No. 13187
LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 18 FEBRUARI. TWEEDE BLAD.
Anno 1903.
Offieieele Kennisgeving.
Koslelooze Genees- en Heelkundige hulp
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Het geheimzinnige huis.
aan onveraiogenden.
BURGEMEESTER «n WETHOUDERS
Van Leiden,
Gezien do art*. 1, 4 en 6 der Verordening
Van 20 Deoeruber 1900, betreffende bet ver-
ieenen van kostelooze genees- en heelkundige
tulp aan on vermogenden;
Brengen ter kennis van hen, die op grond
Van onvermogen in aanmerking wenschcn te
iomen voor het ontvangen, zoo noodig, van
kostelooze genees- en heelkundige hulp, van
1 Mei 1903 tot 1 Mei 1904, dat zij zich ter ver
krijging van het daartoe strekkend bewijs
van onvermogen zullen moeten aanmelden
ten Raadhuize in het lokaal naast de bin
nentrap (Trouwkamer)
dat die aanmelding zooveel mogelijk zal
moeten geschieden door het hoofd des gezins
of indien de belanghebbende ongehuwd is
door hem of haar persoonlijk,
eD dat gelegenheid daartoe zal worden ge
geven gedurende de maand Februari a. s. en
wel op Dinsdag en Vrijdag van elke week
van des voormiddags half elf tot des na
middags drie uren.
Zij waarschuwen voorts den belanghebben
den zich op den boven aangegeven tijd aan
te melden, zullende zij het, bij niet tijdige
aanmelding, zich zelvcn te wijten hebben in
dien zij in het verkrijgen van genees- of heel
kundige hulp vertraging ondervinden.
Burgemeester en
Wethouders voornoemd,
H. C. JUTA, Weth. lo. Burgcm.
P. J M. AALBERSE, Weth. lo. Secr.
Leiden, 17 Januari 1903.
Hot Sociaal Weekblad prijst in de
Maatschappij tot Nut van't Algemeen" de
zorg, welke zij aan den dag legt voor ug
leerplichtige kinderen, met be
trekking tot het verrichten van handen
arbeid
Het blad sohrijft:
„Sedert de invoering der Leerplichtwet
verneemt men herhaaldelijk, dat door kin
doren, in don leerplichtigen leeftijd val
lende, vóór en na de schooluren hetzij in
hot bedrijf hunner ouders, hetzij in dat van
derden, arbeid wordt verricht.
Do nadcelen van dit misbruik liggen
voor de hand. De Leerplichtwet mist haar
doel, omdat van behoorlijk onderwijs aan
vcraioedde kinderen geen sprake kan zijn.
En van de kinderen wordt veel groot-er in
spanning gevergd dan met hun leeftijd
overeen te brengen is.
Voor een deel zal het gewraakte euvel
kunnen worden bestreden door een strenge
toepassing van do Arbeidswet. Dooh ook
eleohte voor een deel. Niet alle arbeid
toch, waarvan hier sprake is, zal van dien
aard zijn, dat. hij onder het verbod van die
wot is begrepen. En voor zoover hjj er wel
onder begrepen is, betreft dat verbod alleen
kinderen beneden do 12 jaren, terwijl vele
leerplichtige kinderen dien leeftijd reeds
helïben overschreden.
Zoowel ter wille van de toepassing van
de bestaande voorschriften als met het oog
op een eventueelo uitbreiding daarvan, is
het weoscholijk, naar den juisten a aid van
hot kwaad, en zoo mogelijk, naar de doel
matige middelen tot bestrijding daarvan een
onderzoek in te stellen Het hoofdbestuur
meent, dat onze Maatschappij, krachtens
haar verleden, tot zulk ce-n onderzoek in de
eerste plaats is geroepen, on heeft daarom
de eer voor te stellen, dat de algemeeno
vergadering besluite:
„1. aan het hoofdbestuur op te dragen,
een onderzoek in te stellen, in hoeverre
door kinderen, in den leerplichtigen leef
tijd vallende, buiten de schooluren in het
bedrijf hunner ouders of van derden arbeid
wordt verricht;
„2, tot bestrijding van de kosten van dit
onderzoek, op de begrooting 19031904 uit
te trekken een bedrag van 400.
Zoo iemand, zegt De Tijd naar aanlei
ding hiervan, dan zijn wij afkeerig van do
exploitatie van kinderen ton bate van on
barmhartige of hebzuchtige ouders. Over
tuigd, dat aan een vrije ontwikkeling van
de physieke kracht der kleinen geen belec-
sel mag gesteld, en dat een zonnige, speel-
sche jeugd een niet genoeg te waarde eren
voorbereiding is voor den tijd, waarin de
orast des levens den jongeling en den man
zal drukken, gunnen wij het kind van harte
zijn spel, zijn hoepel en springtouw, zijn
knikkers c-n bikkels.
Even afkeerig zijn wij evenwel van de
doocr niets gewettigde machtsaanmatiging
der tirannieke schoolmannen, die het gezag
der oudere over hun kinderen aan banden
willen leggen en den politie-agent- belasten
met een huisonderzoek, ten einde te achter
halen of de kinderen al dan niet in het be
drijf dor oudere mede werkzaam zijn. Har
de en zware arbeid, welke aan de fceere
spieren van het kind to hooge eisohen stolt,
is ongetwijfeld laakbaar, maar wat is er
tegen, dat knapen van 12 a 13 jaar hun
oudera behulpzaam zijn bij het landbouw-
en tuinbedrijf of ander licht werk? De ver
moeienis, door zulk werk veroorzaakt,
overspant noch mat af, zij is integendeel
bevorderlijk aan de groeikracht des
lichaams en frischt den geest op, welke
door vadsige weekelijkheid zoo gemakkelijk
zijn veerkracht verliest
Welk een ongehoorde dwingelandij zou
het overigens zijn, den zwoegenden werk
man, die door den leerplicht zijn kinderen
toch reedB lang to zijnen laste moet hou
den, te verbieden, op matige wijze partij te
trekken van het dienstvaardig hulpbetoon
der kinderen?
Wijl de schrijver in het Sociaal Weekblad
waarschijnlijk iemand is, die van Engelen
en duivelen geen notitie neemt, zullen wij
hier maar niet lverinneren aan de zin
spreuk onzer minder dan wij pa-edagogisoh
onderlegde, maar in hun christelijken een
voud heelwat verstandiger voorouders:
„ledigheid is het oorkussen..."
De Arnhemsche Courant zegt eerst:
Naar 't schijnt-, zal Nederland weldra oen
politioke partij minder tellen.
Nuaan een boom zoo volgeladen, enz.
Een geheimzinnig bericht der laatste dagen,
dat de Christelijk-historischo partij (2de
uitgave, in 1901 met het oog op de verkie
zingen versohenen), een algcmecne vergade
ring zou houden, welker agenda vooralsnog
geheim gehouden moest worden, blijkt daar
op betrekking te hebben en, merkwaardig
genoeg, wordt het geheim misschien wel
ontijdig nu verklapt door de katholieke
Tijd die onder het hoofdje: „Politieke fu
sie" het volgende mededeelt:
„Gisteravond waren de leden der negen
Christelijk-historische kiesvereenigingen te
Amsterdam in do Nutszaal bijeengeroepen,
ter behandeling van een voorstel, dat niet
op de agonda kon worden gezet en daarom
blijkbaar ieders belangstelling had gaande
gemaakt.
Het bleek betrekking te hebben op een ont-
werp-fusie tu6schen de Christelijk-histori
sche en de vrije-antirevolutionaire partij in
het geheele land, waartoe door do leiders
van beide besloten was en waartoe de voor
waarden waren vastgesteld Deze kwamen
ongeveer hierop neer, dat de vrije antirevo
lutionairen, die slechts op zeer enkele plaat
sen des lands zijn georganiseerd, rullen op
gaan in de gcorganiseerdo Christelijk-his
torische kiesvoreeiysgingen, welker centraal
bestuur zal komen onder presidium van dr.
Do Visser, lid van de Tweede Kamer.
De leden der negen Christelijk-historische
kiesvereenigingen hebben zich gisteravond
in beginsel met dit plan vereenigd."
Verrassend is deze onthulling in zooverre
niet, dat reeds sedert eenigen tijd, in het
bijzonder na do samensmelting van Ret Ne-
derlandsche Dagblad met De Nederlander
de grenslijnen tussohen boido partijen vrij
wel uitgewischt schenen. Misschien is het
echter niet geheel juist hier van „partijen"
te spreken, omdat de parlementaire leider,
juister zelfs do incarnatie der vrije antire
volutionaire beginselen, mr. Do Savornin
Lobman, bij herhaling zijn tegenzin tegen
politieke partijvorming geopenbaard on met
overtuiging verdedigd heeft. Dit geeft aan
dc onthulling van De Tijd weer wel wat ver
rassends. Zal nu aan 't hoofd der nieuwe
partij, naar den ondertitel van mr. Loh-
mfl.n'ii orgaan, in een Christelij k-n a -
t i o n a 1 e herdoopt, ondanks het voorzitter
schap van dr. De Visser, komen te staan
mr. L ohm an als parlementaire leider? Want
zonder hem, wie die onze parlementaire
geschiedenis volgt, zal 't loochenen is het
niet duidelijk wat de Christelijk-historische
partij met de fusie zou kunnen winnen.
De Arnhemsche Courant zegt daarna:
Het orgaan „tot verbreiding van Ohri»-
telijk-nationale beginselen" zwijgt nog over
do fusie der vrijo antirevolutionairen en
Ohristelijk-historisclien, maar niettemin
6chijnt het wel een onbetwistbaar foit, dat ze
te Amsterdam heeft plaats gehad
Hot Handelsblad verneemt, dat do par
tijnaam zal zijn „Ohristelijk-historisch", dus
anders dan do beginselen heeten, welke door
De Nederlander worden „verbreid". Ook
zal, volgens diezelfde mededeeling, de par
tij twee leiders rijk zijn: jhr. mr. A. F. de
Savornin Lohman en dr. J. Th. de Visser.
Aan de fusie is een zuivering voorafge
gaan: dr. De Visser, die do vergadering te
Amsterdam leidde, verzocht „den aanwezi
gen aanhangers der partij van dr. Hoede-
maker" do vergadering te verlaten, maar of
die or waren en, zoo ja, aan het verzoek
voldoden, blijkt niet.
Volkomen onbegrijpelijk echter is wat dr.
Do Visser, steeds volgons het uandel s-
blad, omtrent mr. Lohman mededeelde:
bij eventueelo fusie zou deze leider dor vrije-
nntirovolutionairen „nio t aan zijn denk
beeld: scheiding van Kerk cn Staat, blijven
vasthouden." De predikanten der Hervorm
de Kerk behoeven zich dus voor dezen „Ge
reformeerde" niet ongerust te maken; aan
de zilveren banden, die den Staat aan do
Kerkgenootschappen vastsnoeren, wordt niet
geraakt I Maar onbegrijpelijk is het, dat een
man als mr. Lohman, do uitgesproken en
warme bestrijder van partij tirannie, een be
ginsel prijsgeven zou, ten einde in een pai>
tijformatie plaats te kunnen vinden. Waar
lijk, 't is qoodig, dat ook De Nederlander
iet€ omtrent dc fusie zegt.
In een asterisk zegt De Standaard
Het L a n d b o u w-c o m i t heeft zich
verklaard togen het ingediende wets
ontwerp op do Landbouwradon.
Waarom
Ja, dat wordt eon zonderling geval voor
De Nieuwe Courantdio met de beslissing
van het Landbouw-comitó nogal ingeno
men schijnt.
Feitelijk ia door die beslissing do taotiek
gevolgd, die tegenwoordig bij de staking
opgeld doet. Namelijk, ai wat georgani
seerd is voor vol erkennen, wat niet ge
organiseerd is op-zij-schuiven on nogceren.
Het La® dbou w-comité toch verklaarde
zich togen hot wetsontwerp van minister
Do Mare<z Oyens, omd.it daarin ook aan
landbouwers, dio zich niet bij een la®d-
bouw-vereonaging hobbcn aangesloten, een
stom in het kapittel wordt gegeven.
Dat moaht niet. Alleen do georganiseerde
landbouwers hebben verstand van don land
bouw; de n iet-georganiseerde mogen niet
in aanmerking komen.
En dddrom Ï6 he*. wetsontwerp onaanne
melijk verklaard.
Onze leeors weten hoe wij daarover den
ken. Naar onze overtuiging vertegenwoor
digen do La ndbouw-vereen i gingen geens
zins don landbouw, omdat daarvan ook
niet-vakmannen lid zijn of kunne® worden.
Wij nu staan het stolsel voor, dat alleen
on uitsluitend vakmannen stem in het
kapittel behooron te hebben; dat Land
bouw-vereenigingon hier moeten gepasseerd
worden.
Om deze eenvoudige roden, dat de land
bouw een eigen levenskring vormt; on dat
die levenskring een zelfstandige en eigen
organisatio behoort to hebben.
Het Laindbouw-oomitó dankt daaiovcr
heel andere.
Alleen de georganiseerde®, dc loden van
Landbouw-voreonigingcn, mogen iets te
zeggen hebben over de samenstelling va® do
Landbouwraden; aJlo andoren moeten als
een soort „onderkruipers" behandeld wor
den.
Is dat niet een ongehoorde tyrannic, dio
het Landbouw-oom itó aan onze landbou
wers wil aandoe®, waar hot hen wil dwin
gen om lid van een vereenigiag te wor
den op straffe va® andere geheel buiten
de landbou w-verbegenwoordi gang te staan
Precies zooals thans gehandeld wordt
met de „georganiseerde" werklieden tegen
over de niot-georganiseorde.
In de rubrkik „Militaire Zaken"
der ArnJiemsche Courant lazen wij het vol
gende:
Me® doet in het leger tegenwoordig aller
lei gekke dingen. Er wordt op zeer onihan-
digo wijze bot gevierd aan dan imitatie-
zucht, speciaal waar hot Duitscho® vor
mendienst betroft. De kazornotucht viert
hoogtij. Paradepas on eerbewijzen sohijnen
het ABC va® do milito/iro vorming en tal
va® nesberijen vorgallen hot dienstleven,
dat zoo mooi en zoo aangemaam kon zijn.
Het komt ons voor, dat in gansoh het mi-
Etoire stelsel reformatie noodig is. Do
oudorwetscho opvattingen omtrent disci
pline moeten plaats maken voor deze be
tere, dat tucht is zedelijke kracht cn zede
lijke hoogheid. De kazerne-tuoht onderwijst
do dri'lsergeant, van do waro tucht is do
man va® karakter, do ma® van kennen,
va® kunnen en van wille® de onderwijzer.
Ook de zelfstandigheid van officieren en
kader moet belangrijk omhoog. Er is schier
geen man in hot leger, die do verantwoorde
lijkheid voor eigen daad en eigen richting
volkomen aandurft Bijna altijd wordt
angstvallig gevraagd of men wel „gedekt"
is.Ellendig en bedenkelijk tevens is zoo'n
régime. Vooral 't officierskorps moet arbei
den aan zichzelf. Er bestaan daar nog in
zichten op hot stuk va® opvoeden, straf
fen, oofonon, rcohtsbedeeling, onz die
bepaald b-ongsbigond zijn van antiquiteit
Niet minder ook moet hot denkbeeld veld
winnen, dat ons volk weerbaar moet wor
den. Thans is het weerloos. De helft onzer
valiodo jonge mannen blijft in liet huidig
defensie-systeem ongeoefend. Aan nanvoor-
dora is gebrek, en toch bedrijven vele offi
cieren de onverantwoordelijke daad om dc
vorming van reearvo-offieieren en reserve
kader heimelijk tegen te werken cn laten
zij na, de militaire waarde van dit rcoorvo-
pei^oncol zoo hoog mogelijk op te vooron.
I® het kort., wij zijn in liet leger sohier in
alles ten achter. Welnu, dat de jongeren
zich da® inspannen om do nieuwe richting
te steunen. Er is heel veel te doen. Moge
't den vol ij v er i gen on sympathieken overste
Graafland gegeven zijn het nieuwe orgaan
voor weermacht „cn" notie, zooals hot
thans heet, nog eens te herdoop en in „Or
gaan voor het weerbare volk."
De Revue des deux mond es bevat een ar
tikel van Charles Benoi6l over lcdocteur
Schaepman: „uo des types les plus
caractéristiques, un des hommes les plus
représcDtatifs do la Hollando oontompo-
raine." Do Franschman prijst den gestor
vene als theoloog, als redenaar, als politi
cus cn, zegt de Nieuwe lloUr.rtlamsche Cou
rant, Bchoon hij misschien niet eens onze
taal kont, hij weet to verzekeren, dat
Schaepman, een der grootste dichtere te on
zent sedert Vondel, als zoodanig de vergui
zing heeft govonden, welke het deel is der
grooto talenten.
Voorts heeft do heer Benoist het over do
samenwerking van Schaepman cn Kuypor
od deelt hij hierbij mee wat do laatste hem
den 25ste® October 1890 heeft gezegd, toen
hij een bezoek bracht in Keeper's studeer
vertrek to Amsterdam.
„Op mijn vraag of dc godsdienstige bewo
ging, welke hij had doen ontstaan cn die hij
leidde, geheel zonder staatkundige bedoe
lingen was, antwoordde dr Kuyper leven
dig: „„Wij zijn als do Hugenoten der
XVIdo eeuw; wij, Calvinisten, zijn te® allen
tijde tegelijk mannen van geloof en staat
kundigen geweest. Daar het centrum van
onze actio :s in het volk, onze kracht in de
kleine luydcn, vreczen wij niet, zoo noodig,
samen te gaan met dc radicalen en zelfs met
do soci distenwant al dio werklieden, al.
dio bocrc® van Nederland, dio racer waard
zijn dan vele graven en baronnen wc kun
nen zo niet eeuwig late® omkomen in ellen-
do; dat mag niet cn dat kan niet, dat is
noch redelijk noch mogelijk. Toch zijn wij en
toch noemen wij ons antirevolutionairen,
wat woordelijk beteckent: gokant tegen den
j geest der revolutie. Niet, dat wij niet het
goede aanvaarden, dat er is in den geest
va® do Fransche Revolutie, maar wij aan
vaarden dit slechts wanneer we het laten
komen uit een andere bron dan do revolutio
naire bron. In onze hoedanigheid van Cal
vinisten, zijn wij menscheu van orde en van
vooruitgang, cn van dit gezichtspunt zult
gq nooit weten, hóéveel Frankrijk hcoft ver
loren door do herroeping van het Ediot van
Nantes. Hot behoort bot het wezen van ons
geloof, dat berust op het vrije onderzoek
der Schrift, de persoonlijke onafhankelijk
heid te ontwikkelen, meer veorkracht te ge
ven aan den geest, meer harding aan het
karakter. Maar zoo wij mannen zijn van
vooruitgang, wij zijn tevens mannen van
ordo. Boven allo verdeeldheid staan dingen,
waaraan men niet moet toelaten de hand te
slaan; en hierom zijn wij hi r met do ka
tholieken verbonden, die trouwens in No-
dorland niet zijn als in andere landen; die,
lovende te midden van ons, zijn doordron
gen van onzo zeden en bijvoorbeeld niets ge
lijkt t op de Belgische katholieken."
Ecnigo dagen nadat dezo verklaring was
gegeven, vernam do hcor Benoist een over
eenkomstige uitlegging van Schaepmanhij
noomt het „Monstcr Verbond" het product
vn® beider samenwerking.
Ten slotte gewaagt hij van Schaeptnau's
geschillen met andero katholieke politici.
„Opdat Schaepman mcor profeet in zijn
land zou zijn, onbetwistbaar i® aller oog,
opdat hij in het centrum der Katholicko
Kerk zelve het steunpunt hebben mocht, dat
hem in Nederland ontbrak, wcnschto dr.
Kuyper, is het een onbescheidenheid dit
thans mede te declen? dat dr. Schaep
man tot kardinaal zou worden benoemd.
Eminortio zou Schaepman nooit zijn, maar
later werd hij Monseigneur om deze titel gaf
hem in do hiërarchie een uiterlijk gezag, dat
overeenkwam met liet gezag van andere
priesters, die in staatkunde veel minder
persoonlijk gezag hadden.
In 1891 weigerde Schaepman het manifest
der katholicko afgevaardigden to tcokcncn,
en gaf hiervan do verklaring in co® nota,
to Parijs in het Fransch opgesteld, die mis
schien niet openbaar is gemaakt, maar
waarvan hij mij het oorspronkelijke had go-
geven, dat ik heb bewaard."
Vergunningsrecht.
In de „Staatscourant" van gisteren is, ge
lijk gemeld, het Kon. besluil (van 29 Jan.
j.l.opgenomen, waarbij is beslist dat Burg.
on Weth.H. van Utrecht en Ged. Staten der
provincie Utrecht ten onrechte vergunning
hebben geweigerd aan de weduwe van een
man, die vergunning had.
Uit de overwegingen van het besluit blijkt,
dat dezo beslissing niet do verre strekking
heeft, welke uit de eerste mededeeling kon
worden opgemaakt Zij berust niet enkel op
het foit, dat de bedoelde vrouw in gemeen
schap van goederen gehuwd is geweest, maar
wnt zeker als de voornaamste overwegingen
zijn te beschouwen dat haar man bij do
invoering der Drankwet in 188] patent had
als tapper, zijn vróuw destijds, hem hierin
behulpzaam zijnde, het tapperebedrijf ge
meenschappelijk met hem uitoefende, en vol
gens de patentwet gehuwde vrouwen gcoD
afzonderlijk patent noodig hadden wegens
het beroep, dat zij gemeenschappelijk met
den man uitoefendon
Het kon. besluit neemt dus aan, dat ook
dc weduwe reeds in 1881 patent heeft gehad
voor den verkoop van sterken drank in hot
klein cn dat haar daarom op grond van art.
20 der Drankwet levenslang ccn vergunning
voor dezelfdo lokaliteit niet mag worden ge
weigerd.
Do beslissing heeft dus alleen boteckcnis
voor weduwen, die in gelijk geval verkccren,
nl. dat zij reeds op 1 April 1881 toen do
Drankwet werd ingevoerd zelve het bo-
drijf van verkoop van sterken drank, als
hulp van haar man, hebben uitgeoefend
Oudcwotorlne:. Tot tydeiyic hoofd der byz.
Cbr. school albior Is voor de maand Ma.
bonoemd do beor H. Batist. Het nieuw be
noomde hoofd, de hoer Van Ginhovon, treedt
eerst in functie op 1 April e k.
M)
„Ik geloof, dat zy met lady Denvers in
haar slaapkamer is. Maar a propos. Ik vrees,
dat de raad, dien g(j my gaf, om aan myn
tante niets van onze kennismaking te ver
tellen, tevergeefs ia geweest, want zy heeft
mü hier gezien."
„0, dat is „nu" geen bezwaar meer," zei
de graaf, zulk oen nadruk op bet woordje
„nu" leggende, dat Jack hem verwonderd
aanzag, ldU gaf echter geen verdere uitlegging,
maar zeide: „Ge wilt zeker nog wel iets
gebruiken, vóór ge vertrekt?"
Z(jn woorden klonken meer als bevel dan
als vei zoek.
Hy begaf zich naar het buffet, terwyi juist
op dit oogenblik Sonya binnentrad.
„0, zyi gU hier, mynheer Donversl Ik was
al half bevreesd, dat gy ons verlaten hadt,
zonder my goeden dag te zeggen."
Toen, zicu tot haar broeder wendende, zei
zy": „Olga wacht u op myn kamer."
„Ik zal haar opzoeken, maar eerst moetik
u nog even sproken, Sonya."
Na aan Jack een glas wyn gegeven te
hebben, ging hy met Sonya oven in een
vensternis. Jacks oogen volgden hen onwille
keurig Hy zag, dat de graaf in het Russisch
sprekende, iets zeer ernstigs zei tot Sonya,
en dat hy haar een 6leutel gaf, dien zy
onraiddeliyk by zich stak, wat een goedkeurend
knikje van den graaf ten gevolge had. Ver
volgens kwamen beiden weer naar hem toe,
waarop de graaf, sa Jack de hand te hebben
„Ik moet nu gaan," zei Jack, terwyi hy
het glas wyn naast zich neer zette, zonder
iots er van gebruikt te hebben.
„Gaat ge werkeiyk? Dan wilt ge my zeker
wel vergezellen tot aan Lambeth Myn broeder
vertelde my zooeven, dat de vrouw van een
armen man, dien wy zeer achten, ernstig
ziek is, en daarom wil ik haar nu voor myn
vertrek nog even bezoeken."
„Gy zult haar toch niet iu den nacht gaan
bezoeken?" vroeg Jack ten hoogste ver
wonderd.
„Ik moet," was het antwoord, dat geen
tegenspraak duldde.
„Dan rest my nat uur) yk niets, dan u veilig
thuis to brengen," was Jacks antwoord.
„Moet ge uw wyn niet uitdrinken, terwyi
ik myn avondmantel haal? Ik zal unlet lang
laten wachten."
„Dank u, ik zal het glas niet leegdrinken
Sonya zag hem doordringend aan, toen keek
zy naar het glas.
„Neen, dat is geen goed merk. Ik zal u
een ander glas geven
„0, dank ul De wyn is goed genoeg voor
my. Ik ben geen fijnproever," lachte Jack.
„Ik wel en ik weet, dat die, wolken ik u
nu geven zal, heeriyk i3."
Zy begaf zich naar de schenktafel en ter-
wyi de knecht een nieuwe flosch opentrok,
nam Sonya uit hot buffet een ander glas.
Het was een prachtig glas, een voorwerp van
oud Boheemsche kunst.
Jacks oogen dwaalden intusschen over de
speeltafels. Daardoor zag hy niet, dat het glas
vóór het gevuld werd, niet geheel leeg was.
Evenmin vond hy er een ongewonen smaak
aan. Alleen zag hy zjjn omgeving met andere
oogen aan dan straks. Zyn koele, critische
blik bod plaats gemaakt veer een hatf droo
menden, half bowonderonden. En toen na
eenige oogenblikken Sonya terugkeerde, ge
huid in een kostbaren avondmantel van gryzo
cachemir afgezet met zilverbont en gevoerd
met rood satyn, was hy gereed haar even
willoos te gehoorzamen, als zoo straks Olga
gedaan had.
„Volg my eer wy gemist worden," fluisterdo
Sonya zacht.
Jack volgde haar en vond aan de voordeur
een coupé wachtende. Hy hielp haar by het
instappen en zy zonk neer mot een zucht
van voldoening.
„Eindeiyk zyn we verlost van die dwaze
menigte," zeide zy, hem met open blik aan
ziende.
„Ja," antwoordde Jack, droomerig.
„Waar ryden we heen?" vroeg Sonya.
„Ge hebt den koetsier het adres nog niet
gegeven," antwoordde Jack.
„0, hoe dom van my. Breng ons naar
Lambeth," riep zy den man toe.
Terwyi Sonya het hoofd oplichtte om den
koetsier de noodige inlichting to verstrekken,
bemerkte Jack, ondanks don benevelden toe
stand, waarin hy door den wyn verkeerde,
een klein litteeken onder aan Sonya's kin,
die de cosmetique niet geheel had kunnen
bedekken. Haar oogen ontmoetten do zyne,
toen zy zich weer neerzette.
„Waar kykt ge zoo naar?" vroeg zy haastig.
„Naar dat kleine litteeken onder aan uw
kin," was Jacks antwoord.
Een uitdrukking van onrust kwam op
Sonya's golaat om plaats te maken voor die
van grooten baat.
„Ik dank dit litteokeu aan uw bloedver
wante, lady Denvers."
„Werkeiyk?" riep Jack uit, hopende nadere
byzonderhedea daaromtrent te vernemen.
Hy werd hierin ovenwei tolourgesteldSonya
verviel in een afgetrokken stemming, dieniet
werd verbroken voor zy het doel hunner be
stemming bereikt hadden.
Zy stegen uit en Jack stond naast haar,
torwyi zy beldo aan een armoedig, onoogiyk
huisje. De straat was zoo donkor en de perso
nen, die hen, ondanks het late uur, nog in
grooten gelaio passeerde, zagen er zoo ver
dacht uit, dat Jack beangst was voor do
veiligheid van zyn eleganto gezellin.
„Wacht op inU In het rytuig," zei Sonya
gebiedend.
Jack zag op eenigen afstand een troepje
mannen van verdacht allooi, zingende en
vloekende uit een onaanzioniyk kroegje komen.
„Ik zal by u biyven, totdat deze menschen
zyn gepasseerd. Zy mochten u andera overlast
aandoen," zeide hy.
„Dank u Ik kan wel voor myzelf zorgen.
Doe als je blieft wat ik u vraag," antwoordde
zy op oen toon, dio geen tegenspraak dulde.
Jack was nog to veel onder den indruk
van den drank, hem door Sonya toegediend,
om over de zondorlingheid van dit verzoek
na te denken. Hy stapte weer in het rytuig,
maar hield niettemin de deur open, gereed
zyn gezellin tor hulp te snollen, indien zy
door een of ander verdacht sujet werd Jastig
gevallen. Er gebeurde evenwel niets van dien
aard. Hy zag eenige oogenblikken later de
deur geopend door eon slaperig uitziende
vrouw, die Sonya een ontkennend antwoord
gaf op een vraag van haar, waarechyniyk
naar den bewoner van het huis. Plotseling
keerde Sonya zich af met een uitdrukking
van teleurstelling op het gelaat. De slaperig-
uitziende vrouw volgde haar, met bewondering
starende naar doze schoono, ryk gekleede
dame, wier geheole verschoning zulk een
zonderling contrast vormde mot deze armoodigo
omgeving.
„Kan ik Petch, als hy thuis komt, uw
naam ook zeggen, mevrouw?" vroog do
vrouw nieuwsgierig.
„Dat is volstrekt niot noodig: Ik zal mynhoor
Petch gaan opzoeken. Dank ul" zei Sonya kort.
„Was uw bozoek zonder succes?" vroog
Jack, dio tot zyn verwondering bomerkto, dat
de sleutel, wolken do graaf haar gegeven had,
nu aan oen liarer vingers bengelde.
Zoodra Sonya zyn blik op don sleutel ge
vestigd zag, deed zy hom oogenblikkeiyk ln
haar zak, en zol op luchtigon toon
„Myn bozoek was in zoover zondor succes,
dat de man niet thuis was. Maar ik zal hom
wel vinden. Hy bevindt zich geen vyf minuten
rydens van hier in het St. Anselm Hospitaal,
waar
Een uitroep van Jack deed haar ophouden.
Alleen het noemen van den naam „St. Anselm"
doed zyn bloed sneller door do aderen vloeien.
Bevatte dit gobouw niet de eenige vrouw, die
hy liefhad?
„Hebt ge wellicht kennissen in't St. Anselm
Hospitaal?" vroeg Sonya, terwyi zy haar
ongeschoonde hand met zachten, veelzeggen-
den druk op do zyne legdo, en hom verplichtte
haar aan te zien.
Had zy een andere vrouw goweost. Jack
zou haar geantwoord hebben, dat St.-Anselm
op dit oogenblik zUn eenige levensvreugdo
bevatte, maar iets onbegrypeiyks in de houding
van de gravin tegenover hbm waarschuwde
hem haar niet nader hieromtrent in te lichten.
Daarom beantwoorddo hy haar vraag niet.
(Wordt vervolgd.)