ME. 13114, 'Derde Blad. 22 November 1902. DE GORALKA. lloo«- Ver achter do steppen van de Ukraine, waardoor de Don zijn bruisendo golven stuwt; midden tusscben de tenten-dorpen der kozakken verheffen zich do met sneeuw bedekte Goralen, de voorloopers van het Oeralgebergte. Hier is de toegang tot het Oost^Aziatische rijk. Do vrije, wilde kozak ken zijn hier als sleutelbewaarders van het groote, uitgestrekte Siberische rijk; hun lansen, hun wachtvuren reiken tot bij Perm, onder de schaduw der Goralen. Eenige verlaten dorpen liggen tegen do bergen, beslaande uit armzalige, bouwvallige hutten. De wind blaast door het strooien dak en fluit door honderden gaten en sple ten in de muren. Maar het aan ontbering gewende bergvolkje bevindt zich hier best en verlangt niets beters. Er woont hier een go- zond menschenras, taai als de eiken van hot gebergte. De kozakken weten dit en daarom vermij den zij de Goralen, wier dochters niet de zachtheid van haar zusters der laagvlakte bezitten. De Goralka is een krachtige vrouw met scherpe trekken, een weinig hoekig in haar bewegingen en met een treurigen blik in haar donkere, zwaarmoedige oogen. Wat is er van het volk der Goralen over gebleven? Door een wilde kozakkenmacht is het naar het kale gebergte verjaagd. Het kent nog slechts de geschiedenis van zijn trotsch verloden cn haat den kozak, waar voor het siddert, haat den indringer cn ver overaar. De kozak weet dit zeer goed. Hij beroemt er zich op, door de Goralen gehaat en ge vreesd te worden. Men vierde het feest van een groot man. Het bergvolk is bijgeloovig, al is de nieuwe godsdienst hem ook opgedrongen; maar de Goraal heeft hem nu eenmaal aangenomen en hij houdt er aan vast, zooals dat iD zijn na tuur ligt. De vrije kozak vreest hel noch duivelzoolang zijn flesch metwhiskey" ge vuld is, is hij vroolijk en onbezorgdis ze ledig, dan wordt hij terneergeslagen. Op dezen grooten feestdag dan zijn do ko zakken naar het dorp van de Goralen ge gaan, om zich in de herberg te goed te doen. Er wordt muziek gemaakt en gedanst en lustig, dol gaat het er toe. Op een tafel zit de halflamme, halfblinde Gawrilo op een viool te strijkennaast hem zijn zoon, die de cimbaal bespeelt, het ie een muziek, die het bloed verhit. Vooraan danst de jonge Onufry Anato- lowitch Geciow, een goedhartige, doch licht zinnige knaap met fonkelende oogen en gloeiende wangen, schoon als een heer lijke lentemorgen. Hij is hier gekomen ter wille van An as tasia Mr rianowa, dochter van den ,,moejk", den dorpsrechter van Radymow. Sedert dien keer, dat hij haar voor het eerst zag, had hij een vreemd gevoel in zijn hart, dat hem telkens weder naar Radymow, een der dorpjes der Goralen, dreef. Zoodra hij overdag een vrij uur had, zadelde hij zijn klein Hoezoelen-paardje, trok rijn beste plunje aan, versierde rijn enkels met zilve ren banden, en zetto rijn hoogen „koetsjma" op het hoofd met de adelaarsveer en en weg reed hij dan om haar te zien. Geduldig wachtte hij tot hij haar toevallig voorbij zag komen; dan streek hij zijn knevel op en groette lachendrij werd dan rood als bloed en boog het hoofd voorover. Uit haar diepe oogen van onder de zachte wimpers schit terde haar blik en trof hem in de ziel. Altijd weer hetzelfde. Totdat hij eindelijk op den grooten feest dag besloot den beslissenden stap te doen. Hij wierp den muzikanten eenige kleine zilveren munten toe en liet zich een „doem- ka" spelen, trad op echt-ridder li jke vrijzc op An astasia toe en vroeg haar ten dans. Zij sidderde en zag hulpeloos om zich heenze zocht haar vader, die aan tafel zat en mei eenige boeren schnaps dronk en over politiek praatte. Maar de kozak gaf haar niet lang tijd om te overleggen; hij nam haar bij de hand, trok haar wild naar zich toe en begon den dans. De Goralen waren buiten zichzelf van ontzetting en ook de ko zakken waren over het gedrag van hun ka meraad verbluft. Allen weken voor de dan senden ter rijde, drukten zich tegen den wand en hielden den adem in, afwachtende wat het einde daarvan zou zijn. Daar sprong de trotsche dorpsrechter op, snelde naar zijn dochter en trok haar woedend nit de armen van den kozak. Eervergeten deern", riep hij bevend van woede, ,,wat vermeet je je?" De muziek hield op de kozakken en de overige bezoekers stonden nu allen midden in de zaaleen groote opgewondenheid heerschte in alle gemoederen; luide uitroe pen en hoonende woorden, dreigende uit roepen en vreeselijke beleodigingen hoorde men van alle kanten. Stilte," donderde de oude kozakken- hoofdman terwijl hij zenuwachtig aan rijn langen grijzen baard trok en met de vuist dreigend naar de deur wees: ,,Er uit 1" Niemand gehoorzaamde. De vrouwen gil den, de mannen stonden woedend tegenover elkaar. De jonge kozak, die de oorzaak was van al dat tumult, bleef doodbedaard midden in het vertrek staan. Zijn gelaat was doods bleek alleen zijn onrustige oogen verrieden eenig leven. Om zijn witte lippen, waaruit al hot bloed waa verdwenen, speelde een nauw merkbare gedwongen glimlach. Hij had blijkbaar deze uitwerking niet verwacht. Als do kozakken feestvierden in het dorp, was er altijd vrede met de Goralen geweest, en nu opeens deze woeste scèneHij wendde langzaam het hoofd om naar An astasia, die schreiend tegen den muur leunde. Eenige vrouwen stonden om haar heen, maar ze weerde ze af, ze wilde troostwoorden noch verwijten hooren; ze verborg haar gelaat in haar handen en snikte. „Er uit," brulde de kozakkenhoofdman, terwijl hij rijn muts over rijn voorhoofd druk te; „pashol", riep hij den kozakken toe, die gereed stonden de Goralen aan te vallen. Te gen het bevel van hun ,,solnik" durfdon ze niets inbrengen, en langzaam verlieten zc, een voor een, de in rook gehulde, sombere gelagkamer van de „kortsjma" maakten de teugels van hun paarden los cn draafden weldra zwijgend en in gedrukte stommiug weg. Onufiy Anatalowitch Geciow, do jonge ko zak, was een anderen weg ingeslagen. Woedend sprong dc sotnik van rijn paard, toen hij bemerkte, dat Onufry verdwenen was. Dreigend hief hij de gebalde vuieb oui- ,,Waar is Onufry?" vroeg hij op wilden toon. ,.Wie hem mij terugbrengt, zal in zijn tent een Georgisch meisje vinden, dat ik hom ter belooning schenk." Twintig kozakken bogen het bovenlijf naar voren, twintig Hoezoelen-paarden vlogen als pijlen voort, den woesten bergweg langs. Te rug naar Radymow. Onufry Anatalowitch Geciow, die achterge bleven was, dacht er op het eerste oogenblik $an Anostasia met geweld mee te voeren. Weldra zag hij echter in, dat dit een onzin nige poging zou rijn, en zoo bleef hij pein zen op welke wijze hij haar het best. zou kun nen bereiken. De Goralen dachten er niet meer aan nog langer in de kortsjzna te blijven. Zo bega ven zich allen naar huis, barrikadeerden hun ellendige hutten en wachtten too op de kozakken, die zeker zouden komen om zich te wreken. Al de toorn der dorpsbewoners richtte zich natuurlijk tegen Anastasia, de dochter van den dorpsrechter. Zij, als Go ralka, had iets gedaan wat een ongekend feit was: met een kozak gedanst! Alle meis jes en vrouwen uit het dorp zeiden haar on verholen de waarheid. Haar eigen vader be jegende haar op minachtende wijze. Zij wist geen woord te antwoorden. Wat zou ze zeggen? In stomme smart liet zij alles over zich heen gaan. Zij wist, dat hier geen verdediging zou helpen. Zij kon slechte zachtjes schreien En toch waren al haar gedachten bij den waarlijk schoonen jongen kozak, die heel haar ziel voor zich had ingenomen. Zij kon niet boos op hem rijn, die haar zooveel smaad veroorzaakte; zij riep zich rijn beeld voor den geest en beefde van aandoening. Haar vader, de strenge moejk, had haar naar haar kamertje verwezen. Daar zat ze voor het venster en zag mot verweende oogea langs den straatweg, die naar Perm voerde. Een nameloos verlangen was in haar hart... Nu is hij dan toch weg, dacht zij, voor al tijd weg; nimmer zou hij terugkomen... om haar af te halen... opdat ze hem kon volgen in rijn tent en zijn vrouw worden. Hij zal haar weldra vergeten aan de rijde van een ander... Een pijnigende smart overweldigde, haar... Stil en verlaten lag de straatweg naar? Perm. De ondergaande zon wierp eon vlam- menden gloed op de rotsen, waar/an de scherpe kanten grillig tegen den hemel af staken. Het donkere struikgewas had een violet-blauwe tint aangenomen. Daar klonk haar plotseling paardenge trappel in het oor. Een vreugdevolle vphtw-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 11