VAN - HET
N° 13166.
Derde Blad.
24 Januari 1903.
Opgesloten.
Traag kropen de uren voorbij, 't Was al
middag., maar do holle, groot© kamer bleef
donker. Yan af de binnenplaats viel een
nare strook val sok daglicht door d© lage
vensters. Je» voelde je hier in dien schemer
zoo bedrukt, zoo schuw verlaten.
Li ze zat stijf voor het raam, keek neer op
de eenzame binnenplaats beneden, waar
morsig roodo steenen lagen en in een hoek
een hoop vuilDaar gooide de meid tegen
woordig den afval maar neer. Altijd hadt
je daar een walglijke luoht en glibberde
je uit op verrotte koolstronken of zoo iets.
Op zij stond een schuurtje, dat diende tot
bergplaats van brandstof, hetzij natte turf
of gruizige kolen. Als je de deur van dat
hok opendeedt, sprongen er meestal een
paar verschrikte katten togen je op,
Op het hellend schuurdakjo tripten de
duiven van do buurjuffer aan de overzij.
Die zat als gewoonlijk van de kamer uit
kon je er recht op zien achter het wit
houten venstertje met een rijtje bloempotten
er op. Je zag alleen haar wit-kanten muts,
omdat ze voorover gebukt zat om de krant
te lezen ze kon al niet te best meer zien
vanwege den ouden dag en dc cyporsche
kat zat suf te koekeloeren tusschen de
bloemetjes in bet venster.
Dat alles zat Lizo weer te be»studeeren
voor de zooveeiste maal. De kamerdeur was
afgedraaid, ze kon er niet uit. In het bogin
had ze hot wel erg gevonden, opgesloten to
worden, maar tegenwoordig had ze er maling
aan; het kon haar niets rneeir schelen. Nu
ze toch wist, dat hot telkens gebeuren
moest, je went aan alles! had zo
in de groots muurkast stilletjes op de bo
venste plank een paar boeken opgeborgen.
Die leende ze dan heel in 't geheim bij haar
vriendinnetjes, want vader wou niet heb
ben, dat ze iets anders las dan den bijbel.
'Als zc groot was, zou ze wel gek zijn, als zo
ooit haar kinderen opsloot! Nu deedt- je im
mers dingen, die je andere niet doen zou,
waaraan je vroeger niet dacht. Die lectuur
was goed opgeborgen, niemand kon er bij.
Ze moest er altijd bij klimmen met twee
stoelen op mekaar. Ook nam ze altijd een
flinke homp brood uit den broodzak weg,
om de duiven te voeren. Die kwamen altijd
vanzelf uit haar hand de broodkruimels
wegpikken, 't Was zoo leuk, die slanke klei
ne duiven'-lichaampjes te voelen tippen
over je hand, ze te strijken over het donzig
zachte gevedelde. Die beesten keken je ook
altijd zoo trouw aan, net of ze meer wisten
dan ze konden zeggen. De blauwe kreeg al
tijd het meest, die moest vetter worden,
want die wou maar niet groeien als de an
deren, 't was of die verdriet had, zoo'n stil,
klein duiven-verdriet.
Nu kon ze weer den heelen dag doorbren
gen in dit ellendige hok, waar ie ie dood
verveelde, je dood ei-gerde. Ze wist het nu
al lang. al heel lang. dat ze een slechte meid
was. Haar tweede moeder had het haar nu
al vaak genoeg gezegd. 't Zou wel. zoo zijn,--
zo begreep er tegenwoordig heelemaal niets
meer van.
't Was een boel! Toen vader weer ging
trouwen, was het heele huis overhoop ge
haald- Schilderijen waren verhangen; waar
eerst stoelen stonden, waren nu tafels en
omgekeerd; andere meubelen waren na" den
zolder gegaan, nieuwe er bij gekomen. Er
stond geen meubel meer op zijn oude plaats.
Daar, in dien hoek, waar nu een boeken-
rekjo hing, had het portret van haar eigen
moeder gehangen. Dat wist ze nog precies.
Ze geloofde, dat ze dat nooit vergeten zou,
zoo lang ze nog zou leven. Altijd keek ze
weer naar diezelfde plek en dan dacht ze
er weer aan. Dan kwamen weer al die ge
dachten van vroeger, en don voelde ze zich
zoo akeug huiverig hier in die groote, don
kere kamer. Zoo opeens kwamen dan maar
de tranen, en kon ze losbarsten. Soms wel
een uur lang lag ze plat op den grond, aldoor
maar to huilen, tot ze voelde hoe erg ge
zwollen haar oogen waren. En dan viel ze
van vermoeidheid in slaap dan behoefde
ze gelukkig nergens meer aan to denken,
totdat ze werd losgelaten en beneden
moest komen.
Maar als ze clan wel eens heel kalm aan
moeder kon denken, dan herinnerde z:- zich
weer dat heerlijke leven van vroeger. Toen
kreeg ze altijd netto kleeron aan en dan
mocht zo met. mooder uit wandel on. Dan
groetten alle bekenden heel diep. Want moe
dor was zoo mooi, zoo heel mooi. on dat
vonden ze dan zeker allemaal wel. Ze liepen
dan winkels in met heel veel mooie étalage,
cm de bedienden zeiden allen .,jonge-
jurfrouw" tegen liaar. En wat hield vader
ook veel van moedor, o. die hield veel meer
van haar dan van de tegenwoordige mama...
Neen, daar was zo hot toch nog niet mee
eens... Hoewel... mama was zoo zacht, zoo
goed... niet zoo vinnig en brutaal en hatelijk
als die tweede. Papa was toch wel vreeselijk
veranderd bij vroeger... Tegenwoordig was
hij norech on kwaad, kon hij zoo streng
zijn, zoo vreeselijk hard zijn al3 onlangs,
toen mama hem verteld had, dat ze met Lize
geen raad meer wist-, dat ze haar weer den
heelen dag had moeten opsluiten. Als dat
weer voorkomt., zei hij toon vreeselijk kalm,
ga jo naar de kostschool, direct... En nu was
het weeir geweest, en nu zou het zeker ko
men. Maar wat kon 't haar schelen! Die
ellenddgé tweede moeder met die harde,
strenge oogen... Als papa zelfs niet meer
van haar hield, dan wou ze maar liever
weg...
Haar groote oogen vulden zich met tra
nen, met tranen, die kwamen hoe langer
hoe meer, tot ze niets meer zien kon... niet
meer zag hoe de buurvrouw fl-a.n den over
kant keek naar het schreiende meisje, dat
hoe langer hoe hartstochtelijker te snikken
begon.
Ze had zoo graag weer eens willen bidden
tot den Lieven Heer: ,,0ck, geef U me as
jeblieft mijn moedertje weer'; maar ze had
het al zoo dikwijls gedaan en het hielp niet,
het hielp heelemaal maar niet. En ze wou
toch niet slecht zijn .heusek niet, ze wou wel
tien weken lang op die heel koude kamer
blijven, als ze toch maar wist, hoe ze weer
beter worden kon 1 Deed ze niet haar best
Liep ze niet don heelen dag boodschappen
voor moeder? Eerst naar den slager, dan
naar den kruidenier, den bandwinkel, ja
van alles! Ze wou zoo graag veel, heel veel
doenEn nooit kreeg ze meer een nieuw
jurkje, nooit iets nieuws meer. En vader
bemoeide er zich niet mee... ze durfde hem
niets meer vragen, en vooral in den laatsten
tijd niet. Ze was gewoonweg als de dood
voor hem.
Vandaag was ze door moeder opgesloten
omdat ze aardappelen moest schillen en het
niet kon, omdat haar vingertjes kapot wa
ren, pijnlijk gesprongen van de winterkou,
door het vele werken in het koude Water. Ze
was net een werkmeid. En dat was ze vroe
ger nooit geweest, nooit. Dat had zij van
haar gemaakt, zij 1
En ze balde haar kleine vuist, terwijl een
gloeiend rood kwam op de fletse wangetjes.
Toen droogde zo haar tranen af en keet
naar buiten. Groote regendroppels pletsten
naar beneden. De lncht zag er grauw on
grijs uit. Terwijl ze naar den overkant keeE;
zag ze het oude vrouwtje haar toeknikken
met een vriondelijken neerslag van de oog
wimpers.
Lize knikte onmiddellijk terug, wuifde
zelfs met haar handje, dol, dat iemand ten
minste notitio van haar nam. Zoo graag had
ze dat oude beetje eens gesproken, haar wil
len vragen, hoe die het gehad had toen ze
nog jong was en of die ook wel eens straf
gekregen had, die ze niet verdiende.
Ze schoof het raam op en riep zacht „koe-
re, koereTerstond daarop vlogen de duif
jes omhoog op het vensterkozijn. Voorzichtig
kruimde ze het stuk wittebrood, dat op de
vensterbank lag, fijn, en begon haar voede
ring, een oogenblik van stil genot. De duif
jes pikten uit haar hand en zij streelde ze
liefkoozend hun glanzend zachte kopjes, die
zoo razend vlug en zoo deftig-voornaam
heen en weer bewogen. Toen zo daarop het
raam weer dicht schoof, bleven de diertjes
stilletjes in het vensterkozijn zitten. Ze
schuilden voor den regen, die bij stroomen
te vallen begon uit do zwarte lucht.
Om zich te verstrooien ging zo naar de
kast om er een boek weg to krijgen. Eerst
deed zc do kastdeur open, zette toen twee
stoelen op elkaar voor de donkere kastkolte,
klauterde er voorzichtig bovenop,Reeds wil
de zo haar handje uitstrekken, toen ze op
eens een klein zwart pakje zag liggen. On
willekeurig greep ze er naar, keerde het om
en nog eens ora. 'b Was haar opeens zoo gek
in haar hoofd, net of er iets spookte, zoo'n
heel klein duiveltjeZe werd bleek en:
hoar neusvleugels begonnen te trillen. Toen
welden er een paar groote tranen in haar
oogen op.
Het plotseling opgekomen denkbeeld
vloog door haar hersentjes met een on toom -
bare gejaagdheid. Ineens scheurde ze het
papier los, greep naar een der doosjes en.
opende het. Nauw merkbaar haalde ze adem,
het was of ze stijf werd yan schrik. Alsof