Wekelijksehe Kalender. Raadgeving. ALLERLEI. OPGAVE. Raadsel. Zondag. Predikt üe wereld geen liefderijk God, bet mededoogend harte wel. Kunt gij het kruis niet wegnemen, helpt het dragen. Maandag. Het'is dikwerf gemakkelijker een schitte rende rede te houden dan het rechte woord jte juister tijd te vinden, Dinsdag. Arm is hij, die veel nooclig heeft. Woensdag. Iemand raad vragen bcteekent dikwijls niets meer dan dat wij hem bidden van,> onze meening te zijn. Donderdag. Leer wat het hoogste is van de plant. Maar streef gij met uw volle bewustzijn naar dat, wat de plant is zonder het zelf te weten. Vrydag. Levenswijsheid is voor negen tienden blij moedigheid wie blijmoedig het leven opvat is stellig op weg daarin te slagen. Zaterdag. Geen zonde zonder straf. MYN PYP. J) Myn Pyp, myn Pyp, myn liiwe Pyp, Jy is my baing leul wörd oek. Jy is myn maat en sal dit bly; As ek wil kan ek jon rook. Jy is myn soete beste pyp, Jy sal my noit ferlaat ni; Foul irinde word oek gou lerfroem: Jy word my noit ontrou ni. Somge wórd deur di dood g»neem. Weer öndre word for my koud; Dia darom dat ek fan jou," Pyp i Op aard wol bet meeste boud. Jy staat altoos my trou tersy, Ek het jou oek*al te luf, Jy kry lau Al y noit, (dis mar waar), Ek noit fan Jou, smart of griif. Myn soete, diirbre, moye pyp, Jy is niyn troue maat sieg, Jy beur my op in bange tyd, Wil ek jou he, jy 's noit weg. Dis jammer, dat jy ni kan praat, Alar, jy '3 daroiu oek ni kwaad; Fan smor'ens froeg tot saweus laat Ean 'k met jou gesels en praat. Jy gé my troos in elke noot, Soos Irinde noit kan gé ni; 'k Sal jou oek noit lan my ferstnot Wi jou lerag, ek noit ni! Jy ia getrou en eerlik oek, Alyn Jiiwe, myn soete pyp! Jy is myn een'ge frind op aard, Fan jou kry 'n mens noit knyp. As eens myn siil fan ligaam sky Ek 'k jou moet laat agterbly, Dan kos my dit baing leul gewis! Graag nam 'k jou mé in myn kis. k. a. z. van uatyvyck. J) Dit fersi is ni uit di „Oue Doos", ook ni .amper Ier stik" Di, mar uit di kop lan 'n Hollans© jonge. Ik skrywe dit iD di Afrikaans, omdat, soos di boere seg, dit 'n pragtige taal is om leraiis to maak; want „Oom Jan wat lersiis maak", (wat in Afrika bekend isj, sou di ïong körol met di sjambok fer syu baatji kom, so by o'er hull' Pyp 'n Hollans© fersi-skrywe. Dis ni ftalpraatjiis ni, want di ou baas, (soos di ou folk •lmol) hou ferskrikkelik feul fan syn taal *oos lan syn Iron, en wi syn taal anraak, kom an syn Irou! „Oom Jan wat iersiia maak", sal dus syn Bneef" ni klop ni fer ongehoorsaamhyd. RECEPT. Charlotte au Mokka. Hiervoor moet men een crème maken op de navolgende wijze: 125 gram beste boter wordt gesmolten au bain-marie en daar druppelsgewijze lauwe sterke koffie aan toegevoegd onder voortdurend roeren. De koffie bereid1 1/2 lood voor een kop water. Drie versche eierdooiers worden daarop goed geslagen en met 125 gram poedersui ker onder voortdurend roeren gevoegd bij de koffieboter; dit roeren moet worden voortgezet totdat de massa goed dik is ge worden, Deze bereiding kan ook op gewoon vuur geschieden, maar dan moet men op passen voor met-schiften. In een vorm met vlakke wanden legt men dan op den bodem en tegen den wand ver sche biscuits, om deze te bedekken met een laag van de bereide crème; dan weder een laag biscuits, vervolgens een laag crème, wat men herhaalt totdat de vorm is gevuld. Men zet den vorm in ijs en na tien a twaalf uren is deze voor het gebruik gèreed. Behandeling: der planten in huis. De tijd is weer daar, dat men de planten in huis haalt. Vóór men daarmede begint, moet men de planten goed nazien. Men zuivere ze van de doode bladeren en takken en zie vooral goed toe of de planten vrij zijn van luis en schimmel. Doet men dat niet, dan beloopt men de kans, dat zij de andere, die in de kamer zijn, aansteken. Vooral planten met een sappigen stengel, zooals Pelargonium zonale, meer bekend onder don naam „Geranium", hebben daar van veel hinder. Heeft men dc planten goed gezuiverd, dan brenge men zo in een vorstvrij vertrek, het .efst in een serre, omdat ze daar geen hinder hebben van gaslicht. Het op zijn tijd gieten moet vooral niet verzuimd worden en daarom moet men de potten eiken dag nakijken. Planten, die in bloei staan, vorderen ta melijk veel water; het is raadzaam om ze iederen dag te bespuiten; anders heeft men er last van, dat de knoppen afvallen. Daar de plant een doodsvijandin is van droge lucht, is het zeer aan te bevelen om onder de planten schoteltjes te plaatsen, liefst zóó aangebracht, dat de pot niet in het water staat. Het beste is, dat men een zinkon bak laat maken met een rand van 1/2 a 1 d.H." hoog; daarin brengt men grind, dat altijd nat wordt gehouden, en vervolgens plaatst men er de schotels in, waarop de planten ko men te staan. Hierdoor verkrijgt men, dat de planten altijd in een vochtige atmosfeer staan. Ook is het niet ondoelmatig om op de aarde een laagje mos te leggen, waardoor meteen een aangename groene kleur aan de oppen lakte wordt gegeven. Het mos zuigt het water in groote hoe veelheid op en houdt het lang achtereen vast. Ook moet men de aarde van de potten steeds loshouden. Men voorkomt daardoor, dat de aarde spoedig zuur wordt, omdat zij dan beter gelegenheid heeft om de zuurstof uit d© lucht te nemen. Gelegenheid. In een der oude Grieksche steden stond lang geleden een standbeeld. Elk spoor er van is nu uitgewischt. Doch er bestaat nog een opschrift, dat er ons een goede beschrij ving van geeft; en bij het lezen der woorden ontdekken wij terstond de les, welke die wijze, oude Grieken wilden, dat het stand- I beeld aan ieder voorbijganger zou geven. Het opschrift is in den vorm van een ge sprek tuisschen een wandelaar en het stand- I beeld. I „Hoo heet gij, standbeeld 1 »Mijn naam is Gelegenheid." „Wie heeft u vervaardigd?" „Lysippus." „Waarom staat ge op uw teenen?" „Om te laten zien, dat ik maar één oogeo- blik blijf." „Waarom hebt ge vleugels aan uw voe ten?" „Om te laten zien hoe vlug ik voorbij ga." „Maar waarom is uw haar zoo lang op uw voorhoofd?" „Opdat men mij aangrijpe, wanneer men mij tegenkomt." „Waarom is dan uw hoofd zoo kaal van achteren „Om aan te toonen, dat, wanneer ik eens voorbij ben, ik niet meer gegrepen kan worden." „Hoe komt het toch, dat je je schoonmoe der bijna eiken dag te eten vraagt behalve 's Zondags?" „Vanwege de Zondagsrust." In het vwur der voordracht. Professor in de rechten: „Als ik bijv. wat dikwijls voorkomt een wissel vervalsch Op een liefdadigheidsbazaar werd ook een collecte gehouden. Een oer dames kwam met do schaal bij een rijk man, bekend om zijn gierigheid. „Ik heb niets," was het korte antwoord. „Neem dan iets, mijnheer," zei de dame; „u weet, dat het voor de armen is." Gedeerde (die zijn haren wil laten knip pen); „Drommels, wat is het hier koud. Neem mij niet kwalijk, dat ik mijn hoed ophoud." In dc. keuken. „Maar, Marie, ik heb je gezegd dat de eieren zacht gekookt moesten worden. Je liadt toch aan den zajndlooper, dien ik je er bij gaf, kunnen zien, wanneer ze er uit moesten. En nu zijn ze zoo hard als een bikkel." Marie: „Ja, mevrouw, maar ik dacht, dat de zandlooper tweemaal af moest loop en, omdat het twee eieren waren I" Düe-rrvma. Mevrouw (tot de nieuwe dienstbode): „Anna, er zijn twee dingen, die ik verlang, dat gij vooral zult betrach ten; nl. trouw en waarheidsliefde." Anna: „Best, mevrouw. Maar a.s gij u niet thuis houdt, wanneer er bezoek komt,- wat moet ik dan betrachten: de trouw of de waarheidsliefde?" Drukfout. Een licfdedol meisje zoekt een betrekking bij een familie het kinderen. Een vraag. Het zoontje van een boer keerde met vader en moeder van een zea- dingsbijeenkomst in de stad huiswaarts. Onderweg vroeg het kind aan z.jn moeder: „Moeder, heeft dc dominee niet gezegd, dat de menschen in Tamba^Tamba in hou geheel g<een kleeron dragen?" „Ja, mijn jongen", was het antwoord; „dat heeft hij gezegd." „Maar, moeder, waartoe diende dan de knoop, dien vader in het zakje wierp?" Vul de beide strepen in den volgendeD zin met gelijkluidende woorden in: Van dien matroos kan men zeggen, dat hij niet zonderheeft. Welke stadsnaam komt er te voorschijn, als ge me tweemaal voor een 1 zet? [Antwoord op Raadsel en Opgave in het volgend Zondagsblad]. Antwoord op de Vraag in het vorig Zondagsblad: Nevenzaak. Oorzaak. Bijzaak. Hoofdzaak.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 12