m. 13312.
Derde Blad,
18 Juli 1903.
ONTERVING.
De eerste rit per spoor in Nederland.
Voor jonge, krachtige naturen is het dik
wijls hard ergens in te moeten berusten.
Zoo was het ook met luitenant Holstink,
den eenigen zoon van een der rijkste Amster-
damsche kooplieden. Hij was tegen den uit-
drukkelijken wil van zijn vader met een
arme, maar fatsoenlijke kinderjuffrouw
getrouwd. Zijn vader, die gedreigd had hem
te onterven, volvoerde zijn plan.
Nu bleef den luitenant niet veel meer over
dan naar Indië te gaan, aangezien hij daar
meer traktement en gauwer kans op promo
tie had.
Met zijn jonge, mooie vrouw trok hij
naar Indië. Van zijn vader hadden zij met
hun trouwen niets gehoord en bij hun ver
trek, toen zij samen afscheid wilden nemen,
wilde de oude man wel zijn zoon, maar niet
diens vrouw ontvangen.
Verbitterd trok de luitenant van zijn ou
derlijk huis, waar hij als kind door zijn
vroeggestorven moeder zoo vertroeteld was,
weg. Zijn vrouw had medelijden met haar
schoonvader, daar deze toch door haar
zijn erfgenaam, waarop hij eertijds zoo
trotsch was, verloor.
Met zachtheid en geduld bracht mevrouw
dat haar man onder het oog en eindelijk
willigde hij dan ook haar verzoek, om maar
alleen te gaan, in.
"Welbezorgd liet hij haar bij een vriend
achter en trok nog eens naar het ouderlijk
huis.
De huishoudster, die hem als kind al ge
kend had, deed hem open en smeekte hem
om zich zoo mogelijk maar met zijn vader te
verzoenen. Met goede voornemens in het
hart klopte hij aan de deur van zijns vaders
kamer.
Zijn vader is verwonderd hem te zien en
hij wijst hem de deur met de woorden:
Straks hadt je kunnen komen. Ga nul"
Ineens zijn alle goede voornemens verdwe
nen en slechts met alle macht kan hij zijn
rechtmatigen toorn bedwingen. Bij zijn
vriend aangekomen, zien zij wel hoe het er
mee staat; maar toch had hij niet anders
kunnen doen.
Slaan wij een half jaar over. We vinden
den luitenant en zijn vrouw gezond in In
dië terug. Zij zijn gelukkig en tevreden; hij
doet zijn plicht en was dan ook weldra bij
zijn meerderen en gelijken zeer gezien. Toen
hij van een veldtocht, die hem veertien da
gen van zijn vrouw scheidde, terugkwam,
was hem een aardige jongen geboren, Hoe
gelukkig waren hij en zijn vrouw met hun
kind l Ja, het moest evenals zijn grootvader
Henri heeten.
Drie jaren gaan ongestoord voorbij. Henri
is al een flinke jongen geworden. Holstink
werd intusschen kapitein en iedereen prijst
hem om zijn beleid.
Wij zien hem aan het hoofd van een troep
soldaten op weg. De Atjehers hebben een
overval op het oog en nu rukt Holstink
ter versterking naderbij.
Het is nacht; de wachten, die de kapitein
heeft uitgezet, zijn ingedommeld, want hier
had men toch immers nog nooit Atjehers
gezien 1 Maar de kapitein waakt en denkt
aan vrouw en kind. Een onbestemd gevoel
van angst maakt zich van hem meester.
Hoewel hij er zich met alle macht tegen
verzet, kan hij dat onaangename gevoel niet
van zich afschudden en toch, had hij het
niet telkens gehad, nu eens sterker en dan
weer minder?
Langzamerhand maakt de slaap zich van
hem meester en na een vermoeienden dag
is het goed rusten. Daar wordt hij na een
benauwden droom weer wakker en kleedt
zich aan, om eens naar de wachten te zien
Deze schrikken bij zijn nadering op. Het
licht breekt meer en meer door; het belooft
een prachtigen dag te worden.
Maar wat is dat voor een gebrul? Daar
ziet de kapitein dichte drommen van At
jehers, de klewangs zwaaiende, aanstormen.
Weldra is het kamp in rep en roer. De aan
val is hevig, maar wordt door het beleid
van Holstink en den moed zijner infanteris
ten afgeslagen.
De kapitein voelt nu wat een zware taak
er op zijn nog jeugdige schouders rust;
maar de gedachte aan vrouw en kind doet
zijn moed herleven.
De Atjehers schijnen raad te houden,
want men hoort sedert een uur niets meer
van hen. Maar de kapitein laat zich daar
door niet op het dwaalspoor brengen om zijn
sterke stelling te verlaten.
Wederom wordt er een gebrul vernomen
en nu is de aanval zoo mogelijk nog heviger
dan den eersten keer. Het is nu een vechten
van man tegen man en de soldaten hebben
het hard te verantwoorden. De kapitein
spoort hen met daden en woorden aan
waar hij is, wijkt de vijand. Maar een speer
treft hem in de borst en wellicht stervend,
wordt hij door zijn oppasser weggevoerd.
De luitenant, hoewel een bekwaam man,
kan de soldaten niet meer staande houden,
toen het gerucht doordrong, dat de kapitein
gesneuveld was. Aan hem was het nog te
danken, dat de troep niet hals over kop,
maar geregeld aftrok. De troepen van het
bedreigde fort, die het schieten hadden ge
hoord, kwamen hun reeds tegemoet en brach
ten hen tot stilstand. Nu moesten de achter
volgers het opgeven en werden door het ge
schut verjaagd. De oppasser had ondertus-
schen met twee andere soldaten den kapi
tein van het strijdperk weggedragen, de
wond zoo goed mogelijk onderzocht en uitge-
wasschen en een voorloopig verband gelegd.
En nu ging het door het vijandelijke land
naar zijn huis; want naar het fort konden
zij niet, daar dit door de Atjehers belegerd
zou worden. Zij maakten een brancard en
reisden 's nachts, om des daags te slapen,
zoo goed mogelijk verborgen.
De kapitein heeft het dikwijls benauwd
en ijlt dan verschrikkelijk.
De jonge mevrouw Holstink heeft den
overval van haars mans troep vernomen;
maar ook, dat haar man niet gevonden
was; noch bij de dooden, noch bij de overge
blevenen. Maar vijf dagen na den overval
brachten de drie moedige soldaten den ka
pitein thuis. Nu ligt hij, zorgvuldig door
zijn vrouw verpleegd, in de huiskamer. Hij
knapt goed op, maar zal nimmer meer in
dienst kunnen treden en misschien over een-
jaar, na sterke voeding, iets anders kunnen
beginnen. Eervol werd hij uit don dienst
ontslagen als majoor en kreeg een hooge on
derscheiding. Maar, helaas, zijn majoors--
pensioen kon de uitgaven niet dekken. Stil
schreef mevrouw een brief aan haar schoon
vader om geldelijke hulp in deze zorgvolle
omstandigheden, maar zij kreeg geen ant
woord terug. Een tweede en derde brief
volgden, maar nooit vernam zij iets. Boven
dien moest haar man naar Holland, om her
stel van krachten te zoeken. Maar waar
moest de arme vrouw daarvoor het geld
vandaan halen? Heeds schreef ze 's avonds
menige bladzijde vertaalwerk af, maar haar
krachten raakten uitgeput.
Maar toen zij totaal radeloos was, kreeg
zij een schrijven van een Hollandschen no
taris, waarin stond, dat haar schoonvader
ziek was en zijn zoon wilde laten overko
men. Hiervan maakte zij ten spoedigste ge
bruik en toen zo na een maand in Holland
waren gekomen, ging ze zoo gauw mogelijk
naar dien notaris. Bedroefd vertrok z o
weer, want daar haar schoonvader beter was
geworden, wilde hij zijn zoon niet meer on
dersteunen.
Zij had een klein huisje gehuurd en daar
leefde zo met man en kind.
De majoor kon allee® maar wat schrijf
werk doen en dus zouden ze weldra gebrek
hebben.
Maar daar word de oude Holstink nog
maals ziek en de jonge mevrouw toefde niet,
hem te gaan verplegen. Ofschoon nu en
dan bij kennis, zed de zieke nooit iets. Nog
onverwacht kwam hij te sterven en toen, na
dc begrafenis, het testament geopend
werd, bleek het, dat de majoor onterfd was.
Wel zei de notaris, dat mijnheer Holstink
Hem bevolen had het te veranderen; maar
het was nog niet gebeurd. Do familie wilde
zich aan het testament houden en hierin
moest de kapitein, boe zwaar het hem ook
viel, berusten.
J. J. K.
Op een mooi en Zondagmiddag in Sep
tember 1839 zou de feestelijke opening van
het eerste traject (AmsterdamHaarlem)
van den Hollandschen IJzeren Spoorweg
geschieden. Geheel Amsterdam verkeerde
er over in opgewondenheid; oud en jong
stroomde naar buiten. De volksopinie was,
dat de tocht niet zou lukken; en mijn va
der aldus de heer O. A. U. "Vierhout in
„De Tel." zei tot mij: „Jongen 1 wij zul
len er heen gaan; als ik 't zie, zal ik 't
gelooven."
't Was een lang eind naar de Haarlem
merpoort; wij kwamen in dat stadsgedeelte