No. 13145
LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAG 31 DECEMBER. - TWEEDE BLAD.
Oudej aar.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Peggy.
Anno 1902.
De dag van Oudejaar is gewijd a-ia de
herdenking van het verleden.
Uitwendig ondorschcidt hij zich, voer ver
reweg de meeste menschen, in geen enkel op
licht van andere dagen op t eind van De
cember. De gewone werkzaamheden gaan
hun gewonen gang; men hanteert zijn ge
reedschap en drijft zijn nering als gisteren
en eergisteren. En toch is er iets, dat one
geheel dien dag in een bijzondere stemming
brengt; al geeft niet ieder zich daarvan re
kenschap, al blijven de gedachten niet lang
stilstaan bij het punt van waar die stemming
uitgaat, er is toch in de ziel een gcfluistor
van: Alweer één j"aar heengegaan, weer
één!
En als op dien dag do zon haar korten,
meestal in nevelen gehuldcn loop van kim
tot kim heeft volbracht, begint dit gevoel
krachtiger te sprekenhet schijnt alsof we
ons willen vastklemmen aan de weinige
uren, dio de vertrekkende ons nog geven
kan. Meer dan ooit vullen zich de bedehui
zen, waar men cén van dio uren met gelijk
gezinden wil samenzijn in godsdienstige
verheffing des harten, en in den huisclijken
kring komen de familiën bijeen, om gemeen
schappelijk den jaarsovorgang, kan het zijn
mot cenig feestgenot, te doorwaken.
't Is waar, de macht der gewoonte, het al
oude volksgebruik, is ook hier van veel in
vloed; toch moet gezegd worden dat zij vol
doet aan een werkelijke behoefte. Het is als
of een vriend ons gaat- verlaten, een vriend
dio in ons leven een plaats heeft ingenomen;
bij do nadering van het oogenblik van
den la-atsten handdruk rijst ons voor den
geest, als in een scherp bclijnd beeld saam-
gevat, wat hij voor ons is geveest, de aan
gename uren, die wij hom te danken hebben,
de minder welgevallige ervaringen, met
welke hij onze 'levensgeschiedenis heeft ver
rijkt, de invloed dien hij heeft uitge
oefend op ons denken, op onze handelingen.
Bovendien, van dezen vriend weten wij met
zekerheid, dat hij nimmer zal terugkeeren
het een igo, wat wij ooit weer van hem zien
zullen, is zijn photographic in het album
dor herinnering. Wij gedenken hem met
dankbaarheid, want het zijn vele goede
dingen geweest, die hij ons heeft gebracht,
al scheen het ook anders; niot het minst irr
leed en tegenspoed opent zich de liefdevolle
hand van don Algoede, Wiens boden, de
jaren, slechte optreden als de uitvoorders
van Zijnon Heiligen Wil. Gewis, velen onzor
zullen, in doze afsckeidsure, met weemoed
torugdonken aan een andore, veol smartelij
ker scheidingvoor liet geestesoog oproepen
wat rij nog bezaten bij den aanvang on moe-
ton derven bij het einde des jaars; des
Maaiers onverbiddelijke zeis heeft niet ge
rust, zal nooit rusten, en trof dierbare le
vens, die stellig zouden gespaard rijn geble
ven, indien wij er de beschikking over gehad
hadden. Verder hebben velen onzer nog ram
pen te betreuren, van minder ónherstelba
ren, toch ornstigen aard, die het jaar dat
vertrekken gaat laug in het geheugen zul'en
doen blijven met geenszins vriendelijke her
innering. En toch ware dit niet billijk. De
duur van ons bestaan, met al hetgeen ons
ten deel valt, is een Hemelgave, ook in zijn
aaneenschakeling van lioht. en van schaduw,
on elk deel ©r van, elk jaar, brengt een lach
of eon traan, in ongelijke verhouding. Dat
alles is bestemd tot voedsel voor ons geeste
lijk leven; vreugd of smart, zij zijn geen
doel, maar middel; middel om ons steeds
nader te brengen tot Hem. dio onwrikbaar
vaststaat, boven al het wisselende en ver
gankelijke.
Juist te zeggen, van welken invloed een
Voorbijgegaan jaar is geweest voor onzen
zedelijken wasdom, is in de meeste gevallen
niet mogelijk; we moeten ons bepalen tot do
afzonderlijke feiten en gebeurtenissen. Toch
kunnen deze wel van zoo overwegenden aard
zijn, dat er een kraehtigc nawerking van te
verwachten is. Heizelfde geldt de geschiede
nis van de groot© of meer beperkte groepen,
waarvan wij deel uitmaken, cn welker lotge
vallen en verrichtingen het terrein opleve
ren, op hetwelk de dagbladpers haar oogst
inzamelt.
Wij geloovon te mogen zeggen, dat het
jaar 1902 wel iets te vertellen heeft nagela
ten; het schijnt, ons toe, bijzonder roerig te
zijn geweest. Al bracht het ook den vrede in
Zuid-Afrika, dat is geen vrede die stand kan
houden, tenzij er in de handelingen van den
met niet zeer benijdenswaardige lauweren
opgesmukt-en overwinnaar een geheel ande
re geest zich openbare dan die tot nog toe
de heerschende is. Hoe iemand zich kan
voorstellen, dat de ongehoorde wijze, waar
op deze oorlog ten einde, is gebracht, cn die
den vrijheidshelden goen andere keus liet
dan tusschen uitroeiing of onderwerping,
coib zal worden uitgewischt in de herinne
ring van het thans levend geslacht, hegrij
pen wij niet.
Tegenover dc2c bekroning van het onrecht
onder stilzwijgende goedkeuring der Regee
ringen, staat het steeds helderder ontwa
kend rcohtsgevoel der volken, hetwelk deze
dingen niet goed vindt, en zoo wordt door dc
heillooze actie een reactie in het leven ge
roepen, waarvan voor den gang der wereld
historie de uitwerking moeilijk te hoog is
aan te rekenen. De Regeeringen zullen wel
naar die stemmen der natie moeten liooren,
al schijnen zij er tot dusver nog weinig acht
op te slaan. Maar verandering zal wellicht
eerst door beroeringen moeten worden voor
afgegaan, uitingen eencr algomeencn onrust,
die allerwege in de lucht schijnt te 2itten,
en waarvan wij als verschijnselen aanleeke-
nen op geologisch gebied de vulkanische uit
barstingen in West-Indië on elders, op
historisch terrein de woelingen op het Bal-
ka n-schiereiland, in Venezuela cn elders;
in de politiek de ruwe looneelen bij de Par-
lementszittingen in Duitschland, Oostenrijk
cn elders; economisch de talrijker en hef
tiger geworden werkstakingen, men den-
ke aa» die van de arbeiders in d© Ameri-
kaanscho steenkolenmijnen, cn elders; - fi
nancieel de menigvuldige ongerechtigheden
in het kredietwezen met haar aanhangsels
van „schandalen", ook al vrijwel over
de geheelo wereld verspreid.
In veel bewogen tijden is er vooral behoef
te aan standvastigheid en ernsi. Wij in Ne
derland hebben, bij verschillende grootc ge
beurtenissen, meer de rol van belangstellende
toeschouwers vervuld, uitgezonderd wel
licht in dat éóne geval, boen het noodig bleek
voor een niet langer uit te stellen vredesbe
spreking een eersten draad te spannen, en
het Hoofd van het Nederlandsch Ministerie
zich geroepen achtte, dit kiesche werk ter
hand te nemen. Voorts hebben wij van onze
belangstelling in het lot der Znidafrikaan-
sclio broeders ondubbelzinnige blijken ge
geven.
Het jaar dat hcongaat bracht ook voor ons
volk zijn afwisseling van goddc cn kwade
dingonvoor onze Oost gebrek aan voed
sel on de cholerabezocking. voor het land
zelf een vrij bevredigenden toestand van wel
vaart Bovenal heeft liet. ons de Koningin
doen behouden, Wier leven, door zware
klankheid bedreigd, als het ware hergeven
werd op do vurige wenschen van Nedcrland-
sche harten.
Trekken wij den blik terug binnen de gren
zen van Leiden's grondgebied, dan hebben,
wij juist geen groot© gebeurteniseen te ver
melden; 't zou een kroniekje worden van
weinig beteekenende feiten, voor de toekom»^
onzer veste van geen groot belang. Dat rij
met niet snellen, doch gestadigen gang voor
uitgaat, schijnt te mogen opgemaakt wor
den uit de doorgaande verfraaiing, nu hier,
dan daar, van winkelhuizen en particuliere
woningen. Ook de openbare inrichtingen,
w aarmede zij tracht te voldoen aan stijgende
en veel&oortago behoeften, nemen in aantal
ei omvang toe.
Een woord an leedwezen moot ons uit de
pen bij de herdenking van het aftreden vaai
onzen geachten Burgemeester, wien dc wel
vaart van Leiden zoo na aan het hart ligt-
Gaarne wensclien wij hem toe, dat de lang
durige en zware ziekte, die hem noodzaakte
een hem smartelijk bosluit te nomen, moge
gestuit worden, opdat hem nog welverdien
de, gelukkige levensjaren mogen ten deel
vallen. Hier past ook een betuiging van
hulde aan den waarnemondon burgemeester,
die gedurende vele maanden een moeilijke
taak op waardige wijze heeft vervuld.
Op Oudejaarsavond herdenkt men rijn
verliezen; en deze zijn voor Leiden, wat be
treft personen die bekend waren in uitgo-
braiden kring, wegens hun arbeid, voor land
of stad, vóór wetenschap of industrie, we
derom zwaar geweest in het afgeloopon jaar.
Nog onder den indruk van den gang naar
het kerkhof op don eersten Kerel dag, den
ken wij eerst aan do verliezen in deT ge
leerde wereld, aan dr. O. P. Tielo, die van
zijn ambtolljkon rusttijd maar weinig mocht
genieten; aan dr. T. Zaayor, nog in den
vollen gang zijner werkzaamheden weggeno
men. XJit vertegenwoordigende col! -ges wer
den met hean, als Raadslid, van ons wegge
rukt het lid der Eerste Kamer do lieor Th. P.
Viruly, onze afgov. in de Tweede Kamor, in
de Prov. Staten on in don Gemeenteraad de
lieer A. E. van Kampen, het Statenlid P.
Alma Lzn. In den kring dm industriocJen
worden gemist de heeron W. F. van Wijk
on P. Zillescn; terwijl van hen, die zich óp
bijzonder terrein verdienstelijk hebben ge
maakt, nog te noemen zijn do heeren C. R.
van Rtiyven, fortifiicaitie-opaiohter en voor
zitter dor Verceniging lot bevordering dor
Bouwkunst, de oud-opzichter bij de Ge
meentewerken A. Spijker, de oud-ambtenaar
der Rijks univcreite-its-bibliotheek D. H.
van dor Craght.
Aan do ïiagodaclitenia van hen, dio zijn
heengegaan, kunnen wij geen waardiger on
vruchtbaarder hulde brengen, dan door hun
voorbeeld van werkzaamheid te volgen. Een
nieuw jaar staat voor dc deur; wie onzer
het ten einde zal brengen, wcot. niemand,
maar dit is zeker, dat hot ons een nieuwe
taak oplegt, ccd taak, waarvan do trouwe
vervulling moet medewerken tot dc verede
ling van liet nionsohengeslacht-. Mogen wij
dus met opgewektheid voortgaan om tc doen
wat in ons vermogen is om den bloei van
stad on land te bevorderen, om oigen leven
te verheffen tot iete waardovols, ook voor
anderen.
Met dezen wonsoh groet het „Ixüclseh
Dagblad" zijn vrienden on vriendinnen bij
den jaarsovergang.
Mr. Aalberec heeft in liet Katholiek So
ciaal Wei kb/ad een artikel geschreven over
internationale a r b o i d a w o t g e-
v i n g, dat do bijzondere aandacht heeft ge
trokken van Hel Centrum. De heer Aal-
boree komt tot de oonolu&ie, dat een inter
nationale arbeidswetgeving i.i- noodig zou
zijn, wanneer het gezag des Pausen algemeen
word erkend en Europa meor Christelijk
wae: ,,do Christelijke Katholieke zedenleer
zou de internationale wet rijn".
Het Centrum zegt:-
,.In den slotzin van het- artikel steekt,
paar wij meenen, dan ook de eigenlijke fout.
ï>e Christelijke, katholieke zedenleer moet
omgezet worden in daden, moet haar uiting
vinden in de wetgeving. En aangezien mon
daarbij tevens rekening heeft te houden
met economische factoren, behoort ook tus-
sohen do Staten onderling naar overleg te
worden gestreefd. Indien men allee aan de
werking der katholieke zedenleer moest
overlaten, zou feitelijk elke sociale wetge
ving overbodig worden, niet slechts de inter
na; ionalo. maar ook de nationale. Men
dreigt dan terug te keeren tot het standpunt
van hon, die de overheidsbemoeiing won-
t.rouwen, omdat de Staat niet Christelijk ia.
en intus9ohon alles bij hot oudo laten. Het
dikwijls geciteerde woord van Paulus: „Als
RÖmöinsdh burger doe ik oen beroep op den
Cesar" is do veroui dealing van dit stand
punt. dat trouwens, na do staatkuindigo cn
sociale encyclieken van Lre XIII, door nie
mand meer kan gohandhaaid worden.
Dat de geëordo schrijver in hot Katholiek
Sociaal Wiikblad op dit punt eenzelfde
moorring ïs toegedaan, daarvan zijn wij
overtuigd. Hij is een voorstander v&n ar
beidswetgeving; cn hot sterkste argument
dat tegen een internationale regeling valt
aan tc voeren ligt wel hierin, dai deze laat
ste alfi voorwendsel zou kunnen dienst doen,
-om do wetgeving in het eigen land tegen te
houden. De heer Aalboreo citeert een woord
van Sclie-rror, die op een te Keulen gehou
den vergadering zich als volgt uitdrukt©:
„Wij werken voor ons hoog doel (inteniatio-
nale arboidsregeling), wnnnoer wij iodov in
reis regen land werken aan don ophouw en
dc voorzetting van wettelijk© wevkliodenbo-
soh©rming. Wij gaan van ons doel af, als
wij met de stille tegenstanders van sociale
wetgeving de meening zouden propagccron,
dat internationale wetgeving de bodem is,
waarop nat ionale wetgeving moet - worden
opgebouwd."
Vorder meent Het Centrum:
„Nu trouwens hot wereldverkeer zoo groot
is cn nu dc landen elkander ovcretroormsn
nut dc producten hunner industrie, zoodat
men bij do bevrediging zijner dagelijksdhc
1 vonsbehooften niet zelden zeer interna
tionaal" wordt, zal oen internationale rege
ling op den duur niet kunnen uitblijven."
Naar aanlcódiaig van hot schrijven van
pref. Trcoib in Dc Hollandse/u- Lelie over
Reformkleeding kan ik aldus P
S. L. van Deins©, pres. der afd. Groningen
v. d. V. v. V. v. V. in de 1'rovincinlc Gro
ninger Courant niot nalaten, dc volgondo
opmerkingen te maken.
Over don smaak valt niet te twisten j dat
dus prof. T., en volgons hom, de overgroot©
meerderheid der mannen en ook nog do
meerderheid dn vrouwen ze leelijk vindt,"
kan ons koud laten. Gelukkig, dat hij ten
minst© 11 it zemdori ngen constate oren kun.
Dat dc rofornikleoding, goed uitgevoerd,
nogal dnur is. dot hcoft zij gemeen mot alle
dingen, Bus ook nwt alle niet-reform-japon
nen, dio goed uitgevoerd zijn. Goedkoop is
duurkoop, op alle gebied.
Hoe zou hot in dat opzicht zijn mot het
ideaal-korset, door pref. T. aanbevolen, dat
„werkelijk goed gemaakt moet- zijn en pre
cies op maat?' (Op welke maat? Vóór of
n& een flinken maaltijd bijv.?) Prof. T.
geeft toe, dat dit laatste uiterst moeilijk is;
zou de groot© moeite, aan hot vervaardigen
van zoo'n korset verbondon, niet ook flink
betaald willen worden? „Do quintessence
der Reformkleeding," zegt prof. T„ „komt
neer op twee dingen: „geen korret en dc
kleeren dragen door d«- schouders."
Er is echter, een derde punt, dat prof, T.
niet schijnt te kennen, het dragon van po
reuze. dus licht© stoffen, die het mogelijk
maken, met hetzelfde warmte-offeot, een ge
ringer aantal klcedingst.ukkon te dragen.
Ik kom daarop straks nog even terug.
Al schijnt liet niot zoo, wij zijn hot op
hel punt van het korset vrijwel eens met
prof. T.
Wij toch keuren niet af liet ideaal-korset
van prof. T„ dat wo niet kennen (bestaat
het reeds?), maar wij keuren met hg>m af dc
bestaand© koroetten, dio algemeen in ge
bruik waren, vóór dc beweging voor verbc*
terdo kleeding ontstond.
Wij vinden het m-t pref. T. uie»t goed,
dat door di© korsetten do wijd uitloop en do
on dorste boretopening verandert in een
nauw toeloopend©. n v.o doen dat ook al
weer met den pref „al kan m©n moeilijk
met een voldoend aantal feiten bewijzen, dat
hot uiefc good is."
Wol bevreemdt hot ons, on hior gaan wo
dus niet met pref. T. mee, dat hij zegt: ,,do
omvang van don buik vermindert met «enig©
centimetere, maai- of het vaststaat, dat dit
por ao nadeelig is, is con tweodo."
Wij, slechts „liofhebborende in hygiëne,
zouden dan ook liever do vorige conclusie
hebben gelezen, „dat zulks niot goed kan
wcKon, ook al kan mon moeilijk met
o o n voldoend aantal f o i t o n b o
w ij l o ïi, dat hot niot good i s."
Ook lijkt het ons, waar nooli zij n© stel
ling, noch de togenovergo6tcldo met
afdoend© zekerheid bewezen is, gevaarlijk,
to zoggen, „dat or in allen gei-allo geen
groot, gevaar of groot bezwaar aan ver
bonden is:" wij „reformzeloten' zijn ook
bang voor kleine gevaren ©n klein e
beswaren
Dat door ccn nauw korset liggingsVeran-
dering van inwendige „vrouwelijke" orga
nen zou worden teweeggebracht, is niot wal
door ons beweerd wordt. Wol vragen wy hoe
de organen, di© in d© vernauwde onderste
borst- en bovenst© buik-holt© liggen, in di©
ie kleine ruimt© normaal kunnen liggen cn
werken.
Het gewicht van don buikiuhoud wordt,
voor het greol-st© deel door don buikwand
gedragen, en dat deze door de natuur niot
van ftouu door beoncloven, in wolken v, nu
dan ook. is voorzien, lijkt ons juist een
motief, het motief, tegen steun van bui
ten. Alleen waar de buikwand zóó verslapt
is, dat versterking van dien wand on moge
lijk is, zouden wij fteun illen geven; in aik»
andere gevallen liever oefening van de zee1'
«tevig-uangelogdo buikspieren, om zo in
slaat te stellen, haar normale werk te ver
richten.
Hetzelfde geldt van do borstspieren, voor
het dragen der borstklieren.
En nu nog het „gewicht" der reform
kleeding, dat do schouders hebben to torsen.
Mogelijk hadden de „hobbezakken", dio
prof. T. zag, èu japonnen on ondorkleoren
aan, die alleen door de schouder© wore'mi
go dragen, maar zulk© is dan de schuld Min
dio dames en niet van d* reformkleeding.
Zoowel d*- boven- al© do onderkleeding
moet getailleerd zijn, zoodat dc henpon
ovongoed me© dragen al© de schouders, en
als de volg.itcrB dei- reformkleeding niet
vergeten, wat prof. T. vergeet, dat'p o reu
ze stoffen worden aanbevolen, dan is hel
„gewicht" liousoh niet zoo groot, dat de
longtoppen er de sohacie van zullen onder
vinden, di© prof. T. vreest
Ten slab© willen wij er nog op wijzen, dat
de rcformbcwegiug niet aansprakelijk kan
worden getiteld voor alles, wat van den bo-
ginne af. in haar naam is gozegd cn ge
schreven ©n in don handel gebracht
Wij zijn nog in vele oprichten zoekenden,
en de keurings-oommissie© rijn daar, Olu
hot kaf van liet. koren te sohoiden. Ong©
t wij fold zullen ze prof. T. on andoren dc«-
kundigon dankbaar zijn, als dozen hun licht
willen laten schijnen in de vergaderingen,
welke door die eoiumisnies geregeld word.-it
gehouden.
Over Wet «kennis kotul in Dc
bade hel volgondo artikel van T. II. voor
„I o d r Nederlander wordt v c i
ondersteld de wot t© kenno'n".
Dit. nu is gomakkolijk gezegd, maar we we
len allen, dat verreweg dc meest© menschen
op later leoftijd geen tijd hebben d© wetten
l« bc6tudecr©n, zoodat die veronderstelling
vrijwel oen wassen neus, alios con vrome
wensch in
Nu ual het ook wol altijd ©cn vrouic
won ach blyvon, dat iedere Nederlander den
stapel van (helaas) nog dagelijks aan
groeiende wetten en bepalingen van buiten
kent. en dat bchooft ook niet.
Maar do vraag is: Kunnen wc op do scho
len niet wal on verteerbaren ballast over
^9)
„Maar, Charlie, ik geloof niet, dat zy een
goed diner kan gereed maken."
„Waarcm met? Zy kookt toch goed?"
„Maar zy is soms zoo verstrooid, precies
a!s een slaapwandelaarster! Onlangs, toen gy
uit waart en Lizzie haar vrjjen avond had,
kwam er "iets zeer wondoriyks boven, oen
kabinetpudding met ansjovis 6aus, en zoo
dikwyis 's middags in de keuken kom, ls
de keukenmeid juist haastig naar den groenten-
man geloopen, om iets, dat zy vergeten heeft,
te halen*'
„Zy kookte toch heel goed, toen wy gasten
hadden."
rik fct'oof, dat Lizzie liet meest daaraan
gedaan heeft," zeide mevrouw Gör.ng.
„AI Gy denkt, dat er niets gebeurt zonder
de onvergelykolyke! Nu, spreek eens met het
menscliIk wil gaarne, dat alles glad van
stapel loopt."
Juffrouw Dogherly, die „slechts by do
voornaamste families had gediend, zooals haar
getuigschriften bewezen", nam de aankondiging
van dezo taak zeer koel op en toen haar
meesteres van een kook vrouw sprak, werd
zy rood van kwaadheid. Neen, neen, zy wilde
het werk, maar ook den roem alleen hebben.
Diners waren tegenwoordig immers armzalig
genoeg! Slechts een paar happen vleesch en
sausen. Ja, toen zy nog keukenmeid was
by de Flannigans, toen was er genoeg te
doen; minstens vier groote vleeschgerechten,
een paar kalkoenen en drie k vier eenden,
dat was toch nog de moeite waard geweest l
Mevrouw Göring interesseerde zich echter
meor voor haar eigen tafel dan voor den
roem van den huize Flannigan, en toen zy
haar dit had beduid, wist de keukenmeid
zulk© heeriyke gerechten op te noemen en
voor te stollen, dat Peggy met een veel
lichtor hart de boneden-regionen verliet.
De uïtnoodigingen werden door allen zonder
uitzondering aangenomen. De groote dag kwam
steeds nader en maakte Peggy zóó beklemd,
dat zy er bleek en betrokken van uitzag.
Zy liet het, zooveel op haar weg lag, niet
aan moeite on zorg ontbreken, zy huurde
zilver en glas en besteedde volle drio uur
aan de regeling van het dessert en de
bloemen, natuurlijk met behulp van de
onvergeiykeiyke Lizzie. Deze moest met Collins
aan tafel bedienen, voor de keuken kwam
echter een nichtje van juffrouw Doghertv,
zoodat geen andere vreemde hulp meer noodig
was. Peggy had zich voor het tweede ontbyt
met oen kop thee tevreden gesteld, maakte
ook verscheidene bezoeken ln de keuken,
waar alles in vollen gang scheen te zyn,
maar werd eindel'Jk met Lizzie er uitgejaagd,
daar eon keukenmeid, die voor alles moost
instaan, ook plaats moet hebben Om zeven'
uur werden de lampen aangestoken, en Peggy
kwam in een nieuwe japon uit haar slaap
kamer, beeldschoon en voor het uiterljjk be
daard, ofschoon haar wangen gloeidefi en
haar'handen als y's waren. Zy wierp nog een
blik op haar tafel, die er, versierd met wat
groen en roode geraniums, zoo mooi en uit-
noodigend uitzag, dat zy met een glimlach
van voldoening de eetkamer wilde verlaten,
toen Lizzie naar binnen kwam stormen.
0, mevrouw 1" kermde 41 ,8tel u eens
voor, de keukenmeid zit in de keuken, stom
dronken
„Lizzie
„Ja, Collins kwaai juist en ging naar de
keuken. Hy zegt, dat zy als een paard snurkt,
het lanisvlee8ch verkoold Is, de viscli niet
opgezet, bovendien niets op het vuur, niet
eens aardappelen, en van de madera voor
de sausen is geen druppel meer over."
„0, LizzieI" riep mevrouw Göring ontzet.
„Wat moeten wy doen?"
„Als u eens naar bed ging?" stelde Lizzie
na eenig nadenken voor. „Ik zou my by de
voordeur plaatsen en zeggen, dat gy ziek zyt
gewordon."
„0 neon, neen t Ik ga naar benedon en wil
zien wat er gedaan kan worden."
De gasvlammen in de keuken flikkerden
wild en vlak daaronder lag juffrouw Dogherty
in oen leuningstoel onbeweegiyk als een opge
stopte figuur.
De beenen had zy vor voor zich uitgestoken,
zoodat de zolen van haar groote schoenen
omhoog staken als by figuren ©p oude graf-
steenen. Dat er niot aan to denken viel om
haar wakker te schudden, kon ook de oner-
varendsto zien, en Peggy luisterde, met haar
japon hoog opgenomen en over haar geheele
lichaam bevend, naar Collin's uiteenzettingen.
„Wy hebben nog twintig minuten, mevrouw,
en ik ben geen slechte kok. Ik zat de vlsch
roosteren de soep is gelukkig reeds klaar
en de groenten afkoken en als mevrouw de
gasten een weinig langer aan den praat
houdt, dan zullen juffrouw Lizzie en ik wel
iets tol stand brengen."
De gasten aan den praat houden, met
wanhoop in het liartl
„En do zoete spijzen?" vroeg Peggy, met
haar tranen kampend.
„Ja, dio zullen wol bescheidon uitvallen,"
antwoordde Collins, zyn jas uittrekkond, „maar
om hot even, het zal wel gaan."
Het nichtje van de eerbaro keukenfee was
ten minste nuchter; Suzanna moost ook de
bandon uitsteken en spoedig bperschte or
weer groote bedryvlgheid in de keuken. Do
gasten verschenen met wanhopige stiptheid,
de lieer des huizes echter zoo laat, dat een
uiteenzetting onder vier oogen niot meer
mogelyk was. Daar de aankondiging van het
eten ongewooniyk lang op zich liet wachten,
zond hy van tyd tot tyd ongeduldig vragende
blikken naar zUn vrouw, doch eindolyk meldde
de getrouwe Collins met een vry rood hoofd,
dat er opgedragen was: voor Peggy, do
wo'ende, een schier ongelooflyke beweringI
Was Göring bittor teleurgesteld over don
maaltyd, zoo overtrof die daarentegen Poggy's
stoutste verwachtingen! Bleef een gerecht
-achterwege, dan meende zy door don grond te
moeten zinken, maar haalde telkens weer
ruimer adem, want do gasten schenen daar
niet byzonder op te letten en rekening met
de onervarenheid van een jonge vrouw te
houden. Dat er geen gebradon vlooscli ver
scheen, was voor menigeen wel is waar be-
denkeiyk, maar men 3telde zich met gevogelte
en zoetigheden schadeloos. Öot door Peggy
op sieriyke kaartjes geschreven menu had
Lizzie, de parel, in hot laatste oogenblik nog
van tafel genomon,_wyi het met de werkelijk
heid een al te groot contrast zou gevormd
hebben.
Maar toch had Collins wonderen volbracht
en Peggy wilde blykbaar niet by hem achter-
biyven, want zy werd, don blik van haar man
zorgvuldig ontwykend, van gerecht tot gerecht
levendiger, praatte bepaald overmoedig, ver
telde anekdoten, kortom: liet zich van een
geheel nieuwe zyde konnon en bracht baar t
gasten in vorrukking. In het salon zeng
zy zelfs, en do llevo leeuwerikonstem werd
ontstuimig bewonderd; kortom: de gasten
amuseerden zich uitstekend en bleven tot lang
na elveü.
Nadat Göring den laatston gast had uitge
laten, kwam hy, drie treden ineens nemend,
liet salon binnenstormen.
„Wat, voor don duivel, was er mot het
eten?" vroeg hy toornig. „Goon saus, slochts
een tusschengerecht, goen gebraad 11"
In plaats van lets te antwoorden, wlorp
Poggy, die voor een paar minuten éón en al
vroolykhoid had geschenen, zich op de canapé
on barstte in oen hartbrekend snikken uit.
„0, Charllo, Charllozeldo hy snikkend on
vertelde hem het geval.
„Voor den duivel!" liet hy zich ontvallon.
„Nu, zoo slecht was hot eten nog niot, maai
or was zoo vervloekt weinig. Ik had foitoiyk
niet den moed een cotelot to r.oinon, zoo wei
-nig waren er. W;ar is Lot meirsch nu?"
„Vermoedeiyk in haar bed."
„Het eerste, vrat gy morgen doet, is, haar
wog te jagen."
Met de kracht, wolke innige verontwaar
diging geoft, liet mevrouw Qönng den vol-
ge.den morgen do keukenmeid boven komen
en zoldo haar dadeiyk den dienst op
En waarom?" vroog de demo. dio mot de
in "ï-ii ju do zyden voor haar stond on er
ima ton schoon boezelaar en muts hoogst
ei-, b .u :ilzag.
B A"y: i,y gisteravond ontoerekenbaar waart."
„Wat was Ik?" kryschto zy.
„Pronken," zeide Peggy onomwonden.
(Wordt verrol[/(l.)