LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 24 JUNI. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. Anno 1903. FEUILLETON. Opofferend© Liefde. No. 13291 Do correspondentie uit L e i d o n aan De %tandaardy getiteld „Leid sohe 'Vrij- zinnighe id", naar aanleiding waarvan prof. Fookema Andreae gisteren ons een schrijven zond, en weL'*e wij niet vóór heden in deze rubriek konden opnemen, luidt als volgt: In den Leidschen Gemeenteraad werd op 18 dezer door de liberale leden een mooi stukje afgespeeld, dat waard is aan de ver getelheid ontrukt to worden. In de plaate van den na zijn verkiezing tot lid der Tweede Kamer door velerlei an- doro werkzaamheden tot aftroden genoop- ten R.-K. Wethouder Mr. Aalberee, werd door do liberalen met 15 stemmen tot Wet houder gek--- x het liberale Raadslid Paul. De anti-liberalen brachten uit 14 stemmen, en hadden hun keuze gevestigd op het R.-K. Raadslid Mr. Kerstens. Afwezig waren 1 Liberaal en 1 Roomsoh-Kax^olieL Om dit 6tuk goea te begrijpen, moet een en ander n.xlegedceld worden, dat aan het groote publiek niet bekend is, maar dat het feit in al zijn naarheid aan den dag brengt. Na de gemeenteraadsverkiezingen in 1901 bestond de Leidsohe Raad uit 14 Liberalen, 2 Vrijz.-Democraten, 8 Anti-revolutionairen en 7 Roomech - K atho 1 i ck en De vrijzinnigen hadden dus nog precies de meerderheid, 16 zetels. Do anti-liberale groep stelde toen aan de liberale groep voor, met het oog op de steeds toenemende werkzaamheden, door het Da- gelijksoh Bestuur te verriohton, het aantal Wethouders te brengen op vier, cn dan te benoemen twee liberale en twee anti-libcra- 1c wethouders, om op die wijze te erkennen -de rechten der in getalsterkte zoo groot mo gelijke minderheid, terwijl dan (och hot Col lege van B. cn Ws. in zijn meerderheid libe raal bleef, omdat de Burgemeester liberaal was. De liberalen stemden wel boe de juist heid van het argument voor dc uitbreiding van het aantal Wethouders, maar verklaar den si edits één "Vethouderszetel aan de an. ti-liberalen te kunnen afstaan, omdat de toenmalige Burgemeester Mr. Was reeds min of meer lijdende was, en zij vrees den, dat bij diens eventueel aftreden het pas opgetreden Christelijk Ministerie hem zou doen vervangen door een anti-liberaal Burgemeester. De anti-liberalen moesten zich ucderleg- gen bij do opinio van dc sterkste groep. Mr. Aalberse weid als anti-liberaal tot Wethouder gekozen cn nam die benoeming aan. Wat van Mr. Was gevreesd werd, werd be waarheid: hij moest einde 1902 om gezond heidsredenen aftreden als Burgemeester en werd opgevolgd door den tegen woord i gen Burgemeester Mr. N. di Ridder, die anti revolutionair is. Nu neemt Mr. Aalberse zijn ontslag als Wothouder. De g e t al sterkte rin deTi FLiad is behoudens een kleine nuance nog dezelfde als die in 1901 was. Men zou dus verwachten, dat dc vvijzin- nigon zich zouden houden aan de regeling, die zij zclven in 1901 hebben getroffen. Wat blijkt echter bij dc stemming: do con cessie, in 1901 aan de anti-liberalen gedaan, kon niet worden bestendigd. Zonder iets te zegge®, zonder blikken of blozen, vertreden dc liberalen thans door do maoht van het stemmencij for (zegge door hun meerderheid van één stem) dc rechten der zoo krachtige minderheid, en verkiezen tot vierden Wothoudor een liberaal. Leiden is nu weer veilig; het college van B. en Ws. bestaat nu behalve uit den Bur gemeester uit vier liberale Wethouders. Zoo heerscht het Liberalisme, waarvan men in Leidens Gemeenteraad de fino-fleur vindt; vraagt het maar aan Prof. Fookema Andreae, die in dat college den toon aan geeft; aan Prof. Drucker, Prof. De Gocjo, Mr. Egbert de Vries, Dr. E. F. van Dissel, Dr. P. J. Kaiser, Dr. Th. W. van Lidth de Jeude en andoren, die er lid van zijn. In Het Centrum lezen wij onder het hoofd »,Liberalo inhaligheid" hot vol gende, met Q goteekende artikeltje: In den Leidschen Gemeenteraad hebben de liberalen slechts cm zéér geringe meer derheid: één stem. Toen voor twee jaren een der wethouders aftrad, meenden daarom de vereenigde katholieke en anfci-revolutionoi- re raadsleden, dat de billijkheid meebracht, dat één dor dne wethouders uit de Rechter zijde gekozen zou worden. Dat was echter voor de liberalen nóg te veel. Vandaar een compromis: er zou een vierde wethouder worden gekozen, de uitbreiding dor ge meente-bemoeiing wettigde dit volkomen. Zoo werd als vierde wethouder, tevens als vertegenwoordiger der minderheid van den Raad in het college van Burgemeester en Wethouders, gekozen mr. Aalberse, de eerste wethouder ,,voor sociale aangele genheden en openbare liygiène" in den lande. Aan groote partijdigheid heeft hij zich blijkbaar niet schuldig gemaakt: ten vori- gen jare, periodiek aftredende, werd hij met algemeene stemmen horkozen. Men zou zoo zeggen: de proef mot een ver tegenwoordiger van de minderheid in het ooilege van B. en Ws. was, zelfs in 't oog der liberalen, niet mislukt. Doohin Februari koos het district Al- moloo mr. Aalberse tot lid van de Tweede Kamor. Daar hij behalve dit Kamerlidmaat schap on een drukke praktijk als advocaat nog belast is met do Red actio van het Kath. Soc. Weel-blad ook al geen sinecure! nam hij zijn ontslag als wethouder. Niets scheen natuurlijker, dan dat in zijn plaats wederom een lid der minderheid in hot collego van B. en Ws. zou gekozen wor den, te meer, omdat haar oandidaat was mr. Kerstens, welbekend katholiek notaris, en sinds jaren lid van den Leidschen Raad, terwijl geen der drie andore wethouders meester in de rechten is. Dochterwijl Leiden reeds in een go- wezen aannemer eon uitstekend wethouder voor openbare werken heeft, werd niot mr. Kerstens, maar do ingenieur Paul geko zen, vroeger directeur van gemeentewerken en eerst sinds een paar maanden lid van den Raad. Hij werd gekozen met de schitte rende meerderheid van twee stemmen (ei genlijk van maar een stem, omdat do heer Kerstens de nederigheid had, n e t op zioh- zelven te stemmen!) terwijl de Raad geheel voltallig was, op één katholiek en één libe raal lid na. Terwijl dus de liberalen in den Leidschen Raad slechte één stem meerderheid hebben, cisohen zij allo vier de wethouders-zetels voor zichzelf, ook den vierd:n zetel, twee jare® goleden ingesteld, mede om aan de groote mindorheid ton minste één vertegen woordiger to geven 1 Van liberale zijde zal nu wel tegengewor pen worden, dat door do benoeming van een antirevolutionairen burgemeester de om standigheden vcrand.rd zijn. Maar dit is allerminst een afdoende verdediging. Of ie niet juist van liberale zijde altijd hot liod gezongen, dat de burgemeester boven de par tijen staan jnoct? Deze m&g zich derhalvo met als vertegenwoordiger der anti-liberale minderheid boschouwon. Maar zelfs al mocht hij dit, dan nog, waar de libora- lcn slechts één stem meerde:'ïeid hadden, was het zeker geen blijk van buitensporig billijkheidsgevoel, wanneer zij zich mot 3 tot 5 stommen in hot college van B. en Ws, te vreden hadden gesteld. Immers zelfs dan nog was hun meerderheiu in liet Co 11 e g o gróóter dan hun meerderheid in den R a ad. Het is te hopen, dat de katholieke, anti revolutionaire en cliristel ijk-historische kiezers bij de aanstaande gemeenteraads verkiezingen één lijn zullen trekken, om aan do liberalen deze inhaligheid betaald te zetten. Van liberale zijde werd wel eens het zoet gefluit gehoord: bij gemeenteraadsverkie zingen komt gee® politiek to pas. Men moet dan op de mecet geschikte personen letten. Mon heeft thans door een óvcrduidelijk voorbeeld geleerd, waarom óók bij gemeente- raads-verkiezingen een principieelo strijd voor do verbonden mindernc^on dringend noodig is. Dr. H. P. Kaptoyn schrijft in Het Nieuws van den Dag naar aanleiding van de aanhangige vaocine-wet .,Het zoeken naar wegen, om het den mon- schen gemakkelijker te maken, hun kinderen eerste zeven jaren in plaate van 21 achttien loterijen zullen worden gehouden, dat zal zeer stellig een illusie blijken te zijn. Wie spelen wil, zal zich daarvan niet laten te rughouden, omdat het in het vervolg enkele weken langer zal duren, voordat weer een niouwe loterij begint. En dit klomt te meer, omdat men uit de rodencering van den Mi nister moet opmaken, dat hot niet in de bo- doeling ligt aan andore sloohto Bpcolgele- genheden een einde te make®. Onder die omstandigheden zal er van „ontwonnen" gee® sprake zijn. Onze slotaom is derhalve, dat, als men werkelijk het goede doel, door do Regeering beoogd, wil bereiken, do afschaffing, thans voorgesteld, veel te geleidelijk is. Werd het thans ingediend,, voorstel ongewijzigd aan genomen, dan zou er, althans in do eerste jaren, in den bestaanden to -stand al heel weinig verandoring komen." Heb Sociaal. Weekblad zegt: De Staatscourant brengt weder oon6 de benoeming van een buitenlan der thans een Engeisohim® tot hoog leeraar aan ee® Nederlandsche Universi teit. Hij zal don leerstoel inuemen van den Leidschen hoogleeraar in do theologie Van Manen, zoodat deze faculteit thans twee buitenlanders telt. Terwijl wij op den voor grond stollon, dat wij d i t geval niet kun nen beoordeole®, voroorlovon wij ons nog eons cc® waarschuwend woord te laten hoo- ron tegen benoemingen van buitenlanders. Vooral een klein land moet op dit punt voorzichtig zijn en prat gaan op de man nen, die het zelf bezit. Slechte «.'an dus zal deze benoeming aan een gegroude critiok kunnen ontsnappen, wanncor vaststaat zoo wel, dat de benoemde uitblinkt door zeer buitengewone bekwaamhedenalsook dat er i n het land niemand to vindon was, die voor den beetaande® katheder geschikt was. Wij lezen in De Nieuwe Courant: Op wolke wijzo er aanhoudend stem ming" gemaakt wordt tegen dc onquêto- oommissie voor de apoorwegtoe standen, blijkt thans weer uit cc® inter view in Het Nieuwsblad v. h. Noorden met het bestuur eenor vroegere spoorwegver- eoniging te Amsterdam, waarin dc be stuursleden verklaarden op do bokendo gronden (angst, onverschilligheid, wrok) niets van de enquête to verwachten. Bin nen tien jaar zou er toch weer een uitbar sting komen. En dan volgt: ,,Tcn slotte: wat is er te verwachten van een Staatscommissie tot onderzoek der too gtanden onder het spoorwegpersoneel, waarin jhr. Do Savomin Lobman zit? vroe gen de boido bestuursleden, en uit de wijze, waarop deze en andere vragen gesteld wor den, blijkt reeds, wat hierop hun antwoord zou zijn." Kensohetet die sohnamtelooze onwetend heid niet do geheelc oppositie tegen het werk dor onquête-oommisaie, die, gelijk een leder weet, uit dc heoren Vecgens, Molengraaff, Arièns, Talma cn Loman Trip bestaai? Va® de bedde jonge meesters in dc rechten, die aan de oommissie ala secretarissen zijn toogevoegd, heet er con Do Savornin Lob man; maar hot is duidelijk, dat deze, hoe gevaarlijk" de naam, dien hij draagt, ook zij® moge, op het onderzoek en do werk zaamheden der commi6eie niet den gering ste® invloed vermag te oefenon. Niettemin wordt hij tegen do commissie uitgespeeld .laat ons zeggen, uit onwetendheid. Men kan tooh van b o e t u u r s-lcden cencr spoorwegvereeniging niot vergen, dat zij wotc®, wie zitting hebben in een oommissie tot onderzoek van den toestand van het spoorwegpersoneel l Hot Utrechtsch Dagblad zegt. dat uni versiteiten instellingen of inrichtin gen, neen organen zijn tot onderzoek naar de waarheid, dat is tot onderzoek in de drie groote problemen, die het leven ons stelt: de theorie der worold, do theorie der kennis, do theorie der normen cn ideeën met alle speciale wetenschappen, die zich uit deze drie in oneindigo verscheidenheid vertokken. Do universiteiten zijn Staats taak, omdat de werkzaamheid van den Staat de totaliteit van het menschelijke ge meenschap bIcvc® omvat en daarin dus ook als eo® der edelste en hoogste functie® is begrepen do zorg voor het onderzoeknaar do waarheid. Do universiteiten zijn Staatsor ganen, die i® do eerste c® hoogste plaate te beschouwen zijn als organen tot wetenschap pelijk ondorzoek. Maar dat onderzoek kan slechte gebeuren in absolute vrijheid. Bij dat ondorzoek naar den diep sten grond der din gen hebben wij geen ander orgoa;. don do logische werkzaamheid van den geest. Hom is niet dadelijk gogovcn drn do door waar noming vorkregen eerste inhoud van zijn bewustzijnhiermede oporeort hij door mid del van zijn vormogen tot redeneeren. En hier staan vrij op vasten grond.Het vermogen tot liet nomen van reohtmatige beslissingen op grond van voorhandon gegevens is con postulaat, zonder hetwelk wij alle monscho- lijko danken cn daarmodo heel ons monseho- lijk bestaan wol zouden kunnon opheffen; een postulaat, welks nict-a°.nnemcn tot het obsurdo voeren zou. Op het terrein van redolijk rodoneor©n wtaan wij dus op vas ten grondslag, ten spijt van liet democra- tisoh-eofistische gevoelen, dat de kracht dor rode ontkent zonder er iets voor in de plaate to stellen, en ton'spijt van het cloricale ge voelen, dat haar ter wille van het geloof buiten werking stollen wil. ,,En nu keoren de positieve geloofsbelij ders, gelijk rij ziohzelven noemen, do po sitie ten connnmale om. Krachtens een hun gegeven Oponbaring, schijnt hot, dat zij het wereldprobleem, de theorie van wereld, ke.n- nis en ideeën reeds houden voor opgelost on do oplossing daan*an in den Bijbel mconon neergelegd te vinden; terwijl zij daarente gen ons denkvermogen, als feilbaar en onze ker, ter wille diorzolfdo Oponbaring, tei zijde schijnen to willen zotten, althans daar aan ondorgneohikt maken. Daaruit nu volgt, van dat standpunt uit, de overtolligheid van elk wotenschappo.ijr onderzoek. Datgene, waarnaar dat onderzoek zich in laateten grond zou moeten uitstrekken, is roods bekend l En datgene, waarmede dat onderzoek zou moeten g sohiodon, is minderwaardig on aan geloofsiuspiratio ondergeschikt. Zoo wordt ten slotto voor cn door hen al lo wetenschappelijk onderzoek, dat beoogt tot. Ion dicpston grond door te dringen, zoo wel in doel als in middel onmogelijk ge maakt. En indien, gelijk wij beweerden, de zorg voor dit ond 'rzoek naar do Waarheid tot do taak van den Staat bohoort, dn® kan do Staat do Universiteiten nooit stellen onder do heerschappij van oenig dogmatisch open baringsgeloof, omdat haar daardoor d- wor tel zou worden afgesneden van haar be staan: vrij onderzoek naar wetenschappelij ke waarheid." Hot Vaktijdschrift voor Onderwijzers heeft aau mr. J. A. Levy diens mccning gevraagd nopens den invloed, welke® do jongste strafrochtuitbroiding zou kunnen hebben op do wijze van werken der onder w ij orsvorocnigin gon meer in het bij ndcr van don Bond van N. O. Do lieer Levy heeft zijn mcening alsnu kenbaar gemaakt on zijn afkeuring uitgc- sprokon over de houding van den Bond van N. O. ten opzichte van liet CJomité van Ver weer en in verband met do geheolo gebeur tenis der b weging tegen de strafw.-t-no- velle, die, volg. ns mr. Levy, het vcrccni- gingsrecht in hot geheel niot aantast. Mr. Levy zegt: ,,Het optreden van den Bond op poli tiek terrein om politioko doeleinden na te jagon toont, dat men zelfs do meest clomentairo kennis van aard en wezen der vakvorceniging mist. Ernstiger grief is de houding ton opzichte van het Comité van Vorweer, toen dit do politieke sta king proclameerde. Begreep de Bond niet, dat men van dat oogenblik af te doen kreeg niet met stakers, maar met rau tere? Heeft do B. v. N. O. in zijn argcloozo onnoozolheid geineend, dat dc poging om do Rogccring op straat te brengen, slagen zou? Lag het boven zijn bevattingsvermo gen, dat de vraag aldus gesteld: in trokking of sütking, gelijk de roover beurs of leven eisoht, tot zelfs, gaf hot pns, een oude vrouw van haar spinnewiel naar hei 2) „In elk geval", besloot de sproker eindelijk mot verheffing van stem, „weet gy nu, waar aan g\) toe zljt. Ik bon geen rijk man on heb reeds meer voor je moeten besteden dan lk voor my zei ven en je broers en zusters kan verantwoorden. Nu komt nog dezo overtocht er bjj en de tweehonderd markreis geld", hier begon de stem to b6ven; „wij gaan nu misschien voor altijd van elkaar, Reinhold; ter wille van je moedor, dio thuis om jo weent, niet. waar, belooft ge my Do professor, wion het tegen de borst stuitte, voor luisteraar te spelen, on die nu met zijn work gereed was, verliet haastig zijn hut. Met de begrijpelijke belangstelling van den reiziger mengde hy zich onder de op het dok verzamelde passagiers, sloeg de voorval len aan boord gade, de afecheidstooneelen, de bedrijvigheid der matrozen en scheopsknechten, do haast en zenuwachtigheid der vertrekkon- den. Vervolgens dwaalde zyn blik bewonde rend over de tallooze schepen en booten in do haven, volgde do rookwolken, welke uit grooto schoorsteen en tot den blauwen Mei- homel omhoogstegen, beschouwde de raenig- vuldigo bonte vlaggen en wimpels en rustte verrukt op den geweldigen waterstroom, welke byna onder zyn voeten langs hem heen ruisch- te en zich voor hem uitstrekte als een reus achtige vloer van wolken, die zich regelmatig voortbewogen. Vol verlangen richtte Holm Gerold zyn oogen naar het Noord-Westen: daar lag de zee, de heeriyke zoe, welker woeligo golven hem nu spoedig zouden omgeven, om met haar ziltig schuim zyn van genot gloeiend gelaat te bespatton. Zyn borst verhief zich ln een lang, ongekend gevoel van welbehagen. Welk een zonnige, kosteiyke lentedag I Geen wolkje aan de lucht, geon onheilspellend teeken, slechts een zacht windje 6treek verfrisschend langs zyn wangen. Maar toch vond de professor nog geen tyd tot kalm natuurgenot. Om hem beon vloog en schreeuwde alles dooreende vorwarring, welko gowooniyk met het vertrek van een trein of oen stoomboot gepaard gaat, deed zich golden. Reeds klonk luid en doordringend de 8cheep8be), haastig drongen de nog aan wezige bloedverwanten der reizigers zich naar de loopbrug. Onder hen merkte Holm een be jaard heor op, die oen jong mensch in een licht zomerlcostuum uitgeleide deed. Hy was overtuigd, dat zy de helden van het door hem in zyn hut afgeluisterd gesprek waren. De vader zag er ernstig en treurig uitook in de donkore oogen van den jongen man, dien zyn vader Reinhold had genoemd, blon kon tranen. Voor de smart van de op handen zijnde scheiding viel het strenge masker weg, waarachter de vader tot dusver zyn gevoelens had verborgen; met onstuimige, met moeite bedwongen ontroering sloot hy zyn zoon in de armen. De jonge man kon wol lichtzinnig, maar niet slecht zyn; hy snikte byna luid aan de borst van zyn vader, die hem ging verlaten. Met geweld rukte deze zich eindeiyk los, riep hem nog eenige woorden too en snelde haas- fltig weg. „Zeker een jonge deugniet, dien m6n naar de nieuwe wereld expedieert," mompelde profes sor Gerold glimlachend by zichzelven, «Nu, niet te doen inonten door vele uitnemende, ernstige en oprechte mannen, is voor mij een overtuigend bewijB, dat rij persoonlijk weinig of gee® kennis gemaakt hebben met de pokziokte. Wanneer zij van nabij hadden kunnen zie® e® overwegen, wat ik in do jaren 1863 tot 1872 heb waargenomen, dan geloof ik stellig, dat hun de moed zou ontbroken om ontwer pen van wet voor te stellon e® te vordedi- ge®, die do poorten voor de pokziekte weder wijder openstellen. De walging, die opge wekt wordt door een groot gezin, dat aan pokken lijdt, hetzij Ln een kleine woning, hetzij in een nog veel kleiner kajuitje in een turfschip (zooaJs ik te Zwartsluis menig maal zag), is onbeschrijflijk. Do hartver scheurende tooncolcn van grievend zelfver wijt van ouders, die, ondanks ernstige waarschuwing van den geneesheer, dat het gevaar voor hun kindoren nabij was, we gens gemoedsbezwaren weigerden die kinde ren te laten inenten, bij de lijkjes van hun kinderen, zij la/ten op den toeschouwer een onuitwischbaron indruk na. Porsoonlijk heb ik in dien tijd in monig huisgezin in Zwartsluis met fJ de kracht, die in mij was, de ouders gewezen op hun groote verantwoordelijkheid voor het loven en het wolzijn hunner kindoren. Ik vroeg hun of zij niet geloofden aan de beschuttende kraoht van de koepokstof. De meesten antwoordden, dat zij daarvan volkomen overtuigd waren, want dat zij do- gelijks de sprekende bewijzen van het nut der vaccine zagenmaar dat hun geloof hun verbood om voorbehoedmiddelen te gebrui ken. Ik wees hun er op, dat dit voor hen de zaak veel erger maakte; dat, indien zij aan dat nut geloofden, hun verantwoordelijk heid dubbel groot was; want dat zij ver zuimden hun kinderen te bosohermon, tor- wijl overal in de rondte-ziekte en dood rond waarden on ook hun kindoren bedreigden. Treurig waren do t ooneeion, waar do ouders, na het verlies van hun kinderen, jammerden en kroten on zichzelven beschul digden van verzuim. Mon moet dergclijko tooneelon bijgewoond hebben, om voor het geheolo leven indrukken mode te nemen, welke niet meer verflauwen of uifcgewi6cht worden. Do Nieuwe Potterdatnsche Courant is voor afschaffing van de Staatslo terij, wil desnoods toegeven, dat die af schaffing niet plotseling kan plaats heb ben, maar verzet zich tegen do al te grooto geleidelijkheid van het voorstel. Naar haar meening zal dit Regeeringsvoorstel, onge wijzigd aangenomen, al bijzonder weinig invloed ten goede uitwerken. Het blad schrijft: ,,En hier komen wij tot het i'.erde argu ment van don Minister: dc kans, dat in die 18 jaren do speelkartstocht reeds aanmerke lijk zal verminderen. ,,Wie de gewoonte van spclon heeft" redeneert de Mi nister zal, wanneer de bestaande speel- gelogenhcid plotseling wegvalt (een gele genheid, die volgens den Minister geens zins de meest afkeurenswaardige en do meest verleidelijke is) ongetwijfeld andere gelegenheden gaan opzoeken of in het leven roepen, terwijl hij wanneer hij althans niot een onverbeterlijke'alaaf v<*n het spel was zich wollicht van zijn verkeerde nei ging geheel zou hebben bevrijd, indien hij zioh langzamerhand or aan had kunnen ontwennen." Op dien grond zal z.i. een go- loidolijkc afschaffing zelfs bevorderlijk zijn aan het morcelo dool der afschaffing. Dit nu verstaan wij niot. Als het waar was, wat wij niet zouden kunnen toe stemmen, maar wat de Minister aan de voorstandore van de Staatsloterij toegeeft dat, als men toch wil spelen, het Staats- spel nog de beste gelegenheid aanbiedt, al thans do voorkeur verdient boven andore gelegenheden, die blijven bestaan, dan zou dat wel als argument kunnen aangevoerd worden om de Staatsloterij te behouden, maar niet om haar wel af te eohaffe®, doch eerst over 18 jaren. Als afschaffing binnen korten termijn uit een moreel oogpunt slecht zal werken, dan zal dat evonzeor het geval zijn in 1920. Want dat de speel hartstocht aanmerkelijk zal verminderen, indien bijv. gedurende de tot de slechtsten schynt hy niet te behooren, want het afscheid van zyn vader gaat hem ter harte." Juist toen Holm naar een plek uitzag, waar hot minder druk waB dan by de loopbrug, trof het geluid van een zachte, byzonder melodieuze stem zyn oor. Vorrast draaide hy zich naar do spreekster toe en ontdekte een jonge dame, met zoo iets lieftalligs in haar verscby- ning, als hy nog zeidon in zyn leven had gozlon. Een slanke, mooi ge&venredigde ge stalte en by alle gratie, imponeorondo vormen, donkerblauwe oogen, lichtblond haar, hetwelk onder het eenvoudige zomerhoedje weelderig uitkrulde, eon innemend gelaat vol uitdruk king, dat wellicht slechts eon weinig te ernstig voor haar leeftyd was, daar zy toch zeker haar twintigste jaar nauweiyks kon bereikt hebben. De beschouwer zag echter tevens op het bekooriyke gelaat do sporen van onrust en angstde jonge dame scheen gejaagdzy was waarschyniyk bang geweest, dat zy het tyd- stlp van vertrek zou missen, en had den weg in groote haast afgelegd. Haar eerste vraag aan den eersten officier, die haar ontving, verried dat. „Wanneer vertrekt u, mynheer?" „Dadelyk, mevrouw; wy hebben slechts nog op u en uw gemaal gewacht." Haar gemaal I De jonge dame was dus ge trouwd. De professor voelde zich door dit feit, hy wiet niet waarom, byna onaangenaam gestemd. Onthutst keek by naar haar man om. A, dat was de byna een half hoofd kleinere heer achter haar, mot het scherp besneden gelaat, den zwarten kne7el, de stekende oogen I Haastig dwr 1de zyn blik weer naar de jonge vrouw terug; hy voolde zich door haar schoonheid zeer getroffen en de gedachte, de reis ln zulk gezelschap te doen, bracht in zyn hart eon behaagiyk gevoel tewoeg. „Verduiveld mooie vrouw hö?" zeide iemand naast hem. Het was de joDge Reinhold, die zich aan zyn zydo had gevoegd en de jonge vrouw met kennersblikken monsterde. De deugniet scheen niot van plan, de zachte booordeeling van den professor te rechtvaardigen. Onder den invloed van de nieuwe indrukken om zich heen on by het zion van hot mooio menschenkind, vervlogen zyn edole gevoelens als vluchtige nevelvlekken in den morgen wind; het oogenblik, onder wolke heerscbappy biykbaar zyn geheelo doen en donken stond, deed het voorafgegane moment ala een niets, waarvan men nieis meer te verwachten heeft, in het ryk dor schaduwon verdwynen. Wrevelig wondde do professor zich naar hem toe en zeido scherp on torochtwUzend: „U h6eft gelUk, het is eon zeer schoone damel" waarop hy hem den rug tooko6rdo. Ondertusscben begonnen do machines van de „Siegfried" te werken, de rook steeg in dikke wolken uit don ontzagiyk grooten schoorsteen omhoog. Dicht tegen de verschan sing gedrongen, stondon de passagiers op het schip en aan den oever zwaaide men met zakdoeken en riep hoera; de oevers weken terug, do IJzeren kolos doorkliefde de schuimende golven. „God geve ons een golukkige reisl" mom pelde een jonge vrouw met een bleek gelaat, die achter den professor stond en een allerliefst meisje van drie h vier jaar by de hand hield. De professor dacht by zichzelven, dat dio wensch wel gerechtvaardigd was, ofschoon hij van zyn kant goneigd was de reis slechts als oen wandeltocht te beschouwen. Hoe had ook hy of iemand anders de ge beurtenissen kunnen vooruitzien, welke de reis van de „Siegfried" zulk een trouiigo vermaardhoid vorleenen en voor do toekomst van den Jongen goleordo van zulk oon ingry* pondo boteekonls worden zou! IL Na don maaltyd trok professor Gerold zich in het salon tonig. Hy had na do veelvuldige indrukken van de laatste uren behoofto aan rust. Hot salon bood hem nu nog aan, wat hy zocht: eenzaamheid, want alle passagiers bevonden zich op hot dek, om van hot stroom opwaarts-varen volkomen te genieten. Welbehaagiyk 3trokto Holm zich in een der mot pluche bekleede stoelen uit. Kon prachtig vorbiyf, dit salon I Gozollig on foch met eraaak gemeubileerd. Overeenkomstig den naam van het vaartuig was het vertrek in oud Duitschon styi ingericht. De muren prykten met ver scheidene kunstig uitgovoerdo schilderyen, tooneelon uit de „Nibelungen" voorstellend; do zolder bestond uit prachtig in eikenhout uitgesneden snywerk. Do vloor was met een tapyt bedekt; in het midden tegen den voorsten wand stond een piano van zooals de pro fessor zich later ovortuigdo voortreffeiykon klank, en aan weerskanten daarvan een mot klassieken on boeiende ontspanningslectuur gevulde boekenkast. Een tefel in het midden, mot plucbo overtrokken Ioumi gstoelen, divans langs de muren, een prachtige pendule on mooie portióre9 van zyden stof voltooiden het gezellige en keurige arrangement. Behalve de rondo ramoD, zorpde een grooto lichtkokor voor de verlichting en ventilatie van het salon, hetwelk 's avonds evenals alle andere compar timenten in den helderen glans van eloctrisch licht straalde. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5