m. 13282. Derde Blad. 13 Juni 1903. De Theeroos. Frissche lucht. Irmgard, gravinne von Hohenstein, was i ontegenzeglijk schoon. Niemand, geen vrouw .zelfs, betwistte dat. Als zulk een schoonheid over straat gaat, kijkt men om, naar haar, zooals men 's mor- gens omziet naar de plek, waar hel stralend 1 de zon opgaat, ook al voert onze weg in gansch andere richting. Men geniet van die zeldzame, ongenaakbare schoonh id als van een teug frisch water, als van den geur eener bloem, en verkwikt wandelt men ver der Irmgard, gravin von Hohenstein, bezat inderdaad die schitterende schoonheid. Maar zij wist ook, dat ze mooi was. Hoe kon het ook anders? Was zij koket? Zeer zekermaar niet op onaangename, terug- stootende manier Zij had pleizier in haar mooi gezichtje, zooals zij pleizier had in al les, wat het-tot zijn recht liet komen sie raad, toiletten, opschik, zij was nochtans t niet oppervlakkig of lichtzinnig. Zij had talent, geest en hart; maar dat alles werd zoo overstraald door heur schoonheid en haar ingenomenheid daarmede, dat men daarvan niets bemerkte. Gravin Irmgard had, wat vanzelf spreekt, tal van aanbidders. De ernstigste daaron der waren de naburige slothecren Arnold von Seegert op Oliva, en Arnim von Finken krug op het kasteel Elysium. Arnold was de elegantste ülanen-officier, dien men zich kan voorstellen, een geoefend danser, ruiter, klavierspeler, en een pret tig prater. Zijn slot was rijk en smaakvol ingericht, zijn stallen waren goed in orde. 't Is waar, hij had schulden; maar schulden zijn meestal een bewijs van rijkdom. Arnim von Finkenkrug daarentegen was stil, eenigszins stijf, maar degelijk en huise lijk. Beiden dongen naar gravin Irmgard's hand, en beiden waren wantrouwend en ja- loersch, ieder op zijn manier. Een van beiden moest dus het veld rui men. Maar wie? De ouders lieten hun doch ter vrij in haar keus. En gravin Irmgard had er nog nooit over nagedacht, wien van beiden zij haar jawoord geven zou. Op zekeren dag, 't was in den Carnavals- tijd, daags voor een garmroensbal,en voor een bal was dc gravin schitterender, over moediger en levenslustiger dan anders troffen de beide pretendenten elkaar op het 1 -el Hohenstein en het kwam tot een hef tige woordenwisseling Fct einde was, dat zij de gravin smeek ten, dringend en ernstig, een besluit te nemen. ,,Geef ons een teeken, wien van ons bei den gij de voorkeur geeft, wien gij met uw hand wilt gelukkig maken," zei ritmeester Arnold von Seegert. „Och ja," riep Arnim von Finkenkrug, „want die onzekerheid houd ik niet langei uit, Irmgard I Ik heb u lief I Weet ge, wat dat zeggen wil Dat wil zeggen, dat ik on draaglijk lijd, zoo lang ge er niet in toestemt de mijne te woeden „Nu, mij goedl" lachte gravin Irmgard „Morgenavond zal ik besluiten; vandaag heb ik er waarlijk geen tijd voor. Mijn hoofd loopt om. De modiste heeft beloofd tijdig mijn balkleed te bezorgen en het is reeds elf uren en nog komt ze niet... Tot morgen avond dus, heeren 1" „En laat onB dan onmiddellijk weten, wie van ons de bevoorrechte is", zeide Arnim met heesche stem. „Ben ik het, steek dan een roode roos in het haar... wilt ge? Is 't echter ritmeester Seegert, clan „Dan neemt ge natuurlijk een wittel" lachte de officier. Goed, goed", zei gravin Irmgard vroo- lijk. „Maar nu, adieu, heeren, ik hoor een rijtuig aankomen. Dat zal de modiste zijn v mijn baltoilet!" 't Was avond. Irmgard stond voor den spiegel, een en al verrukking over zichzelve. Het nieuwe bal kleed was een meesterstuk van élégance, snit, stof en kleur, 't Was bleek rozerood. Yan dat zachte rose, hetwelk doet denken n de bloem der acacia. Irmgard was om te.stelen in dat toilet, hetwelk 2oo wonder wel paste bij haar teint, heur kastanjebruin haar en haar zeegroene oogen Nu moest nog slechts de bloem in het haar worden gestoken Een ruiker heerlijke rozen, zooeven door den tuinman gebracht, lag voor haar. Zij zocht er een uit. Zij dacht daarbij aan de gewichtige rol, welke dezen avond de kleur van heur haartooi spelen moest; zij dacht daaraan en lachte. Dacht ze aan de beide aanbidders zeiven? Hield zij meer van den een dan van den ander? Zij mocht ze beiden graag lijden. Wien het meest? Dacht zij er aan, dat de mooie officier verkwistend, lichtzinnig, ongodsdienstig was? En dacht zij er aan, dat Arnim von Finkenkrug zoo hartelijk was, zoo goed voor de armen, en dat zij gistermorgen een traan had zien glinsteren in zijn oog? Neen, wie denkt aan zoo iets, vóór een balwie denkt aan zoo iets in de vreugde van een nieuw baltoilet? Bovendien, de roode rozen pasten geens zins bij het zacht getinte rose der stof. Maar die theeroos daar met het lichtgele hartje, die kleurde verrukkelijk. Ziezoo 1" lachte Irmgard, terwijl zij de roos in haar kapsel bevestigde, .,de rit meester treft hetDe ritmeester zal het zijn 1" Vele, vele jaren later zat een uitgeleefd, ziekelijk, vroeg oud vrouwtje in een onver warmd kamertje in een der groote huurka zernen der hoofdstad. Zij was weduwe, ofschoon haar man nog leefde, waar, was haar onbekend in schande en ellende, nadat hij haar vermogen verbrast, haar verraden, mishand ld en ver laten had. De arme, zieke vrouw bladerde bij het flauwe schijnsel van een straatlantaarn, dat juist haar kamertje viel, in een boek. Daar viel heur oog op een verdroogde bloem, tusschen de bladen. Ze was zwart en dor geworden. Eens ech ter was ze een prachtig getinte theeroos ge weest. De zieke vrouw verborg het gelaat in de handen en schreide bitter, langen tijd achtereen. De man, die de leer van de ademhaling en de luchtverversching van een hygiënisch standpunt zoo grondvestte als wij ze tegen woordig kennen, is Pettenkofer Hij onder zo wat er door onze ademhaling in de lucht, die ons omringt, verandert en hoe groot de verontreiniging is. Hij gaf ons daarbij maat en getal, geen betoog zoo maar in het algemeen, maar cij fers, waaraan wij konden vasthouden. Een volwassen menscb ademt per uur ongeveer 22 liter koolzuur uit. De lucht zelve bevat 0.3 op de duizend deelen, boven 1 op 1000 mag ze niet bevatten, wil ze voor onze in* ademing niet ondeugdelijk worden, derhal ve: 0.7 liter mag er op de 1000 liter of één kubieke meter nog bij. De 22 liter, die wij uit onze longen in de lucht brengen, brengen dus ruim 30 kubieken meter lucht juist op de geoorloofde grens en dat is daarom het quantum, dat wij per uur noodig hebben. In een hermetisch gesloten kamer van dien inhoud zou men het juist een uur uithou den, en daarna eerst van het luchtbederf hinder krijgen en eindelijk bezwijken. Maar onze kamers zijn niet hermetisch gesloten; de muren laten lucht door en de ramen en de deur, en nu en dan gaat de deur open en er bestaat steeds wisselwerking met de lucht van buiten Genoeg om te zeggen, dat men het in bet uiterste geval met 10 kubie ken meter kan doen. Zoo kwam men tot de minimum-maat, ter beoordeeling of in een woning voor een bepaald aantal bewonera nog plaats is Wij zijn trouwens door den nood gedwongen in onze eischen. In lucht met meer dan 1 pro mille koolzuur kunnen wij het ook nog uithouden en de Veilig heidswet stelt voor werklokalen de grens op 4 pro mille Een Engelsch geneeskundige, een medical officer health, deelde uit zijn ervaring mede, dat de invloed van slechte lucht kenbaar wordt door het geringere weerstandsvermo gen tegen ziekte, en vooral ook door den zwaren vorm, waarin een ziekte bij zulke kinderen uit overbevolkte woningen meestal tot uitbarsting komt. Deze president medical officer vond bijna steeds in zijn praktijk de lichte gevallen bij zieken, die leefden en sliepen in luchti gs, ruime kamers, en de zware gevallen ala gevolg van overbevolking, dat is van gebrek kige luchtverversching. Hij kwam er toe uit den toestand van een ziek kind conclusies te maken over de zuiverheid van de lucht, die het ingeademd had. Toen eens een klein meisje in zijn hospitaal was gebracht met roodvonk H den meest kwaadaardigen vorm, merkte hij tegen de verpleegster op,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 9