No. 13187 LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 18 FEBRUARI. TWEEDE BLAD. Anno 1903. Offieieele Kennisgeving. Koslelooze Genees- en Heelkundige hulp PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Het geheimzinnige huis. aan onveraiogenden. BURGEMEESTER «n WETHOUDERS Van Leiden, Gezien do art*. 1, 4 en 6 der Verordening Van 20 Deoeruber 1900, betreffende bet ver- ieenen van kostelooze genees- en heelkundige tulp aan on vermogenden; Brengen ter kennis van hen, die op grond Van onvermogen in aanmerking wenschcn te iomen voor het ontvangen, zoo noodig, van kostelooze genees- en heelkundige hulp, van 1 Mei 1903 tot 1 Mei 1904, dat zij zich ter ver krijging van het daartoe strekkend bewijs van onvermogen zullen moeten aanmelden ten Raadhuize in het lokaal naast de bin nentrap (Trouwkamer) dat die aanmelding zooveel mogelijk zal moeten geschieden door het hoofd des gezins of indien de belanghebbende ongehuwd is door hem of haar persoonlijk, eD dat gelegenheid daartoe zal worden ge geven gedurende de maand Februari a. s. en wel op Dinsdag en Vrijdag van elke week van des voormiddags half elf tot des na middags drie uren. Zij waarschuwen voorts den belanghebben den zich op den boven aangegeven tijd aan te melden, zullende zij het, bij niet tijdige aanmelding, zich zelvcn te wijten hebben in dien zij in het verkrijgen van genees- of heel kundige hulp vertraging ondervinden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, H. C. JUTA, Weth. lo. Burgcm. P. J M. AALBERSE, Weth. lo. Secr. Leiden, 17 Januari 1903. Hot Sociaal Weekblad prijst in de Maatschappij tot Nut van't Algemeen" de zorg, welke zij aan den dag legt voor ug leerplichtige kinderen, met be trekking tot het verrichten van handen arbeid Het blad sohrijft: „Sedert de invoering der Leerplichtwet verneemt men herhaaldelijk, dat door kin doren, in don leerplichtigen leeftijd val lende, vóór en na de schooluren hetzij in hot bedrijf hunner ouders, hetzij in dat van derden, arbeid wordt verricht. Do nadcelen van dit misbruik liggen voor de hand. De Leerplichtwet mist haar doel, omdat van behoorlijk onderwijs aan vcraioedde kinderen geen sprake kan zijn. En van de kinderen wordt veel groot-er in spanning gevergd dan met hun leeftijd overeen te brengen is. Voor een deel zal het gewraakte euvel kunnen worden bestreden door een strenge toepassing van do Arbeidswet. Dooh ook eleohte voor een deel. Niet alle arbeid toch, waarvan hier sprake is, zal van dien aard zijn, dat. hij onder het verbod van die wot is begrepen. En voor zoover hjj er wel onder begrepen is, betreft dat verbod alleen kinderen beneden do 12 jaren, terwijl vele leerplichtige kinderen dien leeftijd reeds helïben overschreden. Zoowel ter wille van de toepassing van de bestaande voorschriften als met het oog op een eventueelo uitbreiding daarvan, is het weoscholijk, naar den juisten a aid van hot kwaad, en zoo mogelijk, naar de doel matige middelen tot bestrijding daarvan een onderzoek in te stellen Het hoofdbestuur meent, dat onze Maatschappij, krachtens haar verleden, tot zulk ce-n onderzoek in de eerste plaats is geroepen, on heeft daarom de eer voor te stellen, dat de algemeeno vergadering besluite: „1. aan het hoofdbestuur op te dragen, een onderzoek in te stellen, in hoeverre door kinderen, in den leerplichtigen leef tijd vallende, buiten de schooluren in het bedrijf hunner ouders of van derden arbeid wordt verricht; „2, tot bestrijding van de kosten van dit onderzoek, op de begrooting 19031904 uit te trekken een bedrag van 400. Zoo iemand, zegt De Tijd naar aanlei ding hiervan, dan zijn wij afkeerig van do exploitatie van kinderen ton bate van on barmhartige of hebzuchtige ouders. Over tuigd, dat aan een vrije ontwikkeling van de physieke kracht der kleinen geen belec- sel mag gesteld, en dat een zonnige, speel- sche jeugd een niet genoeg te waarde eren voorbereiding is voor den tijd, waarin de orast des levens den jongeling en den man zal drukken, gunnen wij het kind van harte zijn spel, zijn hoepel en springtouw, zijn knikkers c-n bikkels. Even afkeerig zijn wij evenwel van de doocr niets gewettigde machtsaanmatiging der tirannieke schoolmannen, die het gezag der oudere over hun kinderen aan banden willen leggen en den politie-agent- belasten met een huisonderzoek, ten einde te achter halen of de kinderen al dan niet in het be drijf dor oudere mede werkzaam zijn. Har de en zware arbeid, welke aan de fceere spieren van het kind to hooge eisohen stolt, is ongetwijfeld laakbaar, maar wat is er tegen, dat knapen van 12 a 13 jaar hun oudera behulpzaam zijn bij het landbouw- en tuinbedrijf of ander licht werk? De ver moeienis, door zulk werk veroorzaakt, overspant noch mat af, zij is integendeel bevorderlijk aan de groeikracht des lichaams en frischt den geest op, welke door vadsige weekelijkheid zoo gemakkelijk zijn veerkracht verliest Welk een ongehoorde dwingelandij zou het overigens zijn, den zwoegenden werk man, die door den leerplicht zijn kinderen toch reedB lang to zijnen laste moet hou den, te verbieden, op matige wijze partij te trekken van het dienstvaardig hulpbetoon der kinderen? Wijl de schrijver in het Sociaal Weekblad waarschijnlijk iemand is, die van Engelen en duivelen geen notitie neemt, zullen wij hier maar niet lverinneren aan de zin spreuk onzer minder dan wij pa-edagogisoh onderlegde, maar in hun christelijken een voud heelwat verstandiger voorouders: „ledigheid is het oorkussen..." De Arnhemsche Courant zegt eerst: Naar 't schijnt-, zal Nederland weldra oen politioke partij minder tellen. Nuaan een boom zoo volgeladen, enz. Een geheimzinnig bericht der laatste dagen, dat de Christelijk-historischo partij (2de uitgave, in 1901 met het oog op de verkie zingen versohenen), een algcmecne vergade ring zou houden, welker agenda vooralsnog geheim gehouden moest worden, blijkt daar op betrekking te hebben en, merkwaardig genoeg, wordt het geheim misschien wel ontijdig nu verklapt door de katholieke Tijd die onder het hoofdje: „Politieke fu sie" het volgende mededeelt: „Gisteravond waren de leden der negen Christelijk-historische kiesvereenigingen te Amsterdam in do Nutszaal bijeengeroepen, ter behandeling van een voorstel, dat niet op de agonda kon worden gezet en daarom blijkbaar ieders belangstelling had gaande gemaakt. Het bleek betrekking te hebben op een ont- werp-fusie tu6schen de Christelijk-histori sche en de vrije-antirevolutionaire partij in het geheele land, waartoe door do leiders van beide besloten was en waartoe de voor waarden waren vastgesteld Deze kwamen ongeveer hierop neer, dat de vrije antirevo lutionairen, die slechts op zeer enkele plaat sen des lands zijn georganiseerd, rullen op gaan in de gcorganiseerdo Christelijk-his torische kiesvoreeiysgingen, welker centraal bestuur zal komen onder presidium van dr. Do Visser, lid van de Tweede Kamer. De leden der negen Christelijk-historische kiesvereenigingen hebben zich gisteravond in beginsel met dit plan vereenigd." Verrassend is deze onthulling in zooverre niet, dat reeds sedert eenigen tijd, in het bijzonder na do samensmelting van Ret Ne- derlandsche Dagblad met De Nederlander de grenslijnen tussohen boido partijen vrij wel uitgewischt schenen. Misschien is het echter niet geheel juist hier van „partijen" te spreken, omdat de parlementaire leider, juister zelfs do incarnatie der vrije antire volutionaire beginselen, mr. Do Savornin Lobman, bij herhaling zijn tegenzin tegen politieke partijvorming geopenbaard on met overtuiging verdedigd heeft. Dit geeft aan dc onthulling van De Tijd weer wel wat ver rassends. Zal nu aan 't hoofd der nieuwe partij, naar den ondertitel van mr. Loh- mfl.n'ii orgaan, in een Christelij k-n a - t i o n a 1 e herdoopt, ondanks het voorzitter schap van dr. De Visser, komen te staan mr. L ohm an als parlementaire leider? Want zonder hem, wie die onze parlementaire geschiedenis volgt, zal 't loochenen is het niet duidelijk wat de Christelijk-historische partij met de fusie zou kunnen winnen. De Arnhemsche Courant zegt daarna: Het orgaan „tot verbreiding van Ohri»- telijk-nationale beginselen" zwijgt nog over do fusie der vrijo antirevolutionairen en Ohristelijk-historisclien, maar niettemin 6chijnt het wel een onbetwistbaar foit, dat ze te Amsterdam heeft plaats gehad Hot Handelsblad verneemt, dat do par tijnaam zal zijn „Ohristelijk-historisch", dus anders dan do beginselen heeten, welke door De Nederlander worden „verbreid". Ook zal, volgens diezelfde mededeeling, de par tij twee leiders rijk zijn: jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman en dr. J. Th. de Visser. Aan de fusie is een zuivering voorafge gaan: dr. De Visser, die do vergadering te Amsterdam leidde, verzocht „den aanwezi gen aanhangers der partij van dr. Hoede- maker" do vergadering te verlaten, maar of die or waren en, zoo ja, aan het verzoek voldoden, blijkt niet. Volkomen onbegrijpelijk echter is wat dr. Do Visser, steeds volgons het uandel s- blad, omtrent mr. Lohman mededeelde: bij eventueelo fusie zou deze leider dor vrije- nntirovolutionairen „nio t aan zijn denk beeld: scheiding van Kerk cn Staat, blijven vasthouden." De predikanten der Hervorm de Kerk behoeven zich dus voor dezen „Ge reformeerde" niet ongerust te maken; aan de zilveren banden, die den Staat aan do Kerkgenootschappen vastsnoeren, wordt niet geraakt I Maar onbegrijpelijk is het, dat een man als mr. Lohman, do uitgesproken en warme bestrijder van partij tirannie, een be ginsel prijsgeven zou, ten einde in een pai> tijformatie plaats te kunnen vinden. Waar lijk, 't is qoodig, dat ook De Nederlander iet€ omtrent dc fusie zegt. In een asterisk zegt De Standaard Het L a n d b o u w-c o m i t heeft zich verklaard togen het ingediende wets ontwerp op do Landbouwradon. Waarom Ja, dat wordt eon zonderling geval voor De Nieuwe Courantdio met de beslissing van het Landbouw-comitó nogal ingeno men schijnt. Feitelijk ia door die beslissing do taotiek gevolgd, die tegenwoordig bij de staking opgeld doet. Namelijk, ai wat georgani seerd is voor vol erkennen, wat niet ge organiseerd is op-zij-schuiven on nogceren. Het La® dbou w-comité toch verklaarde zich togen hot wetsontwerp van minister Do Mare<z Oyens, omd.it daarin ook aan landbouwers, dio zich niet bij een la®d- bouw-vereonaging hobbcn aangesloten, een stom in het kapittel wordt gegeven. Dat moaht niet. Alleen do georganiseerde landbouwers hebben verstand van don land bouw; de n iet-georganiseerde mogen niet in aanmerking komen. En dddrom Ï6 he*. wetsontwerp onaanne melijk verklaard. Onze leeors weten hoe wij daarover den ken. Naar onze overtuiging vertegenwoor digen do La ndbouw-vereen i gingen geens zins don landbouw, omdat daarvan ook niet-vakmannen lid zijn of kunne® worden. Wij nu staan het stolsel voor, dat alleen on uitsluitend vakmannen stem in het kapittel behooron te hebben; dat Land bouw-vereenigingon hier moeten gepasseerd worden. Om deze eenvoudige roden, dat de land bouw een eigen levenskring vormt; on dat die levenskring een zelfstandige en eigen organisatio behoort to hebben. Het Laindbouw-oomitó dankt daaiovcr heel andere. Alleen de georganiseerde®, dc loden van Landbouw-voreonigingcn, mogen iets te zeggen hebben over de samenstelling va® do Landbouwraden; aJlo andoren moeten als een soort „onderkruipers" behandeld wor den. Is dat niet een ongehoorde tyrannic, dio het Landbouw-oom itó aan onze landbou wers wil aandoe®, waar hot hen wil dwin gen om lid van een vereenigiag te wor den op straffe va® andere geheel buiten de landbou w-verbegenwoordi gang te staan Precies zooals thans gehandeld wordt met de „georganiseerde" werklieden tegen over de niot-georganiseorde. In de rubrkik „Militaire Zaken" der ArnJiemsche Courant lazen wij het vol gende: Me® doet in het leger tegenwoordig aller lei gekke dingen. Er wordt op zeer onihan- digo wijze bot gevierd aan dan imitatie- zucht, speciaal waar hot Duitscho® vor mendienst betroft. De kazornotucht viert hoogtij. Paradepas on eerbewijzen sohijnen het ABC va® do milito/iro vorming en tal va® nesberijen vorgallen hot dienstleven, dat zoo mooi en zoo aangemaam kon zijn. Het komt ons voor, dat in gansoh het mi- Etoire stelsel reformatie noodig is. Do oudorwetscho opvattingen omtrent disci pline moeten plaats maken voor deze be tere, dat tucht is zedelijke kracht cn zede lijke hoogheid. De kazerne-tuoht onderwijst do dri'lsergeant, van do waro tucht is do man va® karakter, do ma® van kennen, va® kunnen en van wille® de onderwijzer. Ook de zelfstandigheid van officieren en kader moet belangrijk omhoog. Er is schier geen man in hot leger, die do verantwoorde lijkheid voor eigen daad en eigen richting volkomen aandurft Bijna altijd wordt angstvallig gevraagd of men wel „gedekt" is.Ellendig en bedenkelijk tevens is zoo'n régime. Vooral 't officierskorps moet arbei den aan zichzelf. Er bestaan daar nog in zichten op hot stuk va® opvoeden, straf fen, oofonon, rcohtsbedeeling, onz die bepaald b-ongsbigond zijn van antiquiteit Niet minder ook moet hot denkbeeld veld winnen, dat ons volk weerbaar moet wor den. Thans is het weerloos. De helft onzer valiodo jonge mannen blijft in liet huidig defensie-systeem ongeoefend. Aan nanvoor- dora is gebrek, en toch bedrijven vele offi cieren de onverantwoordelijke daad om dc vorming van reearvo-offieieren en reserve kader heimelijk tegen te werken cn laten zij na, de militaire waarde van dit rcoorvo- pei^oncol zoo hoog mogelijk op te vooron. I® het kort., wij zijn in liet leger sohier in alles ten achter. Welnu, dat de jongeren zich da® inspannen om do nieuwe richting te steunen. Er is heel veel te doen. Moge 't den vol ij v er i gen on sympathieken overste Graafland gegeven zijn het nieuwe orgaan voor weermacht „cn" notie, zooals hot thans heet, nog eens te herdoop en in „Or gaan voor het weerbare volk." De Revue des deux mond es bevat een ar tikel van Charles Benoi6l over lcdocteur Schaepman: „uo des types les plus caractéristiques, un des hommes les plus représcDtatifs do la Hollando oontompo- raine." Do Franschman prijst den gestor vene als theoloog, als redenaar, als politi cus cn, zegt de Nieuwe lloUr.rtlamsche Cou rant, Bchoon hij misschien niet eens onze taal kont, hij weet to verzekeren, dat Schaepman, een der grootste dichtere te on zent sedert Vondel, als zoodanig de vergui zing heeft govonden, welke het deel is der grooto talenten. Voorts heeft do heer Benoist het over do samenwerking van Schaepman cn Kuypor od deelt hij hierbij mee wat do laatste hem den 25ste® October 1890 heeft gezegd, toen hij een bezoek bracht in Keeper's studeer vertrek to Amsterdam. „Op mijn vraag of dc godsdienstige bewo ging, welke hij had doen ontstaan cn die hij leidde, geheel zonder staatkundige bedoe lingen was, antwoordde dr Kuyper leven dig: „„Wij zijn als do Hugenoten der XVIdo eeuw; wij, Calvinisten, zijn te® allen tijde tegelijk mannen van geloof en staat kundigen geweest. Daar het centrum van onze actio :s in het volk, onze kracht in de kleine luydcn, vreczen wij niet, zoo noodig, samen te gaan met dc radicalen en zelfs met do soci distenwant al dio werklieden, al. dio bocrc® van Nederland, dio racer waard zijn dan vele graven en baronnen wc kun nen zo niet eeuwig late® omkomen in ellen- do; dat mag niet cn dat kan niet, dat is noch redelijk noch mogelijk. Toch zijn wij en toch noemen wij ons antirevolutionairen, wat woordelijk beteckent: gokant tegen den j geest der revolutie. Niet, dat wij niet het goede aanvaarden, dat er is in den geest va® do Fransche Revolutie, maar wij aan vaarden dit slechts wanneer we het laten komen uit een andere bron dan do revolutio naire bron. In onze hoedanigheid van Cal vinisten, zijn wij menscheu van orde en van vooruitgang, cn van dit gezichtspunt zult gq nooit weten, hóéveel Frankrijk hcoft ver loren door do herroeping van het Ediot van Nantes. Hot behoort bot het wezen van ons geloof, dat berust op het vrije onderzoek der Schrift, de persoonlijke onafhankelijk heid te ontwikkelen, meer veorkracht te ge ven aan den geest, meer harding aan het karakter. Maar zoo wij mannen zijn van vooruitgang, wij zijn tevens mannen van ordo. Boven allo verdeeldheid staan dingen, waaraan men niet moet toelaten de hand te slaan; en hierom zijn wij hi r met do ka tholieken verbonden, die trouwens in No- dorland niet zijn als in andere landen; die, lovende te midden van ons, zijn doordron gen van onzo zeden en bijvoorbeeld niets ge lijkt t op de Belgische katholieken." Ecnigo dagen nadat dezo verklaring was gegeven, vernam do hcor Benoist een over eenkomstige uitlegging van Schaepmanhij noomt het „Monstcr Verbond" het product vn® beider samenwerking. Ten slotte gewaagt hij van Schaeptnau's geschillen met andero katholieke politici. „Opdat Schaepman mcor profeet in zijn land zou zijn, onbetwistbaar i® aller oog, opdat hij in het centrum der Katholicko Kerk zelve het steunpunt hebben mocht, dat hem in Nederland ontbrak, wcnschto dr. Kuyper, is het een onbescheidenheid dit thans mede te declen? dat dr. Schaep man tot kardinaal zou worden benoemd. Eminortio zou Schaepman nooit zijn, maar later werd hij Monseigneur om deze titel gaf hem in do hiërarchie een uiterlijk gezag, dat overeenkwam met liet gezag van andere priesters, die in staatkunde veel minder persoonlijk gezag hadden. In 1891 weigerde Schaepman het manifest der katholicko afgevaardigden to tcokcncn, en gaf hiervan do verklaring in co® nota, to Parijs in het Fransch opgesteld, die mis schien niet openbaar is gemaakt, maar waarvan hij mij het oorspronkelijke had go- geven, dat ik heb bewaard." Vergunningsrecht. In de „Staatscourant" van gisteren is, ge lijk gemeld, het Kon. besluil (van 29 Jan. j.l.opgenomen, waarbij is beslist dat Burg. on Weth.H. van Utrecht en Ged. Staten der provincie Utrecht ten onrechte vergunning hebben geweigerd aan de weduwe van een man, die vergunning had. Uit de overwegingen van het besluit blijkt, dat dezo beslissing niet do verre strekking heeft, welke uit de eerste mededeeling kon worden opgemaakt Zij berust niet enkel op het foit, dat de bedoelde vrouw in gemeen schap van goederen gehuwd is geweest, maar wnt zeker als de voornaamste overwegingen zijn te beschouwen dat haar man bij do invoering der Drankwet in 188] patent had als tapper, zijn vróuw destijds, hem hierin behulpzaam zijnde, het tapperebedrijf ge meenschappelijk met hem uitoefende, en vol gens de patentwet gehuwde vrouwen gcoD afzonderlijk patent noodig hadden wegens het beroep, dat zij gemeenschappelijk met den man uitoefendon Het kon. besluit neemt dus aan, dat ook dc weduwe reeds in 1881 patent heeft gehad voor den verkoop van sterken drank in hot klein cn dat haar daarom op grond van art. 20 der Drankwet levenslang ccn vergunning voor dezelfdo lokaliteit niet mag worden ge weigerd. Do beslissing heeft dus alleen boteckcnis voor weduwen, die in gelijk geval verkccren, nl. dat zij reeds op 1 April 1881 toen do Drankwet werd ingevoerd zelve het bo- drijf van verkoop van sterken drank, als hulp van haar man, hebben uitgeoefend Oudcwotorlne:. Tot tydeiyic hoofd der byz. Cbr. school albior Is voor de maand Ma. bonoemd do beor H. Batist. Het nieuw be noomde hoofd, de hoer Van Ginhovon, treedt eerst in functie op 1 April e k. M) „Ik geloof, dat zy met lady Denvers in haar slaapkamer is. Maar a propos. Ik vrees, dat de raad, dien g(j my gaf, om aan myn tante niets van onze kennismaking te ver tellen, tevergeefs ia geweest, want zy heeft mü hier gezien." „0, dat is „nu" geen bezwaar meer," zei de graaf, zulk oen nadruk op bet woordje „nu" leggende, dat Jack hem verwonderd aanzag, ldU gaf echter geen verdere uitlegging, maar zeide: „Ge wilt zeker nog wel iets gebruiken, vóór ge vertrekt?" Z(jn woorden klonken meer als bevel dan als vei zoek. Hy begaf zich naar het buffet, terwyi juist op dit oogenblik Sonya binnentrad. „0, zyi gU hier, mynheer Donversl Ik was al half bevreesd, dat gy ons verlaten hadt, zonder my goeden dag te zeggen." Toen, zicu tot haar broeder wendende, zei zy": „Olga wacht u op myn kamer." „Ik zal haar opzoeken, maar eerst moetik u nog even sproken, Sonya." Na aan Jack een glas wyn gegeven te hebben, ging hy met Sonya oven in een vensternis. Jacks oogen volgden hen onwille keurig Hy zag, dat de graaf in het Russisch sprekende, iets zeer ernstigs zei tot Sonya, en dat hy haar een 6leutel gaf, dien zy onraiddeliyk by zich stak, wat een goedkeurend knikje van den graaf ten gevolge had. Ver volgens kwamen beiden weer naar hem toe, waarop de graaf, sa Jack de hand te hebben „Ik moet nu gaan," zei Jack, terwyi hy het glas wyn naast zich neer zette, zonder iots er van gebruikt te hebben. „Gaat ge werkeiyk? Dan wilt ge my zeker wel vergezellen tot aan Lambeth Myn broeder vertelde my zooeven, dat de vrouw van een armen man, dien wy zeer achten, ernstig ziek is, en daarom wil ik haar nu voor myn vertrek nog even bezoeken." „Gy zult haar toch niet iu den nacht gaan bezoeken?" vroeg Jack ten hoogste ver wonderd. „Ik moet," was het antwoord, dat geen tegenspraak duldde. „Dan rest my nat uur) yk niets, dan u veilig thuis to brengen," was Jacks antwoord. „Moet ge uw wyn niet uitdrinken, terwyi ik myn avondmantel haal? Ik zal unlet lang laten wachten." „Dank u, ik zal het glas niet leegdrinken Sonya zag hem doordringend aan, toen keek zy naar het glas. „Neen, dat is geen goed merk. Ik zal u een ander glas geven „0, dank ul De wyn is goed genoeg voor my. Ik ben geen fijnproever," lachte Jack. „Ik wel en ik weet, dat die, wolken ik u nu geven zal, heeriyk i3." Zy begaf zich naar de schenktafel en ter- wyi de knecht een nieuwe flosch opentrok, nam Sonya uit hot buffet een ander glas. Het was een prachtig glas, een voorwerp van oud Boheemsche kunst. Jacks oogen dwaalden intusschen over de speeltafels. Daardoor zag hy niet, dat het glas vóór het gevuld werd, niet geheel leeg was. Evenmin vond hy er een ongewonen smaak aan. Alleen zag hy zjjn omgeving met andere oogen aan dan straks. Zyn koele, critische blik bod plaats gemaakt veer een hatf droo menden, half bowonderonden. En toen na eenige oogenblikken Sonya terugkeerde, ge huid in een kostbaren avondmantel van gryzo cachemir afgezet met zilverbont en gevoerd met rood satyn, was hy gereed haar even willoos te gehoorzamen, als zoo straks Olga gedaan had. „Volg my eer wy gemist worden," fluisterdo Sonya zacht. Jack volgde haar en vond aan de voordeur een coupé wachtende. Hy hielp haar by het instappen en zy zonk neer mot een zucht van voldoening. „Eindeiyk zyn we verlost van die dwaze menigte," zeide zy, hem met open blik aan ziende. „Ja," antwoordde Jack, droomerig. „Waar ryden we heen?" vroeg Sonya. „Ge hebt den koetsier het adres nog niet gegeven," antwoordde Jack. „0, hoe dom van my. Breng ons naar Lambeth," riep zy den man toe. Terwyi Sonya het hoofd oplichtte om den koetsier de noodige inlichting to verstrekken, bemerkte Jack, ondanks don benevelden toe stand, waarin hy door den wyn verkeerde, een klein litteeken onder aan Sonya's kin, die de cosmetique niet geheel had kunnen bedekken. Haar oogen ontmoetten do zyne, toen zy zich weer neerzette. „Waar kykt ge zoo naar?" vroeg zy haastig. „Naar dat kleine litteeken onder aan uw kin," was Jacks antwoord. Een uitdrukking van onrust kwam op Sonya's golaat om plaats te maken voor die van grooten baat. „Ik dank dit litteokeu aan uw bloedver wante, lady Denvers." „Werkeiyk?" riep Jack uit, hopende nadere byzonderhedea daaromtrent te vernemen. Hy werd hierin ovenwei tolourgesteldSonya verviel in een afgetrokken stemming, dieniet werd verbroken voor zy het doel hunner be stemming bereikt hadden. Zy stegen uit en Jack stond naast haar, torwyi zy beldo aan een armoedig, onoogiyk huisje. De straat was zoo donkor en de perso nen, die hen, ondanks het late uur, nog in grooten gelaio passeerde, zagen er zoo ver dacht uit, dat Jack beangst was voor do veiligheid van zyn eleganto gezellin. „Wacht op inU In het rytuig," zei Sonya gebiedend. Jack zag op eenigen afstand een troepje mannen van verdacht allooi, zingende en vloekende uit een onaanzioniyk kroegje komen. „Ik zal by u biyven, totdat deze menschen zyn gepasseerd. Zy mochten u andera overlast aandoen," zeide hy. „Dank u Ik kan wel voor myzelf zorgen. Doe als je blieft wat ik u vraag," antwoordde zy op oen toon, dio geen tegenspraak dulde. Jack was nog to veel onder den indruk van den drank, hem door Sonya toegediend, om over de zondorlingheid van dit verzoek na te denken. Hy stapte weer in het rytuig, maar hield niettemin de deur open, gereed zyn gezellin tor hulp te snollen, indien zy door een of ander verdacht sujet werd Jastig gevallen. Er gebeurde evenwel niets van dien aard. Hy zag eenige oogenblikken later de deur geopend door eon slaperig uitziende vrouw, die Sonya een ontkennend antwoord gaf op een vraag van haar, waarechyniyk naar den bewoner van het huis. Plotseling keerde Sonya zich af met een uitdrukking van teleurstelling op het gelaat. De slaperig- uitziende vrouw volgde haar, met bewondering starende naar doze schoono, ryk gekleede dame, wier geheole verschoning zulk een zonderling contrast vormde mot deze armoodigo omgeving. „Kan ik Petch, als hy thuis komt, uw naam ook zeggen, mevrouw?" vroog do vrouw nieuwsgierig. „Dat is volstrekt niot noodig: Ik zal mynhoor Petch gaan opzoeken. Dank ul" zei Sonya kort. „Was uw bozoek zonder succes?" vroog Jack, dio tot zyn verwondering bomerkto, dat de sleutel, wolken do graaf haar gegeven had, nu aan oen liarer vingers bengelde. Zoodra Sonya zyn blik op don sleutel ge vestigd zag, deed zy hom oogenblikkeiyk ln haar zak, en zol op luchtigon toon „Myn bozoek was in zoover zondor succes, dat de man niet thuis was. Maar ik zal hom wel vinden. Hy bevindt zich geen vyf minuten rydens van hier in het St. Anselm Hospitaal, waar Een uitroep van Jack deed haar ophouden. Alleen het noemen van den naam „St. Anselm" doed zyn bloed sneller door do aderen vloeien. Bevatte dit gobouw niet de eenige vrouw, die hy liefhad? „Hebt ge wellicht kennissen in't St. Anselm Hospitaal?" vroeg Sonya, terwyi zy haar ongeschoonde hand met zachten, veelzeggen- den druk op do zyne legdo, en hom verplichtte haar aan te zien. Had zy een andere vrouw goweost. Jack zou haar geantwoord hebben, dat St.-Anselm op dit oogenblik zUn eenige levensvreugdo bevatte, maar iets onbegrypeiyks in de houding van de gravin tegenover hbm waarschuwde hem haar niet nader hieromtrent in te lichten. Daarom beantwoorddo hy haar vraag niet. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5