PERSOVERZICHT.
LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 7 JANUARI. TWEEDE BLAD.
Peggy.
No.13151
Amiti i8öu.
De Haagsche Courant schreef een uitvoe
rig hoofdartikel -over ingezonden
et uk ken.
Een journalist zed onlang» tot den sohnj-
rer or van: „Er gaat natuurlijk geen dag
voorbij, dat we ons niet iemand tot vijand
maken, hetzij door hem het opnemen van
Sén stuk te weigeren of door een stuk van
©en ander te plaatoen". Die uitspraak wordt
,,bijna juist" genoemd; het bijna" wordt
gemotiveerd door de opmerking, dat het.
©antal vijanden, dat men maakt, wei niet
precies 365 per jaar z&l bedragen; maar ove-
«igens wondt de bewering als juist erkend
en door het blad nader verklaard door de
ijdollieid van ieder op hetgeen hij in proza
Of poëzie heeft geschreven. Van de dich
ters erkent het blad beeft een redac
teur weinig last; zij weten eenmaal, dat hun
bijdragen zelden worden opgenomen.
M „Maar zoo zegt het dan ook proza-
cnénochon zijn, zooals oudere gemeenlijk,
jdoorgaans erg ingenomen met hun p&pie-
kinderen. En naarmate zij minder vaak
tan minder gemakkelijk do pen kanteeren,
Üus ook minder geoefond zijn in hot schrij
ven va.n een goed, bruikbaar stukje, zijn zij
Veelal te meer overtuigd, dat nu juist hun
Rmtboozeming eens iets bijzonder merkwaar-
Siigs is, veel meer dan allerlei andere bench-
ton on beschouwingen waard om gedrukt on
polezen to worden. Het „bijzonder merk-
iwaardige" is echter vaak geheel persoonlijk;
Hat de opsteller zijn gedachten op het papier
bracht, is voor hem een feit van boteeke-
©Lp. Maar daardoor worden die godaohton,
Of de vorm, waarin zij worden neergeschre
ven, nog niet altijd belangrijk genoog om
Or do letzore van een krant op te vergasten."
Dan klaagt de Haagsche Courant over de
Vele noten, dio ingezonden -stukken-soh r ij -
Vers op hun zang hebbenstukken zonder
©enige haast of dae beet een week te voren
Iconden geschreven zijn, moeten „in het
Iperefcvolgond nummer" worden opgenomen,
Onderen durven voorschrijven op welke
plaats in de oouramt hun stuk moet staan,
enz.
Omtrent het „recht" op inzenden schrijft
het blad o. m.
„Dat recht nu ontkennen wij ten eonen-
nale.
Het is een voorrecht voor do redactie,
dit stellen we voorop veel brieven
van lezer» met wenken en vragen te krijgen.
ï)at bewijst verband tusschen den schrijver
fcn de leeere van de krant; het geeft blijk
Van vertrouwen; er blijkt uit, dat er een-
ieid van gedachten en streven is, dat de
lezers in hun blad nog iets meer zien dan
een vel papier, waarop zij nieuws mogen
I (verwachten.
Nooit hebben we ons dan ook de (niet
c altijd aangename of gemakkelijke taak) bc-
i kla-agd om zulke brieven te lopen en te ver-
1 werken.
- Integendeel.
Maar een recht op plaa/teing bestaat niet
Zeker: in dien zin wèl, dat een aangeval
len o aanspraak heeft op plaatsruimte om
pi oh in hetzelfde blad te verdedigon. Zoo
eeer zelfs, dat hot o. i. afkeurenswaardig
is, daarvoor zonder overwegende rede
nen een ander blad in den arm te nemen,
wat dan ook tegenwoordig in de dagblad
pers zelfs tegenover tegenstanders zooveel
doenlijk wordt geweigerd onder verwijzing
iVan het verweer naar het Wad, dat den aan
val bevatte. Dat behoort in onzen tijd, ge
lukkig, bot de goede manieren in do pers.
En maar uiterst zelden wordt dan aan zulk
[^een verweerschrift ruimte geweigerd."
En voort»:
„Dit mocht, dunkt ons, het schrijvende
i deel van het publiek zich wol con» inpren-
ten, dat wie een stuk aan een krant inzendt,
dit doet voor eigen risioo, öf hot de moeite
waard was om geschreven on of het de
"moeite waard is om gedrukt te worden.
•Mot de inzending vraagt men plaatsruimte;
maar dio vraag sohept niet het rookt op
inwilliging; nooh ook voor den redacteur,
-•■"'die immers om do toezending niet verzocht,
c? eenigc verplichting, welke ook, om reden
lp te geven van zijn weigering van do gevraag
de plaatsing.
Is het stuk goed goed in l.©fc publiek
belang dan volgt plaatsing in den regeL
Geschiedt deaa ndet. wel 1 dan bedenke men,
dat tegenover de vrijwillige moeite van den
steller om het stuk te schrijven, de niet
rolden lastige en tijdroovende moeite stond
om hot onbruikbare en ongevraagde te le-
zen on te overwegen."
Ook staat de Haagsche Courant op de
handhaving van het recht der redactie tot
oonsuur, zoowel ben opzichte van den in
houd (het weigeren van stukken, waarvan
de strekking tegen het- algemeen belang
wordt geacht) als nopens den vorm
„Niet alleen, opdat die vorm heusah en
fatsoenlijk zij, maar ook, opdat niet noode-
loos zooals bij minder-geoefende scriben
ten wol ccms voorkomt door to groote uit
voerigheid veel ruimte in beslag worde ge
nomen, die beter of aangenamer besteed
kan worden".
Ten slotte wordt gewezen op het onbe
hoorlijke van het toezenden van ingezonden
stukken door schrijvers, die zich niot aan
do redactie wiLlen bekend maken:
„De Nederlandsche Pers is uiterst nauw
gezet in het geheimhouden van de namen
van inzenders, dio niet bekend willen zijn.
In geen geval wordt daarvan afgeweken,
al eohijnt de zaak nóg zoo onbeduidend.
Maar daartegenover eischt zij drai ook, dat
wie onder haar vlag iets in het publiek
brengt, aan haar zijn naam toevertrouwe."
De Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft
in een eerie artikelen de landbouwra-
den besproken en het wetsontwerp tot in
stelling van die ooileges, dat bij de Tweede
Kamer ie ingekomen. Het blad vindt het
jammer, dat die landbouwvertegenwoordi-
ging waareohijnlijk nog wel tot 1904 zal moe
ten wachten vóór zij in werking treedt, ter
wijl intuBsohcn maatregelen in bet belang
van den landbouw zooals de wetsontwer
pen op de bevloeringen, tot bestrijding van
de tuberculose onder het rundvee, tot rege
ling der visscherij, die de vorige Regeering
gereedmaakte, maar de tegenwoordiTe weer
introk op zich laten wachten.
De Nieuwe Rotterdameche Courant be
spreekt daarop het wetsontwerp cn heeft
ernstig beswaar tegen de bepaling, dat de 20
leden van den rijkslandbouwraad, die aan
gewezen zullen worden door de provinciale
raden, aangevuld zullen worden door een
5-taJ regeeringsgedelegeerden. Dat aantal
van 6 moge klein zijn, maar het beginsel
deugt niet* Vóór alles moet de officieel o
vertegenwoordiging van den landbouw zijn
en blijven een vertegenwoordiging, voortge
sproten on gekozen uit den landbouw zelf.
Die wonsch van den Minister om zelf in
vloed op de adviezen van het landbouwcol-
iege uit te oefenen, komt ook uit in de be
paling, dat de Minister de voorzitter» en
leden der verschillonde afdeelingan aanwijst,
waarmede die afdeelingon zich zullen bezig
houden on dat hij ook bevoegd is v n de be
handeling van bepaalde onderwerpen perso
nen, 'geen lid van den rijkslandbouwraad,
voor tijdelijke zitting aan do afdeelingen toe
te voegen.
In do Tweede Kamer zullen zeker stem
men opgaan om het wetsontwoi*p met betrek
king tot deze belangrijke puntten alsnog to
wijzigen.
Met nadruk wordt vervolgens opgekomen
tegen het stelsel om landbouwvereemigingon
te laten medewerken aan de samenstelling
der provinciale radon. Vooreerst is het on
gerijmd om iemand tot pmotisch landbou
wer te stempelen, omdat hij lid is van een
landbouwmaatsohappij, maar ton andere
gaat 't ook niet aan om aan leden van land-
bouwmaatschappijen dit stemrecht te geven,
daar velen van dio loden buigors zijn, wier
cenig belang cn belangstelling in den land
bouw hierin zijn gelegen, dat zij mis
schien om de gezelligheid of om de kas to
versterken of om een goed vriend genoegen
te doen leden eener landbouwvereeniging
zijn.
De Nieuwe Rotterdanuche Courant zegt
dan nog te dezer zake:
„Bekeert de Minister -h tot het stelsel
van uitsluitend rechtstivkeohe keuzo, dan
behoeft hij zich niet bevreesd te maken, dat
de landbouwvereenigingen zioh in dat geval
ook in het geheel niet met de verkiezingen
sullen bemoeien. De voorgestelde regeling
van kiezen is van dien aard, dat- dit- naar
alle waarschijnlijkheid wel het geval zal zijn.
Immers, evenals bij Kamerverkiezingen, zal
alleen gekozen worden uit vooraf opgegeven
candidate®, en om iemand als oandidaat ge
steld te krijgen, zal op den dag der verkie
zing een lijst moeten worden aangeboden,
waarop minsten» 25 kiezers hun handteeke-
rving hebben geplaatst. Bij politieke verkie
zingen worden dergelijke lijsten in den regel
in vergaderingen van kieevcreenigingn go-
teekend, nadat oeret door de kiesvereeni-
ging candid aten zijn gesteld. Voor deze
landbouwverkiezingen afzonderlijke kiesver-
eeniginge® op te richten zal nie>t noodig zijn,
indien landbouwvereenigingen die taak van
candidaatstelling op zich nemen. Op die
wijze kan de medewerking der landbouw-
voreenigingen worden verkregen, zonder dat
er van boekcaming van dubbel kiesrecht
sprake behoeft te zijn. Wil men nu do land
bouwvereenigingen onder zekere voorwaar
den zelf het recht van officicele candddaat-
etolling toekennen, zoodat de vereeniging
als zoodanig iemand als candidaat op de
lijst zou kunnen brengen zonder dat 25
handteekeningen van kiezers noodag zijn,
ook dat zou men kimmen doen, zonder al de
bezwaren in hot- leven te roepan, welke van
hot stelstol van half om half het gevolg zul
len zijn.
Bij nadere overweging zal do Minister,
dunkt ons, zelf wel inzien, dat de regeling,
die hij thans met do beste bedoeling heeft
voorgedragenèn theoretisch èn practisch
onhoudbaar ia Zoo dra mcordore landbouw
vereemigingon, in wier belang dit dubbele
kiesrecht i» voorgesteld, zelf een woord van
protest indienen, zal de eamgo grond, waar
op dit halfslachtige stelsel steunt, geheel
zijn vervallen."
Het Volk, dat uit de gebeurtenissen in den
Duitschen Rijksdag aanleiding neemt om te
doen zion, dal hot 1 ibe ralisme in
Duitsohland in verval ie, evenals het on
ze, haalt o. a. aan de woorden van Prof.
von Liset in de Voss. Zcitung: „Met diepe
schaamte moeten wij het bekennen: als het
liberalisme niet meor den minsten invloed
heeft op den gang van onze binnenlandsche
on buitenlandsoho politiek, dan heoft het dat
verdiend. Een gesloten minderheid vermag
indruk to maken, ook als zij de nederlaag
lijdt; de broedertwist van kleine groepen
lokt den spot der tegenstanders uit."
Is het niet vraagt Het Volk alsof
men onze Nederlandsche bladen hoort kla
gen over de verdeeldheid der vrijzinnige
groepen te onzent? O n z o nationaal-liberar
len, die de reactie in de armen vallen, hee-
ton niet Bassermann, als in Duitschland,
maar Röell, Tydomon, Mees Dan komt een
groep-Riehter, hier Borgesius, Yan Gijn,
Zijlraa geheeten, die uit pure socialisten-
afkeor herhaald© malen de oppositie tegen
de clerical© meerderheid verraadt en in som
mige-harer deelen niet eenB vrij is van pro
tectionistische neigingen. En ten slotte komt
de vrijz.-dem. groep, die, vooral in de laat
ste weken, haar bost doet, om krachtiger
dan voorheen een demooratische oppositie
te voeren, het algemeen kiesrecht met ons
voorstaat en vaak naast ons de reactie be-
karnpt. Hoe dichter echter deze linkervleu
gel dor liberale partij de sociaal-democraten
nadert, des te dieper wordt de klove in die
partij zelve en dos te harder gaat het libera
lisme als partij achteruit.
Hot bla-d herinnert voorts aan de opwek
king van Prof. Mommsen tot de Duitsche
liberalen om met de Arbeiderspartij front te
maken tegen het- „verbond van belangen van
het Jonkcrdom met de Kapelaansrogeering"
bet wijst op Mommëen's waarschuwing:
„Wij staan niet aan bet einde, maar aan hot
begin van een staatsgreep."
Welke die staatsgreep zal zijn, die „het
Duitsche volk aan do belangenkliek van jon
kers en kapelaans zal overleveren", acht
Hel Volk gezegd in de woordon van do
Frankfurter Ztg.„Willen deze elementen
de mocht in handen houden, dan moot en
zij beproeven het algemoen kiesrecht
te doen verdwijnen."
De Nieuwe Courant wraakt de vergelij
king tusschen het Duitsche liberalisme en
het onze, door Het Volk in het bovenstaande
ten beste gegeven.
Dat Mommsen, van zijn kant, alle partijen
der linkerzijde samenroept ter verdediging
van het al gemeen stem feoht-, aoht
De Nieuwe Courant volkomen logisch. „Wij
gevoelen niets, zegt zij, voor een „algemeen
kiesrecht", dat, zee jaar na eon verdubbeling
van het- kiezerskorps (als te onzent de Wet
van '96 bracht) verleend zou moeten worden
als onmisbare voorwaardo ter verwezenlij
king van een „krachtige" d. i. met volle
handen uit de schatkist puttende sociale
wetgeving. Maar wij gevoelen alles voor een
hardnekkigon strijd tegen olke inkrim
ping van een eenmaal vorleend
kiesrecht, te meer in een staatsinrich
ting, waarin dat kiesrecht nagenoeg het
eenigo tegenwicht vormt tegen een absolute
monarohalo macht,"
Waar zij de quaestie aldus beschouwt,
meent De Nieuwe Courant daaruit het recht
te mogen putten om to zeggen: ,,'t Is niot
waar. wat Het Volk schrijft: Onze natio
naal-liberalen, die do reactie in de armen
vallen, heeten niet- Bassermann, als in
Duitsohland, maar Röell, Mees, Tydoman."
Wat vraagt zij aan Het Volk wat,
welke woorden, welke daden, welke feiten,
geven recht dezen mannen, wior gouache le
ven beet-eod geweest is aan do ontwikkeling
van ons staatsleven in liberalen zin, zulken
smaad aan te doen? Men komo toch waarlijk
niet met futiliteiten als do „Speelwot" aan,
noch mot do sohromclijk vorvalschte beteo-
kenis van de herstemming in Amsterdam
IX. Maar men t-oonc aan bij welke groote
gebeurtenis, ook maar oen i germ ate te vor-
golijken bij het toltarief-schandaal in den
Duitschen Rijksdag, deze mannen de liberale
zaak verrieden en inderdaad niet
naar het sociaal-democratische jargon do
zijdo kozen van de „reactie."
Gelijk geen deel van de blaam, die op de
Duitsche nationaal-liberalon rust-, onze
geestverwanten treft, evenmin i» do plaats,
die de liberalen hier te lande thans in het
politioko strijdperk behooren in te nemen,
dozelfde als in Duitsohland. Mommsen heeft
gezegd: „Elk politiek te zamen gaan heeft
betrekking niet op het einddoel, maar op
het naostbijliggende." Welnu, van die
„naastbijliggende doeleinden" hebben de Ne
derlandsche liberalen in do tegenwoordige
omstandigheden er minstens oven vele met
do Regeerings meerderheid of en
kele harer fracties, als mot de sooiaal-demo-
craten gemeen.
Hot Handelsblad hoeft een artikel van ge
lijke strekking.
Een oproeping als die van Prof. Momm-
eon heeft alleen, meent zij, sucocs bij ornstig
onmiddellijk dreigend gevaar. Maar hier
te lande, waar de „anti-liberale meerder
heid, in de Tweede Kamer aanwezig, nog te
jong en nog niet krachtig genoeg is om een
houding aan te nemen als haar gelijkgezinde
zustere te Berlijn en te Brussel", duchten do
vrijzinnigen, tot welke groep zij ook behoo
ren, zulk een gevaar niet. Bij bekwaam poli
tiek beleid kan het afgewend worden. Daar
om zou een woord als dat van Mommsen
hier, als voorbarig, zonder weerklank blij
ven.
De Nederlandsche liberalen mogen nog ho
pen, dat zij zonder opoffering van een hun
ner beginselen, hun ideaal opnieuw dat van
de meerderheid van ons volk zullen doon
worden, meent het Handelsblad. Velen prij
zen het liberalisme op een manior, die half
en half te verstaan geeft, dat do liberale
taak voor hot grootste deel is afgewerkt, cn
dat nu andere richtingen op haar beurt do
leiding van den maat-schappelijkcn vooruit
gang op zich moeten nomen. Niets ia min
der juist, zelfs niet in Nederland, waar hot
liberalisme misschien liet meest van allo
Europeesche landen ïb doorgedrongen.
Het blad geeft daarna een schets van wat
het te onzent te doon vindt: voor do rechten
der vrouw, gelijk het het zijne gedaan heeft
voor den burger cn den werkman; voor af
schaffing van do voorrechten van den grond
eigendom, die nog uit do dagen dor Romcin-
sohe aristocratie dagteekenenvoor het ar
beidscontract; voor de scheiding van Kerk
cn Staat; voor de erkenning van een onaan
tastbaar minimum-bezit, de homestead;
voor verzekering van ouden en invaliden;
voor een belastingstelsel meer naar draag,
kracht; voor het ideaal van De Witt: Geheel
Nederland óón vrijhaven; voor een goed ge
organiseerd volksleger.
Ligt er niet, naast wijziging dor tactiek,
in een krachtig streven naar hervormingen
een schoon© taak?
Het Nieuwe Schoolblad, dat do behande
ling van de onderwijszaken in de
Tweede Kamer altijd trouw volgt en soms
bespreekt, eindigt een artikel „Hoe nu?"
met de woorden: „Wat ons aangaat-, wij heb
ben geen haast; maar het kan ons spijten
voor onze collega's aan de overzij." En die
spijt wordt veroorzaakt door de mcening,
uitgedrukt in do volgende zinsnede:
„Hoe nu? herhalen wij. Geen Unie-rap
port, geon uitkeering der minima, maar ook
geen meordore inmenging van Staatswege.
Hoo dieper beteckeniB krijgen nu de schijn
baar luchthartige woorden, door minister
Kuypor bij do behandeling van zijn eerste
elaatsbegroobing gesprokenHet gaat nu
zoo goed 1
Hot blad is tot die vraag en dat antwoord
gekomen door een redenccring, wclko zij tel
kens staaft met citaten uit de „Handelin
gen" der Kamers, waar óf de Minister zolf
öf de heer Do Savornin Lehman aan het
woord zijn.
Deze redeneering komt dan op hot volgen
de neer:
Zooals mcu weet, heeft de hoer Lobman
onderscheid gemaakt tusschen het oorspron
kelijke en gowijzigdo Unie-rapport. Het
Nieuwe Schoolblad zogt nu:
„Er is hot eon cn ander in veranderd."
Dat is heol zacht uitgedrukt Het oorspron
kelijke Unie-rapport lag, volgens do voor
standers van he£ Christelijk ondorwija dri
ven, „in do riohting van het socialisme,"
terwijl cr verder oen „kiem" in govondon
word, die bij het opwassen „het zedelijk bo-
sef on do vrijheid der burgers met verstik
king zou bedreigon." Het spreekt Yon/.olf,
dat zoodra dezo boozo dingen werdon opge
merkt, ze uit het rapport werden verwij
derd. Het gewijzigd Unie-rapport gold nu
eenigo jaren lang als de wMoverwogcu be
ginselverklaring der anti-schoolwetniannen.
En nu de vader heeft zijn kind verstoo-
ten; het Unie-rapport is in stukkon ge-
8oheurd."
Na dan con gedeelte von de rodo vau don
heer Lohman gcoiteerd te hebben, zegt het
blad:
„Het Unie-rapport heeft dus afgodnan.
Het volgend stadium is do bij do laatste wij
ziging dor Wet ingediondo, maar nooit in
behandeling gekomen motie van do hh. Kuy-
per, De Savornin Lohman en Maokay, waar
in do Kamer word uitgenoodigd, als haar
oordeel uit te spreken:
dot het gewen echt is de door do wet vast
gestelde minima voor do jaarwedden der
onderwijzers, alsmede de wettolijko verhoo
gingen dezor minima, zoowel voor de bij-
zondore als do openbare scholen ten laste
van het Rijk te brengen.
Wat hebben onzo Christelijke oollega's ge
juicht, toen die motie kwam, on nog moor,
teen de voorsteller zolf den ministerzetel in
nam, waarop bet hem mogelijk zou zijn, zijn
woordon in daden om te zotten. En nu? Hoe
bittor moot do teleurstelling zijn 1 Do Minis
ter beeft met zooveel woorden verklaard,
dat ook deze motie onuitvoerbaar is."
Dan ten slotte, na met do woordon des Mi
nisters het bovenstaande waar gemaakt to
hebben, noemt Het Nieuwe Schoolblad nog
een derde bezwaar tegen do finale oplossing
dor schoolkwestie:
„Nog eon derdo bezwaar word genoemd:
de omwouteling, dio er zou gebracht worden
in do financieele vorhouding van hot Rijk cn
do gemeenten, een bezwaar, dat, naar do
woordon van den Minister to oordcelcn, heel
wat hoofdbreken zou kosten, niet om het
uit den weg te ruimen, maar om tot het
inzicht tc komen, hoc hot misschien uit dco
weg te ruimen zou zijn."
Het blad eindigt dan:
„Hebben wij te veel gezegd, toon wij bo-
weerdïn, dat de anti-schoolwetpartij niet
voorwaarts kan? Maar achteruit wil zij niet.
In onzo rede over de „Vrijo School" hebbon
wij aan Groen van Prinsterer herinnerd,
FEUILLETON.
88)
Yan alle kanten kwamen de kennissen
»anstroomei. -m mevrouw Göring te begroeten.
Z\j was magor geworden en had haar frissche
kleur verloren; ja, men vond, dat zy „afge
takeld" was, maar z\j wist te praten on zich
te kleeden als een echte offlclersvrouw, en
de eenvoudige dorpslul waren niet weinig
jtrotsch op de fijne dame, die in hun midden
was opgegroeid. Juffrouw Banner kwam
natuurlek ook en verzocht Peggy dringend,
toch al die verbeteringen in oogonschouw te
nemen, welke er ln „Den Witten Hond" ter
eere van z\jn vlsachendo gasten hadden plaats
gegrepen. Zelfs twee kamers waren er bijge
bouwd 1
Terw\Jl Peggy op haar vriendelijke, gepaste
wijze deze verbeteringen prees, haalde juffrouw
Banner een verkreukten brief uit den zak en
zoide op geholmzinnigen fluistertoon: „Ik wilde
u iets in vertrouwen zeggen; het is wegens
de rekening van den kapitein. HU heoft de
laatste maal, toen hü hier was, niet betaald,
en al sta ik ook op een goeden voet met
hem, „zaken zUn zaken I" en een ryk, voor
naam heer zooals hy, wil immers van ons
slag menschen niets present hebbent"
„Natuuriyk ntett" verzekerde zU'n vrouw,
terwyi een donkere blos haar gelaat kleurde.
„Ik heb tweemaal aan hem geschreven,
maar geen antwoord gekregen; toen heb ik
bedacht om u de rekening te geven en het
met u lu het reine te brengen, opdat ik myn
boek kan afsluiten. Negen pond, negentien
shilling en zes pence is het te zamen."
„Goed, juffrouw Bannerik zal er voor
zorgonstameldo Peggy, met moeite
haar zelfbeheerschlng bewarend.
„Ik weet wel, dat u niemand een penning
schuldig biyft."
De goed9 juffrouw Banner vermoedde niet,
wat zy daarmee de jonge vrouw op den hals
had geladen. Dag en nacht vervolgde haar
de gedachte aan die rekening, welke zy niet
betalen kon, zonder van haar eigen zaken
iets te verkoopen, want haar smeekend ver
zoek aan Charlie, om haar geld te zenden,
bleef natuuriyk onbeantwoord.
Mevrouw Travenor leidde Intusclien' een
kwU'nend leven, de eene week wat krachtiger,
de volgendo weer zeer zwak. Peggy was een
andere verpleegster geworden dan vroeger,
zorgzaam en uiterst geduldig en de beide
zusters voelden zich Inniger verbonden dan
ooit. Hanna was gelukkig, dat haar liefde
eindeiyk zoo geheel beantwoord werd, en dat
Peggy zich zoo tevreden in haar huwelyk
gevoelde. Zy leefde een weinig op en kon
zelfs op een byzonder zachten Februari dag
in den tuin op en neer wandelen, maar dat
waa ook de laatste opflikkering. Uitgeput
koerde zy naar de woonkamer, en toen men
het haar in een leuningstool gemakkelyk had
gemaakt, sloot zy de oogen. Travenor en
Peggy zaten bU haar en spraken zacht, om
haar in haar sluimering niet te storen, maar
het was de sluimering, die geon menschelUko
stem stoort. De rustelooze, onbevredigde Hanna
had vrede gevonden.
Twee-en-twintigste Hoofdstuk.
Mevrouw Travenor werd op het oude kerk
hof begraven, waar de graven der Summer-
hayes zoo dicht by elkaar liggen. Peggy kreeg
do kleine famiiie6chattenoude karden ver
bleekte miniaturen en een paar ringen. Ook
zou haar zwager haar gaarne Rory gegeven
hebben, ofschoon het dior een trouwe vriend
van hem was. Maar daar Charlie niet Yan
honden hield, nam zy dit offer niet aan en
6teldo zich met een mooi, grys katje tevreden,
dat steeds op Hanna'» bed had gelegen en
haar byzondere lieveling was geweest. Toon
Peggy van haar meisjeskamer onder het dak,
van huis, tuin en dorp nogmaals afscheid
nam, vergoot zy heoto tranen, die niet alleen
haar overleden zuster golden, zooals zy wel
is waar vast geloofde.
De zee was by haar overtocht effen als
een eendenvyver. In stilte hoopte het dwaze
kind, dat Charlie haar in Kingstown zou af
halen. Hy was daar echter niet, was ook niet
op het perron te Dublin, was niet eens thuis,
waar slechts de „onvergeiykeiyke" haar op een
wel is waar byzonder harteiyke wyze ontving.
„Hier 16 een katje," zetde Peggy, die erin
haar slecht zittende rouwjapon byzonder
droevig en ongelukkig uitzag. „Wy moeten
toch een diertje hebben, en van honden houdt
mynheer niet. Het is een aardig ding en was
de lieveling van myn zuster."
„Ik zal het dadeiyk mee naar de keuken
nemen en een melksoepje voor hem koken,"
telde Lizzie dienstvaardig.
„Dat kan Suzauna immers wel doen Lizzie l"
„Suzanne? Die Is weg, mevrouw."
„•"Weg? Sinds wanneer? Wie heeft haar
weggezonden?"
„Niemand, maar zy wilde niet blyven. Het
loon was haar niet hoog genoeg feiteiyk had
zy er nog geen gekregen I en toen zeidelk
tegen mynheer, dat we het ln dit kleine hui»
ook wel alleen met ons beiden konden klaar
spelen, daar Collina toch mossen siypt, schoenen
poetst en open doet."
„Ja, daar hebt go geiyk aan," zeide Peggy
onversphiilig, want zy was veel 'te neer
slachtig, om zich veel met het huishouden
te bemoeien.
„Nu zal ik u thee brengen, mevrouw I"
„Uw tooverdrank, Lizzie 1" merkte zy met
een flauwen glimlach op, om vorvolgons met
gemaakte onverschilligheid te vragen: Wan
neer verwacht gy mynheer thuis?"
„Dat zou ik werkeiyk niet kunnen zeggen,
mevrouw I Hy komt dikwyis, wanneer wy
hem volstrekt niet verwachten, en verwachten
wy hem, dan biyft hy menigmaal acht dagen
uit. Hy slaapt dikwyis in de kazerne, omdat
het hem al te eenzaam was zonder u."
„God vergeve het my, dat ikzoo heb gelogen
ton opzichte van dien losbol van een man,"
zeide Lizzio later in de keukon tegen Collins,
„maar met dio vrouw heeft men zlelsmede-
ïyden. Natuuriyk beeft zy gedacht, dat hy
haar zou afhalen of ten minste thuis zou
zyn. Dat gezicht, toen zy de leege kamers
zag 1"
Peggy had allen tyd om zich eenzaam te
gevoelen, want haar echtgenoot verscheen niet
voor den anderen dag om drie uur.
„Wel, gy hier, Pegl" riep Göring. „'tVer-
biydt my zeerl Hemel, wat ziet gU er bleek
uit en hoe ravenzwart! Jo zuster is dus ge
storven? Nu, zy beeft het immers nog vry
lang gemaakt. Wat ge&rfd, hm?"
„81echts haar boeken, ringen, wat oude
kanten en een katje," antwoordde Peggy.
„Een katje? Gy hebt toch dat bee6t niet
meegesleept? Ik haat dat gebroed," zeideGörlng.
„Toch wel, lk heb het meegebracht. Het is
een aardig Hef dingl Ik meende, dat gy veel
van katten hield?"
„Van katten houdon? Ja, wanneor zU
met oen kwaadaardigen terrier ln oen zak
gebonden worden."
„Charlie I Ach, dat zogt gy immors maar,-
om my angst aan te jagen? Maar, hoe hebt
gy het al dien tyd gehad?"
„FameusI Ik heb by Chester Cup een-
massa geld gewonnen."
„Dat hoor ik gaarnol Nu zullen we toch*
eonige rekeningen kunnen betalen."
„Do koekoek hale die rekeningen 1 Jo oudok
liedje l Nauweiyks thuis, of gy begint weer
over rekeningen en nog eens rokemngon."
„Omdat gy dat altyd weer vergeet, llofste,'
en verscheidene brieven zyn gekomen, waarin-
zelfs met aangifte by don regiments comman
dant gedreigd wordt."
Een blos van toorn ovortoog Görings go-,
laat, toen hy uitriep: „NatuurlUkl Getrouwd
zyn is duurder dan dos duivels hof houding t
Jouw kat komt my waarschynlUk zoo hoog
te etaan, als tweo renpaarden; maar ik zal
je morgen oen wissel ter hand stollen. Ik
heb met verduiveld aardige menschen konnis
gemaakt, o. a met mevrouw Kidd, eon elegant
weeuwtje, dat mot ons op do jacht gaat. zyT
bewoont met haar zuster een mooi huis op
het Merrlonplein en wy zyn goede kameraden."
„En je vroegere kameraden?"
„In geval gy mevrouw Catcbpool bedoelt^
met haar heb ik gebroken. Zy was my te
brutaal. Wy hebben over een weddingschap
ruzie gekregen en groeten elkoar niot moer."
„Dan kan ik met niemand meer omgaan."
„Ik breng je morgen by do kleino Kidd."'
„Als 't je blieft niet morgen, Chailie; itf
ben nog niet in staat om vreemde menschen
te zien."
(Wordt vervolgd.)