No. 13129 LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 10 DECEMBER. - TWEEDE 5LAD. Anno 1902 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Peggy Het volgende l«ozen wij in de Nieuwe Rot- tei'damschc Courant: Het ontvolken der Leidsche universiteit. Mijnheer de Redacteur Blijkens uw verslag van de Hamerzitting van gisteren heeft Z.Exc. de Minister van Êinnenlandsche Zaken mij do eer aange daan mijn naam te noemen in hot debat on mij de ontdekking van een doel van den nieuw on koers too to schrijvenn.l. hiervan, dat deze Regeering do Leidscho jUniversiteit ging ontrolken. Tot mijn spijt mag ik mij het vaderschap 'dezer ontdekking misschien niet zonder waarde niet laten aanleunen. Zij is niet van mij. In de meeting van 24 November dus al Vóór de eerste stemming mr. Yan der V1 u g t over de vermoedelijke plannen der meerderheid ton aanzien van het hooger on derwijs. Na to hebben aangetoond, dat aan de zoogen. Vrije universiteit het onderwijs inderdaad niet v r ij was, zeide mr. Van der (Vlugt ik citeer uw verslag „nu moe ten de wezenlijke vrije universiteiten leeg gepompt worden ten bate van do zoogenaam- ,de vrije universiteiten. Aan zulk een toeleg ^doet spr. niet mee." Op deze woorden, door toejuiching van ide vergadering gosouligneerd, volgde toen geen tegenspraak. In do antirevolutionaire meeting op 23 November sprak do inleider zijn verwon dering uit, dat mr. Van der Vlugt met de begrooting voor binnenlandsche zaken in handen, van de tegenwoordige Regeering be- jnadeeling der openbare universiteiten kon vreezen. Ik nam toen den handschoen op voor on- zon candidaat en paraphraseerde het door hem gesprokene op mijn wijze. Zeker, de Re- 1 geering was niet karig voor de rijksuniver siteiten, maar hier wrong de sohoen ook niet. Met een beroep op een dor laatste num mers van De Standaard merkte ik op, dat de vrijmaking van het universitair on derwijs vermoedelijk zou bestaan in de toe kenning van subsi dien en van jus promo vendi aan zoogenaamd vrije universiteiten. En ik trok de conclusie, dat mr. Van der Vlugt gelijk had, toen hij waarschuwde voor het leegpompen der rijksuniversiteiten ten bate der zoogenaamd vrije. In antwoord hierop werd van antirevo lutionair standpunt zeker consequent be toogd, dat het billijk en wcnschelijk was, dat Calvinisten en anderen hun vorming vonden aan universiteiten van hun kleur uit de rijks kas ge-steund. Maar omtrent dat. gevaar van leegpompen geen tegenspraak en geon ge ruststelling. Trouwens, hot zou ook al zeer naïef zijn, te meencn, das men een aantal studenten kon trekken naar zoogenaamd vrije uni versiteiten, zonder ze te onttrekken aan de andere. Maar genoeg om aan te toonon, dat de waarschuwing voor het leegpompen der rijks universiteiten noch door mij uitgevonden, noch op het laatste moment in den verkie zingsstrijd geworpen is. Ik heb alleen in een strooibiljet het argu ment nog eens herhaald, met vervanging van het woord leegpompen, door het g lijkwaardige, maar m. i. meer parle mentaire ontvolken. Ziehier mijn vaderschap ontkend cn do zaak in haar verband hersteld. Que de bruit pour une omelette t Mijn dank, M. do R., voor uw plaats ruimte. Leiden, 7 Deo. 1902 Fookema Andreae. In den jomgstan der ,,Haagsche Brioven" In De Tijd lezen wij o. m.: Geen liaht is opgegaan over de benoeming van den heer Pijnacker Hordijk tob curator der Leidsohe Universiteit, niettegenstaande in het college van curatoren geen enkele Katholiek of anti-revolutionair zitting heeft. Het is te hopen, dat. de Regeering deze fout goedmaakt door tot. burgemeester van Leiden een antirevolutionair te be- 8) ,,Je mogelijke broeder behoefde zich daar- I bij niet zoo bovenmatig in t« spannen; vóór elven komt gij immens niet uit de vee ren.'1 ,,Zie ook niet in waaron I Daar wij juist 'over vissohen spreken, zijt gij eigenlijk nog nooit gevangen?" ,,Neon, cn ais iemand mij aan den hengel kreeg, zou zij mij spoedig weer loslaten, als onwaardig." Göring keek zijn kameraad van ter zijde aan. Hij was zes voet lang e-n bijzonder goed goproportionneercL ,,Ja, ja," bromde hij; „zoo?n leegon buidel is iets vreeselijks." ,,Er zijn nog ergere dingen." „Dat is zoo, maar je hoofd ie ten minste niet leog. Gij brengt het in elk geval tob gcmevoal; misschien zoek gij dan een gemak kelijk postje voor mij bij den staf uibl" „Wat wilt go toch van mij, dat ge zoo vriendelijk zijt?" „Voor het oogenblik niets anders," ant woordde Göring lachend, „dan dat ik je bij deze Peggy vóór ben." Zij hadden middelerwijl de hoogte bereikt en den landweg gevonden, van waar men op eenigen afstand eon boerenhoeve zag liggen. „Van Romeinsohe ruïne» merk ik voorloo- pig niet»..." „Neen, maar daar is de beek," zeide Kin, loch, op hot zilveren lint wijzend, dat zich aan hun voeten kronkelde. t^wJa, maar als ik daarheen neerdaal, moet noemen, die dan tevens als zoodanig, naar gebruikelijk ia, in het ooilege van curatoren kan worden opgenomen. Ik hoorde hier als zoodanig reeds noemen don heer De Waal Malefijt, den afgevaardigde van Breukelen, dde destijds ook als burgemeester van Amersfoort- weid gedoodverfd In hooverro thans het gerucht eenigen meerderen grond heeft, waag ik niet te beoordeelen. Door de verkiezing van dc-n heer Van der Vlugt zal ook deze op nonaotdviteit worden gesteld, zoo althans de tegenwoordige Mi nister het govoelcn deelt van een zijner voorgangers, Mr. Van Houten, dio het ver zoek van den heer Druckor om zijn lessen voort te zotten, afwees. Onder minister Kuypor geeft echter, naar ik meen, pro fessor Drucker, hoewel nog op non-activi teit, weer college. Het zou dus wel kunnen zijn, dat de heer Van der Vlugt, deed hij een gelijk verzoek, gunstiger antwoord kreeg. Deze Regeering was tooh oorspronke lijk ook niet ran plan den heer Havelaav op non-activiteit te stellen, doch is daartoe op aandrang van buiten overgegaan, tot vreugde van den heer Pop, die nu ten gevol ge van dat op non-activiteit stellen is be noemd tot directeur dor posterijen en tele graphic, belast et de waarneming van de betrekking van directeur. Daar zijn er dus thans twee, wat men m. i. beter vermeden had. De minister van marine zal dit jaar geon Memorie van Antwoord schrijven, en ver moedelijk in 't geheel na - - meer. Zooals ik de vorige maal al liet doorschemeren en thans openlijk in de couranten is geschreven, zal hij cok bij een volledig hei-stel aan H.M. do Koningin zeer waarschijnlijk waarom zou ik niet zeggen: zeker? om ontslag vra gen. Zijn ongeneeslijke kwaal, longontsteking is gecompliceerd door een hartkwaal die hem verplicht in den vervolge emoties, als waar toe onwillekeurig een Kamerdebat aanlei ding geoft, te vermijden. Begin Januari zal hij waarschijnlijk een opvolger krijgen. Thans benoemd, zou deze gedwongen zijn do Begroeting, zij liet ook ;n een credietwet vorandord, te verdedigen, wat, natuurlijk, niet van hem mag worden gevorderd. Min der zekor ben ik van de juistheid van een ander gerucht omtrent H. M. do Koningin, en wel een zeer gunstig gerucht, dat, zoo het juist blijkt, vreugde zal wekken. Wellicht is dit een dor redenen waarom H. M. dc Koningin, dio anders steeds omtrent dezen tijd naar Den Haag komt., dit jaar e^rst tegen het einde der maand denkt terug bo keeren. Hare Koninklijke Moeder is echter aan do oude gewoonte trouw gebleven en keerde, hartelijk verwelkomd, reeds naar haar resident!o terug. Nog zolden aldus De Telegraaf heerschte een zoo grooto eenstemmigheid in de pers over een feit, als nu zich openbaart ben opzichte van de rode, door don heer mr. A. F. d c S a vo min L o h m a n bij do bo- grootingsdiscussic uitgesproken. De Tijd wodijvort met de Nieuwe Rotter' damsche Courant, liet Vaderland en Han delsblad zingen mee in den lofzang ter eorc van Lohm&n aangeheven, en allen noemen zijn rede het feit van den dag. En om roden te geven tot dioii lof of liever om hem voor al aannemelijk te maken, vertellen allo bla den met hoeveel aandacht die rede werd aan gehoord door vriend en vijand in do Kamer. De heer Lobman, men weet het, bestreed het coalitie-argument, vertelde Staalman, dat wetten maken niet precies op dezelfde ma nier gaat als een Extra-lading verspreiden, wees voor- en tegenstanders op fouten en aarzelde niet, minister Kuypor te noemen als hoofdschuldige in hot werken met pro grams van actio en urgentie. De Nieuwe Courant schetst do rede als brengende honig en alsem, den honig voor t geheele Kabinet, den alsem alleen voor dr. Kuyper. De Tijd is wellicht het meest practiech, waar zij zegt: „Door de rede tooh van den heer Lohman is voorgoed mogen wij hopen een einde gemaakt aan de van zekere zijden met bijzon deren ijver verbreide legende, dat dc vrij-an- tirovolutionaire partij bij de noodzakelijk heid, om zioh van haar hulp te verzekeren, ik tien togen óén weer naar boven klauteren; ik laat aan jou het onderzoek van de gesteld heid van het water met onvoorwaardelijk vertrouwen over," zeide Göring. „Wat zijt gij toch lui I Gij hebt nog nau welijks een mijl geloopenWat wilt gij dan aanvangen?" „Naar het logement teruggaan; mogelijk, dat de oude Whiting piket speelt; mogelijk, dat zij Rijnwijn in den kelder hebben." „Rijnwijn in Barton?" riep Kinloch la chend. „Verlangt u mogelijk ook ijs daar bij Wees blij als gij een drinkbaar glas bier krijgt" En met den stok groetend snelde hij don heuvel af. Kinloch en Göring waren regimentskame- raden, wat volstrekt niet hetzelfde beteekent als vrienden; ook had hot verlangen naar een intiemeren omgang hen niet samen naar dezen afgelegen hoek gelokt. Kinloch was een ijverige sportman, Göring had zich meer aan hem opgedrongen dan zich bij hem aam gesloten, misschien jui6t omdat hij bemerkte, dat zijn gezelschap niet zeer gewenscht werd, misschien ook omdat hij een paar dagen in landelijke stilte met forellen, room, boter en eieren voor een aangename afwisseling hield. Göring had namelijk groote behoefte aan afwisseling; „alles op zijn tijd, maar niet. lang", was zijn leuze. Ook stond hij pas anderhalf jaar bij het regiment, nadat hij reeds tweemaal van wapen had veranderd. Zijn knap uiterlijk, zijn gee6t en humor, zijn zelfvertrouwen hadden hem spoedig vrien den bezorgd, maar Geoffroy Kinloch had zich daaronder niet bevonden. Deze was van goede familie, maar niet zeer bemiddeld, een flink soldaat, die zich reeds eervol bad onderscheiden en wiea men voor de Regeering een voortdurende belem mering zou wezen, om het programma, waar mede hot is opgetreden, onder aRe opzich ten ten uitvoer te leggen." Mr. N. G. Pierson zit niet stil. Nu de Regeoringszorgcn rijn tijd niet meer in be slag nemen, heeft hij zich weder aan de eco nomische wetenschap en wat er mee annex is, gewijd. In Z)c Gids van deze maand komt van zijn hand een zeer uitvoorigo beschouwing voor over hot woningvraagstuk. Nu do Woningwet in working is getreden cn daarmee een groote leemte in onze wet geving is aangevuld, doen zich belangrijke vragen voor betreffende haar uitvoering. De wet zelf laat in deze veel vrijheid. Voor gelicht door do ervaring, in Engeland ver kregen, waar men aanvankelijk de plaatse lijke besturen veel meer dan noodig was aan banden heeft gelegd, heeft de Nodorlandscho wetgever de gemeenten zoo weinig mogelijk aan een bepaalde soort van woningpolitiek gebonden. Op. zichzelf behoeft dat geen zorg te baren. Men dient zich echter eenige regelen te stel len; men moet weten welke politiek men zal voeren. Sommige gemeentebesturen, de meest bedachtzame, zullen misschien aarzelen om tot maatregelen van verre strekking te be sluiten; andere, meer geneigd tot energiek handelen, gaan misschien een richting op, dio hun later mishaagt. Een vaste en wèlberoido woningpolitiek iB alleen van die besturen te verwachten, wier leden ten volle bekend zijn met do economische problom en, die zich hier voordoen. In Nederland zijn echter over do woning politiek nog weinig gegevens aanwezig. Er bestaat in onze economische literatuur op dat gebied een leemte, tot aanvulling waar van mr. Pierson iets wil bijdragen. Hij heeft daartoe het oog geslagen op Engeland on op do ondervinding, in eonige Briteche ste den opgedaan. Onze gemeentebesturen, die der groote steden inzonderheid, moeten lce- ren inzien, dat zij thans geroepen rijn voor een stelsel van woningpolitiek partij to kio- zon cn voor dio keuze moeten hun gegevens worden verschaft Daarom heeft mr. P. geen bloot theoretische uiteenzetting gegevenhij heeft zijn beschouwingen vastgeknoopt aan modedeelingon omtrent feiten en toestanden. Hij wonscht to doen zien hoo in steden, waar men do volkshuisvesting wild© verbeteren, is gehandeld en nog gehandeld worat. Zijn nasporingen loopen over vijf Engol- sche steden: Glasgow, Birmingham, Liver pool, Manchester en Londen. Wij kunnen hier van de verschillende gege vens, door mr. Pierson verzameld, geen over- zioht geven, waar het geldt reeksen van fei ten in een 60-tal bladzijden samen geperst, 't Is ons in hoofdzaak te doen om do aan dacht van belangstellenden en dio zijn er op het oogenblik velen in ons land op het artikel te wijzen, daar het bij do naderende voorstellen en plannen over do uitvoering der Woningwet voor velen van belang kan zijn er kennis van to nomen. Alleen rij hier nog uit het slotwoord vermeld, dat de denk beelden van den schrijver, sedert hij ecnigo jaren geleden over het woningvraagstuk zijn meening uitte, eenige wijziging heeft onder-~ gaan, Vroeger twijfelde hij nog of het noo dig was, dat de gemeente zelf optrad tor voorziening in woningbehoefte. Thans is hij tot de overtuiging gekomen, dat de gemeente handelend moet optreden. Zij behooft niet zolve to bouwen, zij kan gronden verkoopen met de verplichting om daarop arbeiderswo ningen te stichtenzij kan overeenkomsten sluiten met vereenigingen, in het belang der volkshuisvesting werkzaam. Een wèlbe- raamd plan, op volledige kennis van zaken gegrond, moet het uitgangspunt rijn. En ten dezo dient er op te worden gelet, dat men zich rekenschap geve van den termijn, bin nen wolken het werk kan worden voltooid, daar do belangen van de bevolking, die men uit do krotten wil vordrijven, in hot oog worden gehouden. De Nieuwe Rotterdamsche Courant be spreekt de memorie van antwoord van J u s- ti tie. Het blad prijst deze memorie om de be slistheid, waarmede positie genomen wordt: aan bet oorspronkelijke werkplan wordt in militaire kringen een schitterende loop baan voorspelde. Geoffroy had een helder hoofd, een ijzeren wil on lichaam, een ver standig gelaat, maar te zeer door de zon ver brand en scherp besneden, om voor knap door te gaan, en van onder het breede voor hoofd keken een paar diep liggende, don kere oogen ernstig dc woreld in. Bij zijn kar meraden stond hij hoog in aanzien, maar tégenover dames was hij in den regel stil en de vrouw had tot dusver geen rol in zijn leven gespeeld. Dat was bij Oarl Göring anders 1 Zijn min- narijen waren talloos; de dames verklaarden hem voor onweerstaanbaar en hij was als hartenbreker beroemd en berucht. Behalve do uniform hadden die beiden niets met el kaar gemeen: „de een, de vroolijke, vertroe telde lieveling van het publiek, die niets orn- stigs nam, de ander stijfkoppig, hard wer kend, zelfs als het het visschen betrof 1" Kinloch deed een breed hek open en stak oen weide over 'jwaar talrijke koeion en werkpaarden rondliepen. Den eenen kant daarvan werd door dc beek begrensd, welke Kinloch spoedig had bereikt. Op een houten brug staande, beschouwde hij met kenners blik het water, dat helder en onhoorbaar haastig voortvloeide. Achter een paar hooge populieren zag men de roodgouden avond lucht schemerenblatende lammeren cn spe lende kinderen waren in de verte hoorbaar. Do diepe rust-, de zachte avondlucht deden den eenzamen wandelaar na do drukte en het gewoel van Aldershof dubbel goed. Eindelijk ging hij verder langs de beek, waarvan de oevers ten dienste van geduldige hengelaars bij regelmatige tusschenpoozen van kleine zitbanken waren voorzien. Nu en dan leidde een bouten brug over het wafcer^ vakgebonden, hoewei het niet opgevat wordt als een belemmering, dio alle bewo ging \u den omtrek verhinderen zou. Hot blad zegt o. in.: „Deze Minister van Justitie is eon groote kracht voor hot Kabinet, waarvan hij deel uitmaakt. Voor wetgeving on ïvgeerbeleid op hot gebied dor justtitio zal zijn werk zaamheid ongetwijfeld van zeer groot nut zijn. Met deze voornon>ens en dozen vasten tred zal hij ongetwijfeld aan menig vraag stuk een oplossing geven in een richting, die ook ons sypathick is. Men late dezen bekwamen jurist, die de theoretische beteekenie der vraagstukken oven goed doorziet als hij or de praeiisoho waaide van gevodt, zijn eigen gong gaan op hot voor partijpolitiek aan de meeste kanten niet toegankelijke neutrale terrein, dat voor jurkLiek-legislahieveu arbeid is bestemd. Zijn politieke vrienden vooral mogen wol toe/ion, dat zij hem daarbij niet storen." Het blad bespreekt dan verschillende pun ten van de memorie, waaruit hem boven staand oordeel duidelijk wordt on waarbij het zich grootondcele met de opvattingen doe Ministers voreonigt, om te eindigen met do volgende opmerking: „Zoo blijft dan alleen over do groote quaostio van bet verbod van zekere openbare huizen. Een netelige quacstie, als weinige, dio het zeker geraden is uit to vochten, maar die gemakkelijker is gestel a dan bevredigend opgelost; altoor. indien m n zijn doel berei ken wil in werkelijkheid ©n niet alleon op het papier, want daarop alleen komt het aan. Het voorbeeld van Duiteohland is in dezen zeer leerzaam. De hierop betrekkei ij ko paragraaf in het Strafgesotsbuoh is deels een doodj lettor gebleven, deels con orgor- lijk middel tot chantage cn rechtsongelijk heid geworden." Onder het hoofd Reformkleeding zogt G. o. m. in Het Vaderland: Mon moet maar eons op straat of in een kamer dio reformkleeding gozicn hebben, waarVan de rokken, zichtbaar aan galgen of bretels hangend, van boven den vorm van een kinderjurk on om do voeten die van een soutane hebben, om hartelijk met den spot vogel mee te lachendie rcforinklcoding do- foimklcoding noemt; men moet muarcens do schilders hebben hooron schateren over die onhandige oeintuurtjes, dio vlak onder do schouderbladen, aan de boezelaars der Spa- konburgscho visschersvTOUwen doen denken, en bovenal, men moet maar eens veel stalen bijeen zien van de corsto soort, die wel bij uitstek do uniform van feministen cn vrijo vrouwen geworden schijnt en dan ijdellijk ge zworen hebben, dat de Reformkleeding on aannemelijk is en dat dezo boweging, zeker niet in het leven goroepen voor hon, d'. nim mer misbruik maken van het gewraakte cor set, geen levensvatbaarheid zal hebbenmon moot zich goed van deze foiton doordrongen voelen cn dan in een zoal, in con kamer plot seling con refomitoilct te zien verrijzen van zulke ondulanto lijnen, van een zoo kundig accentueoren van hot figuur, van zoo slepend mouvement, dat men eens overtuigd wordt, dat ook dezo wijze van kleeding harmonieus, wol overdacht en beschaafd kan wezen. Ieder weet wat madame De Vroyo te onzent voor de reformkleeding gedaan heeft. Het is, be halve haar bijzondere smaak, haar kracht ge weest een vorm to kiezen, die evenals de klee ding in het eerste Keizerrijk, het corset niet als basis heeft. En bovendien, artiste zijnd, die zelf haar raodcllon t Kout, beschikt zij over een kennis van het figuur, zoodanig dat, hoe wol zij do stof sterk mou leert, toch aan do beweging der spieren alle vrijheid laat. Men zegt, dat een vrouw niet over het al of niet mooio van vrouwonkleeding kan oor- deolon. Dit zij zoo. Maar zij, die in de sta- tuetjes der moderne Franschen, zooals die von den in Parijs wonenden Valgren of van Sabattó of Perro Rocho, het zookon naar een rankere lijn, naar een expressie van maat, misschien als tegenbeweging van allo sport herkennen, zullen hierin en in do toiletten van madam De Voyc verwantschap vinden. In dc Joodsche Courant komt een artikel voor, ten einde het standpunt der Joodsche fractie nader uiteen to zetten. dat hier allerlei wendingen cn kronkelingen maakte. Kinloch bemorkto aan den anderen oever wel een vrouwelijke gedaante in ccn rozerood toiletje en een zwarten hond, doch lette er niet bijzonder op. Meer in zijn na bijheid zag hij twee kinderen, die zeker uit do kloine boerenwoning onder de populieren afkomstig waren. Nu wilden zij ovor een plank loopen, welke over de beek was ge legd het oudste, een meisje, ging vooraan, terwijl do knaap staan bleef, om den vreem de met open mond aan te staren. Op een geroep van rijn zustertjo draaide hij zich onvoorzichtig om en viel voorover in het wa ter. Kinloch snelde naar de plaats van het on heil en had een vagen indruk, dat de roze gedaante aan den anderen kant ook begon te loopen. in elk geval waa hij de eerste op de plaats, sprong in het slechte drie voet diepe water en trok het spartelende ventje er uit. Ofschoon hij hem gezond en wel aan den oever bracht, hield zijn zustertje het •voor gepast, den avondvrede door een schril geschrei te verstoren, hetwelk verscheidene kalveren, die altijd weetgierige beesten zijn, naderbij lokte, alsook ceh-,oud trekpaard, dab blijkbaar het ambt van kinderjuffrouw bij hen vervulde. „Wees toch stil," vermaande Kinloch het schreiende kind. „Ga liever met hem naar huis, dan kan hij droge klecren aankrijgen." Doch niet het leelijke, kleine monster met den vuilen boezelaar nam hom zijn natten last af, maar een opvallend mooi jong meis je in het roze met een grooten witten hoed op. Onwillekeurig kwam het vermoeden bij hem op, dat dit Peggy Summohayee moest zijn. „Wat rijt gij een onbeholpen ding, Mag- Het volgende is er aan ontleend „Wij meenen, dat iedere geloovigo Jood verplicht is in zijn politieke denkbeelden zich evenzeer te laten leiden door /ijn ge loofsbeginselen en geloofsleor als in zijn pri vaat loven, in zijn wijsgcerig denken, in zijn moreel handelen. Anders is en blijft hij een half men8ch en eon halve Jood, werkt hij moe tot het verval van hot hem heilige geloof, tot- hot ontheiligen van het hoogste goed dor geheele tuenschhcid. In dien zin moet cr dus gesproken wor- i don van Joodsche politiek en staan wij op een Joods?h-politiek standpunt. Doch daarmede is do cisoh naar een Jood sche politieko partij nog in geen enkel op- zicht gesteld. En evenmin wordt er irodo ge poneerd. dat de geloovigo Jood zich moet aansluiten bij die partijen, die de tegen woordige rechterzijde gezegd worden te vor men. Immers, het moet voor don geloovigen Jood zeer de vraag zijn, of een scheiding tus- schen de practiseh-politickc partijen, dio ge baseerd is op geloofs-versehillon, wel ge rechtvaardigd is. Een vraag trouwens, dio zich ieder inensch dient te stellen. W ij nu ziju overtuigd, dat ccn staatkundige partij niet behoeft gebouwd to zijn op eonhoid van geloofsovertuiging, evenmin als dc coalition der partijen moeten afban gen van de vraag, hoo haar aanhangers denken ovor liet boven zinnelijke. Voor don individu moeten zijn denkbeel den ovor dat bovcnzinnelijko alles omvatten en bcheorschcnvoor do verzameling van in dividuen als politieke partij, strcve.ndo naar het grootste welzijn dor gemeenschap, ma gen slechts hun praotische wensclicn te dien aanzien in aanmerking komen." En verdor: „Alléón een geloof, dat zijn belijders go- biedt alles aan te wenden om hun getal te vergrooten, do geheele gemeenschap te be schouwen als een werktuig slecht» te zijner verheerlijking en glorio, kon ieta anders vor- oischcn. Doch hot Joodsoho geloof staat daar verre van af. En zoo mogen on moeten wij strij den togen alles, wat in do pTactische politiek er op uit is uitsluitend de gronzon te zeken in do geloofsverschillen on niet in hot onder scheid in do practische wensehon ten bate van staat on gemeenschap. Zal het nu nog verwondering wekken, dat wij volstrekt niet kunnen advisceren als steun van do fcegonwoordigo partijen der rechterzijde op te treden, al deelon wij vele haror wonschcn Dienon wo dan trouwo bijloopors der vrij zinnigen to blijven? vraagt do redactie, on haar antwoord luidt ontkennend „Do vraag stellen is haar ontkennend be antwoorden Do geloovigo Jood is geen voorstander van de togen woordi go openbare lagere school, kan niet zijn een voorstander van de theorie, dio leert, dat do Staat niet mag, althans zich zooveel mogelijk moot onthouden van ingrijpen in do cconomischo vorhouding tusschen do maatschappelijke klassen, kan niet tegenover het moreoio welzijn der bur gers zooveel mogelijk cou onzijdige houding aannemen, mag niot hot recht alleen van vragon van utiliteit doon afhangenhij kan dit en nog meer niot wonschcn, als hij staat op werkelijk Joodsch goloovjg standpunt cn don godsdienst van zijn volk begrijpt. Maar mco gaat hij woer, als de liberalen trouwens zij niot alleen verlangen, dat een Staat als do onze als Staat inzake den godsdienst ccn onzijdig karaktor draagt, als zij wenschcn behoud van den vacoi nod wang, als zij vragen scheiding van Kerk cn Staat in onze tegenwoordigo maatschappij, als rij vrijhoid en eerbieding van denkon, van go- looven, als eersten oisch op den voorgrond plaatsen, niet omdat hij in ons land van andore partijen ten opzichte van dit laatste hot tegendeel zal vreezen, nrnar omdat zijn beginselen het hem gebieden. En niot minder nog govoelt do orthodoxo Jood zich aangetrokken tot allen, dio do eco nomische vcrschillon tusschen de klassen willen vormindoren, do maatschappelijke el lende door staatsbemoeiing willen beperken, do zwakken cn misdeelden met staatshulp willen steunen tot hen, dio den invloed van hot volk op do regeering willen vergroo ten, die in ieder mensch een gelijkwaardig, gio," zed do con holdero stem lwiapend. „Kunt ge niet boter op jo broertje passen Als hij nu cons verdronken was I" Met dio woorden worden den jongen ge zicht en handen met een sierlijken zakdoek afgedroogd. „Zoo, maak nu, dat hij thuis komt, Mag gie I Anders wordt hij vorkouden.'" „Kan niet, juffrouw Peggy (het waa dus werkelijk Peggy), ,,'k Moet brood ha- Ion, wij hebben niet» meor on dan scheldt vader," bracht Moggio snikkend uit. „Geef mij de mand," zeide Peggy beslist, „dan haal ik hot brood en gij gaal naar huis." die al dien tijd op den grond voor don jongen op de knieën had gelegen, hief nu haar lief, innemend gelaat op on wonddo zich tot Kinloch, dien zij nu pas scheen te bemerken, met de woorden: „Wij zijn u grooten dank versohuldigu." Een „primula veris aan don oever van dc beek," dacht hij, „en wie zal dio pluk ken Zoodra Peggy van den eersten schrik was bekomen, boredoneordo zij bij zichzolvo, dat de groote, slanke man een van do vreemde lingen moest zijn, die in „Den Witten? Hond" hun intrek, hadden genomen, om het hengelen mot don ernst van een levenstaak- uit te oefenon. Zij was tot dusvor niet in d© gelegenheid geweest, met deze heoron kon-v nis te maken cn zij zag nu dezen schuw van I ter zijde aan. Hij had een scherp besneden gelaat, doordringende, maar innemend^ oogen, een welluidende stern cn ccn mili-, taire houding; het wa» zokor een voornaam* heer, wellioht een graaf. Maar graaf of! eenvoudig burger, in ©lk geval droop hij al» een watergod! vervolgdj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5