ZONDAGSBLAD
LEIDSCH DAGBLAD.
N° 13090.
"Derde Blad."
25 October 1902.
De macht van een lied.
Sardines.
VAN HET
De schoone koningin van Frankrijk, die
op zoo treurige wijze de vergankelijkheid
van aardsche grootheid ondervond, de on
gelukkige Marie Antoinette, was een bijzon
dere vriendin van zang en muziek. Niet
alleen in de dagen, toen in de prachtige pa
leizen van Vers aalles en Fontainebleau heer
lijke stukken klonken en de meest beroem
de kunstenaars rich om haar schaarden;
niet alleen, toen in haar idyDisch Trianon
de liederen der schaapherders hun weemoe
dige melodieën deden hooren; ook later,
toen de onttroonde Vorstin treurde in den
duisteren kerker, werden haar door haar
trouwe aanhangers de laatste groeten ge
bracht met een lied-
Het leven dezer Koningin, dat zoo droef
moest eindigen, begon in een omgeving van
vrede en geluk. Toen rij woonde in den Hof-
burg te Weenen of verkeerde in het park to
Schonbruon en daar luisterde naar de com
posities van den beroemden Glück, terwijl
haar blondo haren golfden in den avond
wind en de nachtegaal riri olüe tonen deed
hooren. of later, toen zij door geheel Frank
rijk werd bewonderd en geëerd, do Oosten,
rijksche, die in haar vriendelijk voorkomen
het Fransohe volk als een fee uit een too-
veo-sprookja toescheen; toen Lodowijk XV
haar vleiend verklaarde, dat de zon zelve
uit haar oogen straalde, toen scheen het,
alsof haar leven geen kruis cn leed zou ken
nen. Toen wae de muziek een harer voor
naamste uitspanningen, en al was het, dat
andere kunstenaars, Italianen vooral, in
(Parijs meer do aandacht der wispelturige
menigte trokken, rij vergat haar ouden
leermeester Glück niet, en toen hij to Parijs
was gekomen, nam zij hem in haar bijzon
dere bescherming. Hoe heerlijk was het haar
in haar parkje Trianon, geheel vrij van de
knellende banden der hofetiquette, den hoed
met rozen gesierd, in den zonneschijn te wan
delen trusschen fonteinen en bloemheesters,
.waarboven overal zangvogeltjes hun liedjes
uitfloten, en naar de lieve kinderkopjes to
zien, die haar toelachten, terwijl rij speel
den tuescben de bloemen of do liedjes neu
rieden, die rij van Mam hadden gehoord.
Niet langen tijd daarna bevond rich de
eens zoo gevierde Koningin met haar kinde
ren en haar gemaal in den kerker. Zij
moesten richzelven bedienen; zij, die aan
zooveel gemak waren gewend geweest, ter
wijl de Jacobijnen, die hen bewaakten, op
ruwe wijze telkens hun tegenwoordigheid en
hun overmacht deden gevoelen. Niets was
er, wat hen daar kon troosten; het sombere
gebouw had slechts enkele vensters, en waar
nog iets te zien was geweest, haar was nu
alle natuurschoon verwoest door do bar-
baarsche gevechten en de niet minder bar-
baarsche feesten der oproermakers.
Het was laat in den herfst, een scherpe
Oostenwind schudde de boamen op het bin
nenplein der gevangenis, waar de verdorde
bladeren in het rond dwarrelden, tot ver
maak van den Dauphin, die op zijn kinder
lijken leeftijd weinig besef lad van onge
luk en gevaar. Hij had veel pleirier in het
naloopen der overal heen rollende en vlie
gende bruine bladeren; zijn oogen schitter
den, en als de herfstwind in zijn haren
woed, gevoelde hij de kilheid daarvan niet.
Met liefde zag hem rijn nxeder, do thans
gevangen Koningin, aan, verheugd, dat hij
zich zoo wist te vermaken, alleen een wei
nig bezorgd over rijn opvallend roode kleur.
Des avonds klaagde het kind over hoofd
pijn, zijn lichaam vertoondo overal vlekken,
de koorts beving hem, en groote bezorgd
heid kwam in het hart van vader en moe
der en zuster, die wel wisten, dat in deze
omstandigheden van goede geneeskundige
hulp geen sprake kon rijn. Niemand dacht
aan slapen: allen zagen met angst naar den
kleinen knaap, wiens ademhaling hoe lan
ger hoe benauwder werd, terwijl de Jaco
bijnen, die de wacht hadden, om do droef
heid der door zorg zoozeer beklemde moe
der nog te vermeerderen, op spotfcenden
boon beweerden: ..De kleine Capet zal wel
naar zijn voorvaderen gaan", en zonder een
spoor van medelijden in het aangrenzend
vertrek doorgingen met rocken, drinken,
spelen cn vloeken.
Een groot» kerel met een bijzonder woest
gericht naderde het bedje van tien kleinen
zieken jongen en blies groote wolken van
tabaksrook in zijn gezicht.
Burger, heb toch medelijden, hij moet
zoo hoesten van dien rook."
„En als hij zich doodhoescte, wat zou het
dan nog, burgeres1?"
Marie Antoinette barstte in tranen uit.
„Hebt ge dan zelf geen kinderen, dat go
zoo onbarmhartig rijt?"
,,Mijn kinderen zijn dood", zei hij op iets
zaahteren toon. Men kon bespeuren, dat een
menschelijke aandoening bij hem wakker
werd. Hij keerde zich om en zei niets meer,
maar ging door met roeken.
„Nu dan", zuchtte de Koningin, „ais we
van menschen geen hulp be wachten hebben,
rullen we op God vertrouwen."
,rMama", zed do kleine Mama Theresia
zacht, „zingt u iets, dat wij het vloeken niet
zoo hooren."
De Koningin had haar instrument, een
harp, mogen behouden; zij nam die en be
gon. Het was een dier liederen, die zij als
jong meisje van Glück had geleerd.
Zoowel de herinnering aan het verleden
als de omstandigheden van het heden werk
ten mede om nog meer dan anders haar zang
gevoelvol te doen zijn, en hartroerend klonk
de stem der bedroefde moeder in de ooren
der aanwezigen. De woest© uitdrukking op
het gelaat van den Jacobijn verdween lang
zamerhand geheel en al. Een oogenblik la
ter werden zijn oogen vochtig; een traan
glinsterde tusschan de wimpers; onrustig
schoof hij heen en weer
Het lied was uit.
Daar opeens stond hij op, stak do Ko
ningin zijn hand toe en zcide:
„Burgeres, we zullen proboeren den klei
nen Capet te helpen, het is jammer van
zoo'n aardigen jongen."
Hij wierp de pijp van rich af, die stuk
sprong op de steenen, schoof de deur dicht,
waardoor de walm uit het naastbijliggend
vertrek kon binnenkomen, en ging heen om
een dokter te halen.
Bodewijk XVII genas.
De Jacobijn werd door een der snel wisse-
londo regeeringen zelf ter dood veroordeeld.
Toen hij naar de guillotine werd gebracht,
zcide hij: „Als de engelen in den hemel zoo
mooi zingen, als onze Koningin, dan ver
lang ik er naar, daar boven die liederen te
hooren."
Wanneer de lezers bovenstaand woord ont
waren, denken zij aan een lekkernij of mis
schien ook aan do étalages, welke onze co
mestibles- en visdihandelaren met do mooie
blikken, waarin die versnapering geborgen
wordt, kunnen tc zien geven. Maar zij den
ken stellig niet aan de toepassing der wet
op de religieuze congregaties in Frankrijk,
al is daarover m de laatste maanden ook
nog zoo voel gesproken cn geschreven. En
toch hoe vreemd het in den aanvang
moge klinken, toch gaf die toepassing
van genoemde wet den schrijver van hetgeen
hier volgt aanleiding tot zijn artikeltje over
„Sardines."
En hoe dat zoo? boor ik lezeressen en le
zers van ons Zondagsblad als om strijd ver
wonderd, nieuwsgierig en ongeloovig vra
gen. Wat hebben do sardines nu in vredes
naam te maken met die wet of met de reli
gieuze congregaties
Luistert 6lechts even en een licht zal u op
gaan 1
Tegelijkertijd, dat aller aandacht ge
vestigd werd op do uitvoering dier wet,
werd in verband daarmede ook geschreven
over het noordelijke Fransche departement
Finistère, alsmede over een van do kleine
visschersplaatsen in dat departement, n-L
Conoemau, die, helaas, getuige was van de
hevigste onlusten en vechtpartijen.
Dat kleine Conoerneau nu looft, zooah»
bijna alle dorpen aan de noordkust van Fi
nistère, van de vischvangst; ja, geen stad
in Bretagne is uit dien hoofde zoo belang
rijk als Conoerneau, waar do bevolking zich
inzonderheid onledig h#udt met de vangst
van en den handel in sardines.
Vandaar dus het ongelooflijke verband I
En thans alleen den sardines en haar ver
zamelaars de eer uwer onverdeelde aaödacbt
gegeven. I
Dat do sardines leven en drukte brengen
in Goncemeau, bewijst het feit, dat drie en
dertig fabrieken in deze stad zich uitslui
tend toeleggen op hot bereiden en in bassen
af blikken leggen van de bekende en bij ve
len geliefde „sardines l'huilo".
In het drukke visch-seizoen zijn er dik
wijls meer dan drie duizend visschersbootjes
geankerd in de haven van Conoerneau,
waarvan minstens do helft behoort aan de
eigenlijke bevolking dezer stad. Do overige
zijn het eigendom van de omwonenden, die
hun vangst brengen naar dc fabrieken in
Ooncerneau. De geheele bevolking, zoowel
mannen als vrouwen, legt zich toe op den
handel in deze smakelijke vischsoort. De
mannen zijn op zee, de vrouwen meest de
jongere rijn werkzaam in de fabrieken.
De eenigo rijkdom der mannen in Concer-
neau bestaat in hun booten, die ongeveer
700 gulden kosten, en geheel opgetuigd en
ingericht voor het bedrijf ongeveer 1200
gulden.
Elko boot is het eigendom van een man,
of van een combinatie van twee tot vier
mannen. Do vaartuigjes zijn licht en sierlijk
gebouwd, met breedc kielen en schilderach
tige rood of bruin geverfde zeilen, welke
heerlijk afsteken bij het azuurblauwe van do
gespreide netten, die, v&n den grooten mast
afhangendo, zachtjes bewegen in den wind.
De sardine-v issche r werkt hard en leeft
van weinig.
Wanneer de goede tijd voor de vangst