Stofgoud.
ALLERLEI.
VRAAG.
Mislukking ia de cenige breedo weg naar
bet slagen.
S te venson.
De verveling is in de wereld gekomen dooi
de luiheid.
La Bruyère.
Er ia geen groofcor smart dan aan geluk
kiger tijd terug te denken in uren van el
lende.
Dante.
Eén ding wil ik van de onafhankelijk
denkenden en wel gezinden onder de hoogere
standen hebben gevoeld: dat men gegrepen
kan zijn door iete hoogs, wanneer men met
een revolutionair iets in de borst protest
aanteekent togen een Christelijke prediking,
die niet allereerst wijst op liet tegen elkaar
vloeken van liet jagen der volkeren om rij
ker cn machtiger te worden en het Christe
lijk ideaal.
W. Ge r sho n C o 11 i n g w ood.
Wie is groot?
Wie, wie is groot?
Wiens naam is te roemen?
Wie is een held?
Wie dient geprezen?
Wiens daden aan allen
Ten voorbeeld gesteld?
Zal hij het zijn,
Die strijdend in oorlog
Volk'ren verwint?
Hij, die geleerd is.
Of rijk is, maar tevens
Den booze bemint
Nem, die het kwaad
Uit zajn hart weet te roeien,
Hij ia een held!
Hij dient geprezen.
Zijn strijden en winnen
Met eere venoeld!
RECEPT.
Citroen-ijs.
Een hatven liter water laat men doorkoken
m< t 100 gram suiker. Is dit siroop gewor
den. dan gaat daarbij, nadat dit afgekoeld
is, do sap van twee citroenen en de zeer fijn
ai-O'raapte schil van een der citroenen. Dit
lnat men in een ijsbus bevriezen, om later
er aan toe te voegen het wit van twee eieren,
geklopt met 25 gram suiker. In de bus laat
men allee goed doorroeren cn het mengsel
nu voorgoed bevriezen.
Een kind over volwassenen.
Een twaalfjarig meisje maakte het vol
gende opstel over volwassenen; althans zoo
,ve rli aalt een volwassene, diemisschien
een hondje er bij geholpen heeft:
..Groote menschen zijn soms wel aardig,
maar niet altijd. Bijvoorbeeld zijn ze niet
aardig, als ze je vragen om een wandeling
to gaan maken, wanneer je net een mooi
bock leest, en ze willen nooit wachten tot je
het hoofdstuk uit hebt. Maar bij andere ge
legenheden zijn ze weer aardig als ze in
een goed humeur zijn, denk ik. Zij zijn zoo
dom en maken zich zoo druk over allerlei
dingenals jo prettig in een boom zit, bij
lvoorbeeld, komen zij er aan on zeggen: „Je
mag niet in de boomen klimmen, want je
valt er zeker nog eens uit." Alsof dat. ge
beurt, wanneer je oppast I Eén ding is er,
wat ik niet lief vind van groote menschen,
ze hebben altijd juist hoofdpijn of zoo iets,
wanneer ze jo veel te vragen hebt. Sommige
groote menschen denken, dat kinderen ge
maakt zijn expres om boodschappen voor
hen te doen, en als je zoo een ontmoet, zegt
li11 altijd: ,,Ik heb je juist noodig. Wil je
dit of dat even voor me gaan doen?"
Maar als je ze niet ontmoet hadt, zouden
ze nooit de moeite genomen hebben je te
gaan opzoeken.
Als ze verliefd zijn, zijn ze erg dom, en
dan kiezen ze altijd de beste plaatsjes om te
gaan zittenen als je dan in een kamer
komt, waar zij zijn, worden ze boos en zen
den je weg en zeggen, dat je daar niet mag
komen, als zij er zijn. Net alsof je kan ra-,
den, waar ze zijn! Ik vind, dat ze do deur
op slot moesten doen Dat doe ik zeker als
ik groot ben.
Maar met al hun fouten zijn groote men
schen toch wel lief. Als je bijvoorbeeld met
een verkoudheid in bed ligt, dan passen '-c
je goed op, zitten bij je, lezen je voor, en
halen wat je noodig hebt. Ook vragen ze jc
wel op partijen, nemen je mee uit rijden of
naar de zee, en doen een massa dingen voor
je. die jo nooit zelf zou kunnen doen.
Ik vind groote menschen bepaald gulzig:
aan tafel mogen zij alleen praten, en kinde
ren mogen niet gezien en niet gehoord
worden (ik laat mo wel zien en hoorenen
Z3 worden het eerste bediend, en dan nemen
ze natuurlijk altijd het lekkerste.
In elk geval zou ik het niets prettig vin
den een groot mcnsch te zijn, omdat ze niet
kunnen spelen en in boomen klimmen of
zulk soort dingen doen. Wat zouden ze er
grappig uitzien, als ze in boomen gingen
klimmenEn dan hebben zij altijd zoo'n
last met het verzorgen van bagage en met de
meiden.
Dat denk ik van groote menschen."
Het vcncML. Knecht (dn een restau
rant tot een gast, die zich aan een tafeltje
heeft neergezet),,Wil u een diner van een
gulden of van een daalder, meneer0"
„Ja, wat is 't verschil?"
„Tien stud vors, meneer f"
Leep. Dame (in een Westlandseben
tuin bij de aspergebedden): ..Wat doen c\?
menschen toch een moeite om asperges te
telen; dde uit de bus smaken even goed."
Gevat. Heer: ..Boeken, mevrouw, ik
bon een rooker met lijf en ziel."
Dame: ,,0. wees u dan zoo goed en rook
alleen, met uw ziel."
Uit een Roman. „Heeft de ellendeling
dat durven wagen?" brulde de vorst „spra
keloos" van woede.
..De eerste ridderorde! Zijn knoops
gat. huppelde van vreugde".
Vleiend. A.,,A1 jaren lang heb ik dat
denkbeeld in het hoofd..."
B.Sapperloot, wat zal dat zich daar in
die eenzaamheid verveeld hebben 1"
GebetenKarei heeft zich verklaard en
is aangenomen, en dineert nu voor de eer
ste maal eenigszins feestelijk bij de familie
van zijn meisje.
Het jongste lid des huizee, Maries
broertje, Willem, heeft de oogen niet van
Karei af.
Eindelijk vraagt hij: ,,Zeg. deed het
pijn V'
,,Wat bedoel je, ventje?" vraagt Karei
vriendelijk.
„Ging het- door de lip heen?"
„Heusch, jongenlief, ik weet niet wat- je
bedoelt."
Nu mengt mama zich in het gesprek en
zegt. op strengen toon: ..Als je nu niet da
delijk stil bent, Willem, ga je op staanden
voet van tafel."
„Maar waarom dan, mama? U he-;, im
mers gisteren zeèf gezegd, dat Marie al
lang naar hem had gehengeld en dat hij
eindelijk had geheten, en nu wou ik nog
maar weten..."
De weetgierige Willem was de kamer
uit, vóór hij den rin kon voleindigen.
Iemand, die vroeger in Almeloo woonde,
niet goed op de hoogte der spelling is
cn daar raadslid was, zegt met verwonde
ring: „Hé, wordt Almelo tegenwoordig met
één o geschreven? In mijn tijd toch met
twee."
Yriemd: „Ja, sinds jij er vandaan bent, ia
er een nul minder
Jan (in Amsterdam): ,,Kijk eens. Piet,
bier is een restaurant, waar je van vier tot
acht kunt eten voor 70 ets. Laten we dat
eens probe©ren,
Reiziger (tot dame): „Kent u de Dar-
danedlen mevrouw?"
Dame„O, ja, mijnheer. We hebben gis
teren nog met beu gedineerd!"
Onderwijzer: „Wie heeft dat gat in de
kaart gemaakt?"
Jongen (bedeesd): „Ik, meester; maar ik
kan het niet helpen."
Onderwijzer: „Lummel! je hebt de heele
Bommelerwaard vernield!"
Dadelijk Maar. Een zeen- mager heer
voor driftig tegen een lantaarnopsteker
uit, die hem met een oliekruik tegen het
lijf liep. „Nou, nou", antwoordde deze,
„een beetje vet zal je geen kwaad doen!"
Wanneer ge me voor het begin van een
meisjesnaam zet, krijgt ge een stad dichtbij
de Boode Zee. Welke is de naam van die
stad?
Oplossing m bet Raadsel ia bet vorig Zondagsblad:
Bokaal.
DOOLHOF.
on
den
le
ge
vier
ven
ge
gel
recht
te
we
ten
dln
ven
ik
re
gauw
wel
BÜ
dient
gen
le
wil
een
ver
ge
ten
ont
van
ltjk
u
des
mensch
geen
daad
wel
gen
eer
en
mind
door
ken
lang
't is
ook
zaak
steeds
be
ach
den
ge
ken
nen
ban
te
gt)
ter
klap
te j kren
lust
tot
wraak
wilt
Tracht den weg in dit Doolhof eens te vinden! Ik wil alleen dit zeggen: de eerste
lettergreep is Wilt en de laatste wraak.
IAntwoord op de Vraag en ontcijfering van het Doolhof in het volgend Zondagsblad].