N2. 13196. -- - Derde Blad. 28 Februari 1903. V Sciieis uit de Rechtzaal. De majesteit der liefde. Stal is het schier altijd in de rechtzaal, deftig stil. Het inag er niet anders dan 'stil zijn. Daarom die loopers, die het ge buid der voetstappen van deurwaarder, bo lde, advocaten en getuigen moeten dempen; 'daarom die zware gordijnen voor de dcu- iren, opdat elk geluid van uit de aangren zende wachtkamer zooveel mogelijk ge- ismoord worde. Stil is het ook nu in de rechtzaal. Stil- ler nog dan anders. Er hcerscht meer dan stilte, er heerscht spanning, een strakke spanning van oplettendheid. Do niets-doeners op de publieke tribune met hun wreede, brutale of lummelachtige .gezichten, die anders niet dan met moeite iin toom kunnen gehouden worden, ver- leischen niet langer do oplettendheid van [den bij hen gepostcerden rijksveldwachter. Zij denken er thans niet aan luidruchtig te 'worden of elkanders aandacht te vestigen op bekendo getuigen en beklaagden. Ook de aanwezige advocaten houden zich bedaarder dan anders wel het geval is. Men kan wel zien, dab er geen cause cé- ;lèbre" aan de orde is, want dan zouden er meer in de advocatenbank zitten. Maar die Jer zijnze bewaren het stilzwijgen. Er j worden geen moppen" gefluisterd. Allen kijken recht voor zich uit. Zelfs de rechtbank is nu, na het plechtig .binnenkomen op het wachtwoord des deur waarders: ,,de rechtbank!" waarbij al wat in de zaal was oprees, na het plaats nemen jen na liet lozen der vonnissen op den be- kenden drogen, gedempten toon. niet als gewoonlijk, niet gewoon meer. De rechter, die bijna altoos op zijn pennehouder zit te bijten, heeft dezen nu ter zijde gelegd en .-zit met het hoofd op een hand naar den beklaagde te- tureneen andere, die anders heel op zijn gemak achterover in zijn stoel met hooge leuning weggedoken zit cn doet alsof hij niets doet of te doen heeft, schuift IhaDs onrustig op zijn stoel heen en weer. En de president we hadden eigenlijk met hem moeten beginnen met het strenge, koude wetboekengezicht, die in eiken be klaagde een veroordeelde ziet, treedt niet zoo krachtig op als anders. In de bank der beklaagden, met een veldwachter achter zich, zit een jongen van zeventien jaar. met een onverschillig gezicht. Hij is netjes gekleed. Als de presi- dent hem wat vraagt staat hij op aanma ning daartoe lui op en antwoordt.heel kort. alsof het hem te veel is. Hij alleen schijnt niets te bespeuren van de aandoening, wel ke in de groot© zaal heerscht; die aandoe ning, die den officier van justitie een paar maal onnoodig heeft doen slikken en een student in de criminologie op de ver afge legen tribune een paar gefluisterde, mnar goedgemeende vloeken heeft ontlokt. En hoe duidelijker de zaak wordt, dis straks door de verslaggevers aan hun bladen wordt gezonden om meer algemeen bekend te worden, hoe meer getuigen zijn gehoord, des te gedrukter wordt de stemming, des te dieper gevoelt men, zoo achter de groene tafel, in de bank der advocaten, als achter de balustrade, welke scheiding maakt tus- schen zaal en tribune, liet geweldig tragi sche van het geval. En toch geldt heb slechts eon ding uit het dagelijksch leven, iets om er een ..ge mengd bericht" van te maken, een geschie denis, welke wij in matter tinten en met minder scherpe tegenstellingen iedoron dag bijna hooren. Het is een ge-val tussehen moeder en zoon. Want dat voorovergebogen vrouwtje ddar in do getuigenbank eerste getuige noemt men haar hier is de moeder van Willem, den beklaagde. Met angstige blik ken,. met ontzetting in liet oog ziet zij nu eensnaar de rechters, dan weer naar al die vreemde menschen ora haar heen. Wat moe ten die allen hier? Wat hebben die uit te staan met haar? Wat hebben die te maken niet. haar jongen? En dan en telkens ©a, telkens weer gaat er een warme blik naar de plaats, waar de onverschillige staat of zit. Even rilt zij. nu een bejaard maD. een buur, met van verontwaardiging trillende stem onder eedc overeenkomstig de waar heid verklaart wat hij gezien, getuigt wat hij gehoord heeft, zegt de waarheid en niets dan de waarheid. Als mokerslagen vallen de beschuldigingen, in die getuige nis vervat, neer op het Ivoofd van den schuldige; door de hooge zaal gaat een zucht van verontwaardiging Getuige nummer één kijkt weer op. Zij tracht van de gezichten der rechters af te le zen hoe zij er over denken. Zij wil spreken, hem verontschuldigen. Dat mag niet... de president wenkt haar stil te zijn, bijge staan door den deurwaarder, die handelt uit kracht van gewoonte. En altijd gaat maar door de krakerige stem van den ge tuige, die nu aan het woord is: Jawel, edelachtbare, wij haddon het al tijd wel aan zien komen, want zij was veel te goed, veel te zwak voor dien jongen. Zijn vader, een reiziger, komt haast nooit thuis en zij kan de baas niet over den jon gen blijven. Op school deugde hij ook al niet. Toen hij van school af was, kwam hij op kantoor bij een advocaat. Maar daar hield hij het niet lang uit. Het was makkelijk om op zijn moeders zak te teren, ligt mensch zat er heelemaal bij hom on der. Het ging van kwaad tot erger, mijn heer de president. Al meer geld bad hij noodig cn hij kreeg het ooktotdat het al te bar werd en zijn moeder eindelijk zei, dat ze niets meer kon missen. O, mijnheer, ééns heb ik het bijgewoond, gezien met mijn eigen oogen, edelachtbare, liet was VTeesolijk. Hij sloeg haar om do ooren. mijnheer; hij bonkte haar met de vuisten, mijnheer; raasde, tierde en vloekte, mijn heer: hij trapte haar, mijnheer De hoofdgetuige of gentige nummer één is opgestaan, naar Yoren getreden, zegt,J roept iets. Do deurwaarder: „sssst!" Do president wenkt haar met- do hand. Zij moet zwijgen. En or komen meer getuigen voor. Zij vertellen van zekeren dag; 'twas mooi weer. Hij wildo uit. Hij vroeg haar om geld. Zij kon het rriert gewon. Zij had het niet- Zij hoordon slaan. Zij hoorden ge jammer. Zij hoorden vloeken. Zij hoorden do stem van Willem: ,,Geld, jij ouwe, of ik sla jo dood!" De vrouw was toen gevlucht- Zij leende geld bij haar bnren. Zij gaf het haar jongen 1 En weer ander© getuigen vertelden van een keer, dat de beklaagde, toen moedor geen zes pop voor hem had, haar in de koude avondlucht op straat had geoet, na erge bedreigingen en mishandeling. Ton laatste waren de buren van oor deel: ,,'t Gaat zóó niet langer." En zij gin gen naar het Openbaar Ministerie. Getuige nummer één schreit heel, heel zachtj#* nu en dan oven een zakdoek aan de oogen brengend. Zij zit nog meer voor overgebogen; zij kijkt nu heelemaal niet meer op. Slechts een enkele maal kijkt zij naar do bank der beklaagden. Daar zit immers haar jongen, haar Willem 1 Het langdurige getuigenverhoor ia nu geëindigd Do officier is aan het woord. Aanvankelijk kost bet hem moeite den strengen ambtenaars toon te vinden. Een paar maal is zijn blik over de diep gebo gen vrouwenfiguur gegaan, en dan is er een onzekere toon, een trilling, in zijn stem gekomen. Dra echter heeft hij zijn offieicelo koudheid teruggevonden en nu uit hij zijn diepe verontwaardiging over het gedrag van dien jongen. Ook het slachtoffer spaart hij niet. 't Is zelfs of hij met opzet óverdrijft, wanneer hij getuige nummer één haar zwakheid, haar toegeeflijkheid als een misdaad voorhoudt; wanneer hij haar verwijt, dat zij den jon gen een slechte opvoeding heeft gegeven, dat zij Willem bedorven heeft. De vrouw, de moeder, die tot nu niet naar hem scheen te luisteren, rijst plotse ling op Met een welsprekend gebaar on derstreept zij de opmerkingen van hem, die thans aan het woord is; noodigt zij de rechtbank uit haar zelve, do werkelijk schuldige, te straffenhaar, niet haar jongen. Weer heeft do president do hand opgehe ven. De officier komt tol den eischnegen maanden gevangenisstraf. Negen maanden en onmiddellijke gevan genneming Een gil. De moeder is naar de bank der beklaagden geloopen. Zij omhelst en lief koost ..haar jongen." Beste jongen." hoort men, ,,dat heb je toch waarlijk niet verdiend." Met zochten dwang leidt de deurwaar-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 11