijko
bewoordingen zou dr. Kuyper gezegd heb
ben wat overigens geheel met zijn steo<la
geuite mconing overeenstemt dat hot bij-,
zonder onderwijs te Venloo met alle kracht
moet gesteund worden, cn dat cr mot goe
den wil veel is tot stand te brengen. Wat de
nieuwe soholcn van do Eorw. Broeders be
treft, deze vond do Minister zeer goed, cn
hij zou cr gaarne genoegon mcc nemen, dat
vóór 1 November alles in orde is.
Hieruit blijkt, dat de voorstellen van het
bijzondor onderwijs wel in dc hoogste in
stantie zullen worden aanvaard, en dat do
oisohen van het liberale schooltoezicht geen
steun vinden bij de Hoogc Regeoring.
Ondor don titel „Noodig verweer" heeft
de hoogleeraar dr. S. Cramer, to Am
sterdam, een opstel in Tcyler's Thcoloyi.ch
Tijdschrift geschreven naar aanleiding van
do broohure „Bijzondere Universi
teiten on bijzondoro profess o-
r o n", die prof. Holwcrda, van Lei
den, ton gunste van hot wetsontwerp op het
hooger onderwijs heeft uitgegeven.
Prof. Cramer's „Verweer" geldt drio
punten uit dr. Holwerda's advies: lo. do
voorstelling, door dezen gegeven van do
voordcelen van hot nieuwe stelsel en van do
geven, iets als de aankondiging van oon op
handen zUnde catastrophe?"
„Ik wilde hem alechts beduidon, dat hl?
zich niet al te zeker van myn bezit moest
govoolen, dat er nog eon middel bestond, om
hem dat te onttrekken."
„Do booron gezworonon zullen moeten bo-
Bli8sen, welko uitlegging hun als de moest
vertrouwbare voorkomt. In elk goval slaan
do volgende feiton vast: Eenigo uron na hot
opgowondon gesprok tusschon u on den kassier
word de laatste doodgestoken, doodgestoken
mot zyn eigen mes, dat gowoonlyk op hot
tafeltje voor zyn bod lag. De dader kon slechts
iemand zyn, dio geheel op do hoogte was met
do gewoonten van zijn slachtoffer en vryon
toegang tot zyn hut had. Hy moest groolor
zyn dan hy, daar de stooten van boven naar
boneden zUn toegebracht, en beschuldigde wint
het van Möbius aan lichaamegrootte. Al deze
omstandigheden, gepaard met het togenstry-
digo in de beworingen van beschuldigde en
met haar gedrag by het zien van het lyk
zoowel als het bezit van den wissel, vormen
een keten van bewyzen, waarvan het gewicht
zwa&rder weegt dan de betuigingen van
onschuld van beschuldigde. Hebt gy nog iet»
in het midden te brengen, beschuldigde?
Anders ga ik tot het verhoor der getulgon
over."
Eliza schudde met een zachte beweging der
lippen het hoofd.
De president belde en beval, dat de voor
naamste getuige, de politle-lnspecteur FJobr,
moest verschijnen.
(Wordt vervolgd.)