LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 28 MAART. - TWEEDE BLAD.
Anno 1903
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
No. 13220
In een kraiskopje „Doet naar mijn woor-
zogt De Maasbode:
I. Toen do Nod. R.-K, Volksbond p&e
is opgerioht, begaven zijn voormannen
ch meermalen op volkameebings met b o-
listisohe sprekers in debat.
De ervaring deed hon van zruLke fcwisfcge-
pakken afzien.
Ondetr meer, omdat de Booialiafc placht te
pi ice eren op de wijs, die hij verkoos,
ijl dupliek niefc werd toegestaan. Hij had
ch hefc laatsto woord...
II. In de ,,Jeruel"- en dito mocbings van
•a laats ten tijd eisohtcm do socialisten met
L rumoer hot recht van dupliek-
in het Rotterdamsoh „Verkooplokaal"
oorde Samson hot publiek aan om henen
gaan, toen het beide partijen had go
rd, em geen eenzijdige repliek af te
ichton...
[II. In do Leidsolrc Stadszaal sprak dezer
gen do soialisbisoho mr. Mondeis, die
ot den antirevolutionairen heer Hudz-in-
werd beantwoord.
Mr. Mendels nam wèl het woord voor re
liek, hetgeen zijn tegenstanders deed op-
mn on heengaan.
Alsfcoan noemde de social isbisohe spreker
fc (we volgen hot verslag van hot Leidseh
ar/blad): „een grievende behandeling",
n „laffe daad", die „het lage gehalte"
dit deel der toehoorders aantoonde...
Slotsom: de sooialisten oischen voor zioh.
n vrijheid, die zij anderen niet gunnen;
ikon voor zich aanspraak op een hou-
ng, welk© zij in anderen laken.
Is nu mot ziilke lieden een eerlijk verga
ren mogelijk
In eon asterisk ,,De liohtingen" zogt
j Standaard;
Ieder gevoelt, hoe bittor hard het is voor
miliciens, dio extra zijn opgeroepen, dat
door het wanbedrijf der stakers genood-
akt worden, een tijd, dien ze anders rus-
3 thuis hadden kunnen doorbrengen, nu
moeten doorbrengen in de kazerne.
Van harte hopen we dan ook, dat 6poedig
ontspanning in den toestand zoo bcslis-
nd moge worden, dat aan dezen last voor
•n een eind kom©.
Andere liohtingen op te roepen, gedoogt
wet nu eenmaal niet.
Doch bovendien, onze miliciens mogen
uit het oog verliezen, dat zij, in andere
aden levende, veel, veel langer onder de
apenon hadden moeten blijven, dan nu
;t inbegrip van deern extra-diensttijd het
val 1b.
Hier blijven do miliciens 81/2 maand, of
©gstone 12 maanden, onder d© wapenen;
België, DuitschJand, Frankrijk, enz. 2-1
36 maanden. -
Stol dus al, dat ze thans drie maanden
tra moeten dienen, dan zou dit nog
•hts ll 1/2 h, 15 maanden zijn, on dus
jd nog belangrijk minder dan el der a
Bij ons is de dienst zooveel mogelijk vor-
irfc.
Maar juist die korte dienst brengt dan
onvermijdelijk niet zioh, dat in bniten-
wone omstandigheden, oproeping van
•rlof zijnde miliciens eerder moet voor
men dan in hot buitenland.
De ArnJiernsche Courant zogt naar aan-
Iding van het boven staande
Moot nu zulk een lcuterpnaatj© tor rcoht-
/irdiging dienen, niet van hot op roe
in, maar van het onder de wapenen
ouden der lichtingen? Voor dit laatste
in nu toch waaldijk „het wanbedrijf der
ikora" niot meer tor rechtvaardiging
men. 'fc Is de vraag alléén,of nu ,,d© ont-
-inning in don toestand" inderdaad nog
et „zóó beslissend" is om aan dien wer-
■lijk drukkenden „last" voor do man-
aappen dier Liohtingen een einde te kim-
•n maken?
Maar niot aan die lichtingen alléón wordt
tar het handhaven van den abnorroalen
stand een „last" opgelegd. Ook aan do
■hting 1903, die, na de inlijving met ver-
f naar huis gezonden, niettemin haar
1/2 maand tot eerste oefening onder de
tpenon zal moeten zijn, tenzij, wat wel
niemand gelooft, de tegenwoordig® Minister
van Oorlog voocr haar een nog kortoren eer-
Bte-oofeaningstdjd voldoende mocht achten.
Dat voordeel van den korten eersten
diemat, waarop De Standaard wijst, wordt
al zeer denkbeeldig, zoo omstandigheden als
die van het oogenblik zoo „buitengewoon"
geadht woerden, dat daarom dit voordeel
we or kan ontnomen worden. Maeur in an
dere landen blijven do manschappen veel
langer onder de wapenen 1 zegt De
Standaard. Een 6chralo troost vocxr Neder-
landsche jongens, die volgens de wet met
81/2 maand eerste oefening kunnen vol
staan.
Het Dagblad van Noord-Brabani toont
zich geen bewonderaar van het v a o o i n ©-
wetje. Het zegt
„Op dit punt zijn wij, Katholieken, hot
met de antirevolutionaire bondgenooten niet
eens. Wij zijn van oordeel, dat men ge
rust alle menschel ijkc middelen mag aan
wendon om een ziekte te voorkomen, en daar
de inenting ons toeschijnt in het algemeen
belang te zijn, omdat zij pokken-epidemieën
tegenhoudt, achten wij den Staat volkomen
gerechtigd om iedcren Ncderlandschen bur
ger te dwingen zich te laten inenten.
Vandaar, dat wij ons nooit tegen den
zoogenaamden vaccdne-dwang hebbon ver
zet
Maar of wij nu niets of iets gevoelen, van
den vaccine-dwang, dat komt er in dit ge
val minder op aan.
Voor de antirevolutionairen bestaat de
dwang, en ze hebben het recht opheffing
er van te verwachten van deze Regeering.
En wij mogen hen hierin niet dwarsboo-
men, mits het algemeen belang er geen
schade door lijdt.
Mits er geen gevaar ontsta voor een pok
ken-epidemie."
Het blad vraagt, hoe de duizend kinderen
van gomoedsbezwaarden onderwijs sullen
krijgen, waar slechte zéér weinig schoolbe
sturen vrijstelling van het inentings-voor-
schrift zullen vragen
„De antirevolutionaire pers ziet er zelf
weinig licht in, en begroet het nieuwe ont
werp dan ook met weinig warmte.
De liberale bladen vallen er heftig tegen
uit.
Wij kunnen voorloop ig volstaan met een
„voor-kennisgoving-aangenomen". De Mi
nister hebbo onze erkenning, dat hij recht
heeft op een wetje als dit en dat wij hem
niet z; llcn dwarsboomen, indien ons vol
doende blijkt, dat er geen gevaar dreigt voor
het algemeen belang."
De Nieuwe Courant wijst op hot gevaar,
dat de zegon der vaccinatie door het wets
ontwerp van dr. Kuypor tot beperking van
den vaccinedwang zal worden ingekrompen
of verkort en dat daardoor voor de inge
ente kinderen een gevaar zal ontstaan, dat
tob nu toe afwezig mocht worden geacht.
Veel ernstiger evenwel ia de vrees van liet
blad:
„dat, wordt do wijziging wet, do zegen
rijke werking der vaocine voor de volksge
zondheid zal worden beperkt. Mot allen eer
bied voor den ernst der gemoedsbezwaren,
mag worden geoonsbateerd, dat do beweging
tegen den vaocinedwang in den loop der
jaren meer en meer het karakter eener zui
ver antirevolutionaire actie is gaan ver-
toonen. Mag van onontwikkelden verwacht
worden, dat zij terdoge onderscheiden, dab
deze beweging uitsluitend gericht is togen
den vaccine-dwang en niet tegen de vaccina
tie? Ja, mag dit eigenlijk wel als vaststaan
de worden aangenomen? En is liet niet ge
oorloofd te voorspellen, dat de kleine luy-
den van antirevolutionairen huize, is maar
eenmaal de zijdolingsohe dwang opgeheven,
die hen tot het laten inenten hunner kin
deren bewoog, er een eer in zullen stellen
van hun gocd-calvinistischo gezindheid
openlijk blijk te geven door hun kinderen
voortaan de veel gesmade kunstbewerking te
onthouden? Ongerekend nog lakschheid, on
verschilligheid, vergeetachtigheid.
Die vrees lijkt ons verre van hersenschim
mig. De minister Kuyper stelt het voor, als
of zijn ontwerp alleen maar ten gevolge zal
hebben, dat het duizendtal ongevaccineerde
kinderen, hetwelk thans van schoolonderwijs
verstoken moet blijven, bot de bijzondere
Bchool zal worden toegelaten. Men luistere
daarnevens naar een andere stem.
Het ia die, welk© rich hooren liet in het
blad der heeren Staalman en De Vries, De
Christen-Democraat. Hoezeer hon ook het
partij-verband knelt en perst, niemand zal
ontkennen, dat-, op het stuk der vaooinatie,
dj antirevolutionair rijn als de beste. Het
ontwerp gaat hun dan ook lang niet ver ge
noog. Welnu, weet men wat zij verwachten
als practi6ch gevolg van het voorgestelde,
volgens hen overigens onbevredigende en be
ginsel loozc wetje?
„Wij zijn vast overtuigd, dat aanstonds
bij het in-werking-treden dezer wet, aan bij
na alle scholen met den Bijbel, voor onge
veer alle kinderen ontheffing zal moeten
worden verleend.
„Honderden on nog eens honderden ouders
uit de volksklasse, die hun kindoren laten
vaocineerën, doen dit allèèn en uitsluitend
omdat zij moeten.
„Zij weten nu eenmaal, dat de kinderon
niet naar 6chool kunnen, wanneer voor hon
geen „vacoinebewijs" kan worden overge
legd daaraan zijn ze zóó gewoon geraakt-,
dat alleen dit de reden is, waarom zij ze
laten inenten.
„Bijna geen enkele moeder uit de arbei
ders-klasse zou er aan denken haar kind
bloot te stellen aan het gevaar voor ern
stige ziekte, volgen haar stellige overtuiging
verbonden aan do vaccinatie, wanneer niet
de wet onverbiddelijk haar voor de keuze
stelde: of vaooinceren of uw kind zonder
onderwijs laten.
„Vertrouwen in de vaccinatie tot bovoili-
ging tegen de pokkon bestaat bij verreweg
de meesten óf in 'fc geheel niet óf in zóó ge
ringe mate, dat men er niot het minste ge
vaar voor wensoht te riskceron.
„AJgemeeno ontheffing van de verplich
ting zal dus weldra hefc gevolg zijn aan alle
Soholon met don Bijbel"."
De Nieuwe Arnhemsche Courant schrijft
over hot vaoornewöfcjo:
Wat cms aangaat, eern nauwgezet onder
zoek van wat gedurende de jongste pokken-
epidemaën in Engeland van de zijde dor
anfci-vacöinc-mannon is medegedeeld, heeft
de overtuiging versterkt, dat het onverant
woordelijk zou zijn Nederland aan eenzelfde
gevaar bloot te stellen. Want zoo onschuldig
als het wetje ar uit riot, is het niot. Wat
thans voor de bijzondere school wordt toe
gestaan, moot, wil mön niet schromelijk on
billijk handelen, vroeger of later tot de
openbar© school worden uitgebreid. En aan
drang daarfcoo zal hefc niot ontbreken. Do
„klodno luyden", waarvan De Tijd gewaagt,
wior kinderen de openbar© school bezoeken,
zullen, onder leiding van invloedrijke te
genstanders der vaccine, er gemakkelijk toe
te brengen zijn vrijstelling ook voor hun
kinderen te vragen, en deze verzoeken,
waarvoor de vrcee voor achteruitgang van
heb aanbal leerlingen ndot geldt, en die niet
do morleworloiaig van öchoolbcwtu u r of
schoolhoofd behoeven, zullen don Minister
wól boroiken.
Hefc gevolg zal zijn een kunstmatig opge
wekte, krachtige agitatie, waartegen do Mi
nister, wil hij zijn aanhang©)© niet teleur
stellen, op don duur miert bestand zal zijn.
Intussöhon, wij hebben goede hoop, dat
ons Parlement dezen aanslag op de volks
gezondheid zal weten t© beletten.
De Stichtsche Courant is, niet uit ge
moedsbezwaar noch op grond van een me
disch bezwaar, togen do verplichte vacci
natie voor schoolgaande kinderen, maar op
gTond van een staatsreohborlijk bezwaar. Zij
ontkent, dat do overheid te beschikken heeft
over ons li oh aam, en vooral in con zaak als
deze, waarvan het nut volgons haar meer
dan twijfelachtig is en waaraan groot© ge
varen verbonden kunnen zijn. Volgens den
eisdi van het beginsel moest dan ook de
heele dwangbepaling kortweg rit de wet ge
schrapt worden. Natuurlijk moet echtereen
coalitiekabinet rekening houden mot de ge
voelens dor Roomschcn; daarom is geen
principieelo beslissing voorgesteld.
Van wat nu voorgesteld wordt gevoelt het
blad het bezwaar wed, vooral voor kleine
plaatsen.
„In groot© steden zouden desnoods per
sonen van dcealid© beginselen, die daarbij
tegenstanders dar vaccinatie zijn, gemeen-
sohappebjk eon echoed kunnen opriohten.
Maar op kleiner© plaatsen zijn tij afhan
kelijk van do goedwilligheid van het school
bestuur.
Waar echter de bestuurders onzer soholon
als amta-revolutionairen tegenstanders zijn
van het oefenen van dwang door do ovor-
hoid, daar mag verwacht worden, dat zij
ook zolf dan geen dwang zullen willen oefe
nen. En van de ouders, die voor hun kin-
doren van onze soholon gebruik maken,
mag op dion grond hetzelfde verwacht wor
den.
Groot© dwaasheid achten we dan ook wat
een liberaal blad nu reeds sdhreof, dat n.l.
vele voorstanders van bijzondor onderwijs
In con moeilijk dilemma zullen komen, n.l.
óf hun kandoren (naar hun inzien) geeste
lijk te laten besmetten op de openbare
school, óf lichamelijk op de bijzondere.
Al gelooven die ouders toch zolf in do
deugdelijkheid van het middel, zij zullen
weten, wat door den hoor Lohmon zoo her
haaldelijk is opgemerkt-, maar wat dit blad
nog niet schijnt te weten, n.l. dat nimmer
ln de vorste verte is aangetoond, dat een
ongevaccineerd kind gevaarlijker is voor
rijn omgeving dan een kind, dat wel gevac
cineerd is. Ja, wanneer die ouders grioo-
ven, dat de vaccinatie inderdaad een voor
behoedmiddel tegen de pokken is, dan zul
len ze modelijden hebben met niet-gevacci
neerde kinderen. Maar voor hun eigene
VTcezon zo dan niet, want die zijn iminors
gevaccineerd, en dus „voorbehoed"
Daarenboven wordt voorgesteld, dat bij
het uitbreken van een pokkenepidemie de
ongevaccineerde kinderen tijdelijk van do
school verwijderd zullen worden."
Na toegejuicht te hebben, dat bij alge-
meonen maatregel van bestuur de wijze,
waarop de vaccinatie moet plaats hebben,
cal worden vastgesteld, zegt hot blad te ho
pen, dat hot wetje spoedig zal worden be
handeld cn aangenomen.
Het Centrum zegt, dat het sommigen
velen wellicht nog altijd moei1 ijk valt te-
genovor het inontingavraagstuk eon geheel
objectief standpunt in to nomen en het t©
beschouwen in den eenigen zin, waarin het
beschouwd meet worden: als modisoh
vraagstuk. Enkel de wotcnscliap diont
hior aan hefc woord te komen en wanneer
haar uitspraken do vaccinatie on zelfs de
gedwongen vaccinatie oischen, heeft men
zich, in heb algemeen belang, daaraan te
onderworpen
Maar er rijzon ook andere bezwaren, n.l.
van lieden, die tegen de inenting dezelfdo
bedenkingen opperen als tegen de assuran
tie. En op hen zij het niet uitslui
tend op hen heeft do Minister bij hot
ontwerpen van zijn wetsvoorstel hot oog
gehad. Dat bewijst do opheffing van do
vorplichte vaccinatie alleen voor do bijzon
dere, niet voor do openbare scholen. Als do
dwang niet geoorloofd, van medisch stand
punt niet wenschelijk is, dan behoort hij
voor allo scholen opgeheven te wordenin
hot tegenovergestelde geval voor alle
gehandhaafd. Foitolijk houdt de Minister
alleen rekening met de „gemoedsbezwaren"
ton opzichte van do vaccinatie, en daarin
ligt het zwakke punt van hefc voorstel, wijl
deze bezwaren hier niot op haar
plaats zijn en feitelijk geen bezwaren
mogen zijn. Dit klemt to meer, daar de
Rcgeoring van den anderen kant toont, do
beteekeni8 der vaccinatie geenszins te onder
schatten, door voor te stellen opschorting
der onthoffing bij pokken-epid -mie on door
bij algemeenen maatregel van bestuur voor-
6ohrifton te willen vaststellen om een goede
toepassing der vaccinatie te bevorderen
Had de Minister zich tot dit laatste be
paald, dan zou hefc voorgedragen wetje on
getwijfeld vrij alge. ene instemming heb
ben gevonden. De gevaron, die de vaccina
tie oplevert, kunnen, zooal niet uitsluitend,
dan toch voornamelijk te wijten zijn aan de
wijze van vaccineeron, aan het onvoldoendo
dor voorschriften.
De Minister heeft hier het terrein betro-
don, waarop mannen van allo richting elkan
der kunnen ontmoeten. De medis-hc, weten
schappelijke zijde van het vaccine-vraag
stuk moet meer en beter worden bestudeerd,
zonder dat men zich daarbij laat leiden door
partipri8 of stokpaardjes van welke soort
ook. Door een zeker „.prerogatief" te wil
len soheppen voor de leorlingen van bijzon
dere scholen is de quaestie vorploatst,
dreigt een hinkend stelsel te ontstaan, dat
verschillende bedenkingen uitlokt en tot
ernstige inconveniënton kan aanleiding go-
ven. De overwegingen, aan dc leerplichtwet
ontleend, bieden daarvoor geen voldoenden
grond, en evenmin de verwachting, dat „hot
bijna duizendtal kinderen, dat thans blijkt,
door den vaccinedwang van dc school ge
weerd te worden, voor dc school (zal) zijn
gewonnen." Do bezwaren, die daartegen
over staan, en het oordcel - in verreweg do
meest© medici leggen voorshands meer go-
wicht in do schaal.
Wij voronderstellen dai ook, dat dit ont
werp van minister Kuyper evenmin groote
kanson op aanneming biedt als het voorstel,
door den heer Lobman veertien jaren gele
den ingediend. Beperking van dcji vaccine-
dwang zou, naar onzo meon' alleen bo-
hooren te geschieden op me .lisclie gronden,
waartoe het Namerlid voor Br. .kelen, de
heer Do Waal Malcfijt, anderhalf jaar ge
leden den weg aanwees. In een referaat, uit
gesproken op de algcmcenc vergadering van
don Bond tegen vaccinedwang, te Rotter
dam gehouden, opperde dezo afgevaardigde
vragenderwijze het denkbeeld, in do wot to
bepalen, dat, wanneer er zoolang ccn go-
nccsheor mot het oog op den algemeenen ge
zondheidstoestand van con kind inenting
ongeraden acht, van do bepaling in artikel
17 vrijstelling moet worden verleend.
Voor een dcrgclijko regeling zou ongetwij
feld veel te zoggen zijn, cu wij golooven, dat
zij Ln ruimeren kring bijval zou vinden, dan
met do thans voorgestelde ietwat halfslach
tige wetswijziging het geval is.
Do heer H. Spiekman heeft in De Kro
melc reeds eon paar maai ovor 1 o o d w t-
fabrioken geschreven. Do lozer woel,
hoe gevaarlijk de arbeid op diio fabrieken
is, boo or steeds gevaar voor loodwit-vor-
giftiging bestaat on lioo daarom bijv. op het
Fransoh© Marine-departement onlangs hot
gebruik van loodwit geheel verboden word.
De heer S. signaleert hot werken in loodwit-
fabrioken dan ook als een „moorddadig be
drijf."
Verder zogt liij:
„De meest opvallende eigenschap van hot
personeel is in do coral© plaats hot groote
verloop onder hen. Do meesten werken er
maar heel kort, wijl zo gewoonlijk reeds na
eonigo maanden onder doktoorsh.mdon ko
men, on dan van de fabriek vandaan me
ton blijven. Maar or rijn zoovolen, die, wan
neer ze zoogenaamd weer „genezen" zijn»
toah weer hun toevluoht moeten nemen tot
do fabriek, om ten slotte toch weer opnieuw
door h©fc vergif overweldigd to worden, en
naar het ziekenhuis vervoerd moeten wor
den.
Ik heb reeds opgomorkt, hoo tijdens don
arbeid do vergiftiging met loodwit plaats
grijpt: zoowel bij natte als bij droge bewer
king oefent het loodwit zijn vernietigende
werking uit.
Ik kan hier al de staaltjes van vergifti
gingsverschijnselen, die in do laatste maan
den zijn gopublioeerd, niot horiialen. Hot ia
een feit, dot dc Rottordamsoh© loodwifcfa-
briokon berucht zijn ondor cle Rottordi i-
sche arbeiders, wegens de treurige gevolgen,
dio zich daaruit voordoen. Daar gaan man
nen binnen, die verheugd zijn, eindelijk ar
beid gevonden te hobban, maar dio hefc maar
al te spoedig weer moeten opgeven... Licha
melijk geknakt worden zo, on wanneer ze
dan niet vrijwillig heengaan, komt spoedig
de tijd, dat do fabrikant hun do deur wijst
hij kan natuurlijk geen zwakke werk
lieden gebruiken
Do geneesheer schrijft vóór: vcol molk en
veel vet gebruiken. Zeker, maar de loonon
varieorem van 8 tot 10 per week, e.. hoe
kunnen nu clóarvoor do worldioden extra-
molk en oxfcrarvotto voeding bekomen
't Is immers een bespotting 1
Gezondheids-maatregelen worden er wol
genomen; maar doze kunnen niet vol
doende zijnMaar toch zou hierin méér
gedaan kunnen worden dan nu is voorge
schreven.
Zoader Mosder.
Dat een heer geheel ln een boek verdiept
s, of ginds twee deftige kaalhoofdigen met
'tte vesten en zware gouden kettingen zich
rm maakten in een politiek gesprok, was
or hom geen reden tot vrijstelling. Hum-
rey zag er niet tegen op, iemand een eind
achtervolgen, of een ander in zjjn gesprek
storen, of weer Iemand anders uit zijn
tuur op te schrikken. Het onvermijdelijke
oeden avond" weerklonk telkens door de
mer, en deed onophoudelijk het hart van
Everard krimpen van angst; onverètoor-
ar strekte de kloino hand zich telkens uit.
'.'ogenblikken van onbeschrytiyke tormenten
iren het voor zyn vader, wiens angstig©
k hem gestadig volgde; vooral wanneer
zq of gene met het kind een oogenblik
aatte en neg eons om zjjn vorgissing lachte.
„Je dacht dus, dat jo een troep wildon
udt zien, Humphrey?"
,Oom Charlie heelt het verteld," luidde het
woord.
Sir Everard had een gevoel, of hy op
iden stond. „Nog maar dertien," troostte
zichzelf. Maar het was een schrale troost,
rDan is je dat zeker leeiyk tegengevallen,
it waar, kleine man?" vroeg de volgende,
wyi hy hom de hand gaf.
8Nou, of hetl" stemde Humphrey toe,
hoeren met zwarte jassen is niets by-
aders te zien."
,Nog maar twaalf," dacht de baronet.
»Dat was zeker een grap van oom Charlie t"
zeide een vriendeiyke oude papa op vergoe-
lykenden toon, on sir Everard stampte op
den grond van zenuwachtigheid.
„Een flauwe mop," zeido Humphrey; en
in zyn hart stemde zyn vader hiermede vol
komen in.
Eindeiyk was het gedaan. Juist toen de
gangklok sloeg, was het laatste „goeden
avond" gezegd; met een gevoel van onbeschryf-
lüke verlichting zag sir Everard het kleine
figuurtje verdwUnen. Maar voor den ganschen
avond was zyn stemming bedorven. Gedurende
het diner merkte men op, dat hy stil was
en voortdurend verstrooid; en het was opgo-
vallen, dat hy zelfs geen woord over zyn
overleden vrouw had gerept. Hy was dank
baar, toen de gasten opbraken, want hy
gevoeldo zich Diet moer geschikt voor gezel
schap.
Hy kon niet over zich verkrygon, de slaap
kamer der kinderon voorby te gaan zonder
een oogenblik naar kleinen Miles te zien. Hy
sliep rustig, maar in het andere bed hoorde
hy Humphrey bittor huilen.
Sir Everard legde zyn hand op de deken,
maar deze werd styf vastgehouden, en de
bruine krullebol hield er zich onder verborgen.
„"Wel, Humphrey, myn kleine man, wat
scheelt er aan, waarom heb jezoo'n verdriet?"
Eenige onverstaanbare geluiden waren het
eenige antwoord; maar eindeiyk verstaat do
vader tusschen de overvloedige snikken: „dat
Humphroy bang was, dat oom Charlie naar
de hel zou gaan, want hy had zulk een
vreeselyke leugen verteld, en Humphrey
vond het zoo verschrikkeiyk, dat hy er niet
aan kon denken."
Toen sir Everard den volgenden morgen
aan het ontbyt zat, werd er aan de deur
geklopt en trad Yirglnie binnen. Zy ver
zocht hem, Humphrey eens terdege te be
straffen voor de deugnietery, die hy zelf
bedreven had en waartoe hy Miles had over
gehaald.
Met oen ontevreden gezicht hoorde do baro
net haar aan. Het verzoek, dat de gouver
nante hem deed, was hem zeer onaangenaam,
en hy willigde het ongaarne in. Gedurende
den korten tijd, dat hy zyn kinderen zag,
was hy zoo biyde, als hy ze geheel loven
en blyhoid zag; en hy kon het moeiiyk van
zich verkrygen, een wolk op die vrooiyk
stralende gezichtjes te voorschyn te roepen.
Hy stond op en begaf zich naar do kin
derkamer. Toen hy binnen kwam, zat Hum
phrey op het kozyn met zyn beenen bulten het
raam, tot groote ontsteltenis van zyn vader,
die liem niot by zyn naam durfde roepen,
uit vrees, dat de jongen van schrik naar be
neden zou storten. Toen deze echter den
voetstap hoorde en dien onmlddeliyk her
kende, sprong hy aanstonds van het kozyn
af en huppelde naar zyn vader.
„Wel, beste Humphrey, waarom ben je
van morgen niet op myn slaapkamer geweest,
om my met kleeden to helpen?" vroeg deze,
terwyi hy hot aardige gezichtje kuste.
Humphroy keok heel verlegen. „Yirglnie
wou me niet laten gaan, papa," antwoordde
hy byna fluisterend; „ze dacht, dat dit een
goede straf zou zyn."
Het was een beste gelegenheid, on sir
Everard gevoelde, dat hy die niet mocht laten
voorbygaan.
„Straf?" vroeg hy zoo ernstig mogeiyk;
„dat spyt my, Humphrey, te moeten hooren,
dat je straf hebt verdiend. Wel, wat heb je
voor kwaad gedaan?"
Humphrey keek van de zoldering naar den
grond, en van den grond weder naar de
zoldering. Mot een gezicht, zoo oprecht, dat
sir Everard er geen oogenblik aan kon twy-
felen (hy wist trouwens, dat Humphrey nooit
loog) antwoordde hy: „Ik weot het niot meer
Juist, waarom het was, papa."
Papa had de grootste moeite, om niet to
lachen. „Welk nut zou het hebben," dacht
by, „dat kind te straffen? Hy weot zelfs niot,
waarvoor hy zyn straf zou ontvangen."
„Wacht eens," riop Humphrey, dio in een
nadenkende houding voor hom stond, „mis
schien zal ik het my onmiddeliyk herinnoren."
Ze op de vingers natellende, liet Humphroy
ln zyn gedachten al zyn misdryven van de
laatste twee dagen de revue passeeren; zyn
vader, die zag, dat het een respectabolo reeks
was, nam hom by de hand en bracht hem
naar de ontbytkamer, waar by zich aan
tafel zette.
„Wel, Humphrey?" vroeg hy, terwyi hy
zich een broodjo smeerde, „ben jo er nog
niet achter?"
„Neen, ik kan er niet opkomen," ant
woordde de jongen 6tellig, „maar ik geloof
zoker, dat Yirglnie hot nog wel zal weten.
Zal ik eens gauw naar boven loopen en hot
haar nog eens vragen?"
Sir Everard vond het geval in 't eerst zeer
vermakeiyk, maar verloor nu toch zyn geduld.
Het scheen hem een hopelooze taak, op
Humphrey ooit eenigon indruk te maken. B(J
besloot echter, thans daartoe nog oens een
ernstige poging aan te wenden. „Neen, dat
behoeft niet, Humphrey," zeide hy met het
strengste gezicht, dat hy kon zetten; „ik
denk, dat ik je wel wat er van zal kunnen
vertellen. Ga hier zitten."
Humphrey verschoot van kleur; de strenge
stem van zyn vader had hem doen schrikken,
en br.ng gehoorzaamde hy. Eer. oogenblik van
pyniUko stilte
„Het spyt my zeer, van Vlrginie to moeten
hooren," begon sir Everard, die ondortusschon
eon zydclingschen blik op zyn zoontje wiorp
om zich to overtuigen, dat dozo naar hom
luisterde, „dat jo
Hy onderbrak zyn zin, want hy zag, dat
Humphrey's blik gericht was op do kraan van
den bouilloir, waaruit het water root een heel
bescheid.n straaltje op de tafel stroomde.
„Luister jo naar my, Humphrey?"
„Pas op!" luiddo het eenige antwoord van
den jongon, dio van zyn stoel was gespron
gen, „pas dan toch op, papa, draait u do
kraan om; kyk eens, kyk eens, papal"
Er wsa niets aan te doen, sir Everard
moest zUn philippica onderbreken en op hot
water letten, dat over de tafel vloeide; de
Bchaterlach van den jongen was zoo aan-
stekoiyk, dat hy hot niet meer kon uithouden,
en er eensklaps hartoiyk meo instomdo.
„Ik geef het op," joide hy tot zichzelven;
„het is onmogoiyk, op een zoo dartel schep
seltje eenigon Indruk te maken."
Sir Everard herinnerde zich, dat Miles al
dion tyd zyn geliefd gozelschap moest missen;
hU deed Virginie komen, en doze gaf hy
order, den „kwajongen" geen oogenblik uit
het oog te verliezen, en als hU nog eens
kattekwaad uithaalde, hom onmiddeliyk er van
in kennis te stellen.
Humphrey toonde zich heel rouwmoedig
zoolang het gosprok duurde en beloofde plech
tig, dat hot nooit moer zou gebouren.
„Tot den volgenden keer," zeido do baronet
lachend, on daarna beval hy hem, met zyn
broertje te gaan spelen.
Wordt vervolgd.)