No. 13225
LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAG 8 APRIL. - TWEEDE BLAD.
Anno 1903
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
In Het Centrum spreekt de R.-K. Pries
ter Arn. Suys, te Waalwijk, over de Vrou
wenbeweging.
Zijneerw. zegt:
Men zegt, dat het tegenwoordig tot de op
voeding behoort, veel te kunnen meespreken
over zoogenaamde vrouwenemancipatie^
Sommige ijdele vrouwen zijn er, die zich
meenen de koninginhen der aarde, omdat zij
daarover zooveel <^n zoo luid weten te praten
en sommigen zijn er zoo onnoozel on blozen,
omdat zij over zulke emancipaties niet
kunnen meepraten en er gelukkig ook niets
voor voelen.
Vrouwenbeweging. „Modern zijnl... Ik
ben in alles modern 1 In het grootbrengen
van kinderen, heelcgansch modernin het
luisteren naar onzinnige ontwikkel ingstheo-
rieën en in hot lezen. O 1 op en top modern 1
■En ik heb ook mijn huis heelemaal modem
ingericht 1"
Maar, mevrouw, met dat woordje „mo
dern" altijd in u w mond, krijgt dat woord
zoo'n bedroevende beteekenis
1 Helaas ja! Er bestaat zulk een ziekelijke
(vrouwenbeweging. Dat onze maatschappij
zoo krank is, is ook daaraan veel te wijten.
Mijn Godl Wat zijn de vrouwen, die er
aan mede doen, in de maatschappij voortaan
jonkruidachtige wezens 1 Zij verstikken heel
(wat goeds 1
i Do onzinnige romanlectuur heeit haar
llangzaam het hoofd heelemaal op hol ge-
[bracht. En dat edel, hooger gevoel naar bo-
iven, dat het hart der vrouw in zoo ruime
'mate van den wijzen Schepper heeft ontvan
gen, het is gesmoord, geheel gesmoord.
i Maar genietenmaar ooquetteeren
jmaar bijtend lastig zijn achter de scher-
jmenmaar do huichelaarster spelen in
ihet openbaar, alsof zij één en al lief waren
jvan binnen en van buitenmaar de ge
leerde willen uithangen met eenige nieuw-
jmodische woordjes, die zij onthouden en
leenige nieuwe leerstellingen, die zij nooit be
grepen hebben...Och ja, en nog zooveel van
die „maars."
Is dat dan de vrouwenbeweging, die u
verheffen moet? NeenZij verlaagt u ander
maal tot het diepe peil, waaruit het Chris
tendom u heeft opgeheven. Maar dat be
hoeft ge denzulken, die meedoen, niet te
verkondigenzij zijn hoorende doof gewor
den. Anderen, die buiten dien kring staan,
begrijpen het woord des te beter en staren
medelijdend dien wilden, voortjagenden
troep na.
Neen I dan kan de vrouwenbeweging heel
wat anders zijn. Er kan tegenwoordig een
vrouwenbeweging zijn, die zelf gezond is en
do kranke maatschappij mede gezond maakt.
Natuurlijk, dat deze recht tegen de andere
ingaat. En uit d i e vrouwenbeweging zal
blijken, wat een enorme kracht er schuilt
in het zwakkere geslacht.
En uit die vrouwenbeweging zal blijken,
dat er ook vrouwen zijn, die niet
met zich loten sollen en waar het noodig
blijkt, de eer en do rechten der vrouwen we
ten hoog te houden.
Ja, de rechten der vrouw worden heden
ten dage maar te zeer geschonden en dat
moet het zwakkere geslacht niet dulden. Men
„speelt" met de vrouw, en dat moet haar ge-
slacht niet kunnen uitstaan. Zij hebben
juist zoo'n goed verstand en vrijen wil en
ten onsterfelijke ziel, als wie ook. Yelen on
der haar voelen en begrijpen het.
En daarom die drukke gang naar het
jkloostor van zoovelen, die een heldenoffer
fWeten te brongen; van uit de kloostermuren
Btrijden zij veiliger nog voor do hooge rech
ten van haar geslachten daarom dat
vereenigd te-hulp-komen van meisjes aan de
spoorwegenzij moesten eens het slachtoffer
worden van vrouwenbeulen, die de ziekelij
ke vrouwenbeweging heeft gekweekt; en
daarom dat liefderijk bergen en verzorgen
van haar, die reeds de hand hebben uitge
stoken, wijl de vrucht zoo bekoorlijk werd
voorgesteld, maar in plaats van honing,
vergif hebben ingenomen; daarom dat
streven om eens te beproeven buismoeders
te kweeken, wijl die ziekelijke beweging de
schitterendste kroon der vrouw van het
hoofd slaat; daarom op verscheidene fa
brieksplaatsen, dat dames in de wereld on
eerw. zusters in het klooster samenwerken
om haar jongere zusters op de fabriek toch
tegen te houden op den rand des afgronds,
waar geen uitkomen meer aan is; en
daaromOch! nog zooveel! En ja! dat is
een gezonde vrouwenbeweging, die de vrouw
haar roeping leert kennen en haar onver
biddelijke rechten, die helaas door een
maatschappij zonder hooger streven en vol
meed oogenloos egoïsme, maar te zeer ge
schonden worden, leert opeischen.
Ochl of men dien blinddoek van het
dwaas modernisme eens afschudde en eens
met open oog do wereld inkeek, wat er wer
kelijk'te koop is!
Dat zou voor het hier en het hiernamaals
velen ten goede komen.
In „Van dag tot dag" lezen wij in het
Handelsblad onder heb hoofd: D r. Van
Eeden over „Heeren-socialis-
m e":
Terwijl con deel der werklieden betzig is
op misdadige wijze den handel en de nijver
heid van Amsterdam te wonden en zij op
den weg zijn aan de beweegkrachten van
ons land de mededinging met het buiten
land onmogelijk te maken, vechten onder
ling de partijen, die zich van de arbeiders
beweging trachten meester te maken.
Eon van deze partijen, die, welke den
heer Troelstra volgt, bevat vele heeren en
halve heeren en wordt door dr, F. vau
Eeden daarom genoemd „de partij van het
heereai-socialisme.
Wat hij in het laatste nummer van De
Pionier daarover zegt, verdient aandacht.
Hij zelf is do leider van de Vereeniging
Gemeenschappelijk Grondbezit", welke so.
cialistisohe vereeniging tusschen de andeie
socialistische partijen staat en door hen
gehaat wordt op de hartelijl te wijze.
Maar ,,de gemeenschappelijke grondbezit
ters" durven kloek voor - hun meening uit
te komen, en dus verneemt men van dr. F.
van Eeden nu en dan veel, dat webenswaard
is Hij is vooral tegen de partij dor heoron-
80oialisten, die den heer Troelstra volgt,
gekant en zegt daarvan:
„Ik heb dezen winter in allerlei oorden
van ons land een veertigtal toespraken ge
houden. Dit is mijn ondervinding: komc
mon bij sociaal-democraten, dan zijn het
schoolmeesters of heeren, komt men bij vnj-
socialiston, dan zijn het arbeiders. Ondanks
alle kunst- en vliegwerk, alle schatten aan
propaganda, weigert do arbeider uit na
tuurlijk gezond verstand de Duitsche school-
eche dogmatiek. Hij bedankt er voor."
En verder zegt hij:
,,Dit is het groote feit, dat met alle han
digheid niet meer te bemantelen valt, dat
nu zonneklaar is gebleken, dat de sociaal-
domooratie niet is do arbeidersbeweging,
niet het socialisme. Evenmin in Nederland
aJa in Engeland, Amerika of Frankrijk.
„Jaren lang ie hier die comedie gespeeld,
met veel succes. Wie niet in de S.-D. A.-P.
was, was niet inde arbeidersbewegingEn
het „heeren-socialisme", het socialisme van
dooenten, onderwijzers, literatoren, advoca
ten en dominees, werd uitgegeven en aange
zien voor het „socialisme."
Maar nu blijkt het tegendeel, meent dr.
Van Eeden.
Hij beschrijft dus de taotiek van 's heoren
Troelstra's partij.
Sociaal-democratische tactiek: „Strijders,
we laten ons afvaardigen naar hot Parle
ment, we nemen dus zitting in den vijande-
lijkon krijgsraad. We nemen dienst in het,
vijandelijk leger. Zoodra we dan invloed
genoeg hebben, loopen we met pak en zak
naar u over."
„Nu, dat spelletje is in menigen oorlog
gespeeld. Zulke diensten zijn altijd wel aan.
genomen door een strijde. I leger. Mon kan
echter niet zeggen, dat wie er zich toe leen
den, hoog in aanzien stonden. Het is ook
een gevaarlijk baantje. Glibberig.
„Sommigen verwonderen zich over dezen
draai van Troelstra, ze begrijpen er niets
van. Ze spreken zelfs van „omkooperij", het
gewone praatje in zulke gevallen. Alsof
Troelstra niet liever goud zou geven om
uit dezen knoei to komen.
,,Do zaak is echter volkomen duidelijk.
Troelstra strijdt voor de S.-D. A.-P., niet
voor de arbeiders-beweging. En hoo do Al-
gemeene werkstaking ook uitvalt, de S.-D.
A.-P. zou er altijd bij verliezen.
„Nederlaag zou allen schaden, die er aan
meedoen, dus ook de S.-D. A.-P., en 3ucces
zou ten goede komen van vrij-social isme,
maar Troelstra en de zijnen nog eerder in
de achterhoede laten sukkelen.
„Henriette Holst en Gorter denken daar
niet om of geven daar niet om. Het zijn
eerlijker naturen, die meer letten op de ar
beidersbeweging in haar mooisten, zuiver
sten vorm. Waren ze niet zoo dogmatisch
en fanatiek stijfhoofdig, men zou hopen,
dat ze gingen inzien, dat de Sociaal-deroo-
ratie een bederf en onzuivering is van het
ideaal."
Wat zeker menigen treffen zal in deze
woorden is, dat al weer dadelijk do >r de
sociaal-demoeraten over omkooperij" ge
sproken wordt, als hun leider met ecnigen
tact poogt op te treden en dus hun ver
wachting teleurstelt.
Dit is de klip. waarop de sociaal-demo
cratie zich brijzelen zal. Afgunst en wan
trouwen heet die klip.
En de heeren, die het „heeren-socialisme"
aanvoeren, zullen allen behandeld worden
gelijk do Fransche edelen, die zich bij de
Ja cob ij ne n ansl c len
Men vertrouwde die overloopers die
„onderkruipers" zoo weinig, dat zo on
der de eersten waren, die een kop kleiner
gemaakt werden.
Leerzaam ia wat dr. Van Eeden verder
zegt tot toelichting der woorden en daden
van den heer Troclstra, die nu zegt en doet
wat hij vroeger in do heer Van Eeden ver
oordeeld had.
Wij halen ook die medcdeelingon aan.
Voorwaar, als men de socialisten dus on
dcrling hoort kibbelen, denkt men: stonden
er onder de arbeiders slechts eenige mannen
op -als John Burns in Engeland, die zoo
oneindig wijzer is dan een heeren-socialist
als Keir-Hardie.
Dr. Van Eeden dan zegt:
„Toen ik kort na de staking in Botter
dam den arbeiders vóórhi.U, dat, hoe stel
lig zij ook eenmr. den strijd zouden win
nen, zij nu nog niet gereed wa: n om door
een algmieene werkstaking de macht der be
zitters voorgoed te breken, omdat zij de pro
ductie nog niet hadden georganiseerd,
toen zeide Het Volk schamper, dat ik de
arbeiders ontmoedigd had.
„Nu heet een algemeene staking in
Het Voil; een anarchistisch avontuur" cn
een „domheid".
„Dat klinkt wel bemoed'gc. 1!
,,In een debat met Van der Goes had ik
de eer door hem, met Domela Nieuwenhuis,
onder de „volksbedriegers" gerangschikt te
worden, die hii altijd zou bestri jen.
„Gorter en Henriette Holst hebben dien
anderen volksb°drieger de h°nd gedrukt en
hulde gebracht ten aahschouwc van een
groot publiek.
„Vrage: 1 ehoort. men volksbedriegers zoo
te behandelen? Dan is dat een troostrijk
vooruitzicht.
„Zijn de partijgenooten 'twllicht on
eens? Of hebben er bckecringcn plaats
gehad?
„Niet lief van Troolstra. Zondag laat hij
den krijgsraad van het Comité van Verweer
besluiten „op den ingeslagen weg voort te
gaan", Maandag zegt hij, dat die weg in
't ongeluk loopt. Dat had hij dan wel wat
eerder mogen z en.
„Jelui sociaal-democraten zijn anarchis
ten geworden riep n_en.
„Dat's mogelijk", zei Troelstra, „maar de
anarchisten z::n ook sociaal-democraten ge
worden, want ze zijn aan politiek gaan
doen".
„Wat een smoesje! Dus als je je tegen een
wet verzet, doe je aan politiek. Als je jo be
lasting niet betalen wil, doe je aan politiek.
Als je dienst weigert, doe je aan mili-
tairisme."
En nu zijn werkelijk roekolooze lieden met
„het anarchistisch avontuur", met ,,de
domheid" van een algemeene steking gaan
dreigen en hebben een aantal spoorweg-be
ambten en werklieden een leelijkc daad, een
misdaad, begaan.
Het oindelooze opruien door socialisten
„Een goed teeken," fluisterde air Everard
tot den dokter; maar de dokter antwoordde
niet; en de vader begaf zich naar de kinder
kamer, om naar Miles te zien. Het kleine
ventje zat op zyn knietjes in het kozfjn naar
buiten te kijken en neuriedo in zichzelf on
willekeurig een deuntje. Jane zat te werken,
met roode oogen.
Sir Everard nam het kind In de armen.
„Wat doe je daar, mijn kleine man?"
„Ik verveel me zoo zonder Humphrey.
Wanneer komt by weer spelen?"
„Ik hoop gauw, myn beste jongen."
„Biyft Humphrey den heelen nacht in die
kamer slapen?"
„Ja, is dat niet aardig?"
„Mag ik hem vanavond goeden nacht gaan
zeggen?"
„Neen, vanavond niet, vanavond kun je
niet naar hem toegaan 1"
De oogen van het ventje vulden zich met
tranen. „Ik kan niet slapen, als ik Hum
phrey niet goeden nacht heb gezegd," zeide
het kind, dat op het punt stond te huilen.
„Ach, niet schreien, myn lieve jongen 1"
smeekte de vader byna. Hy had zyn gevoel
zoo lang moeten opkroppen. Zyn zenuwen
waren zoo gespannen; hy gevoelde, dat hy
het niet langer zou kunnen dragen en tot
een uitbarsting zou geraken; daarom durfde
hy niet langer aan zyn leed denken. Hy
trachtte een andere richting aan het gesprek te
geven. „Komaan,zeg eens,"zeide hy meteen ge
dwongen glimlach, „wat was dat ook weer voor
een liedje dat je zong, toen ik binnenkwam?"
„Het was van Humpty Dumpty," zeide
Miles verlegen.
„Laat zyn: Humpty Dumpty zat op 't
hek, Humpty Dumpty brak zyn nekWas
het niet zoo?"
en anarchisten heeft het ongelukkig gevolg
gehad, dat menigeen voorzag.
Slechte door bittere ervaring zullen de
roekelooze, onnadenkende doordrijvers on
der de werklieden wijsheid kunnen leeren,
meen ik.
Do koorteachtigo stakings-waanzin, welke
zich meester heeft gemaakt van eon deel van
ons werkvolk, wordt door velen beschouwd
als een plotseling uitgebarsten ziekte in het
ras. Maar ze bewijst evenmin diepgewor
telde ziekte als oen paniek in een schouw
burg dit bewijst.
Het schijnt mij een volkswaan, die voorbij
zal g..an.
Wol vrees ik, dat do genezing zeer kost
baar zal zijn, daar de arbeiders, die den
baas willen zijn en den handel en nijverheid
van hun land, dus hun eigen broodwinning,
ontzettend schade toebrengen, alleen door
schade en schande, door werkloosheid en
honger moeten leeren, dat als de matrozen
het werk van den kapitein gaan doen, het
schip niet varen kan. Worden de arbeiders
niet nog bijtijds wijs, dan raakt de arboids-
boweging tien jaar en langer achterop.
In De Residentiebode komt onder het
hoofd Vaccinatio het volgend artikel
van dr. Nuyens voor:
Het zal weinig betoog behoeve* dat het
wetsontwerp betrekkelijk 1 vccinatie in do
medische wereld met "een bijval is oi van
gen, en, behalve een zeer zeldz-.me uitzonde
ring, betreurd wordt.
We behoeven de bezwaren van dien kant
niet te behandelen, noch wenschcn eenige
kantteekeningen op het f nt ~rp te maken.
Het antwoord op het „Waarom deze wet?"
is: „Er zijn gemoedsbezwaren, cn daardoor
is een duizendtal kinderen van onderwijs
verstoken."
Gemoedsbezwaren bestaan cok bij ouders,
dio hun kinderen aan bet kazerneleven moe
ten overgoven, welks nndeelen sterker spro
ken dan die der vaccinatie. Gemoedsbezwa
ren bestaan ook bij hen, die evox; de lijken
hunner nabestaanden willen 'aten verbran
den dan begraven; gemoedsbezwaren bestaan
ook bij den landman, die zijn veo moet la
ten afmaken wegens veepest of miltvuur.
Wanneer die bezwaren tegen de vaccina
tio worden toegegeven, kan men andere
moeilijk weigeren aar. te nemen, cn een
eventueelo latero niet Christclijko Regce-
ring zal bet gemoedsbezwaar benuttigen om
do lijkverbranding in te voeren, mogo het
dat ook facultatief zijn.
Het duizendtal ongevaccineerden zal aan
groeien tot tien duizenden en binnen wei
nige jaren zal er overvloedig materiaal
aanwezig zijn om de vreesclijko pokziekte
voedsel te geven.
Do gemoedsbezwaren zijn individuen, een
kerkgenootschap, dat de vaccinatio veroor
deelt met „een loerend gezag kennen wij
niet." De Katholieke Kerk legt zo den ou
ders als plicht op, als makendeen dcol dor
zorg uit voor het lichamelijk welzijn hunner
kinderen. Dat ouders >o averechts dio
plichten begrijpen, dat zo h a kinderen van
onderwijs verstoken laten, om iets, wat hun
zedelijk nog lichamelijk hindert, is treurig,
on in deze dionen de rechten van het kind
ook verdedigd te worden t- novcr do ver
keerde begrippen der ouders.
Wat de 6ocialo hygiëne en een harer on
derdeden, do medische j ütie, betreft, op
do Regeering rust de plicht daarvoor met
redelijke middelen te waken r het zou on
verantwoordelijk zijn, den als gevolg der
verplichte vaccinatie teruggeslagen vijand
(de pokken) weer door een achterpoortje
binnen to laten sluipen.
Er wordt ook aan het wetsontwerp een po
litieke gedachte verbonden, namelijk dat de
Katholieko Kamerleden, hoezeer in princi
pe er tegen, het ter wille der Regeering zou
den aannemen. We hor> n dnt dit argument
te zwak zal blijken om hun ie doen vergeten,
dat zij eerstens hebben te zorgen voor het
algemeen welzijn en geen zoogenaamde po
litieke redenen hen mogen weerhouden hun
plicht te doen.
In dit opzicht heeft de Regeering met dit
wetsontwerp een twistappel in do Kamer
geworpen, welke in geen geval haar pres
tige zal vermeerderen.
Wordt het ontwerp aangenomen, cr zul
len duizenden ontevreden zijn; wordt het
niet aangenomen, wat wij hopen, het zal
wel geen kabinets-qunesl.o veroorzaken,
maar elk échec, hoe gering ook, heeft zijn
gevolgen. Er zijn meer ernstige zaken te be
handelen dan deze.
Wo wensehen om alle dsze redenen, dat
het wetsontwerp niet verder koine dan do
afdeelingen der Kamer.
Naar aanleiding dor tegen den heer H u-
g o n h o 11 z geopende inetruoti© maakt
de Middelburgsche Courant de volgende
opmerkingen:
Men begint in do Hollandscho bladen na
een nieuwigheid in to voeren, die bedenke
lijk mag heeten.
Wij hebben altijd gemeend, dat de in
structies, dio gevoerd worden togen ver
dachten, geen publiek domein waren. Zij
toch hebben plaats in gesloten kring.
Nu zien wij echter, dat uit het gespro
kene bij het voorloopige onderzoek der zaak-
Hugenholtz door den rechter van instructie
mededeelingen voorkomen in do bladen.
Alleen indien do verdachte zelf die inlich-,
tingem had gegeven, zouden do couranten,
die ze hebben opgenomen, geen onkiesch-
heid hebben begaan.
Uit don inhoud dier mededeelingen blijk!
echter voldoondc, dat dit niet hot geval is.
Bij uitzondering uiteen instructie mode'
deelingen openbaren,, achten wij hoogst on_
roohtvoardig tegonovor den persoon, dien
het geldt, en een uitzondering, dio niet ge
billijkt wordt door het feit, dat bij zulk een
verhoor een vorelaggevor is gewceet en de
betrokken persoon een socialist ia.
Eerstgenoemde was er niet als zoodanig,
maar als getuige.
Wil men steeds dien weg opgaan, dan
dunkt ons dit een verkeerde, die trouwens
niet altijd te volgen zal zijn n ook niet mag*
gevolgd worden, omdat wij hierbij niet te
maken hebben met een openbaar verhoor.
Wij noemen die nieuwigheid bedenkelijk,
omdat men hierdoor reeds aignoleort oen
persoon, tegen wien een rechtbank ten slot
te allioht geen roden kan vindon tot vervol
ging-
Wij deelden reeds eonige bezwaren mede
van do Nieuwe Arnhemtche Courant togoü
het wetsontwerp op het B ij z o n d o r Hoo
ger Onderwijs. Het blad geeft ee>n~
tweede artikel, waaraan het volgende is
ontleend:
Had de Minister zich hiertoe bepaald, tot
de wegnoming van grieven, waarvan dö
juistheid in steeds ruimer kring wordt er,
kond, dr. Holwcrda staat waarlijk niet
alleen zijn voorstellen zouden ongetwij
feld toejuiching gevonden en slechts weinig
veivct uitgelokt hebben.
Thans staat hot te vreezen, dnt men aan
deze vër strekkende poging, om het bijzon
der onderwijs to bevorderen, wat slechts kan
geschieden ten koste van hot openhaar on
derwijs, het karakter toekennon zal van
partij wet.
Ons bezwaar, wij deden het reeds uitko
men, is niet gericht tegon het bijzonder on.
dcrwijs als zoodanig; wij erkennen, dat het
beginsel van rechtsgelijkheid on van vrij
heid van onderwijs spreken ten gunsto van
den geest van het ontwerp. Wat wij betreu
ren, is do met steeds grooterc consequentie
doorgevoerde scheiding van de éóne natie
in twee of meer elkaar immer vreemder
wordende deelen, die nagenoeg niets go-
meen hebben en na verloop van tijd, naar
staat to vreezen, beslist vijandig tegonovor
elkander zullen komon to staan. Waarbij
nog komt. dat aan hot bijzonder onderwijs
een vrijheid wordt gelaten, welke men, niet
ten onrechte, aan hot openbaar onderwijs
niet toekent.
In de&ted. Werklnr. zlJ0 opgenomen t
Tolw
Kin
i
DATUM.
DAGEN.
para.
tfaren
3
o
H
29 Maart.
Zondag
47
23
70
80
Maandag
04
14
78
81
Dinadag
76
24
100
1 April.
Woanadag.
77
24
101
2
Donderdag
74
22
«6
8
Vrydag
74
21
96
4
Zaterdag
69
19
88
Zonder Moeder.
80)
Daar stond hy by de divan. De kamer
was zoo donker, dat hy alleen de mooie,
donkore krullen onderscheidde, die zich scherp
tegen het spierwitte kussen en het even bleeke
gezichtje afteekenden; doch een hand kwam
van onder de dekens te voorschyn, en weerde
hem af.
„Papa," fluistert bang een zwakke stem,
„bet ia allemaal goed. Hy heeft zich heele
maal niet bezeerd en ook geen kou gevat.
Ik ben zoo biy, dat ik my bezeerd heb, en
hy niet."
„O, stil, stil, myn lieveling 1"
„Is u niet boos op my, papa? Het spyt
m\j zoo, dat ik geklommen heb. Ik zal het
nooit weer doenl Och, zeg toch, dat u niet
boos op my is!"
„Neen, neen, myn arm kind, ik ben niet
boos; het ls alleen zoo vreeseiyk voor my,
om je zoo te zien."
„Ben ik dan zoo erg ziek? Wat is er toch
met myn hoofd gebeurd Zal. Ik weer gauw
beter zyn?"
„Ik hoop het, lieveling. Morgen komen er
twee heeren, om naar je te zien en je weer
heel gauw beter te maken."
„Ik zal toch wel weer beter zyn met het
oogstfeest?"
„Het oogstfeest?.... Wat.,., wanneer
is dat?"
„U hebt my toch beloofd, dat u een dag
In de volgende week er voor zoudt nemen?
Welke dag «al bet zyn?"
„Ikik weet nog niet, welke dag
het zal zyn, myn jongen
„Maar hot koren is al byna allemaal ge
maaid, papa; het moet wel gauw zyn. Zullen
we Woensdag zeggen?"
Geen antwoord; alleen een onverstaanbaar
gemompel.
„Dus dat is zeker. Zou ik Woensdag al
weer goed genoeg zyn, om met Dolly te
dansen: Up the middle and down again?"
Weer ryst daar voor den troebelen geest
des vaders dat schrikbeeld: een klein, bleek
knaapje, met een mooi, bleek, peinzend oud
mannetjes gezichtje, roerloos stil in een
wagentje, dat langzaam voortgeduwd wordt
door een knecht. Dansen! Zou by het hem
zeggen? Moest hy hem niet langzaam voor
bereiden? Wie moest dat anders doen dan by,
zyn vader? Wie anders moest hem den slag
toebrengen, die zyn jong leven verwoestte?
„U zegt niets, papa. Zou ik gauw genoeg
beter zyn?"
Hy kon het hem niet zeggen, hy had
moeite, een woord uit te ^brengen; een groote
traan lekte langs zyn wangen en bleef han
gen in den zwarten baard.
„Mocht God het geven, myn arm, dier
baar kindl"
„Ik geloof niet, dat ik lang zoo zal kunnen
blyven liggen; ik zou nu al wel uit myn bed
willen springen, als ik niet zoo moe was."
„Ben je erg moe, Humphrey?"
„Ja," met een zucht, „en myn rug doet
my zeer, en myn hoofd ook, en in myn hoofd
heb ik zoo'n raar gevoel. Ik kryg er tranen
van in de oogen, en het maakt my slaperig."
„Wil je niet wat slapen, Humphrey?"
„Ja," mompelde het kind, terwyi zyn zware
oogleden toevielen, „dan kan ik morgen weer
heelemaal beter opstaan."
„Die meneer zei, dat Humphrey Humpty
Dumpty was; is dat zoo, papa?"
„Weineen, myn. hoveling, Humphrey is
toch niet van het hek gevallen?"
„Toch is er wel een beetje van aan," zoide
Miles, „Humphrey heeft zich erg bezeerd."
„Ja, dat is maar al te waar," antwoordde
de vader met een diepen zucht.
„Hoe eindigde het ook weor, papa? Ik
wou het zoo graag woton, maar ik bon het
heelemaal vergeten; weet u het nog?"
Waarom zette sir Everard zyn kind plot
seling op den grond, waarom trilde zyn stem;
toen hy, half peinzend het kinderversje verder
op zeide?
En al was hy vroeger nog zoo vlug,
Hy kwam nooit weer op zyn beenen terug.
„Het is groote malligheid natuuriyk, is
't niet, papa?"
„Een mal versje, myn kleine man; be-
lacheiyke onzin."
Maar ach, hoe dikwyis ontmoeten elkander
in de wereld bittere ernst en belachelyke
onzin I
Humphrey bracht den nacht deels in
een zwaren slaap, deels in een gloeienden
yikoorts door.
Des morgens was *zUn eerste vraag naar
Miles, daarna naar de twee hoeren, die naar
hem zouden komen "kyken, om hem weer
gauw beter te maken.
Sir Everard zeide hem, dat die heeren er
nog niet waren; maar hy ging naar boven,
om kleinen Miles te halen. Op de trappen
fluisterde hy hem toe, dat hy niet veel moest
praten en ook niet lang mocht blyven; daarna
zette hy het kind by de deur op don vloer,
om in de opening de ontmoeting tusschen de
broertjes gade te slaan.
Miles sloop scbuchier naar de lage divan;
de kamer was zoo donkor, en alles zag er
zoo vreemd uit. Zoodra hy echtor Humphrey
zag liggen, vloog by er op toe.
„Humphrey, sta op, sta op! Waarom lig
je daar zoo, en waarom zie jo zoo bloek?"
„Ik ben ziek, Miles." Hy sprak die ^oor
den op een half klageiyken, half zogo/ioron-
den toon.
„Most niet ziek zyn, Humphrey; o, bon
toch niet ziek, papa wil het niet hebben."
„jy bent zoo dikwyis ziek, Miles; waarom
zou ik het ook niet eens zUn?"
„Ik vind het zoo naar," z«ide het kind,
terwyi zyn oogen zich met tranon vulden.
„O Humphrey, waren wo maar niet in den
vyvor gevallen l"
Op dat oogenblik kwam men sir Everard
zeggen, dat de professoren uit Londen waren
gekomen.
Hy vond hon in de eetzaal; zy praatten
met den dorpsdokter over het geval; nadat
hy hen verwolkomd had, ging hy naar do
ziekekamer terug, om Humphrey op hun
komst voor te bereiden.
Toen hy de kamer naderde, verschrikte
hy hevig, toen hy Humphrey, zoo luid zyn
verzwakte stem het toeliet, hoorde huilen;
een oogenblik later kwam Miles angstig roe
pend hard de kamer uitloopen.
„O, papa, papal Kom toch gauw naar
Humphrey! H|J huilt zoo, en vraagt u, of
u dadeiyk wilt komen l"
„Huilt hy zoo? Maar waarom dan? Wat
is er dan gebeurd?"
„O, ik webt het niet! Hy begon hard to
huilen, zoodra Ik bot hem gezogd hadl"
„Gezegd?.... Wat gezegd?"
(Wordt vervolgd.)