NE. 13160.
Derde Blad,
17 Januari 1903.
Kwaad met goed vergolden.
De 17de Juni 1882 was een schoone dag
Toor Henriette Bardonnel, modiste te
Bouaan. Toen zij tegen tien uien des och
tends aan haar venster in de rue des Cha-
ïettes waa gezeten, druk aan den arbeid,
opende Mme. Dufresnes, haar hospita, plot-
eeling de deur en sprong als het ware de
kamer binnen.
Henriette! Henriette! Hebt ge nog niets
gelezen?Weet je niets?" riep zij uit.
„Kijk eens! Zie eens hierl"
En zij legde haar de courant voor, met
den nagel wijzende op een advertentie, lui
dende:
„Mejuffrouw Henriette Emilienne Bar-
donnel, dochter van Auguste Bardonnel, in
leven piano-stemmer, rue du Grand-Pont te
Rouo&n, wordt in haar belang verzocht haar
adres te doen weten aan den heer Thiébault,
zaakwaarnemer, place du Vieux Marché 63,
te Havre. Erfenis."
„Ben jij dat?"
„Welzekerja.stamelde de mo
diste bevend.
„Je moet hem dadelijk schrijven, dien
zaakwaarnemer, mijn kind, dadelijk 1"
„Zeker,zeker, madame Dufresnes...",
etamelde Henriette.
Den volgenden avond ontving mejuffrouw
Bardonnel een antwoord van mijnheer Thié
bault, die haar uitnoodigde onverwijld te
zijnent te willen komen. Tevens was een
postwissel van vijftig franken bij den brief
gevoegd. Dat beloofde veel; madame Du
fresnes zag dat dadelijk in.
„Je bent onder een gelukkig gesternte ge
boren, lieve, ik heb het altijd wel gezegd
En mijnheer Lóonoe is ook gelukkig, niet?
Gaat hij mee naar Havre?"
De heer Léonoe Carpenter was de zoon
ran een grooten linnenkoopman van den
Quai aux Meules, een flinke jonge man
van acht en twintig jaar, die sinds vijf jaar
met Henriette verloofd was.
Aan het werk op het kantoor zijns vaders,
maar schrikkelijk „kort gehouden", kon
Léonce zijn genegenheid voor de kleine mo
diste uiterlijk slechts zeer spaarzaam doen
blijken.
Toen hij van Henriette het blijde nieuws
hoorde, was hij opgetogen.
„Wanneer je maar een honderd duizend
franken had, kind minder zelfs, tachtig
duizend, dan zou ik vader wel overhahn. Je
zou mijn vrouw zijn binnen het halfjaar!"
Henriette moest alleen van Rouaan naar
Havre trekken.
Het kantoor van den zaakwaarnemer was
gelegen op de eerste verdieping van een oud
en bouwvallig huis. Een smalle en donkere
gang, smerig, vies en vunzig, leidde er heen.
Zij trad binnen.
De heer Thiébault, een klein, mager, oud
mannetje, met een grooten bril op. wees het
jonge meisje een stoel aan, en noodde haar
te gaan zitten.
„Hebt ge uw geboorteakte bij u, zooals ik
u heb verzocht f"
„Hier is zij, meneer."
De zaakwaarnemer las aandachtig het
papier.
„Pierre Auguste BardonnelJuist,
juist 1 Meneer uw vader heeft Frankrijk in
1866 verlaten, niet waar, juffrouw?" ging
de heer Thiébault voort.
„Ja, meneer. Ik was toen vijf jaar oud...
Wij zouden hem naar Nieuw-York volgen...
Maar wij hoorden niets meer van hem...
nooit. Mijn moeder is zes jaar geleden ge
storven, en ik heb alleen nog maar een nicht
te Elboeuf."
„Welnu, juffrouw, uw vader is den 22sten
Januari 1879 in Zuid-Amerika, te Buenos-
Ayres, overleden, een vermogen nalatende
van ongeveer 650,000 franken, waarvan u de
eenige erfgenaam zijt. Om dat bedrag te
kunnen ontvangen, zal het noodig zijn, dat
u zelve daarheen gaat en mijn collega me
neer Guastalla, opzoekt, die mij van de on
beheerde nalatenschap heeft gemeld en er de
curator van ia"
„Er heengaan?Maar, meneer
„Wij zullen u de noodige gelden voor
schieten, wees gerust!"
„En wanneer zou dat moeten zijn?"
De heer Thiébault keek een paar lijstjes
na.
„Ja, laten we eens kijken!... De „Eury-
dioe"... de „Meuse"... "Vrijdag, Zaterdag...
Ja juist, de „Ibérie" gaat naar Bucnos-
Ayrea.. overmorgen, Maandag. Het is wel
wat heel gauw. U hebt slechts den tijd om
naar Rouaan terug te keeren en uw toebe
reidselen te maken. Ik zal uw plaat9 bespre
ken en alles voor u regelen... Nu, ik wacht
u dan Maandagochtend, mejuffrouw 1"
"Vijf en twintig dagen later was Henriette
Bardonnel te .tmenos-Ayres en liet zich, met
haar bagage, naar een hotel brengen, in de
Oalle Piedad.
Het was avond, te laat om naar den heer
Guastalla te gaan. Maar een uur na haar
komst wist. men aan het hotej reeds alles van
het doel daarvan. Een van haar huurlieden
aan tafel was een elegante Spanjaard van
een dertig jaar, die van het Fransch pre
cies genoeg verstond om er een soort van ge
sprek in te kunnen houden. Hij heette Ma
noel Alvarez en woonde te Montevideo, wiar
hij een veehandel dreef; hij vertoefd.* slechts
enkele dagen te Buenos-Ayres.
Als een galante hidalgo bood hij Henriette
zijn hulp en zijn steun aan, en stelde zich te
harer beschikking.
Den volgenden ochtend begaf Henriette
zich, vergezeld van een tolk. naar de Boli-
var-straat, naar bet adres van den abogado
J Guastalla.
Geen Guastalla aan het aangeduide num-
1 roer, zelfs geen abogado in het gansche hui9.
Evenmin in de belendende huizen. Men kan
zich Henrietta's angst voorstellen. Waar
moest de erfenis worden gehaald?Twee
dagen lang zocht men alle abogados op, alle
notarissen, zaakwaarnemers. Geen Anibal
Guastalla, geen erfenis-Bardonnel, niets
De heer Manuel Alvarez, wieD zij deelge-
j noot maakte van haar onrust, gaf haar den
raad om zich tot den Franschen consul te
wenden. Daar bleek het, dat van een F ran-
sche erfenis, een zekere juffrouw Bardonnel
toekomende, hoegenaamd niets bekend waa.
„Blijkbaar", zeide de consul, „zijt u het
slachtoffer geworden van een oplichterij."
„Een oplichterij 1" riep Henriette uit, die
haar illusie nog niet wilde prijsgeven.
„Maar, meneer, waarom zou men dat ge
daan hebben?"
„Helaas, mejuffrouw, misschien zult a,
goed nadenkende, vinden... maar ik ken uw
zaken, uw relatiën niet... Ik kan u slecht®
nogmaals verklaren, dat hier geen erfeni®-
Bardonnel is, u kunt daar beslist zeker van
zijn I"
Toen Henriette in haar hotel terug waa,
peinsde zij nog steeds over de vraag, wie er
belang bij zou kunnen hebben om haar het
land te doen verl&ben.
En zij vond Het antwoord, zonder veel
moeite. Het was de vader van Léonce, papa
Carpenter I Geen twijfel mogelijk
Herhaaldelijk had hij getracht de verbiiï-
tenis van zijn zoon met haar af te breken;
hij wilde hem met een „betere partij" doen
trouwen; thans was een zekere juffrouw
Hennequin, de dochter van een rijken win
kelier, aan de orde. Henriette wist het:
Léonoe had haar zelf van alles op de hoogte
gebracht.
Henriette kende zeer wel de koppigheid
en de sluwheid van den heer Carpenter.
Voor een beetje geld had hij dien zaakwaar
nemer te Havre omgekocht...
En opgewonden door verontwaardiging efl
toorn, keerde Henriette naar het consulaat»
terug om reiskosten te vragen, daar deze
haar thans ten eenenmale ontbraken.
Men beloofde haar aanvrage te zullen on
dersteunen, doch zij moest tien dagen wach
ten dan eerst zou er een schip naar
Frankrijk vertrekken.
„Wees gerust, mejuffrouw," zei de consul*
„wij zullen u bijtijds waarschuwen."
Toen deze waarschuwing echter aan het
hotel kwam, bevond mej'uffrouw Henriette
Bardonnel er zich niet meer.
Op een avond, dat zij aan den arm van
Manoel Alvarez wandelde en hem haar ver
driet vertelde, had de rijke Spanjaard op
teederen toon tot haar gezegd:
„Erriquetta. MignonneAls gij, in
plaats van naar Europa terug te gaan
eens met mij wildet trouwen."
En zij, na alles gewikt, na alles gewogen
te hebben en den Spanjaard hebbende leeren
kennen als een braaf, flink en degelijk man*
nam zijn hand aan.
Vijf jaar later, op een Mei-ochtend, stapte
mevrouw Manoel Alvarez, geboren Bardon
nel, uit een waggon aan het station te
Rouaan en begaf zich naar de rue des Cha-
rettes.
Zij had Frankrijk (waarheen zij haar man,
die voor zaken te Parijs en te Marseille
moest zijn, vergezelde) niet willen doorkrui
sen zonder haar geboortestad weer te zien en
er eens te informeeren naar de praatlustige
madame Dufresnes en haar andere oucte
kennissen.
Mme. Dufresnes dwong Henriette om bij