Parijscbe Kerstdagen. Esrstmorges. muur te pletter hadden geslagen, opdat de ■lacbting des te spoediger afgeloopen zou «jn. Kara Mustapha was wreed, maar hij was een Turk. Slechter was echter graaf Tokoly, die zich als leider van een deel der Hongaren op wierp. Toen hij bemerkte, dat de zaak mis liep, liet hij Kara Mustapha in den steek. De huichelaar begaf zich naar den Sultan en loog dezen voor, om zichzelf te recht vaardigen en Kara Mustapha, dien hij Vreesde, op zij te dringen. Dit gelukte hem. Kara Mustapha moest het slachtoffer vau Tököly worden, omdat deze zich bij den Sultan wilde vrijpleiten' en zijn gunst be houden. Hert was op Kerstdag 1683. Den grootvi zier Kara Mustapha werd gemold, dat drie afgezanten van den Sultan hem wenschten te spreken. Hij ontving hen. Het waren twee ambtenarende geheimschrijver Basclii en do minister Kiaja. De derde was de ka pitein der Janitsaren. Zwijgend traden zij binnenhet waren boden van den dood. De Sultan had zich door Tököly laten be praten, dat Kara Mustapha de schuld droeg van alle nederlagen der Turken, en de Groote Heer had zijn doodvonnis ondertee kend. Zijn gezanten brachten drie bevelen. Het eerabe bevel des Sultans luidde: het groote zegel overgeven. De grootvizier deed bet. Het tweede bevel: dc legervaan overgeven. Ook dit geschiedde. Er ontstond stilte. „Hebt gij nog icte te zeggen!" vroeg Ka- ra Mustapha doodsbleek. Dikke zweetdrup- pelen parelden op zijn voorhoofd. Dacht hij aan do duizenden Christenen, die hij onge lukkig gemaakt had of ter dood had laten brengen? Zwijgend reikte men hom een blad perka ment over. Het bevatte zijn doodvonnis: hij moest gewurgd worden. Kara Mustapha vroeg ©enige oogenblikken uitstel, om zijn gebed te verrichten. Daarna verzocht hij, of zijn eigen slaaf hem mocht dooden. Dit werd toegestaan, en Kara Mustapha werd gewurgd. Binnen een paar minuten was alles voorbij. De beulen trokken nu het vel van het hoofd en stuurden dit aan den Sultan. De naakte schedel werd met het lichaam, begra ven in een moskee te Belgrado, die Kara Mustapha zelf had laten bouwen van het geld, dat van de Christenen geroofd was. Zooals geschiedkundig vaststaat, werd Kara Mustapha gedood op 25 December, dus juist op Kerstmis, isn 1683. Vijf jaar later ontving bisschop Kollo- nitsch, die toen reeds kardinaal was, in We enen een gezantschap, bestaande uit twee ordesgeestelijken. Eeai hunner sprak tot den kerkvorst: „Hoogwaardigste Heer! Zooals u bekend is, heeft de kerkvorst Max Emmanuel voor twee maanden, bij de inneming van Belgra do, de moskee van Mustapha aan onze Orde ten geschenke gegeven, opdat wij het Turk- sche bedehuis in een Christenkerk zouden herscheppen. Dit is ook gebeurd. Voor eeni- ge weken werden wij echter des nachts ge wekt; een bende soldaten was de kerk bin nengedrongen; zij hadden het graf van Ka- ra Mustapha geopend en de schatten, die zich daarin bevonden, er uitgehaald. Den schödel van den ongelukkigen Kara Musta pha, het snoer, waarmee hij gewurgd werd, en de spreuken van den Koran, die met hem begraven werden, namen wij van de soldaten af. En daar iedereen in dit rijk den eed kent, waarmee Kara Mustapha zwoer, u, hoogwaardige Bisschop, eigenhandig het hoofd ai te slaan, meenden wij niet beter te kunnen doen, dan u deze dingen in han den te geven, als tastbare bewijzen van Gods Voorzienigheid, die over Zijn Kerk en Haar Gezalfden waakt." Nu opende de spreker het kistje, en daar lag de blanke schedel van Kara Mustapha. De Bisschop zond den schedel naar het arsenaal van Weenen, waar men hem nog kan zien tusschen andere herinneringen aan de vreesedijke belegering van Weenen. Het groote vaandel echter, het heiligdom van het Turksche leger dat Kara Musta pha bij zijn vertrek naar Weenen van den Sultan ontving zond Sobieski aan den Paus. Deze liet het ophangen iu de kerk van het Heilig Huisje 1) te Loreto. Daar hangt het, voor den ingang der „Heilige Woning." Is Kerstmis in Frankrijk niet, gelijk in Duitschland, het feest bij uitnemendheid, do Kerstdagen vormen toch en zelfs misschien meer dan in Holland een tijdstip, waarop iedereen, zelfs de meest onbevoorrcchte paria der maatschappij, recht heeft, zij het op een weersohijn der vreugde, het godengeschenk, waarvan Schiller op zijn tijd elk levend we zen zijn deel wil toegekend zien. In Frank rijk echter, en meer bepaald te Parijs, waar, over het algemeen genomen, de vreugde meer buitenshuis dan in den kring der familie gezocht wordt, uit zich de feestelijke stem ming meer dan bij andore natiën op straat, en springt dus den philosophischen en ver gelijkenden waarnemer duidelijker m het oog dan elders. Vooreerst is er vóór en na Nieuwjaar, gedurende een dag of veertien, op de groote boulevards van de Madeleine een soort kermis, dat wil zeggen, dat op de trottoirs kraampjes zijn opgeslagen, waarin do kleine Parijscbe industrie haar voort brengselen heeft uitgestald, en dat er op de genoemde plaatsen, gelijk op de Place do la Bastille en andere pleinen, verschillende soor ten van kermisgasten hun tenten hebben ge bouwd. Hetgeen men vroeger in Holland „mallemolens" noemde, vormt bij deze ver makelijkheden het hoofdelement, maar het zou voor het minst oneerbiedig zijn de schit terende draaiende machines, beladen met verguldsol, dat in het electrisch licht schit tert, niet dien ouderwetschen naam te be stempelen. Meer en meer echter nemen deze volksvermakelijkheden af, en er is reeds meer dan eens sprake van geweest ze geheel te doen, verdwijnen. Het altijd-durend pro test van de op den boulevard gevestigde win keliers tegen hun arme N ieuwj aars-con cur- renten zal waarschijnlijk niet vreemd zijn aan deze geestesrichting, maar, hoe het zij, telken jare is er een grooter leegte waar te nemen op den boulevard en zijn alleen de kleine neringdoenden, die tevens fabrikan ten zijn, toegelaten. Weldra zal „la fêto dos boulevards" waarschijnlijk tot het verleden behooren, maar voor het oogenhlik triom feert nog het „article de Paris." Weet gij wat dat is, het „article de Paris?" Tot nog toe had ik er slechts een vaag denk beeld van. Men hoort deze uitdrukking zeer dikwijls in Parijs, maar men kan moeilijk een juiste omschrijving vernemen. Tot nu toe dacht ik steeds aan een portemonnaie, een ornament, een luxe-voorwerp, een „bibelot", zooals men hier zegt. „L'artdcle de Paris" sohijnt echter meer te omvatten. Het is al les, wat binnen Parijs de industrie voort brengt en waarop ze bijgevolg den stempel va-n bevalligheid, luchtigheid, handigheid en goedkoopte heeft gedrukt. Gelijk een Parij- sche vrouw zich met een lapje, een lint', een strik, een ceintuur bevalliger weet te ma ken dan elk© andere dochter van Eva, zoo l) Loreto is een stad in de Italiaaneche provincie Ancona, 8 K.M. ten Z.-Z.-O. van Ancona en 5 K.M. van de kust der Adriatïsche Zee gelegen, aan den spoorweg Ancona Brindisi; de zetel van een bisschop; heeft een gymnasium, een technische echool en telt met de voorstad Montereale 7850 inwoners. De bevolking leeft vooral van het onder hond der bedevaartgangers (vroeger jaarlijks '200,000, nn nog 4-5,000), die in de Casa Santa (Heilige Hut) van de domkerk komen bidden. Deze kerk, een fraai monument uit den tijd der Renaissance, werd van 14641587 door Majano en Bramante gebouwd en omsluit iD haar grootsc-hen koepel het 18'/- M. lange. 9 M. hreede en 11 M. hooge „Heilige Huis," dat volgen9 de overlevering door de H. Maria in Nazareth bewoond is en door engelen van daar naar Loreto gebracht werd. De Casa Santa is uit ebbenhout en baksteen ge bouwd en van binnen met marmer overtrokken. In de kostbaar versierde torenruimte bevindt zich een rjjk altaar en het Madonnabeeld met het Kind, uit cederhout gesneden en met goud en edelgesteenten bezet. De groote schatten, die de kerk eertijds bezat, werden in 1798 doordeFran- schen geroofd; alleen bet Mariabeeld gaf Bona parte in 1800 terug. weet de Parijscbe knutselfabrikant uit do overblijfsels van weggeworpen voorwerpen, uit grondstoffen, die hem niete kosten eu voor niets anders meer dienstbaar zijn, eea artikel te scheppen, dat, als liet met een paar tintjes verf bestreken is, vindingrijk uitgedacht als het is, een voorwerp levert, dat bewondering afdwingt, al is het niet de vrucht van een grootsche conceptie. Vooral komt dit uit bij het speelgoed» Het is vreemd, maar het is evenwol een feit, dat in een stad als Parijs, waar het fami lieleven uit den aard der zaak niet tot zijn volle recht kan komen, zooveel voor het wel zijn en het geluk der kinderen gedaan wordt, men zou bijna mogen zeggen, waar zij zoo verwend worden. Men ziet een echtpaar van burgermensdhen of kleine winkeliers, waar van man en vrouw sinds lang voor elkaar niete meer dan onverschilligheid gevoelen, twintig jaar lang zich alle overdaad ont zeggen, ten einde een huwelijksgift, een „dot", voor een dochter op te sparen. En ook in de prille jeugd der kinderen wordt al het mogelijke bedacht om hen gelukkig te maken. Geen wonder, dat met „Noël", dat voor de Fransche jongens en meisjes den „Sinter klaas" vervangt, de speelgoed-industrie flo reert, en even goed het artikel, dat 100 franken kost, als het „jouet de 19 sous" het grootst mogelijke debiet vindt. En dat is gelukkig. De kinderen vormen misschien in een maatschappij, waar het huwelijk en de familie-instellingen in verval raken, het re- geerende element en in elk geval den band, die het sociale leven in een wereldstad, zij het slechts voor een wijle, schraagt. Voor een groot gedeelte ligt de populariteit van de „Noël" in het verlangen de hinderen ge lukkig te maken. Moge het nog lang zoo blijven, zelfs dan, wanneer de groote boulevards op het einde des jaar reeds lang verstoken zullen zijn van de speelgoodkramen, welker eigenaars thans nog den boulevard aan den ouden goeden tijd herinneren. Wees welkom, gn vriend'lïjke morgen! Hoe donker en kil gij moog' zijn In 't diepst van ons harte verborgen» Is warmte en gloed, zonneschijn. Wg voelen de kracht, die er uitgaat Van 't lieflijke God'lijke Licht; Wij hooren ons hart, dat zoo luid slaat; En merken een blos op 't gezicht. Vreugd' heersoht er langs wegen en veld«% Al is de natuur als versteend; Vreugd' is 't wat de klokken ons melden» Een vrengd, die met ernst zich vereent. Want wat ons de klokken doen hooren. Het kliokt als een lieflijke toon Dit 't grjjze verleên ons in d' ooren; 'tls 't eeuwige lied, immer schoon. 't Weerklinkt in de harten van allen» Wier oog ooit de ster heeft ontwaard; „God heeft in den mensch welgevallen, Hem eere en dank, vrede op aard." Kerstmorgen! met lichtglans doorweven Gij wekt in ons op heilig vuur; De stroom, van u uitgaand ten leven, Bezielt zelfs de doode natuur. J. L. Het Kerstfeest in Duitschland. Men denkt ander onze Duitsclie naburen alleen aan Weihnachten in deze dagen; in geen land ter wereld ie het geven van ge schenken zoo algemeen ter wereld tijdens Kerstmis, als in Duitschland. De dienstboden woerden allen rijkelijk be dacht; de kazernes krijgen extra-toelagen uit de oantine-kassen cwn de zalen met groen te versieren. Beambten krijgen extra-toela gen, boete-potten van fabrieken en werk plaatsen worden verdeeld, de politiek is ge heel op den achtergrond: men denkt aan de feestdagen met hun vreugde van geschenken, vacantia en lekker eten. W aggonl adingen wdl d en visoh komen aan; overal langs de straten extra-uitstallingen van vruchten, tonnen met appelen en noten. Er zijn extra-bazaare van vereenig"71 gen, die voor de armen zorgen voor zoover dat gaat. Zelfs in de gevangenissen wordt met Kerstmis een buitengewoon menu vastge steld, hoewel natuurlijk de genieste Pom- roersche gans daarop niet is vermeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 12