moest voor haar een speciale veldkeuken fa- b rice eren, een buitengewone opdracht, waar voor hij een even buitengewoon honorarium ontving, namelijk zes, door Anna zelf ver- Vaardigde Zwitaersehe kazen. En deze merkwaardige vrouw zorgde niet alleen uitstekend voor den inwendigen mensch, zij bereidde ook geneesmiddelen uit allerlei kruiden tegen jicht en andere kwa len. Haar „levenselixer", dat aan vorstelijke en gewone menschen ongetelde levensdagen voorspelde, was in dien tijd beroemd en werd grif verkooht. Evenzoo verkocht zij ook graag haar keukenrecepten. Het is nog ge woonte aan de Duitsche hoven, dat de prin sessen practisch het koken leeren en een cur sus daarin volgen. De groothertogin van Baden heeft haar dochter Hilda, die mert den tegenwoordigen groothertog van Luxemburg gehuwd is, zelf het koken geleerd, waarin zij zeer ervaren moet zijn. De jonge koningin van Italië moet uitstekend kunnen bakken, terwijl de mooi ste vrouw van Italië, ex-koningin Margeri- ta, daarentegen niets van het koken (ifweet, en zoo ver mogelijk buiten het keukendepar tement blijft. Koningin Helena h.^ft haar kookliefhebberij van niemand vreemd. Men vertelt, dat aan het Montenegrijnsche hof de vorstin-moeder en haar dochters menig maal zelf de spijzen helpen toebereiden. Zoo moet de Koning van Italië, toen hij nog een kroonprins was, verrukt geweest zijn over een schotel Risi-Bisi (rijst met boonen), dien zijn jonge vrouw hem als oen proefje van haar kookkunst voorzette. Risi-Bisi en Stafatino a la Milanese, een soort ragout, behooren dan ook tot de wekelijksche lieve lingsgerechten van het jonge koningspaar. Het moet een feit zijn, dat de huishoudelijke talenten van Koningin Helena zeer gewaar deerd worden, en dat zij haar schoonmoeder do bewijzen heeft geleverd, hoe sedert jaar en dag in het keukendepartement onder den ouden koning vervaarlijk is gestolen. ©ok de Deensche en Engelsche prinsessen hebbon vóór haar huwelijk allen iets van het koken geleerd, terwijl het andere toch juist gewoonte is onder de buitenlandsche vor stinnen, dat zij haar fijne teint toch vooral niet bederven door den gloed van het keu kenhaardvuur. Over het algemeen genomen is de liefheb berij voor huishoudelijke bezigheden bij de Duitsche vorstenkinderen veel sterker ont wikkeld en veel meer aanwezig dan bij die van andere buitenlandsche grootheden. liet rooviTvvezeu in Italië. Bovengenoemd land is altijd het land der roovers geweest, een gevolg zoowel van do gesteldheid van het schiereiland als van den politieken toestand. Onophoudelijk is het ten prooi geweest aan woelingen cn opstanden, die echter dikwijls weer met gewold onder drukt werden; velen moesten vluchten voor staatkundige misdrijven, anderen weken uit om aan de verdrukking te ontkomen en .vooral denzulkan stond heft rooversh and werk open. Daarbij waren ze in do woeste berg streken veilig; bijna onmogelijk was het, hen te vervolgen te midden dier ontelbare holen en spelonken, bergpaden en afgron den, waarvan zij al de geheimen kenden. Dikwijls maakten de landlieden, hetzij uit vrees, hetzij om andere redenen, gemeene zaak met de roovers on brachten hun vervol gers op een dwaalspoor. Neem daarbij in aanmerking het groote aantal reizigers, die telken jare de schoonheden van Italië kwa men bewonderende vele pelgrims, die, dik wijls van rijke offers voorzien, naar de hei lige plaatsen trokken en een rijken buit be loofden, en het is begrijpelijk, dat het aan tal bandieten groot moest zijn. Zelfs in den tegenwoordigen tijd, nu de roovers meer en meer tot de geschiedenis beginnen te behoo ren, zijn zij in Italië nog verre van uitge roeid, en het tegenwoordige, gouvernement heeft in plaats van het rooverwezen te ver nietigen dit schrikbarend doen toenemen. Meermalen toch leest men in de bladen van stoute ontvoeringen en aanrandingen, van brutale aanslagen, van gevechten tusschen roovers en karabiniers. Vele schrijvers hebben in hun romans de daden der Italiaansche roovers geschetst, on telbare drama's spelen in de Abruzzen of in de wouden van Campanië. Een Salvator Rosa heeft er de stof gevonden voor zijn be roemde boeken. Wat die romans te lezen gev,en moge belachelijk zijn door de overdrij ving en onnatuurlijkheid, de rooverdrama's mogen tegenwoordig enkel opgeld doen in een Amsterdamsche achterbuurt of in een plattelands-tooneelvoorstelling, zeker is het, dat velen dier rooverhoofdmannen daden verricht hebben, welke aan het ongelooflijko grenzen en verscheidenen hunner hebben een gewichtige rol gespeeld in de geschiedenis van hun tijd. Het rooverwezen in Italië dagteekent reeds uit den tijd der Romeinen. Bloedige burgeroorlogen teisterden soms de Repu bliek; duizenden moesten vluchten om te ontsnappen aan de wraak hunner tegenstan ders en zochten een schuilplaats in de bergen. Bij hen voegden zich gevluchte slaven, ont snapte boosdoeners en dergelijken en zoo doende nam het aantal roovers schrikbarend toe. Wel wist keizer Augustus, na ordo en rust in bet Romeinsche Rijk hersteld te hebben, door doeltreffendo maatregelen de roovers te beteugelen en verscheidene benden uit, te roeien, doch toen naderhand dio orde en die rust plaats maakten voor oen onbe schrijfelijke verwarring, toen de eene keizer den anderen verdrong, herleefde het roover wezen mot nieuwe kracht Van de roover hoofdmannen, dio destijds Italië onveilig maakten, is het meest bekend een zekere Fe lix, die in de eerste helft der derde eeuw na Christus onder de regeering van Septimus Severus leefde, een man, dio in stoutheid en list zelden zijn gelijken onder zijn opvolgers gevonden heeft. Felix beschikte over een bende van onge veer zeshonderd mannen, die geen wetten erkenden; zij gehoorzaamden blindelings aan hun aanvoerder. Door zijn moed en sluwheid, zijn vindingrijkheid en doorzicht had hij het vertrouwen gewonnen, door zijn onbaatzuchtigheid bij het verdeelen van den buit, zijn zelfopoffering bij het redden van gevangenen, had hij zich van hun trouw en aanhankelijkheid verzekerd. Aan. het hoofd van zulk een bende, te midden van ontoe gankelijke wildernissen, was Felix een man, die in het geheelo land gevreesd werd. Jaren lang maakte hij Italië onveilig en was de schrik der rijke Romeinen en der kooplie den, die langs de Via Appia, den door Ap- pius Claudius aangelegden heirweg, trok ken Niets scheen hem onmogelijk, geen on derneming hem to gewaagd; hij vertoonde zich, waar men hem het minst verwachtte. Alle vermommingen stonden hem ten dien ste, onder allerlei gedaanten verscheen hij te midden van hen, die hem zochten, of waar hij buit verwachtte, en luisterde hun ge sprekken af. Niets scheen voor hem verbor gen; hij wist wie uit Rome vertrok of daar heen op weg was en wat bij hen te halen viel. Was Felix de schrik der rijken, hij had ook hoedanigheden, die men bij hem niet verwachten zou. Arme reizigers, die door zijn benden overvallen werden, liet hij dik wijls ongemoeid en met een ruime gift door trekken handwerkslieden, wier arbeid hem van nut kon zijn, voerde hij voor eenigen tijd mede naar zijn schuilplaatsen, betaalde hen rijk voor hun diensten en liet hen dan gaan. Menigmaal waagde hij zijn leven om dat zijner mannen te redden. Zoo trad hij in het gewaad van een magistraatspersoon de gevangenis binnen, waar twee der zijnen opgesloten waren, en eischte hen op hoogen toon van den gevangenbewaarder op, tot het verrichten van werkzaamheden. Doch ondertusschen zette hij zijn roove- rijen met. steeds groote re stoutheid voort, en het is begrijpelijk, dat een groot^ lofprijs op zijn hoofd werd gesteld. Honderden solda ten zochten hem; de Keizer zelf, vertoornd dar het niet- gelukte den rooverhoo.' lman te vangen, gelastte den aanvoerder niet voor hem te verschijnen, <?er Felix levend of dood in zijn macht was. Doch alle nasporingen waren ij del, door de listen van den gezoch- ten roover. Lang tartte Felix ziin vervol gers. Zijn knlmb» en doodsveracht'ng, zijn onbeschroomdheid en tegenwoordigheid van geest redden hom uit de grootste gevaren; hij was onuitputtelijk in middelen, om zijn vervolgers te verschalken of hen in een hin derlaag te doen vallen. Dikwijls scheen bet, dat hij niet meer ontsnappen kon, doch op j het laatste oogenblik was hij verdwenen. „Nooit zag men hem, wanneer hij gezien, noch vond men hem, wanneer hij gevonden, 1 noch had men hem wanneer hij gevangen I was", zegt een geschiedschrijver van dien I tijd. Wellicht ware het nooit gelukt, den roo ver in handen to krijgen, doch gelijk Simson viel door Dalila, zoo viel Felix door het i verraad eencr vrouw. Terwijl hij sliep, werd hij overvallen, gevangengenomen en naar Rome gevoerd. Onbevreesd verscheen hij voor zijn rechters, do dood wachtte hem. Felix word veroordeeld, om voor de wilde dieren geworpen te worden. Duizenden toe schouwers woonden de voltrekking van het doodvonnis bij. Do Romeinen dier dagen wa ren verzot op toon eel en van bloed, en thans gold het bovendien een man, die zich door fabelachtige daden berucht had gemaakt, en in den circus zijn loopbaan eindigen zou. Met den dood van Felix waren de Ro meinen van een groote plaag verlost, want met hein viel ook zijn bende. De hoofdman was de ziel er van geweest; nu hij gevallen was, was het met. do eenheid gedaan weldra was de bende, die zooveel schrik verspreid had, ontbonden. De lastige schoonmama met behulp der wetenschap Int bedaren gebracht Op allo punten had hij haar ontzien Hij was, om met een geacht Kamerlid te spre ken, de met glibberige zeep besmeerde trap der concessies van lieverlede afgedaald en terecht gekomen in den droesem dor uiterste toegevendheid- Maar op éón punt, dat van den leeuw, walde hij van wankelen noch bezwijken hoo- ren. Aan dat oor doof, stokdoof te blijven bleef onveranderlijk zijn leus. Als zijn schoonmama tot hem zeide: „Wanneer smijt je toch dat vieze beest eens op don mesthoop, dat broeinest van micro ben en motten V' dan lachte hij haar met een onnoozel gezicht uit en antwoordde: ,,Ik mag wel zoo'n beetje motten in huis." Dit droeg natuurlijk niet weinig er toe bij om do arme vrouw geheel buiten zichzelve to brengen. Het voorwerp van haar verachting was een mooie leeuw, opgezet wel is waar, in het koude Noorden vindt men die dioren bui ten de zoölogische tuinen maar zelden in een anderen staat maar toch een mooie leeuw, een prachtige zelfs, die mijn vriend eigen handig had geschoten in het Atlas-gebergte en aan het stoffelijk overschot waarvan hij innig was gehecht. De arme koning der woestijn, zooals hij daar stond, in een houding, die niet van fierheid was verstoken, wekte bij kalmer menschen minder verbolgenheid dan wee- moed en de houding van de schoonmama tegenover dit opgestopte vel want anders was het toch eigenlijk niet ging de gren zen van een redelijke verontwaardiging ver re te buiten. Telkens als het lastige mensch in het huia van haar schoonzoon kwam, pang! dan kreeg de ex-koning der woestijn een slag m t haar parapluie op den kop, een slag, dig aankwam. Bij mooi weder kwam de slag zachter aan, hoewel tegen dc bedoeling der nijdige dame, daar hij dan met een zooveel lichtere parasol werd toegebracht. En nooit liet zij na aan deze openbaring van haar woede de belcedigende uiting, die zij zich straffeloos kon veroorloven, toe te voegen „Daar, vies beest, dat is voor jou 1" Tegenover de belcediging en den slag stelde de leeuw een minachtend zwijgen, welke fie re manier om beiden te verdragen hem min der door zijn leeuwenoudors, dan wel door den opzetter was ingeprent. Op een goeden dag bc^on het meer dan er gerlijke optreden van schoonmama den schoonzoon tegen de borst te stuiten en hij besloot er voorgoed een eind aan te maken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 11