Odd gebruik iu Zeenwscü-¥laanderen ALLERLEI. Wekelljksche Kalender. v Tusschen Kerstmis en Nieuwjaar is het op de dorpen in Zeeuwsch-Vlaanderen een paar uren na zonsondergang heel wat luidruchti ger dan gewoonlijk. De jeugd is dan in de straten veel ruimer vertegenwoordigd en trekt in troepjes rond om onder de harmo nieuze begeleiding van een rommelpot, hier „hoepelpot" geheeten, aan de deuren uit - volle borst te gaan zingen. Echter niet aan alle; de snaken weten te goed, waar de bewoners goedgeefsch zijn en waar zij de portemonnaie dicht houdenen hebt ge nu de reputatie niet tot de „gierige duivels" te behooren, dan kost u zoo'n avond menig centje. Van verre kunt gij het koor al hooren aankomen en bij uw woning stilhou den. Zijn repertoire is niet bijzonder groot, welke schraalte echter niet door degelijkheid Wordt vergoed; het bestaat onveranderlijk uit twee „Lcokskes" van zeer twijfelachtige Waarde. Zijt ge er daarom niet op gesteld als audi torium te dienen, geef dan bij aankomst uw offer; is uw appetijt na het eerste deel vol daan, scheep dan af, anders krijgt ge het tweede ook. Het eerste verplaatst u, na aan kondiging van den tijd der handeling, ter stond m de toen plaats gehad hebbende •norma historie: Op eenen Nuuvjaorsaovend Op eenen Nuuvjaorsdag; Den bakker die sloog zen wijf wat af, Al mee 'n dikken knippeL De knip pel die woo nie breken. 'tWijf dè woo niet spreken, De knippel dè brak En 'twijf die sprak En den bakker viel op 'n jèrsgat. 1) 'tWijf al in den oven, Den bakker al achtera aar, Ze kwaomen er uit gestoven Op eenen Nuuvejaor. Nuuvejaorbe zoeten 't Verken het vier voeten. Vier voeten en eenen sfcjèrt Det is den goeden engel wjèrcL Wordt per abuis of bij ongeluk aan een deur gezongen, die nog niet open is gegaan ▼oor het afdragen der belooning. of opdat men binnen beter zou kunnen luisteren, dan wordt do bewoner een gevallen engol en met minachtende intonatie klinkt als slotregel ▼an deze lanta&raopstekerspoëzie: Det is den gierigen duvel wjèrd. Het tweede deel' van het program doet niet onder voor het eerste; alleen dient opge merkt te worden, met het oog op den laafc- sten regel, dat uit deze proeve van volks- poëzie, de volks g e o s t niet spreekt. Er moest een rijmwoord zijn op klappen, en ▼oor de hand lag lappen. Gaat de deur nu niet dicht bij den goeien engel, dan wordt nog eens flink uitgehaald Kesaovendje Kesaovendje Koop nrij 'n nieuwen hoed. Mijnen ouwen is versleten. Mijn moeder mag 't nie weten Mijn vaoder mag 'tniet klappen Of 'k zal hem de koekpan om zijn ooren lappen. Afstamming; der Friezen. In oude kronieken, waarin over de Frie zen wordt geschreven, vindt-men de volgende verrlvalen over de afstamming van dit volk en den oorsprong van zijn naam. 1. De Friezen stammen af van de Joden, welke door Vespasian us na het innemen van Jeruzalem naar d v.o gewesten als ballingen zouden gevoerd zijn. 2. Ologio. koning der Franken, had een zoon, Frisius genaamd. Deze Frisius zoude, met goedkeuring van alle Franken. Ko ning van Friesland zijn geworden, onder deze voorwaarde, dat F*nes!and ten ttJkm 1) Stuk gekloofd hout. tijde ouder de heerschappij der Franken zou hlij-ven, dot het jaarlijks een schatting zou de opbrengen ven 200 koeden on dat. ze de Dranken als vri u„q en bondgenodten in allo oorlogen ter zijde zouden staan. Van desem Frisius zonden do Frieaen hun naam ontvangen hebben. Een derde verhaal doet de Friezen uit meer verwijderde streken komen. Toen nar melijk Troje door de Grieken was ingeno men, vluchtten eenige Trojanen of Phryges en landden eindelijk in deze streken. Een van hen, Grumus genaamd, zou Groningen hebben gesticht, doch aan het gcheele gewest don naam Phrygen of Phrysia hebben ge geven, orgo Phryges gelijk Friezen. Deze afkomst zou nog meer blijken uit den naam list Elostum of Iliacum, nauw ver want mot Ilium. Nog enk oio naman worden daarvoor aangehaald. Do meest voorkomende afleiding van d>m naam is ontleend aan het verhaal omtrent een zekeren Indisohen koningszoon, Friso cxf Freso. Zelfs wordt een geslachtsregister van dezen Friso vermeld, n.1. Friso de zoon van Adel, de zoon van Ragam, de zoon van Pha leg, de zoon van Hebor, de zoon van Salem, de zoon van Arphaxad, de zoon van Sem. Adel nu, de vader van Friso, en zijn twee broedere, Saxo en Bruno, werden verbannen uit zijn rijk. Hij vluchtte met hen naar Athe ne, waar Saxo een tijdlang de school van Plato bezocht. Friso daetnde in het leger van Phüippus van Macedonië en later in dat van diens zoon Alexander den Grooten en deed zich kennen door zijn rechtschapenheid en dapperheid. Hij huwde met een Macedonische vorstin Hilla, uit welk huwelijk 7 zonen en één dochter ontsproten. Met Alexander naar Azdë getrokken, kwam hij in zijn vaderland terug, doch vluchtte van daar na diens dood, omdat hij zich onder zijn volk met veilig achtte, wijl ze hem als een overlooper naar den vijand beschouwden en de veld- heeren van Alexander elkaar bestreden. Hij vluchtte met zijn bedde zonen, Saxo en Bru no, nam de stolen kroon en rooden stan daard mede, welke zijn grootvader als tol ken zijner koninklijke waardigheid van den stamvader Sem zou gekregen hebben, eerst naar Egypte, van daar naar Thraoië en kwam na lang zwerven in Friesland aan in het jaar 313 vóór Chr. Zijn landingsplaats zou geweest zijn, waar nu Stavoren ligt, welke plaats hij zou gesticht hebben en daarin een tempel ter eer© van zijn god Stavo is Jupiter. Hier leefden ze 13 jaren van de zeeroo- verij en landbouw, terwijl ze de aanvallen van de omwonende volken hadden te door staan. Langzamerhand hadden ze zich ver menigvuldigd en werd bijgevolg het stukje land te klein voor zooveel inwoners, hetwelk wederom oorzaak werd van onderling ge twist. Daarom besloten de drie gebroeders te scheiden. Friso zou Friesland behouden. Saxo veroverde een stuk land, hetwelk hij den naam van Saxen gaf, Bruno trok naar de Weser, bouwde daar een nieuwe stad, welke hij den naam Brunswijk gaf. 6S jaren regeerde Friso over zijn volk en ..gewon vele zonen ende doch teren", welke op hun beurt wederom den naam zouden ge geven hebben aan vele staten van Duitsch land. Nog enkele schrijvers willen den naam af leiden van het woord vrij, zoodat Friezen zou beteekenen Vrijen", handhavers hun ner vrijheid. Of ook van Fris is versch, omdat ze ver echo of nieuwe landen bewonen, door de zee langzamerhand aangespoeld. Iemana, die een mooi woord zeer op pnjs stelde en er altijd een beschikbaar had, sprak bij het afseheiclnemen tot hoog geplaatst persoon: „Moge de Hemel u zegenen en dat ieder haar op uw hoofd een toorts zij, die u op den weg der cere geleidt-." ,,Dat zal dan een donkere optocht wor den.' zeide de ander, met de hand n .ar zijn kalen schedel wijzende. Dominee: Mina., je hadt gisteravond een marinaer in de kouten." Mi nagDat was mijn beroer, dominee." Dominee: „En je hebt me verteld, dat je geen brroer hodfc." Mina: „Maar verleden Zondag heeft do minee aalf gezegd, dat «Be broe ders en zusters zijn," Knap genoeg. Vader: „Ie da oodarwij- ter tevreden over je?" Zoontje: „O ja, hij zei gisteren nog, dat als iedere jongen aoo waa als ik, dn.-n kon hij de school wel sluiten." Oude dame: „En wat zed Zijneerwnante, toen je hem de stopfleech met perziken op brandewijn bracht?" Dienstmeisje: „Hij zei, dat hij AajiJcltsmj was niet zoozeer voor do perziken Hati wel voor den geest, die er uit de fleech tot h*3*™ sprak" Een juffrouw, gewoon de winkels af t» loopeax, kwam gisteren op het postkantoor en vroeg aan het loket: „Meneer, zou ik eems wat postzegels van u mogen zien, in den prijs van 5 oent?" M ma: 1rAJs do kindertjes zoet hun lever traan nemen, krijgen zij lederen dag een cent in hun spaarpot." Drie weken later. Mama: „Nu zullen wij oen spaarpot open maken. En dan koopen wij voor hetgeen er in zit een nieuwe f leech levertraan." Vrouw: „O hemel, daar heeft t kind een van je diamanten overhemdsknoopjes inge slikt." Man: ..Laat dan gauw den dokter halen, ik moot die dingen van avond aan het diner dragen." Scholier: „Mijnheer, daar zit een groote spin aan het venster; die wil waarschijnlijk gratis onderricht van u hebben." Leeraar: „Dat geloof ik ook. Daar het diertje echter niet schrijven kan, zoo maak jij deze week al het schriftelijk werk dub bel; eens voor je zei van, ero eens voor de spin." Zondag. Niemand vormt zich een karakter, tenzij hij een levensdoel buiten zichzelf gevonden heeft. Maandag. Men kan niet bewonderen en liefhebben zonder van iets anders afkeer te hebben. Dinsdag. Wetten berusten op de ervaring van ze den en gewoonten in de samenleving. Woensdag. Trots geeft de voorkeur aan gevenhij ontvangt niet gaarne. Donderdag. Geringe middelen om mede te beginnen zijn voldoende en geven zelfs meer hoop op een goede uitkomst dan groote Vrijdag. Er is niets hoovaardigér dan trct armoede afgedaald. Zaterdag. Een vriendschap, op wederzijdsche ach ting gebaseerd, heeft een v aarborg voor een blijvende toekomst. Oplossing van hel Raadsel In h Slot. Lot.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 12