No. 13225 LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAG 8 APRIL. - TWEEDE BLAD. Anno 1903 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. In Het Centrum spreekt de R.-K. Pries ter Arn. Suys, te Waalwijk, over de Vrou wenbeweging. Zijneerw. zegt: Men zegt, dat het tegenwoordig tot de op voeding behoort, veel te kunnen meespreken over zoogenaamde vrouwenemancipatie^ Sommige ijdele vrouwen zijn er, die zich meenen de koninginhen der aarde, omdat zij daarover zooveel <^n zoo luid weten te praten en sommigen zijn er zoo onnoozel on blozen, omdat zij over zulke emancipaties niet kunnen meepraten en er gelukkig ook niets voor voelen. Vrouwenbeweging. „Modern zijnl... Ik ben in alles modern 1 In het grootbrengen van kinderen, heelcgansch modernin het luisteren naar onzinnige ontwikkel ingstheo- rieën en in hot lezen. O 1 op en top modern 1 ■En ik heb ook mijn huis heelemaal modem ingericht 1" Maar, mevrouw, met dat woordje „mo dern" altijd in u w mond, krijgt dat woord zoo'n bedroevende beteekenis 1 Helaas ja! Er bestaat zulk een ziekelijke (vrouwenbeweging. Dat onze maatschappij zoo krank is, is ook daaraan veel te wijten. Mijn Godl Wat zijn de vrouwen, die er aan mede doen, in de maatschappij voortaan jonkruidachtige wezens 1 Zij verstikken heel (wat goeds 1 i Do onzinnige romanlectuur heeit haar llangzaam het hoofd heelemaal op hol ge- [bracht. En dat edel, hooger gevoel naar bo- iven, dat het hart der vrouw in zoo ruime 'mate van den wijzen Schepper heeft ontvan gen, het is gesmoord, geheel gesmoord. i Maar genietenmaar ooquetteeren jmaar bijtend lastig zijn achter de scher- jmenmaar do huichelaarster spelen in ihet openbaar, alsof zij één en al lief waren jvan binnen en van buitenmaar de ge leerde willen uithangen met eenige nieuw- jmodische woordjes, die zij onthouden en leenige nieuwe leerstellingen, die zij nooit be grepen hebben...Och ja, en nog zooveel van die „maars." Is dat dan de vrouwenbeweging, die u verheffen moet? NeenZij verlaagt u ander maal tot het diepe peil, waaruit het Chris tendom u heeft opgeheven. Maar dat be hoeft ge denzulken, die meedoen, niet te verkondigenzij zijn hoorende doof gewor den. Anderen, die buiten dien kring staan, begrijpen het woord des te beter en staren medelijdend dien wilden, voortjagenden troep na. Neen I dan kan de vrouwenbeweging heel wat anders zijn. Er kan tegenwoordig een vrouwenbeweging zijn, die zelf gezond is en do kranke maatschappij mede gezond maakt. Natuurlijk, dat deze recht tegen de andere ingaat. En uit d i e vrouwenbeweging zal blijken, wat een enorme kracht er schuilt in het zwakkere geslacht. En uit die vrouwenbeweging zal blijken, dat er ook vrouwen zijn, die niet met zich loten sollen en waar het noodig blijkt, de eer en do rechten der vrouwen we ten hoog te houden. Ja, de rechten der vrouw worden heden ten dage maar te zeer geschonden en dat moet het zwakkere geslacht niet dulden. Men „speelt" met de vrouw, en dat moet haar ge- slacht niet kunnen uitstaan. Zij hebben juist zoo'n goed verstand en vrijen wil en ten onsterfelijke ziel, als wie ook. Yelen on der haar voelen en begrijpen het. En daarom die drukke gang naar het jkloostor van zoovelen, die een heldenoffer fWeten te brongen; van uit de kloostermuren Btrijden zij veiliger nog voor do hooge rech ten van haar geslachten daarom dat vereenigd te-hulp-komen van meisjes aan de spoorwegenzij moesten eens het slachtoffer worden van vrouwenbeulen, die de ziekelij ke vrouwenbeweging heeft gekweekt; en daarom dat liefderijk bergen en verzorgen van haar, die reeds de hand hebben uitge stoken, wijl de vrucht zoo bekoorlijk werd voorgesteld, maar in plaats van honing, vergif hebben ingenomen; daarom dat streven om eens te beproeven buismoeders te kweeken, wijl die ziekelijke beweging de schitterendste kroon der vrouw van het hoofd slaat; daarom op verscheidene fa brieksplaatsen, dat dames in de wereld on eerw. zusters in het klooster samenwerken om haar jongere zusters op de fabriek toch tegen te houden op den rand des afgronds, waar geen uitkomen meer aan is; en daaromOch! nog zooveel! En ja! dat is een gezonde vrouwenbeweging, die de vrouw haar roeping leert kennen en haar onver biddelijke rechten, die helaas door een maatschappij zonder hooger streven en vol meed oogenloos egoïsme, maar te zeer ge schonden worden, leert opeischen. Ochl of men dien blinddoek van het dwaas modernisme eens afschudde en eens met open oog do wereld inkeek, wat er wer kelijk'te koop is! Dat zou voor het hier en het hiernamaals velen ten goede komen. In „Van dag tot dag" lezen wij in het Handelsblad onder heb hoofd: D r. Van Eeden over „Heeren-socialis- m e": Terwijl con deel der werklieden betzig is op misdadige wijze den handel en de nijver heid van Amsterdam te wonden en zij op den weg zijn aan de beweegkrachten van ons land de mededinging met het buiten land onmogelijk te maken, vechten onder ling de partijen, die zich van de arbeiders beweging trachten meester te maken. Eon van deze partijen, die, welke den heer Troelstra volgt, bevat vele heeren en halve heeren en wordt door dr, F. vau Eeden daarom genoemd „de partij van het heereai-socialisme. Wat hij in het laatste nummer van De Pionier daarover zegt, verdient aandacht. Hij zelf is do leider van de Vereeniging Gemeenschappelijk Grondbezit", welke so. cialistisohe vereeniging tusschen de andeie socialistische partijen staat en door hen gehaat wordt op de hartelijl te wijze. Maar ,,de gemeenschappelijke grondbezit ters" durven kloek voor - hun meening uit te komen, en dus verneemt men van dr. F. van Eeden nu en dan veel, dat webenswaard is Hij is vooral tegen de partij dor heoron- 80oialisten, die den heer Troelstra volgt, gekant en zegt daarvan: „Ik heb dezen winter in allerlei oorden van ons land een veertigtal toespraken ge houden. Dit is mijn ondervinding: komc mon bij sociaal-democraten, dan zijn het schoolmeesters of heeren, komt men bij vnj- socialiston, dan zijn het arbeiders. Ondanks alle kunst- en vliegwerk, alle schatten aan propaganda, weigert do arbeider uit na tuurlijk gezond verstand de Duitsche school- eche dogmatiek. Hij bedankt er voor." En verder zegt hij: ,,Dit is het groote feit, dat met alle han digheid niet meer te bemantelen valt, dat nu zonneklaar is gebleken, dat de sociaal- domooratie niet is do arbeidersbeweging, niet het socialisme. Evenmin in Nederland aJa in Engeland, Amerika of Frankrijk. „Jaren lang ie hier die comedie gespeeld, met veel succes. Wie niet in de S.-D. A.-P. was, was niet inde arbeidersbewegingEn het „heeren-socialisme", het socialisme van dooenten, onderwijzers, literatoren, advoca ten en dominees, werd uitgegeven en aange zien voor het „socialisme." Maar nu blijkt het tegendeel, meent dr. Van Eeden. Hij beschrijft dus de taotiek van 's heoren Troelstra's partij. Sociaal-democratische tactiek: „Strijders, we laten ons afvaardigen naar hot Parle ment, we nemen dus zitting in den vijande- lijkon krijgsraad. We nemen dienst in het, vijandelijk leger. Zoodra we dan invloed genoeg hebben, loopen we met pak en zak naar u over." „Nu, dat spelletje is in menigen oorlog gespeeld. Zulke diensten zijn altijd wel aan. genomen door een strijde. I leger. Mon kan echter niet zeggen, dat wie er zich toe leen den, hoog in aanzien stonden. Het is ook een gevaarlijk baantje. Glibberig. „Sommigen verwonderen zich over dezen draai van Troelstra, ze begrijpen er niets van. Ze spreken zelfs van „omkooperij", het gewone praatje in zulke gevallen. Alsof Troelstra niet liever goud zou geven om uit dezen knoei to komen. ,,Do zaak is echter volkomen duidelijk. Troelstra strijdt voor de S.-D. A.-P., niet voor de arbeiders-beweging. En hoo do Al- gemeene werkstaking ook uitvalt, de S.-D. A.-P. zou er altijd bij verliezen. „Nederlaag zou allen schaden, die er aan meedoen, dus ook de S.-D. A.-P., en 3ucces zou ten goede komen van vrij-social isme, maar Troelstra en de zijnen nog eerder in de achterhoede laten sukkelen. „Henriette Holst en Gorter denken daar niet om of geven daar niet om. Het zijn eerlijker naturen, die meer letten op de ar beidersbeweging in haar mooisten, zuiver sten vorm. Waren ze niet zoo dogmatisch en fanatiek stijfhoofdig, men zou hopen, dat ze gingen inzien, dat de Sociaal-deroo- ratie een bederf en onzuivering is van het ideaal." Wat zeker menigen treffen zal in deze woorden is, dat al weer dadelijk do >r de sociaal-demoeraten over omkooperij" ge sproken wordt, als hun leider met ecnigen tact poogt op te treden en dus hun ver wachting teleurstelt. Dit is de klip. waarop de sociaal-demo cratie zich brijzelen zal. Afgunst en wan trouwen heet die klip. En de heeren, die het „heeren-socialisme" aanvoeren, zullen allen behandeld worden gelijk do Fransche edelen, die zich bij de Ja cob ij ne n ansl c len Men vertrouwde die overloopers die „onderkruipers" zoo weinig, dat zo on der de eersten waren, die een kop kleiner gemaakt werden. Leerzaam ia wat dr. Van Eeden verder zegt tot toelichting der woorden en daden van den heer Troclstra, die nu zegt en doet wat hij vroeger in do heer Van Eeden ver oordeeld had. Wij halen ook die medcdeelingon aan. Voorwaar, als men de socialisten dus on dcrling hoort kibbelen, denkt men: stonden er onder de arbeiders slechts eenige mannen op -als John Burns in Engeland, die zoo oneindig wijzer is dan een heeren-socialist als Keir-Hardie. Dr. Van Eeden dan zegt: „Toen ik kort na de staking in Botter dam den arbeiders vóórhi.U, dat, hoe stel lig zij ook eenmr. den strijd zouden win nen, zij nu nog niet gereed wa: n om door een algmieene werkstaking de macht der be zitters voorgoed te breken, omdat zij de pro ductie nog niet hadden georganiseerd, toen zeide Het Volk schamper, dat ik de arbeiders ontmoedigd had. „Nu heet een algemeene staking in Het Voil; een anarchistisch avontuur" cn een „domheid". „Dat klinkt wel bemoed'gc. 1! ,,In een debat met Van der Goes had ik de eer door hem, met Domela Nieuwenhuis, onder de „volksbedriegers" gerangschikt te worden, die hii altijd zou bestri jen. „Gorter en Henriette Holst hebben dien anderen volksb°drieger de h°nd gedrukt en hulde gebracht ten aahschouwc van een groot publiek. „Vrage: 1 ehoort. men volksbedriegers zoo te behandelen? Dan is dat een troostrijk vooruitzicht. „Zijn de partijgenooten 'twllicht on eens? Of hebben er bckecringcn plaats gehad? „Niet lief van Troolstra. Zondag laat hij den krijgsraad van het Comité van Verweer besluiten „op den ingeslagen weg voort te gaan", Maandag zegt hij, dat die weg in 't ongeluk loopt. Dat had hij dan wel wat eerder mogen z en. „Jelui sociaal-democraten zijn anarchis ten geworden riep n_en. „Dat's mogelijk", zei Troelstra, „maar de anarchisten z::n ook sociaal-democraten ge worden, want ze zijn aan politiek gaan doen". „Wat een smoesje! Dus als je je tegen een wet verzet, doe je aan politiek. Als je jo be lasting niet betalen wil, doe je aan politiek. Als je dienst weigert, doe je aan mili- tairisme." En nu zijn werkelijk roekolooze lieden met „het anarchistisch avontuur", met ,,de domheid" van een algemeene steking gaan dreigen en hebben een aantal spoorweg-be ambten en werklieden een leelijkc daad, een misdaad, begaan. Het oindelooze opruien door socialisten „Een goed teeken," fluisterde air Everard tot den dokter; maar de dokter antwoordde niet; en de vader begaf zich naar de kinder kamer, om naar Miles te zien. Het kleine ventje zat op zyn knietjes in het kozfjn naar buiten te kijken en neuriedo in zichzelf on willekeurig een deuntje. Jane zat te werken, met roode oogen. Sir Everard nam het kind In de armen. „Wat doe je daar, mijn kleine man?" „Ik verveel me zoo zonder Humphrey. Wanneer komt by weer spelen?" „Ik hoop gauw, myn beste jongen." „Biyft Humphrey den heelen nacht in die kamer slapen?" „Ja, is dat niet aardig?" „Mag ik hem vanavond goeden nacht gaan zeggen?" „Neen, vanavond niet, vanavond kun je niet naar hem toegaan 1" De oogen van het ventje vulden zich met tranen. „Ik kan niet slapen, als ik Hum phrey niet goeden nacht heb gezegd," zeide het kind, dat op het punt stond te huilen. „Ach, niet schreien, myn lieve jongen 1" smeekte de vader byna. Hy had zyn gevoel zoo lang moeten opkroppen. Zyn zenuwen waren zoo gespannen; hy gevoelde, dat hy het niet langer zou kunnen dragen en tot een uitbarsting zou geraken; daarom durfde hy niet langer aan zyn leed denken. Hy trachtte een andere richting aan het gesprek te geven. „Komaan,zeg eens,"zeide hy meteen ge dwongen glimlach, „wat was dat ook weer voor een liedje dat je zong, toen ik binnenkwam?" „Het was van Humpty Dumpty," zeide Miles verlegen. „Laat zyn: Humpty Dumpty zat op 't hek, Humpty Dumpty brak zyn nekWas het niet zoo?" en anarchisten heeft het ongelukkig gevolg gehad, dat menigeen voorzag. Slechte door bittere ervaring zullen de roekelooze, onnadenkende doordrijvers on der de werklieden wijsheid kunnen leeren, meen ik. Do koorteachtigo stakings-waanzin, welke zich meester heeft gemaakt van eon deel van ons werkvolk, wordt door velen beschouwd als een plotseling uitgebarsten ziekte in het ras. Maar ze bewijst evenmin diepgewor telde ziekte als oen paniek in een schouw burg dit bewijst. Het schijnt mij een volkswaan, die voorbij zal g..an. Wol vrees ik, dat do genezing zeer kost baar zal zijn, daar de arbeiders, die den baas willen zijn en den handel en nijverheid van hun land, dus hun eigen broodwinning, ontzettend schade toebrengen, alleen door schade en schande, door werkloosheid en honger moeten leeren, dat als de matrozen het werk van den kapitein gaan doen, het schip niet varen kan. Worden de arbeiders niet nog bijtijds wijs, dan raakt de arboids- boweging tien jaar en langer achterop. In De Residentiebode komt onder het hoofd Vaccinatio het volgend artikel van dr. Nuyens voor: Het zal weinig betoog behoeve* dat het wetsontwerp betrekkelijk 1 vccinatie in do medische wereld met "een bijval is oi van gen, en, behalve een zeer zeldz-.me uitzonde ring, betreurd wordt. We behoeven de bezwaren van dien kant niet te behandelen, noch wenschcn eenige kantteekeningen op het f nt ~rp te maken. Het antwoord op het „Waarom deze wet?" is: „Er zijn gemoedsbezwaren, cn daardoor is een duizendtal kinderen van onderwijs verstoken." Gemoedsbezwaren bestaan cok bij ouders, dio hun kinderen aan bet kazerneleven moe ten overgoven, welks nndeelen sterker spro ken dan die der vaccinatie. Gemoedsbezwa ren bestaan ook bij hen, die evox; de lijken hunner nabestaanden willen 'aten verbran den dan begraven; gemoedsbezwaren bestaan ook bij den landman, die zijn veo moet la ten afmaken wegens veepest of miltvuur. Wanneer die bezwaren tegen de vaccina tio worden toegegeven, kan men andere moeilijk weigeren aar. te nemen, cn een eventueelo latero niet Christclijko Regce- ring zal bet gemoedsbezwaar benuttigen om do lijkverbranding in te voeren, mogo het dat ook facultatief zijn. Het duizendtal ongevaccineerden zal aan groeien tot tien duizenden en binnen wei nige jaren zal er overvloedig materiaal aanwezig zijn om de vreesclijko pokziekte voedsel te geven. Do gemoedsbezwaren zijn individuen, een kerkgenootschap, dat de vaccinatio veroor deelt met „een loerend gezag kennen wij niet." De Katholieke Kerk legt zo den ou ders als plicht op, als makendeen dcol dor zorg uit voor het lichamelijk welzijn hunner kinderen. Dat ouders >o averechts dio plichten begrijpen, dat zo h a kinderen van onderwijs verstoken laten, om iets, wat hun zedelijk nog lichamelijk hindert, is treurig, on in deze dionen de rechten van het kind ook verdedigd te worden t- novcr do ver keerde begrippen der ouders. Wat de 6ocialo hygiëne en een harer on derdeden, do medische j ütie, betreft, op do Regeering rust de plicht daarvoor met redelijke middelen te waken r het zou on verantwoordelijk zijn, den als gevolg der verplichte vaccinatie teruggeslagen vijand (de pokken) weer door een achterpoortje binnen to laten sluipen. Er wordt ook aan het wetsontwerp een po litieke gedachte verbonden, namelijk dat de Katholieko Kamerleden, hoezeer in princi pe er tegen, het ter wille der Regeering zou den aannemen. We hor> n dnt dit argument te zwak zal blijken om hun ie doen vergeten, dat zij eerstens hebben te zorgen voor het algemeen welzijn en geen zoogenaamde po litieke redenen hen mogen weerhouden hun plicht te doen. In dit opzicht heeft de Regeering met dit wetsontwerp een twistappel in do Kamer geworpen, welke in geen geval haar pres tige zal vermeerderen. Wordt het ontwerp aangenomen, cr zul len duizenden ontevreden zijn; wordt het niet aangenomen, wat wij hopen, het zal wel geen kabinets-qunesl.o veroorzaken, maar elk échec, hoe gering ook, heeft zijn gevolgen. Er zijn meer ernstige zaken te be handelen dan deze. Wo wensehen om alle dsze redenen, dat het wetsontwerp niet verder koine dan do afdeelingen der Kamer. Naar aanleiding dor tegen den heer H u- g o n h o 11 z geopende inetruoti© maakt de Middelburgsche Courant de volgende opmerkingen: Men begint in do Hollandscho bladen na een nieuwigheid in to voeren, die bedenke lijk mag heeten. Wij hebben altijd gemeend, dat de in structies, dio gevoerd worden togen ver dachten, geen publiek domein waren. Zij toch hebben plaats in gesloten kring. Nu zien wij echter, dat uit het gespro kene bij het voorloopige onderzoek der zaak- Hugenholtz door den rechter van instructie mededeelingen voorkomen in do bladen. Alleen indien do verdachte zelf die inlich-, tingem had gegeven, zouden do couranten, die ze hebben opgenomen, geen onkiesch- heid hebben begaan. Uit don inhoud dier mededeelingen blijk! echter voldoondc, dat dit niet hot geval is. Bij uitzondering uiteen instructie mode' deelingen openbaren,, achten wij hoogst on_ roohtvoardig tegonovor den persoon, dien het geldt, en een uitzondering, dio niet ge billijkt wordt door het feit, dat bij zulk een verhoor een vorelaggevor is gewceet en de betrokken persoon een socialist ia. Eerstgenoemde was er niet als zoodanig, maar als getuige. Wil men steeds dien weg opgaan, dan dunkt ons dit een verkeerde, die trouwens niet altijd te volgen zal zijn n ook niet mag* gevolgd worden, omdat wij hierbij niet te maken hebben met een openbaar verhoor. Wij noemen die nieuwigheid bedenkelijk, omdat men hierdoor reeds aignoleort oen persoon, tegen wien een rechtbank ten slot te allioht geen roden kan vindon tot vervol ging- Wij deelden reeds eonige bezwaren mede van do Nieuwe Arnhemtche Courant togoü het wetsontwerp op het B ij z o n d o r Hoo ger Onderwijs. Het blad geeft ee>n~ tweede artikel, waaraan het volgende is ontleend: Had de Minister zich hiertoe bepaald, tot de wegnoming van grieven, waarvan dö juistheid in steeds ruimer kring wordt er, kond, dr. Holwcrda staat waarlijk niet alleen zijn voorstellen zouden ongetwij feld toejuiching gevonden en slechts weinig veivct uitgelokt hebben. Thans staat hot te vreezen, dnt men aan deze vër strekkende poging, om het bijzon der onderwijs to bevorderen, wat slechts kan geschieden ten koste van hot openhaar on derwijs, het karakter toekennon zal van partij wet. Ons bezwaar, wij deden het reeds uitko men, is niet gericht tegon het bijzonder on. dcrwijs als zoodanig; wij erkennen, dat het beginsel van rechtsgelijkheid on van vrij heid van onderwijs spreken ten gunsto van den geest van het ontwerp. Wat wij betreu ren, is do met steeds grooterc consequentie doorgevoerde scheiding van de éóne natie in twee of meer elkaar immer vreemder wordende deelen, die nagenoeg niets go- meen hebben en na verloop van tijd, naar staat to vreezen, beslist vijandig tegonovor elkander zullen komon to staan. Waarbij nog komt. dat aan hot bijzonder onderwijs een vrijheid wordt gelaten, welke men, niet ten onrechte, aan hot openbaar onderwijs niet toekent. In de&ted. Werklnr. zlJ0 opgenomen t Tolw Kin i DATUM. DAGEN. para. tfaren 3 o H 29 Maart. Zondag 47 23 70 80 Maandag 04 14 78 81 Dinadag 76 24 100 1 April. Woanadag. 77 24 101 2 Donderdag 74 22 «6 8 Vrydag 74 21 96 4 Zaterdag 69 19 88 Zonder Moeder. 80) Daar stond hy by de divan. De kamer was zoo donker, dat hy alleen de mooie, donkore krullen onderscheidde, die zich scherp tegen het spierwitte kussen en het even bleeke gezichtje afteekenden; doch een hand kwam van onder de dekens te voorschyn, en weerde hem af. „Papa," fluistert bang een zwakke stem, „bet ia allemaal goed. Hy heeft zich heele maal niet bezeerd en ook geen kou gevat. Ik ben zoo biy, dat ik my bezeerd heb, en hy niet." „O, stil, stil, myn lieveling 1" „Is u niet boos op my, papa? Het spyt m\j zoo, dat ik geklommen heb. Ik zal het nooit weer doenl Och, zeg toch, dat u niet boos op my is!" „Neen, neen, myn arm kind, ik ben niet boos; het ls alleen zoo vreeseiyk voor my, om je zoo te zien." „Ben ik dan zoo erg ziek? Wat is er toch met myn hoofd gebeurd Zal. Ik weer gauw beter zyn?" „Ik hoop het, lieveling. Morgen komen er twee heeren, om naar je te zien en je weer heel gauw beter te maken." „Ik zal toch wel weer beter zyn met het oogstfeest?" „Het oogstfeest?.... Wat.,., wanneer is dat?" „U hebt my toch beloofd, dat u een dag In de volgende week er voor zoudt nemen? Welke dag «al bet zyn?" „Ikik weet nog niet, welke dag het zal zyn, myn jongen „Maar hot koren is al byna allemaal ge maaid, papa; het moet wel gauw zyn. Zullen we Woensdag zeggen?" Geen antwoord; alleen een onverstaanbaar gemompel. „Dus dat is zeker. Zou ik Woensdag al weer goed genoeg zyn, om met Dolly te dansen: Up the middle and down again?" Weer ryst daar voor den troebelen geest des vaders dat schrikbeeld: een klein, bleek knaapje, met een mooi, bleek, peinzend oud mannetjes gezichtje, roerloos stil in een wagentje, dat langzaam voortgeduwd wordt door een knecht. Dansen! Zou by het hem zeggen? Moest hy hem niet langzaam voor bereiden? Wie moest dat anders doen dan by, zyn vader? Wie anders moest hem den slag toebrengen, die zyn jong leven verwoestte? „U zegt niets, papa. Zou ik gauw genoeg beter zyn?" Hy kon het hem niet zeggen, hy had moeite, een woord uit te ^brengen; een groote traan lekte langs zyn wangen en bleef han gen in den zwarten baard. „Mocht God het geven, myn arm, dier baar kindl" „Ik geloof niet, dat ik lang zoo zal kunnen blyven liggen; ik zou nu al wel uit myn bed willen springen, als ik niet zoo moe was." „Ben je erg moe, Humphrey?" „Ja," met een zucht, „en myn rug doet my zeer, en myn hoofd ook, en in myn hoofd heb ik zoo'n raar gevoel. Ik kryg er tranen van in de oogen, en het maakt my slaperig." „Wil je niet wat slapen, Humphrey?" „Ja," mompelde het kind, terwyi zyn zware oogleden toevielen, „dan kan ik morgen weer heelemaal beter opstaan." „Die meneer zei, dat Humphrey Humpty Dumpty was; is dat zoo, papa?" „Weineen, myn. hoveling, Humphrey is toch niet van het hek gevallen?" „Toch is er wel een beetje van aan," zoide Miles, „Humphrey heeft zich erg bezeerd." „Ja, dat is maar al te waar," antwoordde de vader met een diepen zucht. „Hoe eindigde het ook weor, papa? Ik wou het zoo graag woton, maar ik bon het heelemaal vergeten; weet u het nog?" Waarom zette sir Everard zyn kind plot seling op den grond, waarom trilde zyn stem; toen hy, half peinzend het kinderversje verder op zeide? En al was hy vroeger nog zoo vlug, Hy kwam nooit weer op zyn beenen terug. „Het is groote malligheid natuuriyk, is 't niet, papa?" „Een mal versje, myn kleine man; be- lacheiyke onzin." Maar ach, hoe dikwyis ontmoeten elkander in de wereld bittere ernst en belachelyke onzin I Humphrey bracht den nacht deels in een zwaren slaap, deels in een gloeienden yikoorts door. Des morgens was *zUn eerste vraag naar Miles, daarna naar de twee hoeren, die naar hem zouden komen "kyken, om hem weer gauw beter te maken. Sir Everard zeide hem, dat die heeren er nog niet waren; maar hy ging naar boven, om kleinen Miles te halen. Op de trappen fluisterde hy hem toe, dat hy niet veel moest praten en ook niet lang mocht blyven; daarna zette hy het kind by de deur op don vloer, om in de opening de ontmoeting tusschen de broertjes gade te slaan. Miles sloop scbuchier naar de lage divan; de kamer was zoo donkor, en alles zag er zoo vreemd uit. Zoodra hy echtor Humphrey zag liggen, vloog by er op toe. „Humphrey, sta op, sta op! Waarom lig je daar zoo, en waarom zie jo zoo bloek?" „Ik ben ziek, Miles." Hy sprak die ^oor den op een half klageiyken, half zogo/ioron- den toon. „Most niet ziek zyn, Humphrey; o, bon toch niet ziek, papa wil het niet hebben." „jy bent zoo dikwyis ziek, Miles; waarom zou ik het ook niet eens zUn?" „Ik vind het zoo naar," z«ide het kind, terwyi zyn oogen zich met tranon vulden. „O Humphrey, waren wo maar niet in den vyvor gevallen l" Op dat oogenblik kwam men sir Everard zeggen, dat de professoren uit Londen waren gekomen. Hy vond hon in de eetzaal; zy praatten met den dorpsdokter over het geval; nadat hy hen verwolkomd had, ging hy naar do ziekekamer terug, om Humphrey op hun komst voor te bereiden. Toen hy de kamer naderde, verschrikte hy hevig, toen hy Humphrey, zoo luid zyn verzwakte stem het toeliet, hoorde huilen; een oogenblik later kwam Miles angstig roe pend hard de kamer uitloopen. „O, papa, papal Kom toch gauw naar Humphrey! H|J huilt zoo, en vraagt u, of u dadeiyk wilt komen l" „Huilt hy zoo? Maar waarom dan? Wat is er dan gebeurd?" „O, ik webt het niet! Hy begon hard to huilen, zoodra Ik bot hem gezogd hadl" „Gezegd?.... Wat gezegd?" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5