m
echo hakken, die in tweeën kraken; voeren,
die van den hoed vliegen, enkatoentjes
aan; dus half als dame ©n Hn.lf als dienst
bode gekleed?
„Ik wil den heer I. N. Lijder toch even
.vertellen, dat ik al twee jaar fiets en toen
ik het fietsen leerde, eenvoudig en netjes
gokleed was. Maar do dame, waar ik in be
trekking was, wilde het begrijpen, dat
ine isj es, die dag aan dag altijd hetzelfde
eentonige werk hebben, ook wel eens behoef
te hebben aan een weinig ontspanning in
de buitenlucht. Maar de meeste dames wil
len niet, dat haar dienstmeisjes fietsen, dus
dan durft ccn dienstmeisje natuurlijk niet
in fietskostuum uitgaan.
„Maar daarom behoeft een dienstmeisje,
dat wil fietsen, er nog niet uit te zien als
een vogelverschrikker.
Een „jonge huisvrouw" schrijft:
„Gaarne wil ik u mijn meening zeggen,
niet twijfelonde, of vele jonge vrouwen zul
len het in hoofdzaak met mij eens zijn,
„Gaarhe gun ik mijn dienstboden elk be-'
ffeikbaar genoegen, zoodat ikzolvo gaarne
iete opofferen wil om mijn ondergeschikten
in de gelegenheid te stellen van baar verma
kelijkheden, oonoerten, enz. gebruik te laten
maken. Vele dames zullen dit óók doen,
daarvan ben ik overtuigd Doch hebben zij
ooit daarvan ocnige dankbaarheid onder
vonden Zouden er tegenwoordig wel dienst
boden zijn, die hare genoegens zouden wil
len opofferen voor één keer, als men door
Kiekte, enz, haar hulp niet kan missen? De
Uitzonderingen zijn zeker gering.
„Is de heer Lijder van oordeel, dat het
gehalte der gedienstigen door de vele gun-
Btcn, hooge loonen, enz. er zooveel beter op
wordt?
„Waren vroeger de dienstboden zonder
al dio gunsten niet aanmerkelijk beter en
trouwer voor haar meerderen
„Neon 1 de oischen zijn integendeel steeds
grooter geworden, zóó zelfs, dat het voor een
gesdn, dat van een beperkt inkomen moet
leven, tegenwoordig niet mogelijk is vol
doende hulp te krijgen, omdat men haar
eischen niest kan inwilligen, hoe gaarne
men dit ook zou willen.
„En nu spreekt do hoer Lijder van fiet
sen, zulk een gezonde beweging voor onze
dames-keukenmeiden 1 Ook van blinkend
keukengerei I Toen ik eenigo maanden gele
den mijn keukeninrichting kocht, was ik er
op bedacht geen keukengerei aan te schaf
fen, dat moet blinken, wel wetende, dat
onze dames-dienstboden ongaarne haar
handjes daaraan bezoedelon. Zoo zij echter
een fiets hebben, zullen zij die wol keurig
onderhouden, evenals zij haar gedeukte hoe
den en aigotrapten sleep in orde zullen
brengen.
„Ik eindig mijn opmerking met dezelfde
woorden, waarmede ik begon, n.1,Gaarne
gun ik allen dienstboden elk genot en ont
spanning docb mijn bevinding ishoe meer
men haar verwent, voor haar inschikt en
over heeft, hoe sleohter do humeuren,
hoo hooger de eisohen en loonen, hoo
ffiindor de werkkracht, hoe onmoge-
1 ij k e r voor een gezin met beperkt inko
men, voldoende hulp te krijgen."
Een „huismoeder", die blijkbaar minder
treurige ervaringen heeft dan de vorige cn
daarom billijker oordeelt, schrijft:
„Hot onderwerp boezemt mij zeer veel be
lang in, te meer daar het zoo nauw verwant
is aan de dienstbodenquacstie, die door ver
schillende schrijfsters al zoo dikwijls en zoo
uitvoerig behandeld cn uitgeplozen is en
nog steeds tot de onopgeloste vraagstukken
behoort en nog wel een heelen tijd behooren
sa).
„De vraag of het nu zoo gek is, dat dienst
boden behoefte gevoelen en lust krijgen om
het voorbeeld van mevrouwen en dochters te
volgen en een andere uitspanning te genie
ten dan op baar gewone avondje of vrijen
dag, beantwoord ik met een hartgrondig:
„Neen". Waarom mogen zij in haar vrijen
tijd niet evengoed als de dames aanspraak
maken op een gezonde lichaamsbeweging,
die voor de mees n vrns een uitspanning
is?
„Maar tóch zijn er eenigo bezwaren en
wel van zeer overwegenden aard:
„lo. Do plaats tot berging van een fiets,
gesteld, dat de tijd dAór was, waarop hot
even gewoon zal zijn, dat elke dienstbode
een fiets meebrengt als een linnen kastje
thnrm,
„2o. Waar moet een dienstbode uit dan
tegenwoordigen tijd hot geld voor een fiets
vandaan halen?
„3o. Zoolang de dienstboden nog zooveel
geld over hebben voor mooie kleercn, dasjes,
speldjes, voiles, moffen, enz. en haar linnen
garderobe nauwelijks een 14-daagsche, laat
staan een ouderwetscho driemaandelijksche
of halfjaarlijksche wasch kan uithouden,
zoolang daar dus niet meer voldoende voor
gezorgd is, zou ik er beslist tegen zijn. Ik
heb een dienstbode, die als zij uitgaat er
veel chiquer uitziet dan ikzelf, maar een,
wier ondergoed óók bekeken mag worden,
niet wat het mooie, maar wat het degelijke
en het behoorlijk aantal stuks betreft, en
van zoo'n dienstbode denk ik: Nu, als jij
pleizier hebt je overige gold aan opschik uit
te geven, ga jij je gang,
„Ik weet, dat mijn beweren een storm van
verontwaardiging onder de dames zal ver
wekken. In gedachten ga ik zoo mijn kring
van kennissen eens na en zie .dan menig
mondje zich verachtend plooien en uitroe
pen: „Verbeeld je, de meid op een fiets". En
als de meeste dames (er zijn gelukkig goede
uitzonderingen) eens goed nadachten over de
verhouding, waarin zij en haar huisgenoo-
ten staan moesten tegenover hun medehuis-
genooten (de dienstboden), dan zouden zij
tot de ontdekking komen, dat er aan de ver-
houdiDg zooals ze nu is, veel, zeer veel ont
breekt, wil zij goed zijn.
„De dames over het algemeen beschouwen
zicb gewoonlijk zooveel hooger in stand en
beschaving en toonen het zoo weinig (dat zij
meer beschaafd zijn nl.) in haar omgang
met de hardst werkende uit het gezin. Hoe
dikwijls wordt er minachtend of, laten we
maar zeggen, op min waardeerende wijs van
het dienstmeisje gesproken in tegenwoor
digheid van de kinderen bijvoorbeeld"^ In
dien het gros der dienstboden weinig waard
i s, is dan het gros der mevrouwen zooveel
beter 1"
„Waarom waren de meiden uit den goe
den ouden tijd zulke oude getrouwen en zoo
veel beter in haar werk, en waren plichtsbe
sef en eerbied voor haar „volk", zooaJs ze
dit zoo eigenaardig uitdrukken, geen ab
stracte denkbeelden? Ooi de eenvoudige re
den, dat er toen minder dames, maar
meer huisvrouwen waren en ten ge
volge daaryan allo verhoudingen anders en
beter waren. Toen konden de dienstboden
met respect naar haar mevrouwen opzien,
maar nu?
„Ik voor mij zou or wat liefs voor willen
geven als do toestanden van vóór 50 jaar op
het gebied van huishouden weer bestonden,
maar nu er in alles vooruitgang( is te be
speuren en nu alles en alles op zoo geheel
anderen voet geschoeid gaat dan een halve
eeuw vroeger, n u wil ik ook niet zoo con
servatief zijn en krampachtig iets trachten
vast te houden, wat ik toch ten slotte moet
loslaten, en daarom zeg ik: Als een dienst
bode zich goed gedraagt en goed in haar
linnen zit en dat goed onderhoudt, dan zie
ik niet waarom ik haar niet zou toestaan
op een gepaste wijze haar uitspanning te
zoeken en die te vinden waar haar mevrouw
of de dochter der huizes die vinden,
„Ik hoop hiermede aan uw bedoeling vol
daan te hebben en rest mij alleen nog mijn
excuus te maken voor het lange van mijn
betoog, maar het heet nu eenmaal een uitge
maakte waarheid: als dames eenmaal aan
het woord zijn, dan is het niet gemakkelijk
haar woordenvloed te stuiten,"
In het volgend Zondagsblad hopen wij nog
meer antwoorden op te nemen.
Vrouwelijke Journalisten.
Terwijl vijf cn twintig jaren geleden een
vrouw, die aan een blad medewerkte, een
groot© zeldzaamheid was, is dit in de laatste
twaalf jaren geheel andara geworden. "Voor
al in Londen.
Daar is tegenwoordig geen enkel blad, van
welke grootte oef richting ook, waaraan niet
één of meer vrouwen werkzaam zijn. En de
meest conservatieve uitgevers moeten beken
nen, dat ook op dit gebied de vrouwen uit
stekende diensten kunnen bewijzen.
Oaingewijden zouden ten hoogste ver
baasd staan, als zdj wisten, hoe groot het
aantal vrouwen is, bij do pera werkzaam, en
hoe dat aantal jaarlijks toeneemt.
En dat men haar zeer belangrijke onder
werpen durft toevertrouwen, blijkt daaruit,
dat in het Engelsche blad „The Times" het
grootste deel der artikelen over de koloniën
door een vtouw wordt geschreven. Zij ia
daarvoor meermalen in Zuid-Afrika en
Australië geweest. Deze vrouw, Miss Flora
Shaw, hanteert niet alleen uitstekend de
pen, maar is ook een uitmuntende spreek
ster en was als voorzitster van de Algemeene
Jouimalistenvereeniging zeer gezien.
De oudste der vrouwelijke journalisten is
mevrouw Crawford. Toen nog niemand an
ders er aan dacht, dat ook op dit gebied de
vrouw een werkkring zou kunnen vinden,
had zij or haar sporen reeds verdiend.
/„Eens", zoo verhaalde zij, toen men haar
om wederwaardigheden uit haar loopbaan
vroeg, „zou ik o. a. naar het Engelsche blad
„The Daily News" een beschrijving sturen
van do toiletten, die gedragen werden op
een bal, door maarschalk Mac-Mahon te Pa
rijs gegeven. Om tijdig aan liet telegraaf
kantoor te zijn, verliet ik vóór den afloop
het feest, verwachtend buiten een rijtuig te
vinden. Door een plotseling opgekomen on
weersbui waren alle rijtuigen evenwel in be
slag genomen. Er zat dus niets op dan in
avondtoilet te voet naar het telegraafkan
toor te snollen, dat op een kwart-mijl ai-
stands lag. Onderweg scheurden de zolen van
mijn satijnen schoentjes, zoodat ik genood
zaakt was op mijn doorweekte kousen voort
te gaan."
Diezelfde vrouw doorkruiste in 1871 de ge
barricadeerde straten van Parijs op weg
naar het stadhuis, waar de comraunistisohe
leiders hun vergaderingen hioldon. En meer
malen bevond zij zich in die ernstige dagen
om middernacht nog in de met soldaten ge
vulde straten van Versailles.
Een andere journaliste, Miss Bellington,
vertelde, dat zij tweemaal naar Indië was
gezonden, en daar in streken was doorge
drongen, waar nog slechts eemge Europea
nen geweest waren. Verder was zij als de
eenigo vrouw onder een zestal mannelijke
collega's tegenwoordig bij de ontvangst van
den Shah van Perzië te Plymouth. Bij die
gelegenheid hernieuwde zij de kennismaking
met Miss Lillias Hamilton, doctores aan
bet Perzische hof, en bekwam van dezo tal
van inlichtingen omtrent het leven in Per
zië. Na de plechtige ontvangst stond ze
drie uur in do brandende zon om da revue
bij te wonen, die ter eere van den hoogen
gast gehouden werd. Zeer is rij ingenomen
met de groote voorkomendheid, waarmede
zij door de regeering behandeld wordt, die
haar in staat stelt tal van staatsinstellingen
te bezoeken, zooals gevangenissen, enz.
Nog een andere, Mrs. Tenwick-Miller, ver
haalde, dat zij op den Juhileumsdag van
Koningin Victoria bijna vier en twintig uur
achtereen aan het werk is geweest Weer een
volgende, Miss StruttCavell, wist te verha
len, hoe zij een gezellige bijeenkomst bij
woonde van arbeidersvrouwen. Dezen waren
namelijk in een aanzienlijk landhuis genoo-
digd door een dame, wier echtgenoot zich
gaarne tot lid van het Parlement gekozen
zag. Nadat de vrouwen onthaald waren,
hield de eerzuchtige» echtgenoot een toe
spraak, waarin hij den vrouwen verzocht bij
haar mannen en broeders al haar inyloed
aan te wenden om ze te bewegen op hem te
stemmen. En onze Miss Strutt-Cayell, die
zich dien avond voor een getrouwds vrouw
uitgaf, vroeg heel onnoozel, hoe zij met al
baar zorgen voor man en kinderen nog tijd
zou kunnen vinden om aan verkiezingen te
denken.
Den volgenden morgen stond in het blad.
waaraan zij werkzaam was, een gesprek te
lezen over de bijeenkomst van den yorigon