v No. 130CG
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Uit de Rechtzaal.
Het volgende wordt tor waarschu
wing aan De Nederlander gezonden:
'Dceer dagen verliet een logee, een meisje
fan ruim 20 jaren, onze woning, om via
'Amsterdam te reizen naar haar, woonplaats,
'dio ik hier X. zal noemen. Haar bedoeling
yras om in Amsterdam eerst nog eenigen
'tijd bij familie te blijven logeeren. Het
ijuiste uur van haar komst had zo niet op
gegeven, zoodat zij niet word afgehaald.
•Tot haar verbazing word zij op het perron
ie Amsterdam evenwel tooh opgewacht.
Een juffrouw kwam op ,haar toe, die haar
Vroeg of ne van X. kwam (zij noemde haar
geboorteplaats) en toen daarop bevestigend
word geantwoord, zeido zij: ,,Dan ben ik go-
eonden om u af te halen.' En meteen deed
zij een poging om de reistasch over te ne
men.
Onze Iogée was zoo verstandig niet mee te
gaan, ondanks al haar vriendelijkheden, en
evenmin liet zij zich verschalken, toen de
andere zeiide: ,,Ik weet zeker, dat u de rechte
persoon zijfc, want zoo en zoo moest u er uit
zien". (Een beschrijving, die niet moeilijk
yiol, daar zij de persoon voor zich had.) Op
vraag: „Kunt u, die mij moot afhalen,
mijn naam noemen, werd een ontwijkend,
'onverstaanbaar antwoord gegeven. Het eind
Van de zaak was, dat do „juffrouw", na
hog een oindje to zijn gevolgd, haar pogin
gen opgaf. Hoe deze aan den naam van
de geboorteplaats kwam is een raadsel; of
ee in den trein ie geweest of een zijdeling-
Jochen blik in het kilometer boek je heeft kun-
rnem werpen, is onbekend, maar dit is zeker,
i'&at dit geval een der praktijken is van do
Ruizen van slecht allooi. Het is misschien
[jnleb algemeen bekend, dat deze dikwijls bij
'aankomende treinen hun gedienstige gees
ten uitzenden om te trachten eon 6lachtof-
'4&r to vinden voor hun poelen van onge-
(jpeohtigiioid en ontucht. Ik me en do daarom
jde mededeel ing van dit geval aan een paar
dagbladen niet te mogen onthouden, met
een „ter waarschuwing" er boven en de
xaad er bij: laten jonge meisjes nooit
meegaan met iemand, die haar onbekend is;
rijn ze in vorlegenhoid of onbekend met den
weg, zoo wachten zo do aankomst van een
poiitie-agent. Ook de Tehuizen voor "Vron
en, in de groobe" steden zijn, meen ik, be
reid om iemand te doen afhalen en te bren
gen aan het begeerde adres, indien dit van
te voren wordt aangevraagd. Men zij in rlo-
Èen voorzichtig. De ervaring is er ten be
lwijze, hoe moeilijk het is om degenen, die
dn dezen vorsohrikkelijken weg ge
lokt zijn, weer op hot spoor te komen.
J)e Nieuwe Courant wijst er op, dat sommi
ge artikelen der oorlogsbogrooting
belangrijk verhoogd zijn, waartegenover
staat, dat andere niet onbeduidend vorlaagd
zijn, terwijl het blad tevens constateert, «lat
vorhooging gedeeltelijk een gevolg is van
de hoogaro bedragen, aangevraagd voor
^olclijon, kleeding eD uitrusting, terwijl do
£>ovordorings- en pensioenwetten er ook
haar aandeel aan hebben. O. m. zegt het
blad:
,,Met genoogen hebben wij gezien, dat de
kosten voor het voorbereidend militair on
derricht cm do oofeningen met het reserve
kader buiten het leger, in deze begrooting
in een afzonderlijk artikel 23 zijn ver-
'eenigd. Men verkrijgt hiermede althans,
pacer scherp omlijnd, één dor gegevens, die
strekken kunnen tot beoordeel ing van het
nut dezer instellingen. Toch blijft het moei
lijk, zioh een zuiver beeld der hieraan ver
bonden kosten te vormen. Wij wijzen er bijv.
Op, dat de hoofdofficier voor het reserve
kader met zijn personeel, schijnbaar uit do
begroeting verdwenon, echter onder een an
doren titel weder boven water komt bij de
inspectie der infanterie.
Zoo zijn or meer zaken. De hoogcrc aan
vraag voor patronen wordt in de Memorie
yan Toelichting noodig geacht, „omdat het
•Verbruik van patronen bij do vrijwilligo
Schietoefeningen en door clo vrcerbaarhoids-
yoreeni gingen 6beeds toeneemt." Hierop
volgt dan de oonolusie: „Vergrooting van
het aantal jaarlijks aan te maken patro
nen is derhalve een dringende eisch."
De „honderdjarige" gast.
Blot.)
Rika kuste haar vader de hand en ant-
woc dde: „Herinner u alles wel, vadertje,
pn t. -ö uw dochter geen verwijten! Weet gij
nog wel, toen ik zoo vergenoegd van mijn
gesprek met den heer von Hammcl bij u
kwam en u zijn lof vorkondigde en u alles
haarfijn wilde vertellen, hoe boos gij toen
geworden zij tl Weet gij, hoe ge mij verboden
hebt to spreken en mij tot loon voor mijn
stomme gehoorzaamheid beloofdet den heer
,von Hammei voor Waldmann daar om to
ruiion? Weet gij het nog?"
„Zoo? Heb ik dat gedaan? Er gaat toch
in do wereld niets boven gehoorzaamheid,
wanneer men zich daarmee een voordeeltje
wil bezorgen 1"
„Moest ik dan niet gehoorzamen Hebt gij
mijn moeder en mij niet bedreigd, ons in
den kolder te zullen opsluiten, als
„Houd op, babbelkousjeI Haal nu maar
niet mijn zonden voor den dag! Daar ge
echter toch met dien jongen Hammei, niet
waar, zonder mijn voorkennis gepraat hebt,
kondot gij hem dan toen niet dadelijk zeg
gen, welk wonderlijk vooroordeel tegen hem
gerezen was? Hij ware zeker in staat ge
weest ons terstond anders in te lichten. Ge
hadt hem ten minste een fatsoenlijke reden
en zoo al voort kunnen opgeven, waarom wij
ons zoo en niet anders tegenover hem ge
droegen."
„Dat heb ik gedaan. Zoodra hij vernam,
dat in mijn hart geen enkel kamertje meer
Daarna wordt ook gewezen op de omstan
digheid, dat de vergrooting dor jaarlijksche
lichting het munitieverbruik zal doen stij
gen, terwijl eindelijk, als het hinkend paard
achteraan ook op do noodzakelijke uitbrei
ding van den oorlogsvoorraad wordt gewe
zen; „cm het is te voorzien, dat het nu ge
vraagde bedrag later nog zal moeten ver
hoogd worden." Er is in dezen betoogtrant
ieteMaoehiavellistisch. Neem, niet in de
eerste plaats het verst rekken van patro
nen voor de vrijwillige schietoefeningen en
weerbaarheids vereeni gi ngen, waarvan nog
bewezen moet worden, dat men niet met een
Spielerei te doen heeft, maar wèl uit
breiding van den oorlogsvoorraad is een
zeer dringende eisch. Want op aan
maak van patronen in tijd van oorlog kan
niet worden gerakend in een land, dat alle
grondstoffen daartoe mist, en dat wij, als
de Boeren in Zuid-Afrika, de tasschen en
voertuigen onzer vijanden als onze munitie
magazijnen zouden mogen beschouwen, kan
moeilijk priori worden aangenomen.
De kcrkeraadsleden van eenige Hervorm
de Gemeenten in do classis Alkmaar hebben
in een adres aan H. M. de Koningin ge
vraagd om maatregelen tegen de vole ooi-
1 e c t o n, die een plaag worden voor do in
gezetenen en hen bemoeilijken in hun dia
conale armenverzorging.
Dat adres noopt het Kamerlid, die „poli
tieke brieven" schrijft in het weekblad De
N ederlandsche Werkman, ora in berinne
ring te brengen, dat de minister Goeman
Borgcsius een nieuwe Armenwet indiende,
die echter door den minister Kuypcr is in
getrokken, en hij zegt dan verder:
„Het gevolg van het blijven voortgaan op
den ouden voet is, dat de moeilijkheden da
gelijks grooter worden, nu vcreenigingen
als paddenstoelen uit den grond rijzen, die
elk op haar wijze trachten aan geld te
komen.
Daarbij komt, dat het vragen om giften,
het houden van collecten, vroeger niet an
ders toegelaten dan na verlof van het hoofd
der gemeente, na een uitspraak van den
Hoogen Raad, vrij is. Hij. die wil collectee
ren, geeft alleen kennis aan het hoofd der
gemeente, waar men de collecte wil houden,
en deze kan dan zijn ingezetenen waarschu
wen, indien hij begrijpt, dat het beter is
niet te geven; zoo ongeveer is mns de
regel.
Gevolg daarvan is, dat het land als hot
ware wordt plat geloopen en hot gevolg
daarvan, dat de plaatselijke instellingen van
armenzorg minder inkomsten hebben, want
wio eenmaal gegeven heeft, :s dat bedrag
kwijt en kan hij of zij niet veel, dan wordt
de gift bijv. des Zondags in het kerken-
zakje kleiner."
In een artikel over Drankwetswijzi-
gi ng zoi De Nederlander o. a.
„Voorzeker, in uo laatste jaren is een
vermindering van liet drankgebruik waar to
nemen; maar die is veel beter verklaarbaar
door andere oorzaken, dan_do_or do beper
king van bet aantal drankgelcgenheden."
Tegen deze laatste woorden komt nir. A.
Kerdijk in hetó'ociaal Weekblad volgender-
wijze op
't Is eenvoudig niet waar, dat „het aantal
dr nkgelegenheden beperkt is." Ja, dat der
officieole, die vergunning betalen, staar niet
dab der huizen, waar feitelijk sterke drank
geschonken en verkocht wordt. De clandes
tiene drank verkoop is deels door onvoldoen
de scherp toezien van de politie, deels door
leemten in de wet, blijven voortwocKoren.
Eerst wanneer daartegen bepalingen wor
den gemaakt, als opgenomen waren in het
gewijzigde wetsontwerp-Borgesius, en wan
neer met vaste hand allerwegen voor het
naleven dier bepalingen wordt gewaakt, zal
de ervaring uitspraak kunnen doen over de
stelling, dat belangrijke vermindering van
het aantal drankhuizen leidt wol is waar
niet zij alléén, maar óók zij als eon gewich
tige factor lot verminderd drankgebruik.
Op de uitspiv k door de ervaring dan ben
•ik voorshands gerust, omdat mij ook-hier
toepasselijk schijnt do waarheid, dat de ge
legenheid den dief inaakt.
te huur was, verheugde hij zich daarover
zeer en verhaalde mij hetzelfde geschiede-
nisje van zijn eigen hart.
Een meer fatsoenlijke reden om de zaak af
te maken, liet zich niet vinden. Gij weet
immers, dat wij, mama en ik, hem ten eten
hadden genoodigd, doch
„Zwijg! Commandantjc, vertel verder!
Dus hij was heelemaal niet boos op ons?
Wat moet hij wel van ons, eerlijke Berghei-
mers, gedacht hebben I Was hij niet van
oordeel, dat wij op don eersten Adventsdag
allomaal gek geworden waren» en zoo al
voort?"
Waldmann antwoorddo: „Ongeveer zoo
iets geloofde hij inderdaad. Het gedrag van
alle menschen in Berghoim moet hem opge
vallen zijn, want hij verhaalde mij grappi
ge tooneeltjes van de algemeene vreesach
tigheid. Maar toen hij van den burgemeester
do sage van den honderdjarigen gast ver
nomen had, en tevens, dat men hem de on
verdiende eer bewees hem voor een kamer
heer van den vóór tweehonderd jaren goed
en wel overleden Winterkoning te houden,
kwam hem alles nog zotter voor en hij ver
lustigde zich in hooge mate over den schrik
on de ontsteltenis, dio hij met zijn persoon
onschuldigerwijze veroorzaakt had."
„En waaraan gij met uw goddalooze ver
telling alleen schuld zijt, mijnheer, de com-
madant," viel Rika hem in de rede; „vergeet
dat maar nimmer 1 Wio ter wereld wiet vóór
dat eerste wintel-partijtje, hoe de doode
gast er heeft uitgezien Den volgenden dg#
vertelden reeds de kinderen op straat hei
aan elkander."
„Nu, ik was eerlijk genoeg, mijnheer van
Hammei mijn zonde te bekennen, zoodra ik
ua een kwartier lochees het gebruik mijner
Aan De Tijd wordt geschreven:
't Is ergerlijk, hoe men in onze tijden met
het strafrecht omspringt.
Om bij de jongste gevallen te blijven.
De moordenaar van den marechaussee
Hoekstra wordt tot 8 jaar veroordeeld, of
schoon 10 jaar geëi6cht was.
En tegelijkertijd leest men, dat diefstal
met braak ook met 6 jaar wordt gestraft.
Een ambtenaar in functio dooden wordt
dus eveneens, beter gezegd, even licht, ge
straft als zich eens anders goed toeeigenen.
Do moordenaar van Bussum krijgt 20
jaar; te recht werd het maximum voor
zoo'n afschuwelijk misdrijf opgelegd, het
Amsterdamsohe hof maakt er 15 jaar van.
Bij het lezen van dergelijke rechterlijke
uitspraken verbaast men zich niet, als men
na-gaat hoe lichtvaardig moord en doodslag
in onze dagen worden bedreven, want ook
de vrees voor straf weerhoudt in veel geval
len van misdrijf.
En het ergste van allee voor don eerzamen
workman is dan nog, dat zoo'n dief of
moordenaar hem conounvntio aandoet in
zijn bedrijf door den goedkoopen gevange-
nisarbcid, in plaats van dergelijke sujet
ten, ouder strenge tucht, door heide-ont-
ginning of iets van dien aard der maat
schappij eonigormate to doen vergoeden wat
tegen haar werd misdreven.
Een „oomblo" van geringe straf noemen
wij echter hot vonnis van den Haagsehen
krijgsraad, waarbij „een man van eer" we
gens misdrijf begon do zeden werd veroor
deeld tot2 dagen gevangenisstraf.
De Nederlander schrijft ovor uitkee-
r i ng aan de onder w ij zers:
Moet, bij uitbetaling van alle Ondorwij-
zorstraktementen door liet Rijk, dio uitbe
taling geschieden aan do onderwijzers of
aan dc school besturen
Naar onzo meen ing ongetwijfeld aan de
ondorwijzors; zij het dan <x>k, dat de Regee
ring alleen met do school besturen in betrek
king staat. Wij meenden, dat eerst dan aan
dio besturen de subsidie moest worden uit
betaald, wanneer dezo de quitantio overleg
den van den betrokken onderwijzer voor het
volle bedrag (waarnaast natuurlijk voor den
onderwijzer do vrijheid om hot ontvangene
terug te geven onverlet moet blijven).
Immers is juist do voortdurende, en niet
onrechtmatige klacht, dat van de Rijksuit-
keoringen te weinig in den zak komt van
de onderwijzers zal von. Hoogero traktemen
ten moeten dienen om do onderwijzers te
boloonen voor hun arbeid; billijk dus, dat
do a-rbrider zijn loon ontvangt.
Tegenwoordig kan de'Staat daarvoor niet
zorgen, juist omdat de uitkeeringen lager
zijn dan het. minimum-traktement en de wet
gever de schoolbesturen redelijkerwijze niet
dwingen mag het ontbrekende bij te passen.
Maar als heb Rijk hot gebcelo bedrag uit
keert, is er geen bezwaar tegen het nemen
van maatregelen om den onderwijzers hun
l>clooning te verzekeren.
Loopt daardoor do vrijheid van liet
school best uur gevaar
Wij kunnen dat niet inzien. Immers kan
het toch don onderwijzer ontslaan, als het
zulks wil.
Maar bovendien: is hot verkeerd, den on
derwijzer eenige meerdere zekerheid te ver
schaffen tegenover soms onredelijke School
besturen
Naar onze meoning moest hot Rijk ook
aan onderwijzers uibkeoren, dio voor eigen
rekening een school houden.
Eerst dan wordt in waarheid het begin
sel der vrije school gehuldigd.
Immers, als do ouders zelf hun kinderen
naar den onderwijzer willen zenden, omdat
deze hun bevalt, moet hun dit vrij staan, en
moet het hun niet door een schoolbestuur,
waarop zij soms geen invloed hebben, on
mogelijk worden gemaakt.
"Voor het Rijk is do aanwezigheid van het
schoolbestuur een onverschillige -zaak. Als
maar onderwijs en goed onderwijs gegeven
wordt.
Het spreekt vanzelf, dat een onderwijzer,
door een schoolbestuur aangesteld, in den
regel meer vertrouwen genieten zal dan een
die geheel op zichzelf staat. Maar als dew
het. er op wagen durft, waarom niet?
In de toelichting van het „Unie-rapport
stem herkreeg. Dat mij bij het vertellen
dwaselijk juist zijn gestalte had voor oogen
gezweefd, was vergeeflijk. Toch zou ik mij
destijds eerder het invallen van den hemel
dan zulk een uitwerking van mijn onschul
dige historie hebben voorgesteld De heer
von Hammei lachte luidkeels met mij mee.
Hij verhaalde mij nu van zijn kant, dat hij,
om den verlichten Borgheimors nog meer
angst aan to jagen en in hun vroom bijge
loof te versterken, allerlei grappen had uit.
gehaald. Om een verliefden politieagent te
plagen, had hij diens meisje bij een modiste
bezocht; om zijn verschrikten hospes nog
meer vrees en verrassing te bezorgen, had
hij voorgegeven, vroeg naar bed te willen
gaan om den anderen morgen vroegtijdig
to vertrekken, doch had in het avonddonker
door zijn bediendo den reiskoffer do stads
poort laten uitbrengen, tot aan het naaste
dorp bij maneschijn een wandeling to voet
gedaan en daar een rijtuig genomen tot aan
het naburige poststation, nadat hij uitge
slapen--was.
Genoeg, niet dikwijls zal het gebeurd zijn,
dat twee menschen het onstuimige lachen
der homerische goden over Vulcanus' werk
zaamheid op den Olympus zoo trouw heb
ben nagebootst als wij bedden in ons lachen
over het sollen der Bergheimera met hun
honderdjarigen gaat. Bij een flesch cham
pagne sloten wij, twee verzoende mededin
gers, onzen vriendschapsband en scheidden
later van elkander dan wij in het begin daoh-
ten, toen wij nog bij de soep zaten.'
Yader Brands scheen, niettegenstaande
hij bij Waldmanns verdere vertelling glim
lachte, met zichzelven op voet van oorlog te
verkeeren. Op zijn gelaat zag men ontetemd-
heid en genoegen in wonderlijke mengeling
is dit punt duidelijk en beslist in het lioht
gesteld.
De Provinciale Groninger Courant juicht
toe, dat B. on Wa van Rotterdam, evenals
dio van Groningen, het nog niet noodig ge
acht hebben „opnieuw met den bedelzak
naar Den Haag op te trekken". Daarna den
gemeentel ij ken geldnood m 'o
algemeen besprekend, schrijft het- blad, dat
het Rijk op drie wijzen andermaal zou kun-
non heipon. Het kan het gemeentelijk be
lastingkleed, in 1897 verwijd, nog weer wat
uitleggen; hiervan verwacht het blad niot
Teel.
„Zal men dan den tweeden weg opgaan"
vraagt heb „onderwijs, politie en ar
menzorg maken tot Rijkszaak Op dezo wijs
ware de uitkomst, zokor te verkrijgen. Want
dezo drio zijn dc Molochen in het gemeente
lijk besto. Maar op deze wijs ware het ook
wis en zeker met de gemeentelijke autono
mie gedaan. Laat men toch oppassen, dat
hot herhaald angstgeroep en do telkens her
nieuwde bestorming door do gemeenten van
de Ilijkskao, haar niot op heb verlies harer
zelfstandigheid, op do ontneming aan haar
van haar medewerking aan de uitvoering
van clo Rijkataak komen te staan. Want dat
waro een ramp. Dat zou een schade voor do
gomecctenaren zijn, bij welke vorgolekon
die, door bolasbingverhooging borokkend,
niets hoegenaamd beteeken t. Gaat liet Rijk
eeu doel van de taak, die thans bij de go-
meentebosturen berust-, overnemen of zelfs:
gaat n:on in op hot in Rotterdam geopper
de donkbeeld om van het Rijk te oisehen
„algeheel© vergoeding van da kosten, voort
spruitend uit de lasten, die van Rijkswege
op do gemeenten zijn gelegd", dan kan men
or staat op maken, dab voor do inzichten
van liet gomeeotoboatuur, dio van hot Rijk
in do plaats rullen treden; dot heb Rijk
naar z ij n inzicht in dc gemeente zal hoer-
sohon; dat zijn ambtenaren or do Lakens zul
len uitdeolon; dat het gemeentelijk loven cn
do belangstelling dor gemeentelijke burgerij
eerste voorwi/uiio voor een bloeiend ge
meentewezen, langzaam, maar zokor don
dood tegemoet gaan.
Zoo het schijnt, zal do nieuwe hulp wat
te bote ©ken on bobben cn niet do gemeente
lijke vrijheid on zelfstandigheid aantasten
in do ziel, is geen andoro wog mogelijk dan
ddo op welken in 1897 dc eerste schrede is
godaan. Hoe kan gezorgd worden, dat hij
blijft ingcslagon on dat hij voert naar hot
eindpunt? Daarop komt het, dunkt ons,
aan. En ovor dat antwoord op dio vraag
moeten do grootste gemeenten zich verstaan
on daarover moet tussohon haar eenstem
migheid zijn vork vegen vóór opnieuw do pa
pieren reis naar de Residentie wordt onder
nomen."
Hot blad spoort dus aan tot voorb-M ei-
ding van eon gezamenlijk overleg tussohen
do vorsohillondo gemeentebesturen.
Do Anisterdamscho rechtbank heeft zich twee
dagen bozig gohoudon met oen proces tus-
scbon do diroclio der Holl.-IJzeron Spoorweg
maatschappij on de Hollandecho aioctrlscho.
Hoe het precies toeging, vertelt „Liet Volk"
aldus:
De heer T. Sanders wa8 concessiehouder
voor oen eleclrischen spoorwog van Amsterdam
over Sloten naar Haarlemmermeer, en van
ti am wegen ln de Haarlemmermeer. Hy droeg
zUn concessie ovor aan oen banklorsconsortlum,
gevormd door de firma's Labouchöro Oyens
Co. en H. Oyens en Zonen te Amsterdam
en de Berliner Handelsgosellschaft to Berlin,
dio hem f 65,000 zouden betalen, en hem
directeur makon van de door hen to etlchton
Holl. Electrischo Spoorwegmaatschappij. Do
beide Hollandsche firma's zouden voor tweo
derden, do Duitache voor óón derde deelnomen
in het aandeelenkapitaal van l1/, millioen.
De Maatechappy werd opgericht, on wist
het zoover te brengen, dat do provincies
Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Hol'ind sub
sidies toestonden. De laatste een half milloen.
Natuuriyk moesten ook met de Regeering
allerlei onderhandelingen worden gevoord; de
Hollandsche spoor trachtte zloh daarby Invloed
te verschaffen op de nieuwe Maatechappydo
directie wilde daarvan echter niets weten.
Buiten de directie om echter boden do
vereenigd. Rika liefkoosde hem meer dan
zij anders deed, want zij zog wel, wat in
hem omging, en kuste hem de rimpels van
i;et voorhoofd wog, zoo vaak die zich dreig
den te vortoonon.
„Kinderen," sprak hij ten laatste, nu
ziet gij eens, welk een menigte dwaasheden
en onnoozelheden het bijgeloof na zien sleept.
En zelfs ik, oude philosoof, heb nog de nar
renkap moeten opzetten en meed raven. Ik
zou mij gaarne willen schaden, doch vind
het toch ook bespottelijk, voor zijn arme
menschelijko natuur eohaamte te gevoelen.
Het blijft er dus bij: niemand wane zich zoo
hcog, vast, stevig op zijn voeten te staan,
doch zie liever too, dat hij niet valle. Mama,
laat een fijne flesch aanrukken, dat 'j in
blijdschap drinken op onzen commandant.
„Ik zeg w ij, dat wil hier boteckencn, alcohte
mijn kleinigheidje; want gij, mama, hebt
een volkomen zegepraal van verlichting
bohaald, en zijt daarom blijde, en u, Rika,
kan men het ook wel aanzien, dat go over
Waldmann daarginds niet erg bezorgd zijt,
want go hebt een volkomen zegepraal voor je
liefde behaald.
De moeder reikte den commandant met
een waarlijk moederlijk glimlachje de hand
en sprak: „Hebt gij het laatste woord van
papa goed begrepen?"
„Neon," antwoordde do commandant ver
legen en blozend, „maar ik zou bijna vermo.
tel genoeg worden het te begrijpen,"
„Mama, ik zeg: laat een flesch wijn aan
rukken; laat alle gebabbel en zoo al voort
achterwege 1 Wij moeten ons dio verwcnschte
geschiedenis met wijn uit het geheugen weg
spoelen. Ook do sterkste en moedigste, die
reeds meer dan een dozijn kogels om zijn
oorea heeft hooren fluiten, heeft eenmaal
beide Hollandsche bankiershuizen aan de
deelnemers in de Maatschappij oan, om hen
in de gelegenheid te stollen, do geldon die
reeds gestort waren, terug te nemen, en van
elko aansprakeiykbeid te worden ontheven.
Hoc bostuur, en do raad van commissarissen
waron hiervan geheel onkundig, met uitzon
dering van den hoor A. D. do Mmoe Oyens.
Het gevolg was, dat de aandeden door middel
van de bankiers in bandon der Ifoll. IJzeren
Spoorwegmaatschappij werden gespeeld.
Als men nu woot, dat in do overeenkomst
van den heer Sanders mot do bankiers de
laatsten zich hebbou verbonden om „do gold-
middelen te verschaffen voor do op te richten
maatschappij, welker doel zou zyn om onder
leiding van den eischer ultveering te geven
aan de door hem in do Maatschappil in to
brengen concessie voor oen spoorwog, dio
met de daaraan te verbinden tramwegen,
bestemd was te zyn oen onnderneming, welke
moest staan zollstandig naast tn tegenover
de H. IJ.-S.-M.", dan begrijpt men, dat de boer
Sanders geen gebruik maakte van de permissie,
om dorecteur te blijven.
Hoe zelfstandig do Maatschappij bleef, blykt
uit bot feit, dat eon lid van don Raad van
Beheer, de hoor Verwey, zUn plaate moest
ruimen voor den hoor Van Haesolt, godolegoerd
lid van don Raad van Administrate der
Hollandsche Spoor, en dat de heor Kretschmar
7 an Veen mede als lid van don Raad van
Beheer moest worden aangenomen. Do heor
Sanders werd door den heer ICrotschmar van
Veen vervaugen, en do commlstarisaen door
do hoeren jhr. mr. J. \V. M. Sckoror, voor
zitter van commissarissen van de H.'IJ.-S.-M.
en vice-president van den Raad van State,
on P. L C. Driessen, president ran de Loldscho
Kamer van Koophandel.
Dat de H. IJ.-S.-M. do Hollamlidie Elec
trischo wilde dienstbaar maken aan haar eigen
belang, bloek den lieer Sanders uit een rnedo-
dcoling in do vergadering van de Provinciale
Slatou van Noord-Holland van November
1901, uit die van don minister ran waterstaat
in do vergadering van de Tweede Kamer van
10 Doeember 1901 on uit do Meraorio van
Beantwoording op hot voislag ran do Eerste
Kamer over het Hoofdstuk JX der Staat-
bogrooting voor het dienstjaar 1902 dat een
der eerste daden vau hot nieuwe bestuur dor
Holl. Eloclr. Spoorwtig maatschappy is geweest
aan to dringen op wijziging zoowol in do
richting van den locaalspoorweg van Amster
dam naar Haarlem als van de tr am wagon door
de Haarlemmermeer, ton oindo verband mot
do lynen dor H. IJ.-S.-M. to verkrUgen.
Men zal zich horlnnoron, dat in do Provin
ciale Staten van Noord-Holland dit zakon doon
een punt van debat hoeft uitgemaakt, omdat
mr. W. baron Roöll, lid van Godop. Stalen,
die hot subsidie van f 500,000 voor de Holl,
Electrischo hebben voorgoetold, tevens lid Is
van den Raad van Behoor der H. IJ.-S.-M.;
het was toen mr. J. 0. do Vries, die de
quae8lio te berde bracht, klaarblykoiyk,
omdat hot niot langer ging, zo dood to
twijgen; do lieer Do Vries betoogde toon, dat
men zulke fatsooniyke lieden ala baron Roöll
niot dadoiyk wanlroiiwon uioost. De heer De
Vries ls nu de vordedigor dor aaugovalion
bankiers. i
Mr. W. Heineken trad thans voor den eiacher
op, en verklaardo in don aanvang van zUn
ploldooi, dat hot den heer Sander» in do eersto
plaats te doon was om vast to stellen, dal hy
aan het geknoei geen deel had gehad. Blijk
baar geïnspireerd yan de zyde der belxngbob-
bende bankiers of de H. IJ.-S.-M. heeft do
„Niouwe Courant" boweerd, dat do juridlscho
betookenis van dit proces te Amsterdam niet
hoog word aangeslagonliet is duidoiyk dat,
de kapitalistenkliek al haar iu/Ioed aanwendt,
om zoo woinlg mogeiyk in dit vuil to laten
roeren.
De uitvoerige pleidooien kenmorkten zich door
eeu byzondero levondigheid, voornameiyk vor-
oorzaakt door mr. De Vrioa, dio sterk geprik
keld bleek, on zich niet van interrupties kon
weerhouden en door eon aantal vonynigboden,
over en weor gewisseld. Do uitspraak is be
paald op 26 November.
Voor de vyfde kamer dor rechtbank te
Amsterdam heeft zich gistoron oen geval van
oedsweigoring voorgedaan. Eeu jeugdig koet
sier stond terecht wegens vei storing eener
godsdienstoefening van hot „Leger dos Hoils".
Een der officioreu van het leger, oen i'J jarigo
zijn zwakke minuut; ook de zeevaarder, die in
de vorste landen cn op do grootste zeeën niet
verdwaalde, kan eenmaal op een wandeling
den juL&ten weg missen; ook do schranderste
man onder do zon heeft eenmaal zijn d g,
waarop Jan do Droomer verstandiger is
dan hij.
Begin toch, papa," vleide Rika, „cn spreek
eens van wat anders! Bijvoorbeeld, begin
toch eens van wat anders."
„A propos, commandantjc," ging do heer
Brands voort, weet gij wel, dat ik u cigon-
lijk verkocht heb? Om mij den dooden gast
van den hals te schuiven, voor dien prijs heb
ik u aan Rika daar verkocht. Neem het mij
niet kwalijk, dat ik in uw afwezigheid z< j
maar, zonder meer over u beschikt heb. AI$
voormalig voogd meende ik mij zoo iets te
mogen veroorloven. Daar, Rika, neem aanl
Weest gelukkig met elkaar 1"
Beiden sprongen op en vielen hem om den
hals.
„Halt" riep hij uit, „Waldmann, nu weg
met die uniform 1"
„Zij zal weg 1" antwoorddo do comman
dant met vreugdetranen in do oogen.
„En ontslag genomen uit den krijgsdienst!
Want Rika woont bij haar ouders, en ik heb
u aan haar, doch niet haar aan u geschon
ken. Dus
„Morgen vraag ik mijn ontslag, papa I"
„Kindoren," riep vader Brands, terwijl
hij zich uit do levendige omhelzingen dor,
jongelui losmaakte, jelui blijdschap heeft
iete wurgends en zoo al voort: mama, breng
den wijnl"