PERSOVERZICHT. LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 7 JANUARI. TWEEDE BLAD. Peggy. No.13151 Amiti i8öu. De Haagsche Courant schreef een uitvoe rig hoofdartikel -over ingezonden et uk ken. Een journalist zed onlang» tot den sohnj- rer or van: „Er gaat natuurlijk geen dag voorbij, dat we ons niet iemand tot vijand maken, hetzij door hem het opnemen van Sén stuk te weigeren of door een stuk van ©en ander te plaatoen". Die uitspraak wordt ,,bijna juist" genoemd; het bijna" wordt gemotiveerd door de opmerking, dat het. ©antal vijanden, dat men maakt, wei niet precies 365 per jaar z&l bedragen; maar ove- «igens wondt de bewering als juist erkend en door het blad nader verklaard door de ijdollieid van ieder op hetgeen hij in proza Of poëzie heeft geschreven. Van de dich ters erkent het blad beeft een redac teur weinig last; zij weten eenmaal, dat hun bijdragen zelden worden opgenomen. M „Maar zoo zegt het dan ook proza- cnénochon zijn, zooals oudere gemeenlijk, jdoorgaans erg ingenomen met hun p&pie- kinderen. En naarmate zij minder vaak tan minder gemakkelijk do pen kanteeren, Üus ook minder geoefond zijn in hot schrij ven va.n een goed, bruikbaar stukje, zijn zij Veelal te meer overtuigd, dat nu juist hun Rmtboozeming eens iets bijzonder merkwaar- Siigs is, veel meer dan allerlei andere bench- ton on beschouwingen waard om gedrukt on polezen to worden. Het „bijzonder merk- iwaardige" is echter vaak geheel persoonlijk; Hat de opsteller zijn gedachten op het papier bracht, is voor hem een feit van boteeke- ©Lp. Maar daardoor worden die godaohton, Of de vorm, waarin zij worden neergeschre ven, nog niet altijd belangrijk genoog om Or do letzore van een krant op te vergasten." Dan klaagt de Haagsche Courant over de Vele noten, dio ingezonden -stukken-soh r ij - Vers op hun zang hebbenstukken zonder ©enige haast of dae beet een week te voren Iconden geschreven zijn, moeten „in het Iperefcvolgond nummer" worden opgenomen, Onderen durven voorschrijven op welke plaats in de oouramt hun stuk moet staan, enz. Omtrent het „recht" op inzenden schrijft het blad o. m. „Dat recht nu ontkennen wij ten eonen- nale. Het is een voorrecht voor do redactie, dit stellen we voorop veel brieven van lezer» met wenken en vragen te krijgen. ï)at bewijst verband tusschen den schrijver fcn de leeere van de krant; het geeft blijk Van vertrouwen; er blijkt uit, dat er een- ieid van gedachten en streven is, dat de lezers in hun blad nog iets meer zien dan een vel papier, waarop zij nieuws mogen I (verwachten. Nooit hebben we ons dan ook de (niet c altijd aangename of gemakkelijke taak) bc- i kla-agd om zulke brieven te lopen en te ver- 1 werken. - Integendeel. Maar een recht op plaa/teing bestaat niet Zeker: in dien zin wèl, dat een aangeval len o aanspraak heeft op plaatsruimte om pi oh in hetzelfde blad te verdedigon. Zoo eeer zelfs, dat hot o. i. afkeurenswaardig is, daarvoor zonder overwegende rede nen een ander blad in den arm te nemen, wat dan ook tegenwoordig in de dagblad pers zelfs tegenover tegenstanders zooveel doenlijk wordt geweigerd onder verwijzing iVan het verweer naar het Wad, dat den aan val bevatte. Dat behoort in onzen tijd, ge lukkig, bot de goede manieren in do pers. En maar uiterst zelden wordt dan aan zulk [^een verweerschrift ruimte geweigerd." En voort»: „Dit mocht, dunkt ons, het schrijvende i deel van het publiek zich wol con» inpren- ten, dat wie een stuk aan een krant inzendt, dit doet voor eigen risioo, öf hot de moeite waard was om geschreven on of het de "moeite waard is om gedrukt te worden. •Mot de inzending vraagt men plaatsruimte; maar dio vraag sohept niet het rookt op inwilliging; nooh ook voor den redacteur, -•■"'die immers om do toezending niet verzocht, c? eenigc verplichting, welke ook, om reden lp te geven van zijn weigering van do gevraag de plaatsing. Is het stuk goed goed in l.©fc publiek belang dan volgt plaatsing in den regeL Geschiedt deaa ndet. wel 1 dan bedenke men, dat tegenover de vrijwillige moeite van den steller om het stuk te schrijven, de niet rolden lastige en tijdroovende moeite stond om hot onbruikbare en ongevraagde te le- zen on te overwegen." Ook staat de Haagsche Courant op de handhaving van het recht der redactie tot oonsuur, zoowel ben opzichte van den in houd (het weigeren van stukken, waarvan de strekking tegen het- algemeen belang wordt geacht) als nopens den vorm „Niet alleen, opdat die vorm heusah en fatsoenlijk zij, maar ook, opdat niet noode- loos zooals bij minder-geoefende scriben ten wol ccms voorkomt door to groote uit voerigheid veel ruimte in beslag worde ge nomen, die beter of aangenamer besteed kan worden". Ten slotte wordt gewezen op het onbe hoorlijke van het toezenden van ingezonden stukken door schrijvers, die zich niot aan do redactie wiLlen bekend maken: „De Nederlandsche Pers is uiterst nauw gezet in het geheimhouden van de namen van inzenders, dio niet bekend willen zijn. In geen geval wordt daarvan afgeweken, al eohijnt de zaak nóg zoo onbeduidend. Maar daartegenover eischt zij drai ook, dat wie onder haar vlag iets in het publiek brengt, aan haar zijn naam toevertrouwe." De Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft in een eerie artikelen de landbouwra- den besproken en het wetsontwerp tot in stelling van die ooileges, dat bij de Tweede Kamer ie ingekomen. Het blad vindt het jammer, dat die landbouwvertegenwoordi- ging waareohijnlijk nog wel tot 1904 zal moe ten wachten vóór zij in werking treedt, ter wijl intuBsohcn maatregelen in bet belang van den landbouw zooals de wetsontwer pen op de bevloeringen, tot bestrijding van de tuberculose onder het rundvee, tot rege ling der visscherij, die de vorige Regeering gereedmaakte, maar de tegenwoordiTe weer introk op zich laten wachten. De Nieuwe Rotterdameche Courant be spreekt daarop het wetsontwerp cn heeft ernstig beswaar tegen de bepaling, dat de 20 leden van den rijkslandbouwraad, die aan gewezen zullen worden door de provinciale raden, aangevuld zullen worden door een 5-taJ regeeringsgedelegeerden. Dat aantal van 6 moge klein zijn, maar het beginsel deugt niet* Vóór alles moet de officieel o vertegenwoordiging van den landbouw zijn en blijven een vertegenwoordiging, voortge sproten on gekozen uit den landbouw zelf. Die wonsch van den Minister om zelf in vloed op de adviezen van het landbouwcol- iege uit te oefenen, komt ook uit in de be paling, dat de Minister de voorzitter» en leden der verschillonde afdeelingan aanwijst, waarmede die afdeelingon zich zullen bezig houden on dat hij ook bevoegd is v n de be handeling van bepaalde onderwerpen perso nen, 'geen lid van den rijkslandbouwraad, voor tijdelijke zitting aan do afdeelingen toe te voegen. In do Tweede Kamer zullen zeker stem men opgaan om het wetsontwoi*p met betrek king tot deze belangrijke puntten alsnog to wijzigen. Met nadruk wordt vervolgens opgekomen tegen het stelsel om landbouwvereemigingon te laten medewerken aan de samenstelling der provinciale radon. Vooreerst is het on gerijmd om iemand tot pmotisch landbou wer te stempelen, omdat hij lid is van een landbouwmaatsohappij, maar ton andere gaat 't ook niet aan om aan leden van land- bouwmaatschappijen dit stemrecht te geven, daar velen van dio loden buigors zijn, wier cenig belang cn belangstelling in den land bouw hierin zijn gelegen, dat zij mis schien om de gezelligheid of om de kas to versterken of om een goed vriend genoegen te doen leden eener landbouwvereeniging zijn. De Nieuwe Rotterdanuche Courant zegt dan nog te dezer zake: „Bekeert de Minister -h tot het stelsel van uitsluitend rechtstivkeohe keuzo, dan behoeft hij zich niet bevreesd te maken, dat de landbouwvereenigingen zioh in dat geval ook in het geheel niet met de verkiezingen sullen bemoeien. De voorgestelde regeling van kiezen is van dien aard, dat- dit- naar alle waarschijnlijkheid wel het geval zal zijn. Immers, evenals bij Kamerverkiezingen, zal alleen gekozen worden uit vooraf opgegeven candidate®, en om iemand als oandidaat ge steld te krijgen, zal op den dag der verkie zing een lijst moeten worden aangeboden, waarop minsten» 25 kiezers hun handteeke- rving hebben geplaatst. Bij politieke verkie zingen worden dergelijke lijsten in den regel in vergaderingen van kieevcreenigingn go- teekend, nadat oeret door de kiesvereeni- ging candid aten zijn gesteld. Voor deze landbouwverkiezingen afzonderlijke kiesver- eeniginge® op te richten zal nie>t noodig zijn, indien landbouwvereenigingen die taak van candidaatstelling op zich nemen. Op die wijze kan de medewerking der landbouw- voreenigingen worden verkregen, zonder dat er van boekcaming van dubbel kiesrecht sprake behoeft te zijn. Wil men nu do land bouwvereenigingen onder zekere voorwaar den zelf het recht van officicele candddaat- etolling toekennen, zoodat de vereeniging als zoodanig iemand als candidaat op de lijst zou kunnen brengen zonder dat 25 handteekeningen van kiezers noodag zijn, ook dat zou men kimmen doen, zonder al de bezwaren in hot- leven te roepan, welke van hot stelstol van half om half het gevolg zul len zijn. Bij nadere overweging zal do Minister, dunkt ons, zelf wel inzien, dat de regeling, die hij thans met do beste bedoeling heeft voorgedragenèn theoretisch èn practisch onhoudbaar ia Zoo dra mcordore landbouw vereemigingon, in wier belang dit dubbele kiesrecht i» voorgesteld, zelf een woord van protest indienen, zal de eamgo grond, waar op dit halfslachtige stelsel steunt, geheel zijn vervallen." Het Volk, dat uit de gebeurtenissen in den Duitschen Rijksdag aanleiding neemt om te doen zion, dal hot 1 ibe ralisme in Duitsohland in verval ie, evenals het on ze, haalt o. a. aan de woorden van Prof. von Liset in de Voss. Zcitung: „Met diepe schaamte moeten wij het bekennen: als het liberalisme niet meor den minsten invloed heeft op den gang van onze binnenlandsche on buitenlandsoho politiek, dan heoft het dat verdiend. Een gesloten minderheid vermag indruk to maken, ook als zij de nederlaag lijdt; de broedertwist van kleine groepen lokt den spot der tegenstanders uit." Is het niet vraagt Het Volk alsof men onze Nederlandsche bladen hoort kla gen over de verdeeldheid der vrijzinnige groepen te onzent? O n z o nationaal-liberar len, die de reactie in de armen vallen, hee- ton niet Bassermann, als in Duitschland, maar Röell, Tydomon, Mees Dan komt een groep-Riehter, hier Borgesius, Yan Gijn, Zijlraa geheeten, die uit pure socialisten- afkeor herhaald© malen de oppositie tegen de clerical© meerderheid verraadt en in som mige-harer deelen niet eenB vrij is van pro tectionistische neigingen. En ten slotte komt de vrijz.-dem. groep, die, vooral in de laat ste weken, haar bost doet, om krachtiger dan voorheen een demooratische oppositie te voeren, het algemeen kiesrecht met ons voorstaat en vaak naast ons de reactie be- karnpt. Hoe dichter echter deze linkervleu gel dor liberale partij de sociaal-democraten nadert, des te dieper wordt de klove in die partij zelve en dos te harder gaat het libera lisme als partij achteruit. Hot bla-d herinnert voorts aan de opwek king van Prof. Mommsen tot de Duitsche liberalen om met de Arbeiderspartij front te maken tegen het- „verbond van belangen van het Jonkcrdom met de Kapelaansrogeering" bet wijst op Mommëen's waarschuwing: „Wij staan niet aan bet einde, maar aan hot begin van een staatsgreep." Welke die staatsgreep zal zijn, die „het Duitsche volk aan do belangenkliek van jon kers en kapelaans zal overleveren", acht Hel Volk gezegd in de woordon van do Frankfurter Ztg.„Willen deze elementen de mocht in handen houden, dan moot en zij beproeven het algemoen kiesrecht te doen verdwijnen." De Nieuwe Courant wraakt de vergelij king tusschen het Duitsche liberalisme en het onze, door Het Volk in het bovenstaande ten beste gegeven. Dat Mommsen, van zijn kant, alle partijen der linkerzijde samenroept ter verdediging van het al gemeen stem feoht-, aoht De Nieuwe Courant volkomen logisch. „Wij gevoelen niets, zegt zij, voor een „algemeen kiesrecht", dat, zee jaar na eon verdubbeling van het- kiezerskorps (als te onzent de Wet van '96 bracht) verleend zou moeten worden als onmisbare voorwaardo ter verwezenlij king van een „krachtige" d. i. met volle handen uit de schatkist puttende sociale wetgeving. Maar wij gevoelen alles voor een hardnekkigon strijd tegen olke inkrim ping van een eenmaal vorleend kiesrecht, te meer in een staatsinrich ting, waarin dat kiesrecht nagenoeg het eenigo tegenwicht vormt tegen een absolute monarohalo macht," Waar zij de quaestie aldus beschouwt, meent De Nieuwe Courant daaruit het recht te mogen putten om to zeggen: ,,'t Is niot waar. wat Het Volk schrijft: Onze natio naal-liberalen, die do reactie in de armen vallen, heeten niet- Bassermann, als in Duitsohland, maar Röell, Mees, Tydoman." Wat vraagt zij aan Het Volk wat, welke woorden, welke daden, welke feiten, geven recht dezen mannen, wior gouache le ven beet-eod geweest is aan do ontwikkeling van ons staatsleven in liberalen zin, zulken smaad aan te doen? Men komo toch waarlijk niet met futiliteiten als do „Speelwot" aan, noch mot do sohromclijk vorvalschte beteo- kenis van de herstemming in Amsterdam IX. Maar men t-oonc aan bij welke groote gebeurtenis, ook maar oen i germ ate te vor- golijken bij het toltarief-schandaal in den Duitschen Rijksdag, deze mannen de liberale zaak verrieden en inderdaad niet naar het sociaal-democratische jargon do zijdo kozen van de „reactie." Gelijk geen deel van de blaam, die op de Duitsche nationaal-liberalon rust-, onze geestverwanten treft, evenmin i» do plaats, die de liberalen hier te lande thans in het politioko strijdperk behooren in te nemen, dozelfde als in Duitsohland. Mommsen heeft gezegd: „Elk politiek te zamen gaan heeft betrekking niet op het einddoel, maar op het naostbijliggende." Welnu, van die „naastbijliggende doeleinden" hebben de Ne derlandsche liberalen in do tegenwoordige omstandigheden er minstens oven vele met do Regeerings meerderheid of en kele harer fracties, als mot de sooiaal-demo- craten gemeen. Hot Handelsblad hoeft een artikel van ge lijke strekking. Een oproeping als die van Prof. Momm- eon heeft alleen, meent zij, sucocs bij ornstig onmiddellijk dreigend gevaar. Maar hier te lande, waar de „anti-liberale meerder heid, in de Tweede Kamer aanwezig, nog te jong en nog niet krachtig genoeg is om een houding aan te nemen als haar gelijkgezinde zustere te Berlijn en te Brussel", duchten do vrijzinnigen, tot welke groep zij ook behoo ren, zulk een gevaar niet. Bij bekwaam poli tiek beleid kan het afgewend worden. Daar om zou een woord als dat van Mommsen hier, als voorbarig, zonder weerklank blij ven. De Nederlandsche liberalen mogen nog ho pen, dat zij zonder opoffering van een hun ner beginselen, hun ideaal opnieuw dat van de meerderheid van ons volk zullen doon worden, meent het Handelsblad. Velen prij zen het liberalisme op een manior, die half en half te verstaan geeft, dat do liberale taak voor hot grootste deel is afgewerkt, cn dat nu andere richtingen op haar beurt do leiding van den maat-schappelijkcn vooruit gang op zich moeten nomen. Niets ia min der juist, zelfs niet in Nederland, waar hot liberalisme misschien liet meest van allo Europeesche landen ïb doorgedrongen. Het blad geeft daarna een schets van wat het te onzent te doon vindt: voor do rechten der vrouw, gelijk het het zijne gedaan heeft voor den burger cn den werkman; voor af schaffing van do voorrechten van den grond eigendom, die nog uit do dagen dor Romcin- sohe aristocratie dagteekenenvoor het ar beidscontract; voor de scheiding van Kerk cn Staat; voor de erkenning van een onaan tastbaar minimum-bezit, de homestead; voor verzekering van ouden en invaliden; voor een belastingstelsel meer naar draag, kracht; voor het ideaal van De Witt: Geheel Nederland óón vrijhaven; voor een goed ge organiseerd volksleger. Ligt er niet, naast wijziging dor tactiek, in een krachtig streven naar hervormingen een schoon© taak? Het Nieuwe Schoolblad, dat do behande ling van de onderwijszaken in de Tweede Kamer altijd trouw volgt en soms bespreekt, eindigt een artikel „Hoe nu?" met de woorden: „Wat ons aangaat-, wij heb ben geen haast; maar het kan ons spijten voor onze collega's aan de overzij." En die spijt wordt veroorzaakt door de mcening, uitgedrukt in do volgende zinsnede: „Hoe nu? herhalen wij. Geen Unie-rap port, geon uitkeering der minima, maar ook geen meordore inmenging van Staatswege. Hoo dieper beteckeniB krijgen nu de schijn baar luchthartige woorden, door minister Kuypor bij do behandeling van zijn eerste elaatsbegroobing gesprokenHet gaat nu zoo goed 1 Hot blad is tot die vraag en dat antwoord gekomen door een redenccring, wclko zij tel kens staaft met citaten uit de „Handelin gen" der Kamers, waar óf de Minister zolf öf de heer Do Savornin Lehman aan het woord zijn. Deze redeneering komt dan op hot volgen de neer: Zooals mcu weet, heeft de hoer Lobman onderscheid gemaakt tusschen het oorspron kelijke en gowijzigdo Unie-rapport. Het Nieuwe Schoolblad zogt nu: „Er is hot eon cn ander in veranderd." Dat is heol zacht uitgedrukt Het oorspron kelijke Unie-rapport lag, volgens do voor standers van he£ Christelijk ondorwija dri ven, „in do riohting van het socialisme," terwijl cr verder oen „kiem" in govondon word, die bij het opwassen „het zedelijk bo- sef on do vrijheid der burgers met verstik king zou bedreigon." Het spreekt Yon/.olf, dat zoodra dezo boozo dingen werdon opge merkt, ze uit het rapport werden verwij derd. Het gewijzigd Unie-rapport gold nu eenigo jaren lang als de wMoverwogcu be ginselverklaring der anti-schoolwetniannen. En nu de vader heeft zijn kind verstoo- ten; het Unie-rapport is in stukkon ge- 8oheurd." Na dan con gedeelte von de rodo vau don heer Lohman gcoiteerd te hebben, zegt het blad: „Het Unie-rapport heeft dus afgodnan. Het volgend stadium is do bij do laatste wij ziging dor Wet ingediondo, maar nooit in behandeling gekomen motie van do hh. Kuy- per, De Savornin Lohman en Maokay, waar in do Kamer word uitgenoodigd, als haar oordeel uit te spreken: dot het gewen echt is de door do wet vast gestelde minima voor do jaarwedden der onderwijzers, alsmede de wettolijko verhoo gingen dezor minima, zoowel voor de bij- zondore als do openbare scholen ten laste van het Rijk te brengen. Wat hebben onzo Christelijke oollega's ge juicht, toen die motie kwam, on nog moor, teen de voorsteller zolf den ministerzetel in nam, waarop bet hem mogelijk zou zijn, zijn woordon in daden om te zotten. En nu? Hoe bittor moot do teleurstelling zijn 1 Do Minis ter beeft met zooveel woorden verklaard, dat ook deze motie onuitvoerbaar is." Dan ten slotte, na met do woordon des Mi nisters het bovenstaande waar gemaakt to hebben, noemt Het Nieuwe Schoolblad nog een derde bezwaar tegen do finale oplossing dor schoolkwestie: „Nog eon derdo bezwaar word genoemd: de omwouteling, dio er zou gebracht worden in do financieele vorhouding van hot Rijk cn do gemeenten, een bezwaar, dat, naar do woordon van den Minister to oordcelcn, heel wat hoofdbreken zou kosten, niet om het uit den weg te ruimen, maar om tot het inzicht tc komen, hoc hot misschien uit dco weg te ruimen zou zijn." Het blad eindigt dan: „Hebben wij te veel gezegd, toon wij bo- weerdïn, dat de anti-schoolwetpartij niet voorwaarts kan? Maar achteruit wil zij niet. In onzo rede over de „Vrijo School" hebbon wij aan Groen van Prinsterer herinnerd, FEUILLETON. 88) Yan alle kanten kwamen de kennissen »anstroomei. -m mevrouw Göring te begroeten. Z\j was magor geworden en had haar frissche kleur verloren; ja, men vond, dat zy „afge takeld" was, maar z\j wist te praten on zich te kleeden als een echte offlclersvrouw, en de eenvoudige dorpslul waren niet weinig jtrotsch op de fijne dame, die in hun midden was opgegroeid. Juffrouw Banner kwam natuurlek ook en verzocht Peggy dringend, toch al die verbeteringen in oogonschouw te nemen, welke er ln „Den Witten Hond" ter eere van z\jn vlsachendo gasten hadden plaats gegrepen. Zelfs twee kamers waren er bijge bouwd 1 Terw\Jl Peggy op haar vriendelijke, gepaste wijze deze verbeteringen prees, haalde juffrouw Banner een verkreukten brief uit den zak en zoide op geholmzinnigen fluistertoon: „Ik wilde u iets in vertrouwen zeggen; het is wegens de rekening van den kapitein. HU heoft de laatste maal, toen hü hier was, niet betaald, en al sta ik ook op een goeden voet met hem, „zaken zUn zaken I" en een ryk, voor naam heer zooals hy, wil immers van ons slag menschen niets present hebbent" „Natuuriyk ntett" verzekerde zU'n vrouw, terwyi een donkere blos haar gelaat kleurde. „Ik heb tweemaal aan hem geschreven, maar geen antwoord gekregen; toen heb ik bedacht om u de rekening te geven en het met u lu het reine te brengen, opdat ik myn boek kan afsluiten. Negen pond, negentien shilling en zes pence is het te zamen." „Goed, juffrouw Bannerik zal er voor zorgonstameldo Peggy, met moeite haar zelfbeheerschlng bewarend. „Ik weet wel, dat u niemand een penning schuldig biyft." De goed9 juffrouw Banner vermoedde niet, wat zy daarmee de jonge vrouw op den hals had geladen. Dag en nacht vervolgde haar de gedachte aan die rekening, welke zy niet betalen kon, zonder van haar eigen zaken iets te verkoopen, want haar smeekend ver zoek aan Charlie, om haar geld te zenden, bleef natuuriyk onbeantwoord. Mevrouw Travenor leidde Intusclien' een kwU'nend leven, de eene week wat krachtiger, de volgendo weer zeer zwak. Peggy was een andere verpleegster geworden dan vroeger, zorgzaam en uiterst geduldig en de beide zusters voelden zich Inniger verbonden dan ooit. Hanna was gelukkig, dat haar liefde eindeiyk zoo geheel beantwoord werd, en dat Peggy zich zoo tevreden in haar huwelyk gevoelde. Zy leefde een weinig op en kon zelfs op een byzonder zachten Februari dag in den tuin op en neer wandelen, maar dat waa ook de laatste opflikkering. Uitgeput koerde zy naar de woonkamer, en toen men het haar in een leuningstool gemakkelyk had gemaakt, sloot zy de oogen. Travenor en Peggy zaten bU haar en spraken zacht, om haar in haar sluimering niet te storen, maar het was de sluimering, die geon menschelUko stem stoort. De rustelooze, onbevredigde Hanna had vrede gevonden. Twee-en-twintigste Hoofdstuk. Mevrouw Travenor werd op het oude kerk hof begraven, waar de graven der Summer- hayes zoo dicht by elkaar liggen. Peggy kreeg do kleine famiiie6chattenoude karden ver bleekte miniaturen en een paar ringen. Ook zou haar zwager haar gaarne Rory gegeven hebben, ofschoon het dior een trouwe vriend van hem was. Maar daar Charlie niet Yan honden hield, nam zy dit offer niet aan en 6teldo zich met een mooi, grys katje tevreden, dat steeds op Hanna'» bed had gelegen en haar byzondere lieveling was geweest. Toon Peggy van haar meisjeskamer onder het dak, van huis, tuin en dorp nogmaals afscheid nam, vergoot zy heoto tranen, die niet alleen haar overleden zuster golden, zooals zy wel is waar vast geloofde. De zee was by haar overtocht effen als een eendenvyver. In stilte hoopte het dwaze kind, dat Charlie haar in Kingstown zou af halen. Hy was daar echter niet, was ook niet op het perron te Dublin, was niet eens thuis, waar slechts de „onvergeiykeiyke" haar op een wel is waar byzonder harteiyke wyze ontving. „Hier 16 een katje," zetde Peggy, die erin haar slecht zittende rouwjapon byzonder droevig en ongelukkig uitzag. „Wy moeten toch een diertje hebben, en van honden houdt mynheer niet. Het is een aardig ding en was de lieveling van myn zuster." „Ik zal het dadeiyk mee naar de keuken nemen en een melksoepje voor hem koken," telde Lizzie dienstvaardig. „Dat kan Suzauna immers wel doen Lizzie l" „Suzanne? Die Is weg, mevrouw." „•"Weg? Sinds wanneer? Wie heeft haar weggezonden?" „Niemand, maar zy wilde niet blyven. Het loon was haar niet hoog genoeg feiteiyk had zy er nog geen gekregen I en toen zeidelk tegen mynheer, dat we het ln dit kleine hui» ook wel alleen met ons beiden konden klaar spelen, daar Collina toch mossen siypt, schoenen poetst en open doet." „Ja, daar hebt go geiyk aan," zeide Peggy onversphiilig, want zy was veel 'te neer slachtig, om zich veel met het huishouden te bemoeien. „Nu zal ik u thee brengen, mevrouw I" „Uw tooverdrank, Lizzie 1" merkte zy met een flauwen glimlach op, om vorvolgons met gemaakte onverschilligheid te vragen: Wan neer verwacht gy mynheer thuis?" „Dat zou ik werkeiyk niet kunnen zeggen, mevrouw I Hy komt dikwyis, wanneer wy hem volstrekt niet verwachten, en verwachten wy hem, dan biyft hy menigmaal acht dagen uit. Hy slaapt dikwyis in de kazerne, omdat het hem al te eenzaam was zonder u." „God vergeve het my, dat ikzoo heb gelogen ton opzichte van dien losbol van een man," zeide Lizzio later in de keukon tegen Collins, „maar met dio vrouw heeft men zlelsmede- ïyden. Natuuriyk beeft zy gedacht, dat hy haar zou afhalen of ten minste thuis zou zyn. Dat gezicht, toen zy de leege kamers zag 1" Peggy had allen tyd om zich eenzaam te gevoelen, want haar echtgenoot verscheen niet voor den anderen dag om drie uur. „Wel, gy hier, Pegl" riep Göring. „'tVer- biydt my zeerl Hemel, wat ziet gU er bleek uit en hoe ravenzwart! Jo zuster is dus ge storven? Nu, zy beeft het immers nog vry lang gemaakt. Wat ge&rfd, hm?" „81echts haar boeken, ringen, wat oude kanten en een katje," antwoordde Peggy. „Een katje? Gy hebt toch dat bee6t niet meegesleept? Ik haat dat gebroed," zeideGörlng. „Toch wel, lk heb het meegebracht. Het is een aardig Hef dingl Ik meende, dat gy veel van katten hield?" „Van katten houdon? Ja, wanneor zU met oen kwaadaardigen terrier ln oen zak gebonden worden." „Charlie I Ach, dat zogt gy immors maar,- om my angst aan te jagen? Maar, hoe hebt gy het al dien tyd gehad?" „FameusI Ik heb by Chester Cup een- massa geld gewonnen." „Dat hoor ik gaarnol Nu zullen we toch* eonige rekeningen kunnen betalen." „Do koekoek hale die rekeningen 1 Jo oudok liedje l Nauweiyks thuis, of gy begint weer over rekeningen en nog eens rokemngon." „Omdat gy dat altyd weer vergeet, llofste,' en verscheidene brieven zyn gekomen, waarin- zelfs met aangifte by don regiments comman dant gedreigd wordt." Een blos van toorn ovortoog Görings go-, laat, toen hy uitriep: „NatuurlUkl Getrouwd zyn is duurder dan dos duivels hof houding t Jouw kat komt my waarschynlUk zoo hoog te etaan, als tweo renpaarden; maar ik zal je morgen oen wissel ter hand stollen. Ik heb met verduiveld aardige menschen konnis gemaakt, o. a met mevrouw Kidd, eon elegant weeuwtje, dat mot ons op do jacht gaat. zyT bewoont met haar zuster een mooi huis op het Merrlonplein en wy zyn goede kameraden." „En je vroegere kameraden?" „In geval gy mevrouw Catcbpool bedoelt^ met haar heb ik gebroken. Zy was my te brutaal. Wy hebben over een weddingschap ruzie gekregen en groeten elkoar niot moer." „Dan kan ik met niemand meer omgaan." „Ik breng je morgen by do kleino Kidd."' „Als 't je blieft niet morgen, Chailie; itf ben nog niet in staat om vreemde menschen te zien." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5