Het leenon van boeken.
wijs van zijn bedrevenheid in het springen
geven om vrij te komen, en hij won het van
den waard, die zoo zeker was van zijn eigen
meerderheid, dat hij het geheele bedrag der
rekening inzette tegen vijf dollars.
Wijlen dr. Steinitz, de beroemde schaak
speler, verhaalde, dat hem in een klein
Duitsch hotel een week lang vrij logies werd
aangeboden, wanneer hij den eigenaar kon
overwinnen in het schaakspel. Natuurlijk be
haalde Steinitz de overwinning, maar. hij
placht te vertellen, dat de waard hem een
van de lastigste partijen van zijn leven had
bezorgd.
Robert Hou din, de goochelaar, had eens
geen geld. Hij trad een restaurant binnen en
bestelde een diner. Toen hij lekker gegeten
had, kwam de rekening en bood hij den
waard een glas wijn aan. Daarop begon hij
te goochelen, dat het een aard had. Uit al
lerlei voorwerpen haalde hij de meest on
waarschijnlijke z?ken, terwijl hij uit den
waard zelfs lepels, meseen en vorken te voor
schijn tooverde. Toen hij eindelijk vuur be
gon te spuwen, was de waard zóó ver
schrikt, dat hij Houdin voor den dui
vel in eigen persoon aanzag en hem smeekte
heen te gaan.
Lord Norburg, opperrechter van Ierland,
die beschreven werd als een persoon, die de
eigenschappen van Sancho Pansa en van
rechter Jeffreys in zich vereenigde, en die
ook bij zekere gelegenheid zijn rekening in
een hotel niet kon betalen, stelde voor, dat
hij er voor zou werken, door een week lang
de table d'hóte te presideeren en eiken,
dag een vroolijk liedje daarbij te zingen. De
hotelhouder, die wel voorzag, dat dit voor
hem een goede reclame zou zijn, stemde hier
in toe en maakte die week goede zaken.
ONTWAKEN.
Natuur met lieve lachjes
Ontwaakt uit winternist:
Hour bruidegom heeft zachtjes
Haar uit dien slaap gekust I
Wel sluit zij d'oogeleden
Een wijl' nog,als vermoeid...
Houdt soms, uit het verleden*
Een droom haar nog geboeid?
Denkt zij, met lieflijk blozen,
Aan krans en sluierplooi,
Of wellicht aan de rozen
Van vroeg'ren lentetooi?
Zij zag er vele bloeien
Van teed'ren vorm en kleur.
En bonte vlinders stoeien,
Bedwelmd door haren geur.
Zij zag de schoonste kelken
In wonderschoon weleer!
Na korten bloei verwelken.
Geen lente brengt die weer!
Doet dat een traan ontvlieten
Aan 't oog. dat weer zich dekt.
Als tot een blij genieten
Des bruigoms kus haar wekt?
Neen, zie... met blijde beving
Treedt zij haar slaapcel uitl
Herkenning bij herleving
Spreekt uit het oog der bruid.
Wat schei den 8sm art haar griefde,
Eensklaps herkent zij één:
Het is de bloem der Liefde
Dezelfde van voorheen 1
Ten allen tijde schijnt er een zeer verward
begrip bestaan be hebben omtrent de ge
paste eerlijkheid bij het le en en van boeken.
Zeer oude boeken toch vinden we voorzien
van zoogenaamde naamplaatjes of etiquet-
ten, waaruit de twijfel van den eigenaar
aan de eerlijkheid zijner medemenschen dui
delijk spreekt. Onder een ruwe penteeke-
mng, een galg voorstellend, dio eenmaal
hefc naamplaatje van een overoud boekwerk
versierde, vinden wij de volgende dichter
lijke bedreiging geplaatst:
Let wel: Mijns aig7naars naam staat daar,
En wie mij steelt, koint in gevaar,
Dat men hom voor deez' snoode daad
Met zij non nek... betalen Laat.
Hoe hierbij wordt te werk gegaan,
Toont bovenstaande galg u aan;
Neem bijtijds u dus in acht
Voor 't lot,'twelk aan deez' galg u wacht.
Op een ander oud naamplaatje vinden we
hetzelfde denkbeeld, alleen in wat meer be.
knopten vorm uitgedrukt:
Steel niet dit boek, want 'b hoort aan mij,
En 'k draag een fermen dolk op* zij.
Met den loop der tijden schijnen ook de
bloeddorstige begrippen der book en ei ge
naars tegenover de zich aan hun eigendom
vergrepen hebbende onverlaten een wijzi
ging te hebben ondergaan, ton minste op
een der latere naamplaatjes vinden wij den
naam van den eigenaar John James Jcmes
vermeid, met de volgende eenvoudige, af
doende bepaling er aan toegevoegd: ,,Hij
leent zijn boeken niet uit."
John James Jones, welk een verstandig
mensch zijt gij geweest! Door duur gekoch
te ondervinding wijs geworden waarschijn,
lijk, hebt gij door dit kloeke besluit maar
ineens den knoop doorgehakt. Diep treu-
ï-end over het lot van een mijner lievelings
boeken, hetwelk ik aan een goeden kennis
heb uitgeleend, en dat mij dus volgens een
nauwkeurige kansberekening nooit of te
nimmer meer in handen zal komen* gevoel
ik grooten lust uw voetstappen in deae be
drukken
Bij het leenen van boeken schijnen we een
geheel andere wijze van eerlijkheid er op na
be houden, dan bij alle mogelijke andere ge
leende zaken. Als iemand, door een regen
bui overvallen, een parapluie van ons ge
leend heeft, geeft hij die spoedig en zonder
feil terug; leenen we iemand, die in oogen-
blikkelijke geldverlegenheid verkeert, die
bijv. zijn beurs vergeten heeft bij zich te
steken, eenig geld, dan krijgen we het
meestentijds terug; maar geeft iemand,
die een hoek van ons geleend heeft, ons dit
behoorlijk op tijd terug, dan moet hem zulks
als een zeer deugdzame en loffelijke daad
aangerekend worden.
Boeken, zegt Ian Maclareu, schijnen niet
als eigendom aangemerkt te wordentenzij
ze toevallig door u gekocht en betaald zijn
of nog bij den boekhandelaar voor de ramen
liggen. Behooren ze aan uw buurman, dan
verkrijgen ze langs den een of anderen ge-
heimzinnigen weg het brevet van gemeen
schappelijk voed, en mochten ze in uw han
den geraken, zoo schijnt er geen de minste
noodzakelijkheid te bestaan ze weer aan den
rechtmatigen eigenaar terug to bezorgen.
De aanblik van eens andemnans jas, vi
sitekaartenboekje, portefeuille, portemon-
naie door den eigenaar per abuis achter
gelaten agiteert en hindert u en ge weet
niet hoe gauw ge een gelegenheid ruit te
baat nemen om het verdi-^lde voorwerp
weer ter plaatse, waar het behoort, terug te
doen bezorgen. Maar >odra het een boek
geldt, springen we op de meest eigend nke-
lijke, op de meest plichtmatige wijze met de
eigendommen onzer medemenschen om. We
verwaarloozen ze, we vernielen ze, wo ge
ven ze weg, we verliezen ze uit het oog,
kortom, we doen er alles behalve het
geen er mee gedaan moet wordenze op tijd
en onbeschadigd weer aan den rechtmatigen
eigenaar ter hand stellen.
De naamplaatjes, waarvan hierboven ge
waagd is, dateeren uit een tijd. toen de boe
ken nog waarde hadden, -óóvcel waarde,
dat tuen het wcnschelijk achtte ze aan de ta
fel of den lessenaar, waarop zij geplaatst
waren, vast te ketenen-
Als een overblijfsel van deze voorzichtige
gewoonte vindt men nog heden ten dage in
de librije" van de Groote of St.-WaJpur-
giskerk ia Zutfen 333 boeken meest uit
de 15de en 16de eeuw c'swede e enige
handschriften, die, op 18 middeleeuwsche
lectrijnen geplaatst, aan ijzeren ketenen
vastgeklonken zijn, welke ketenen verbonden
zijn door een ijzeren staaf, die met een slot
aan den lessenaar vastzit. Men zou uit de
zen maatregel mogen afleiden, dat het ter
boekerij opgaand publiek in die dagen geen
onbepaald vertrouwen genoot 1
Andere tijden, andere zeden. Wij stellen)
vertrouwen in do eerlijkheid onzer mede
menschen enschieten er onze boeken bijl
in. Zullen we, aldus geschokt in ons ver
trouwen, weer tot het aan ketenen leggen,
onzer boeken moeten overgaan, of ze weder'
van dreigende naamplaatjes voorzien? Of!
ons scharen aan de zijde van John James
Jones, „die zijn boeken niet uitleende?" Ofl
staat er een humaner, een waardiger weg
voor ons open om onszei ven en anderen te
overtuigen van de waarheid, dat het niefc;
teruggeven van een geleend boek gelijkstaat
met bet wederrechtelijk in bezit houden van
elk ander ons niet behoorend eigendom?
JtLet nut der zangvogels.
„Leert eerst het leven der vogels nauw
keurig kennen, indien gij ze met goed gevolg)
beschermen wilt."
Met deze woorden opent de bekende vo
gelkenner en -liefhebber prof. dr. - .ebe zijn
„ornithologische schriften", waaruit voor
den vogelliefhebber veel belangwekkends te
leeren valt, evenals uit dr. Qloger's ge
schrift „Vogelbescherming!" Uit beide dee-
len, het eerste door dr. med. Hcnnicke, het
tweede door dr. Karl Ruaz en Bruno Düri-,
gen opnieuw met zorg bewerkt, deel en we
hier een en ander mede.
Prof. Liebe, die reeds als kind bij „vader
Brehm" aau huis kwam, wiens grootsche,
verzamelingen zijn liefde tot de vogelenwe
reld wekten, had later gelegenheid deze
kennis meer en meer uit te breiden, eerst
aan de universiteit, later bij zijn geologische
studiën, die aanleiding gaven tot allerlei on-j
derzock Lngstochtc n in do vrije natuur. Door i
zijn vriendschap met Albert Brehm werd hij I
in do „ornithologische vereeniging* ingo-j
leid en gaf hij de groote kennis, die hij go-
gaard had, in hot openbaar in het licht. 1
Ontelbare prooven met levende vogels stel-J
den hem in de gelegenheid deze van nabij'
gade te slaan in hun huiselijk leven, waarbij j
zijn vrouw hem ijverig ter zijde stond; toé)
200 vogels toe waren soms in de verschik!
lende kamera hunner woning verspreid.,;
Ook in dr. Ologer's boek vindt men korte en
nauwkeurige mededeeiingen over de ver-!
schillende vogels, hun leefwijze, hun nut en
schade en do maatregelen tot vogelbescher
ming.
Prof. Liebe ziet de vogelbescherming ook
van de ideale zijde; hij heeft de vogels lief
om hun zijn en hun zang alléén reeds en(
wenscht vooral de jeugd tot bondgonoote te;
werven voor hun bescherming en in de jeugd
te wokken dien zin voor barmhartigheid on
milddadigheid, die bevrediging schenkt.
Maar in onze dagen, nu het nuttigheide-
begrip zoo hoog goöerd wordt, wijst hij
voornamelijk op bet „nut" der zangvogels
en daardoor ook op het „nut" der vogelbe
scherming.
Eenige voorbeelden zullen het nut dezer
kleine zangers in hert licht stellen, want
juist onder hen worden de meeat nuttige
vogels aangetroffen.
Men heeft berekend, dat één enkel goud
haantje dagelijks in gevangenschap gemid
deld 1000 mierpoppen verteert; d-i. dage
lijks meer voedsel in gewicht dan zijn eigen
zwaarte. In plaats van miereneieren zoekt
de vógel in vrijheid vlindereieren, bladlui
zen, rupsjes en kleine insecten tot 3 1/2 rnil-
lioen jaarlijltf
Daarbij kSfct nog, dat de goudhaantjes,
evenals de winterkoninkjes en vele andere
kleine vogels, een talrijk kroost uitbroeden.
Eén paar goudhaantjes brengt ieder voor
jaar 8—10 jongen groot; aan dit kroost
brengen boide ouders ieder uur 36-maal
voeder in het nest; d. i. 587-maal per dag,
dus kan men nagaan welk een ongehoord
aantal schadelijke dieren door iedere familie
dezer vogels in één denuenbosch verdelgd
worden.
Voor rekening van de pimpelmees wor
den tot 15- h 20,000 nonnenrupjes gesteld,
dat is 6 1/2 millioen per jaar. Ieder paartje