m nog met het sleepje 1 Die japon, die ze op Zon- en Christelijke feestdagen zou dragen, die later haar kinderen op zulke dagen zou den dragen, die nog later haar kleinkin deren. O, d^t verwenscbte sleepjeDe familie .werd er bij gehaald, de heele familie. F.n een neef van Betje, die eens wegens etrooperij in de doos had gezeten en sedert 'dien een zeker juridisch gezag uitoefende onder de zijnen, verzekerde, dat de vracht- tijder aansprakelijk was voor de schade. De vrachtrijder durfde het gezag van Betje's neef niet wederstreven en verklaarde zich zuchtend bereid tot vergoeding van dc scha. Hoeveel had de japon gekost? Vijf en twintig gulden I Nu schrok de vrachtrijder toch nog meer 'dan bij de ontdekking van het verlies. Vijf en twintig guldenDat kon hij in geen vijf en twintig weken bijeen rijden met zijn boodschappendienst k vijf cents de bood schap. „Ja", zed de neef, ,,dan moet hij maar ritten. Daar zijn de gevangenissen voor, om schuldigen en weerspannigen te straf fen-" Eindelijk bood de vrachtrijder aan, om te betalen in wekelijkse he termijnen. „Goed, hoeveel per week?" Ja, een dubbeltje per week, meer kon er niet af van zijn broodje. Maar toen Betje en haar man en haar ju ridische neef en haar overige familie aan het rekenen gingen, en bun bleek, dat de japon dan eerst na vijf jaar min tien weken zou zijn afbetaald, toen sloegen zij, veront waardigd, het aanbod af. Het dreigde een proces te worden, waarbij vermoedelijk beide partijen pro Deo zou den hebben geprocedeerd.om een trouw japon met een sleepje. Maar de vrachtrijder kende een zaakwaar nemer, wien hij wel eens een dienst had be wezen en die hem nu gratis juridisch con sult gaf. Deze informeerde of de japon nieuw was of gedragen. Gedragen. Betje was er immers in ge trouwd O, dan behoefde er nooit meer dan f 12.60 voor te worden vergoed, want door het dra gen verminderde het goed onmiddellijk tot de helft van de waarde. Dus ten minste voor de helft gerustge steld, kwam de vrachtrijder met zijn juri disch advies. En daar het gezag van den zaakwaarne mer toch nog booger werd geacht dan dat van Betje's juridischen neef, werd overeen gekomen, dat de vrachtrijder f 12.50 zou be talen in wekelijksche termijnen van twee dubbeltjes. Het geschiedde met een zucht van weers zijden. Want de vrachtrijder moest gedurende 1 jaar en 10 weken één boterham minder eten per dag. En Betje kreeg voor f 12.60 haar japon niet terug. Dit bedacht ze met weemoed en zuchten op eiken Zon- of Christelijken feestdag. Het was een slag voor de heele familie. Zoodat, toen drio maanden na het tróuwen Betje's juridische neef met een gestroopten haas bij Betje's vroegere mevrouw kwam en deze informeerde naar Betje's welstand, het antwoord was: ,,0 mevrouw, hebt u het niet gehoord? Ze is d'r trouwjapon kwijt!" Een damespraatje. In de rubriek „Van dag tot dag" in het „Handelsblad" lazen we o. m. het volgende: Van ecu medewerker ohtving ik do „Van - dag-tot- dag-schrijver" een „inge zonden stuk", waarvoor hij plaats vroeg „in een niet-deftig gedeelte" van ons blad, waar hij een zeer huiselijk onderwerp ter sprake wilde brengen. Dadelijk opende ik wijd de deur, dio toe gang geeft tot mijn rubriek, waar het def tige „wij" vermeden wondt, en ik met mijn lezeressen en lezors een praatje houd. Mijn medewerker zendt mij het stuk met het opschrift: „Hoe vinden de dames hetf En dan schrijft hij: „Op een van de mooie Zondagen van de zen herfst had ik op mijn fietstochtje een ontmoeting, die voor mij geheel nieuw was. JVLn een stille beukenlaan zag ik dat eigen aardige complex van wiel en mensch aanko men, waaraan men reeds van ver een begin nende wielrijdster herkent: grooten hoed en wijde rokken, zwaaiend over den weg, schijnbaar heen en weer getrokken door ge dienstige mannen, die met blakenden ijver en zonder spoor van ijverzucht duwen en trekken, al naar mate de zwaartekracht links of rechts uit het lood schiet. Ik kijk altijd graag naar zoo'n tooneeltje. En al paste het slecht bij do heilige herfststem- ming, ik vergat een oogenblik het kleuren spel der tonen voor het lijnenspel van die opgewonden gezichten, die ook even met het herfstpalet schenen kennis te hebben ge maakt. „Hot geval was aardig, maar alledaag6ch en ik zou er de aandacht van geen kranten lezer, laat staan van een -lezeres, voor durven vragen, indien ik onder den grooten panne- kookhoed (dernier cri) niet herkend had het gelaat van ons.keukenmeisje. „De blik gaat snel en hoewel zij al haar aandacht scheen gevestigd te hebben op weg, stuur en trappers, herkende ze mij en schrok zóó, dat ze wel naar twee kanten te gelijk had willen vallen, wat maakte, dat ze voor 'teerst een oogenblik recht doorreed, zoodat haar gevolg (gaande een lakei naast elk wiel) mijn groet kon beantwoorden. Ik keek haar na, tot haar rokkens)ingera om den hoek verdwenen. Thuisgekomen liet ik raden wie ik wel op een rijwiel was tegengekomen. Dat is een dankbaar spelletje, veel aardiger dan met de deur in huis te vallen. Je hoort dan eens van wie men het zot zou vinden, dat ze wielrijdt. Een limiet van twintig vragen werd gesteld. Allo mogelijke vrouwelijke fa milieleden en kennissen werden op de fiets getild; grootmama's en bakers werden door de kinderen uit rijden gestuurd. Op 't laatst ook de dienstmeisjesvan de buren. Maar aan 't eigen keukenprinsesje, dat een paar uur geleden was uitgegaan met zoo'n grooten nieuwen hoed en sleepjapon, werd door niemand gedacht. „En toen de naam genoemd werd.al- gemeeno vroolijkheid natuurlijk. Maar en nu kooien wij aan de moraal geen woord van afkeuring. Dat vond ik aardig. „Waarom zouden ze ook niet? „Is er verlokkender ontspanning denk baar voor een levenslustige, gezonde ziel, die de hcele week in een heel klein kringetje op en neer gedribbeld heeft, die elk oogen blik meneer, de kinderen en mevrouw ziet uitrijden op de fiets en ziet terugkomen, met stralende oogen, opgewonden verhalen en het stuur vol herfstbladeren? „Is het niet begrijpelijk, dat ze het ook eens willen probeeren? Van de kinderen hooren ze, dat er niets aan is, en ze zien hoe jongens en meisjes na een paar dagen aan de fiets gegoten zitten, ze hooren van den reparateur, die de lekke banden komt dicht plakken, dat een les „haast niets" kost ex- dat „de juffrouw bij die" en „de linnenmeid bij die" het ook al doen. „En dan na weken-, maandenlange aarze ling zeggen ze het beslissende „ja" en gaan ze met een hart zóó bonzend, wangen zóó rood en knieën zóó knikkend als wachtte haar de „gouden rijder", naar den grooten boom, waaronder het typisch leerfietsje met- het uitgezakte zadel, het hoóge stuur en de scheve pedalen is besteld. „Heerlijk lijden door de nieuwe passie. De rok wordt afgetrapt, de sleep krijgt olie vlekken, de handschoen barst, de hooge Fransche hak kraakt in tweeën, de veeren vliegen uit den hoed en vermoedelijk ver schijnen blauwe plekken onder de katoentjes. ,,'s Avonds, als de moeheid de opwinding verjaagt, komt een vage ontgoocheling met hoofdpijn de bekoorlijkheid van het tafereel verstoren. Dan komt de twijfel boven of dat fietsen wel iets is, „voor ons menschen". En als 's Maandags daarbij komt een stijfheid der spieren en een sufheid in 't hoofd, dat geen antwoord vindt op de ironische grapjes der kameraden en leveranciers, wijkt de lust bijna voor afkeer. Maar Dinsdag, wan neer de herfstzon zoo heerlijk schijnt en aoo lokt naar buiten, als mevrouw zoo nefcjee op de fiets wipt en wegrijdt door de goudgele laan, komt de lust met nieuwe kracht opzet ten en wordt er Woensdag een afspraakje gemaakt om de hij het licht deer tim» voort te zetten. „Moeten we dat nu tegengaan? „Of moeten we het beschouwen zooals we het schaatsenrijden beoordeelen? Het pret tig vinden, dat een lichaamsbeweging, die ook ons zooveel genoegen geeft, binnen het bereik onzer dienstboden komt?" De schrijver dezer regelen is een man. Hij staat dus eenigszins buiten de quaestie. Zijn betoog is onder de lamp geschreven en zaj er wel naar rieken. Hij zou gaarne eens wil len weten hoe de dames er over denken. Ik vermoed, dat er wel bezwaren zullen komen. Al dadelijk erken ik de gegrondheid van éën: Waar moeten al die fietsen in huis worden ondergebracht Aan den anderen kant denk ik met vreugde hoe een der fiet sen zal glimmen als die met dezelfde liefde wordt gepoetst als al dat blinkende keuken gerei. Ge zult ze er op kunnen nawijzen. I. N. Lijder. Ik ben het eens met I. N. Lijder. Gevoelen stervenden pijn? Bij het lezen van verslagen over verschrik kelijke rampen, waarhij honderden menschen het leven verloren, komt men onwillekeurig tot de vragenHoe zijn zulke ongelukkigen gestemd in hun laatste ooganblikkcn Welke gewaarwordingen vervullen hen? Hebben zij veel pijn en smart te verduren? Deze vragen nu heeft een geleerde beant woord in een wetenschappelijke verhande ling, waai in wordt besproken de quaestie of het sterven physiek ook smartelijk is* Een eenvoudige waarneming geeft gelegen heid omtrent verschillende plotselinge sterf- gevalleh reeds gevolgtrekkingen te maken. Als een soldaat in het gevecht, terwijl hij met inspanning van alle krachten voor waarts stormt, plotseling door een kogel in het hoofd wordt getroffen, treedt de dood oogenblikkeJijk, zonder eenig lichame lijk lijden, in. Om het pijnlijk, smartelijk gevoel te ontwaren, moet de pijnlijke aan doening bijv. van de huid uit door de her senen worden geleid, om hier tot liet be wustzijn te komen. Nu is vastgesteld, dat de snelheid van de kogels uit de moderne schietwapens grooter is dan die der zenuw leiding, zoodat de kogel de hersenen heeft doorboord vóór de pijn kon worden gevoeld.: Gewonden vertellen dan ook niet zelden, dat rij de kwetsuur eerst ontdekten door het bloed, dat uit de wonde stroomde. Eveneens treedt de dood zonder pijn te veroorzaken in, in alle gevallen, waarin een plotselinge geweldige kracht het leven af snijdt, bijv. een verpletterend rotsblok, da guillotine, het zwaard van den scherp rechter. Aan het hoofd van een terechtge stelde worden dikwijls zenuwtrekkingen' waargenomen. Deze zijn evenwel geheel on willekeurig, zonder spoor van bewustzijn. Want bewustzijn, d. w. z. de functionncering der hersenen, is slechts mogelijk, als aan deze laatste zuurstof houdend bloed wordt toegevoegd,, wat, zooals vanzelf spreekt, op het oogenblik der doorsnijding van de hals aderen ophoudt. Bovendien treedt door de geweldige beroering een geheele verlamming der cellen in, dio iets tot het bewustzijn kun nen bijdragen. Wat den dood door verstikking betreft, hieromtrent kan men tot de conclusie komen door de mededeelingen van personen, die op het punt hebben gestaan door verstikking den dood te vinden, maar nog konden wor den gered. Sommigen hunner verklaren, dat zij niets hebben ondervonden; anderen zeg gen zelfs aangename gewaarwordingen te hebben gehad; slechts enkelen spreken van een eenigszins brandende pijn op de borst. Bijna allen evenwel verklaarden, dat som mige feiten, waarvan de herinnering reeds lang uit hun geheugen was verdwenen, hun weer in volle duidelijkheid voor den geest kwamen. Dezelfde gewaarwordingen had-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 10