W- ïföHmt PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Anno 1902. f ï>o heer H. de Jong echrijft in Het Va- 'herland over hefc Bankootrooi, een quacsbie, welke dra in do Kamer aan de orde zal komen. Hij meent, dab de regeling dor Bankquacetie zal neerkomen op een Verlenging van de overeenkomst met de Ne der landsohe Bank; hij gelooft echter tevens, dat deze verlenging vele bestrijders zal vin den en dat de vraag ernstig ter sprake zal komon betreffende de voorkeur van particu liere of Staatsbank. Aan de hand der geschiedenis beweert do heer De Jong, dat er heel wat valt af to dingen op de stelling, dat do Nederlaaidsche Bank steeds aan haar roeping heeft beant woord. ■De heer De Jong gaat dan de voornaam ste bepalingen na van de wet van Augustus 1883, waarbij het octrooi is verlengd tot 1804, en beschouwt do vordeeling van de winst tussohen Bijk en aandeelhouders, re kening houdende met een billijke ronte voor het aandeel en-kapitaal. Zijn berekening is dan als volgt: ,,dat de Staat in dat tijdperk genoot een winst van 101/4 millioen, do aandeelhou ders een winet van 22 3/4 millioen, of ge middeld per jaar 11/4, resp. 1 3/4 millioen gulden. Mot andere woorden: de Staat ge noot 5/12, de Bank 7/12 der winst. Hierbij mag echter billijkheidshalve niet uit het oog worden verloren, uat de 5/12, do r don Staat genoten, een zuivere winst was, daarente gen onder do 7/12 dor Bank begrepen is de rente van haar bedrijfskapitaal (20 millioen gulden aandeelen 5 millioen gulden reserve). Trekt men dus van het winstcijfor der aandeelhouders ad 22 3/4 millioen af de rente over 25 millioen tegen 4 pCt. /s jaars, dat is over 13 jaar f 13 millioen, 'dan bedroeg liet notto-winstoijfer, dat is het extra-dividend der aandeelhouders over 'dat tijdperk 9 3/4 millioen, of gemiddeld per jaar ruim 3/4 millioen gulden. Zuivor gesteld werd dus van het gemiddeld jaar- lijksoh winstcijfor ad f 3 millioen genoten: 'door de aandeelhouders 1 millioen aan irento, 3/4 millioen aan extra-dividond, door den Staat 1 1/4 millioen winst." Waarom, zoo vraagt do h:er De Jong, ,,aan een particuliere instelling het rooht toegekend, tot de uitgifte en het in-omloop- brengen van bankbiljetten iDc winst, hier uit voorbvlooiend kan toch do Staat zelf t>en goede dor gemeenschap doen komen. Hij gaat dan voort met te berekenen, dat indien In 1888 het Octrooi der Nederlandsche Bank was ingetrokken cn een Staatsbank opge richt, terwijl dan tevens allo omstandighe den dezelfde waren gebleven, de Staat 7 1/2 ton meer wins#-zou behaald hebben dan nu over het dertienjarig tijdvak. Hij zegt dan: „Stond het vast, dat allo omstandighe den gelijk gebleven waren, de voorstanders der Staatsbank hadden gelijk. Maar juist dat is aan ernstigen twijfel onderhevig: In do eerste plaats heeft men toch dc vraag te stollen of een Staatsbank al dade lijk na haar oprichting, zoo maar ineens hetzelfde standpunt zou kunnen innemen, waarvoor de Nederlandsche Bank, om het te veroveren, een menschen leef tijd noodig had? Of zij al dadelijk oven voordeolig en tevens even voorzichtig zou werken? Of niet gevaar bestaat, dat. door de altijd toenemen de eisohon, die aan Staatsinstellingen in het algemeen warden in het bijzonder aan de Staatsbank wel zullen worden gestald, do ito verkrijgen winsten merkbaar zullen ver minderen Alléén indien de voorstanders eener Staatsinstelling van deze drie vragen de beide eerste beslist bevestigend, do laatste qven beslist ontkennend durven beantwoor den, alleen Aan zou het grooter voordeel, 'door een StnaAsbank ton bate der schatkist te verkrijgen, vaststaan. Zoo niet, dan zou de vraag: w*t verdient in 'a lands belang voorkeur: een bate van 1 1/4 millioen, ver kregen zonder dat men als het ware een hand er voor behoeft uit to rteken dan alleen om het sommetje in ontvangst, te ne men of een bate van 2 millioen verkre gen door het uitoefenen van heb Bankbe drijf met allo lasten en risico daaraan ver bonden? zeer zeker door velen in eerst- genoemden zin worden beantwoord-" Dan betoogt de schrijver, dat zelfs de Ne derlandsche Bank ondankB al haar kennis en ervaring er wol eens inloopt en hij ein digt zijn eerste artikel in deze zaak aldus: „Welnu, het gevaar daarvoor bij een Staatsbank acht ik oneindig hoogor, juist omdat, zooals ik reeds opmerkte, een der eerste eiechen, die aan zulk een instelling zal worden gesteld, wel deze zal zijn, dat zij het berrein ha.rer werkzaamheden veel zal moeten uitbreiden. Immers, waarom zouden niet de kleinste steden, ja zelfs de dorpen des lands op een Bankkantoor aanspraak maken?" In zijn jongste nummer schrijft het Land- bouiD-WeeJcUad o. a. In den laatste® tijd word herhaaldelijk door iemand, drie niet genoemd wil zijn, maar die het volle vertrouwen van het Rijks- landbouw-p roefstabion bezit, een monster moei bij die inrichting ingezonden, dat volgons zijn mededeeling afkomstig is uit geheole waggonladingon en dienst moet doen om tusschon ander meel (tarwebloem bijv.) gemengd te worden. Bij onderzoek bleek hot te bestaan uit gemalen gips. Het is zelfs voor iemand, dio niet aan scheikunde heeft gedaan, zeer gemakkelijk een dergelijke vervalsohing, die men nu denkelijk in allerlei meelsoorten voor men- scholijk gebruik of voor veovoodor zal aan treffen, op te speuren. Het is namelijk voldoende een bepaald gowicht van meel te verbranden. Indien er meer dan enkele wed- nigo prooenten asoh overblijft, is do bijmen ging van gips of iets dergelijks reeds be- Boter is het echter, een zoodanig onder zoek aan een proefstation of dergelijke in stelling te laten doen. Het gevaar is niet gering. Er schijnt te Botterdam te zijn verteld, dat nog 12 wag gon ladingen van hetzelfde goed, n.b. uit Italië, moesten arrivoeren, en dat do bij menging vooral diende bij meel, dat tot poffertjes werd verwerkt. Omdat hot dus in eerste lijn geen land bouwbelang geldt, maar het belang dor men- schelijke gezondheid, wordt deze waarschu wing opgenomen. Dan zullen allicht de laboratoria voor onderzoek van levensmiddelen een oogje in het zeil houden en heb publiek voor een rampzalige vervalsohing weten te vrijwaren. De Nieuwe Courant wijst op do volgende manier op eeq lacuno in het ontwerp van wot, regelende den aanleg, de exploitatie en het gebruik van telegrafen en te lephones „Een voorschrift als van art. 159 der Grondwet, bepalende, dat hot geheim dor aan de post of andere openbare instelling van vervoer toevertrouwde brieven on schendbaar is, behalve op last des rechters, in de gevallen in de wet omschreven ont breekt nog altijd voor dc telegraphic en de tolephonie. Men herinnert zich do beruohto zaak Haas-Van Hall, waarin op last van den Minister van Waterstaat door de admini stratie der Rijkstelegraaf gewisselde tele grammen (voor de beklaagden van zeer be- zwarenden aard) aan de justitie waren overgegeven. Dat zoo iets, zonder dat do wet er toe machtigde, kon geschieden, bewijst de nood zakelijkheid van een ondubbelzinnig voor schrift ook ben aanzien van telegrammen on tolophonische gesprekken. Moge de Volks vertegenwoordiging, door hot gebeurde ge leerd, er voor zorgen, dat de nieuwe wet niet in het Staatsblad verschijno /.onder de aan vulling, dat ook bo dezen aanzien het ge heim onschendbaar zal rijn tegenover een ieder, »ehoudon8 „op last des rechters, in de gevallen in de wet omsc*..reven." De St-andaard bevatte een met V. onder teekend hoofdartikel, dat tot opschrift had Aooijns op gedistilleerd. In een noot onder het artikel teekent de Redactie aan „De meening, die er in wordt ontwikkeld, wijkt nogal at' van wat in onze kringen op dit stuk wordt voorgestaan. Ook daarom ia het wellicht niet ongowensoht, onze lezers er mede in kennis te stellen." Do inhoud komt hierop neer Door accijnsvorhooging werkt de Staat mee misschion wel niet tot het tegengaan van ge bruik, maar stellig tot het niet onuelangrijk inkrimpen van het aantal fabrieken, waarin het gedistilleerd wordt gestookt. Hierdoor wordt later de sluiting of tegen taxatie overneming van de nog enkele ovor- gebleven fabrieken gemakkelijker gemaakt. Het spreekt vanzelf dat, als eenmaal de ver vaardiging hier te lande verboden wordt, eveneens bepalingen moeten worden gemaakt om den invoer te verbieden en den doorvoor ondor goede contróle te regelen. Het blad geeft daarna statistieken ten be wijze, dat het aantal fabrieken steeds is af genomen naarmate het accijnsbedrag hoogor werd. Maar om tot een beduidende vermindering in aantal te komen, zou dc accijns zeer sterk moeten verhoogd worden. Indien men eens kon besluiten om in plaats van f 70 f 100 accijns te vorderen van elke 100 L. ad 60 pCt. cn het invoerrecht, dat thans bedraagt f 3.60 voor elke 100 L. ad 50 pCt., verhoogde tot bijv. f 30, er zouden dan heel wat brandorijen moeten slu-iten en hot getal distilleerderijen zou niet vormeer- deren. Er zijn wel menschen, zegt de heer V., die zouden wenschen,, dat de Regeering den ac cijns op het gedistilleerd geheel prijs gaf. Zij moest dat gold, waaraan zooveel ellende kleeft, niet willen hebben om het budget goed te maken, Maar men bedenke wel, dat het gevolg daarvan zou zijn het vervallen van allo thans bestaande beperkende bepa lingen en het verrijzen van tal van brando rijen en brandcrijtjes. Want het gedistil leerd zonder acoijns kost slechts /II 13 de 100 liter ad 50 pCt. Men is dan niet meer gebonden aan de inrichtingsbepalingen, en do ketel, die thans minstens 500 liter moet bevatten, kan dan eiken inhoud hebben. De grondstof aardappelen is zeer goedkoop cn gemakkelijk verkrijgbaar ovenzoo hot afval der beetwortelsuikerfabriekcn. Des schrijvers slotsom is: Hoe hooger do accijns wordt, hoe minder branderijen; waardoor do algeheel© sluiting of overne ming door den Staat mettertijd gemakkelij ker zal gaan, Dc Nederlander vraagt, of het niet hoog tijd is, dat eindelijk eens het oog des wetge vers worde gevestigd op het steeds voort woekerende kwaad der zaakwaarneme- r ij- Onbekwaamheid is niet het voornaamste verwijt tegen den zaakwaarnemer in 't alge meen. Zijn tekortkomingen vindt het blad vooral op zedelijk gebied. Meestal gewezen bedienden van advocaten, procureurs, deurwaarders of griffiers, heb ben de zaakwaarnemers gewoonlijk een leer school doorloopen, voordat zij zich aan do praktijk wijden. Ze hebben dikwijle de stage gehad, dio aan de meeste jonge advocaten ontbreekt. Voorliet behandelen van ingewik kelde rechtskwesties zijn zij geheel onge schikt. Zij missen wetenschap on zelfs do kennis der literatuur, maar zij hebben ge woonlijk menschen- en wereldkennis genoeg voor de kleine zaken, die aan de kantons be handeld worden. Een zokere mate van han digheid kan men hun niet ontzeggen en daar zij dagelijks aan de Kantongerechten komoi\, kennen zij dc eigenaardigheden der kanton rechters, waarvoor zij optreden. Zij weten nauwkeurig, hoe do eon en hoe do ander moet worden aangepakt; hoe de een en hoe do ander ovor de kwestie denkt. En daar hot sucoes in reohten van dergelijke kleinig heden kan afhangon, zijn zij voldoende voor hot Kantongereoht berekend, hoewol sommi gen hunner nauwelijks lezen of schrijven kunnen - Een zaakwaarnemer 6laat voor niets. Hij ontbindt huwelijken door echtsoheiding, hij maakt authentieke akten va® af zestig cents, hij voorkomt faillissement, hij geeft raad Ln alle mogelijke zaken en kweeties, redt uit de moeilijkste omstandigheden, maakt testa menten, inventarissen on boedelscheidingen, cn is in één woord een sleutel ,die op alle aioten past. Voor het gros der zaakwaarnemers is de rechtspraktijk vóór alles een handelszaak. Het is ook geen zeldzaamheid, dat de zaak waarnemer, mcenende in den winkel te staan, annonoeert, dat hij zal zorgen voor prompte uitvoering van ontvangon orders en voor nette en oivielo bediening. De wijze, waarop zeer vele zaakwaarnemers reclame maken, past alleen in het kader van handel on industrie. Zij verklaren rabat te geven bij meerdere zaken te golijk, zeggen dat nie mand zoo goedkoop is als zij, kunnen gun stige getuigschriften overleggen, noemen hun honorarium provisie, publiceeren gehoe- lo prijscouranten en tarieven en bevelen zich zelf aan op een wijze, die tot nu toe in Ne derland door degelijke roohtegeleerden in strijd met hun waardigheid en den ernst van hun beroep is geacht. Wie van deloyale conourrentio spreekt, mag ook wel eens op do zaakwaarncmerij het oog gevestigd houden. Het recht om met den advocaat mede te dingen wil het blad den zaakwaarnemer niet ontzeggen, maar hij doo het op een eerlijke en ridderlijke wijze. Het zou ook meent het blad ornstig overweging verdienen, ook den zaakwaarne mer met een deel dor pro-deo-zaken te be lasten. Mr. N. G. Piereo® eokrijft in Dc Econo mist een kort stuk over de woningwet, dat gevolgd zal worden door uitvoeriger beschouwingen over do vele en belangrijke economische vragen, dio zich bjj de toepas sing dozer wet zullen voordoen. Ditmaal be toogt de schrijver alleon, dat met do invoe ring der woningwet nog niet veel bereikt zal zijn, wanneer niet het besef doordringt, dat do woningtoestanden in role plaatsen van ons land verbetering noodig hebben en dat deze verbetering niet is aan te brengen, wanneor er geen menschen zijn, dio van haar noodzakelijkheid overtuigd zijn en die do zaak wakker wille® aanpakken. ,,De wet van 1901 schiep een mechanis me", zegt nir. Piereon; „wij zullen dat me chanisme in beweging moeten brengen, en hot door onafgebroken workzaamhoid in be weging moeten houden". De wetgever gaf vcdo be.valingen, die do nakoming van zijn voorschriften moesten waarborgen, maar alles zal afhangen van do wijze, waarop die bepalingen door gezondheidscommissies, gomeonteraden, colleges en Gedeputeerde State®, de Regeering, enz. worden opgevat en uitgevoerd. „Van do perronen hangt het af, hoo de loop dor. dingen zal zijn'. Omtrent sommige oisehen van bewoonbaarheid bijv. kunnen voorschriften worden gegeven. Zullen do gemeenteraden zo geve® Zoo ook met do bepalingen omtrent be schikking over grond en gebouwen, en be schikking ovor gold. Ton opzichte daarvan geldt ook: „Do gemeente is hior tot handelen bevoegd, geenszins vorplicht; daarenboven zal het niet van haar alleen afhangen, of bestaande voroonigingon voor hot bouwen en verbote ren van arbeiderswoningen haar werkzaam heden willen uitbreiden, na haar statuten in overeenstemming to hebbe® gobraoht met do wettelijk o voorschriften en de uaarop gogrondo 1 opalingon in het Koninklijk Be sluit van 23 Juli 1902, en of nieuwe vereeni- gingon zich voor dat doel zullen vormen. Dit zal in de eerste plaats afhangen van de gezindheid der burgerij, van de levendig heid barer belangstelling in de oplossing va® het woningvraagstuk. Ik kom dus ook langs dezen weg tot dezelfde slotsom. Do nieuwe wel roept ons op tot werken en strijden. Degenen, die warm zijn voor de zaak, zullen va® hun warmte blijk moeten gewon, 1® woorden en in daden. Op die plaatsen, waar dit nog niet is gedaan en hoo groot is niet haar getal l zal men de woningtoestanden moeten bloot loggen, en dan zullen er dingen voor den dag ko men, me® kan er zeker va® zijn, die zelfs de® oudste® inwoners dier plaatsen de ha ren doen te borgen rijzen". Dab dit laatst» hot geval is, bewijst mr. Piereon nog uit het werk van de® burge meester va® Middelharnifl, den heer Uil® J. Mija, die do woningen in zijn gemeente onderzocht en daarvan eon verslag publi ceerde, dat allerdroevigst» toestanden bloot- Zegde. Een adres betreffende artikel 8. De laatst» jaren liebbon meerdere Neder landers, dio predikant in de N.-H. Kerk wensohton to worden, vooral om aan 't zware toelatings examen tot de Universiteit to ont komen, gebruik makende va® cou leemt» iu do kerkelijke wetgeving of van een verkeer- de uitlegging er van. in Geneve en Montau- ban gestudeerd. De Synode zag dit tot nu 1 too lijdelijk aan. Nu is 'l volgende ad ros, waartoe do onmiddellijke stoot gegeven is 1 door het sterk verminderd aantal to Utrecht ingeschreven theologen, voorzien van 77 J handteokeningen van studenten in de God geleerdheid to Utrecht, aan dc Alg. Syno dale commissio verzonden. Verschillende predikanten betuigden er instemming medo.- „Geven met gepasten eerbied te konnen, do ondergeteekendon, allen studenten in dc godgeleerdheid aan do Universiteit te Utrecht, dat in do laatst» jaren herhaaldelijk Ne derlanders, dio in 't buitonland gestu deerd hebben, volgens art. 8 van het Regl. op liet Examen, tot do Evangeliebediening in do N.-1I. Kerk zijn toegelaten. dat op het oogenblik o. a weder ecnigó jongelieden, No dorian dors met b ui- ton land scho opleiding door een secun dus-lid van een Prov. Kerkbestuur voor hot examc® ter toelating t»t de Evangeliebedie ning wordon afgericht en dot o. a. oen Evangelist, die niet anders dan lager onder wijs genoten on 't examen van godsdienst onderwijzer afgelegd heeft, lessen neemt in de oude talc® met 'tdool om over 't buiten land toegelaten te worden tot do Evangelie bediening in onze Kerk; dat naar hun boschoiden meaning door do Prov. Kerkbesturen gehandeld wordt in strijd mot nrt.8 alinea 2 v. h. Regl. op het Ex., waar kennelijk bedoeld worden bui tenlanders, waartoo anders do vrijstel ling van do geschiedenis der Ohr. Zending on hot N.-H. Kerkrecht; dat hot zeer zekor do bedoeling van den wetgever niet geweest is voor Nodor- 1 anders een gemakkelijker weg ope® l» stelle®, dan den, volgens het Reglement, in ons land aangewezenen dat hierdoor wordt te kort gedaan aan liet recht, niet in de eerste plaats van de onder geteekenden, dio het veelcischende Loela- tingsexamo® tot de Universiteit hebben af t» loggen, verder het zwaardere candidaats- examon in de godgeleerdheid en het Kerke lijk voorbereidend examen, welke oxair.ens genoemde pei'sonen ontduiken, maar vooral van do N.-H. Kork zelve, daar imnvr gemeente hot recht heeft, vnn hare lee een wetenschappelijke opleiding en ontwik keling to cischon, waarvan bij bcdocldo jongelieden ook bij hot proponent.4-xair.^ri niets behoeft to blijken, ook daar ij kun nen kiezen, waar zij het willen afleggen en in 'tbuitenland hij vroomdolingo met examens de hand gelicht wordt dat in Montauban o. «o., waar meerderen opgeleid worden, oen z.g. „erkende univei -iteit", geen inleiding O. en N. T.Ethiek Dogmongeseh-nis en Encyclopaedic on derwezen worden redenen, waarom zij Uwe vergedig dringend verzoeken, ton spoedigste, im mers voor November aanstaande, aan ge noemd onrecht een einde to make®, door te handhaven art. 8. v. h. Re.gl. op hot Ex. en daardoor voor alle Nederland -ra voortaan dezelfde cischcn to stellen. De toren te Monster. Naar aanleiding van het door den Ru I der gemeente Monster gedna® verzoek i Rijkssubsidie in de herstellingskosten van don toren aldaar is vanwego het Departe ment van Binnonlandscho Zaken oen onder zoek omtrent do historische cn architectoni sche waarde van don toren ingesteld. Dit onderzoek heeft tot resultaat gehad, dat men hier to doen heeft met een belang rijk monument, dagteckonend uit het cindo dor 14de of hot begin der 15do eeuw, waar van het behoud zonder eonigon twijfel van groot belaDg moot worden geacht Een grondige herstelling in den oorsprong kol ij ken toestand is zeer wel mogelijk en een subsidie daarvoor is zeker verantwoord, zoo schreef do Minister. De „honderdjarige" gast. 8) „Ik geof het toe, lieve man, het is dwaas heid. Maar or mocht ons kind ln den n iventstyd overkomen, wat wil, men zou ai.ijdja, enkel de gedachte er aan zou, als Rika bijv. ook maar even onpasselijk werd, de kwaal erger kunnen maken. En hoewel ik niet aan spoken geloof en ofschoon Rika er om lacht, zouden wy toch by v. niet gaarne 's nachts door de kerk willen loopen. De mensch is nu eenmaal zoo. Stel de verloving tot na dien fatalen tyd uit. Na den Advent hebben de jongelui nog honderd jaar tyd om elkaar to zien, om verloving en bruiloft te vieren. Waarom dan nu zoo'n haast gemaakt? Wat hindert een uitstel van weinige weken?" „Schaam je, mamal Yerg geen dwaasheden van my 1 Juist daarom, omdat hot volk zoo met dien honderdjarigen gast solt, moet Rika thans verloofd worden. Men moet een voorbeeld geven. Het is voor ons plicht en zoo al voort. Zien de menschen in de stad, dat wy ons aan geen honderdjarigen gast storen; dat wy onze dochter vorlovon in weerwil van allo gebabbel; dat Rika haar hoofd behoudt en niemand haar den hals omdraait, dan ls dat domme bygeloof voor altyd den hals omgedraaid. Den menschen enkel voorspreken: Weest nu eens verstandig, doet boete, wordt vroom 1 dat helpt allemaal niets, doch flink er op los, een voorbeeld gesteld 1" „Verondersteld echter, papa, je kind ia je toch ook lief, verondersteld nu, ziet ge, honderd jaar geleden moet toch, luidens het kerkeboek, het eeo of ander ongeluk ge beurd zyn, het moge wezen, wat het wil; misschien waren er destydB ook menschen, die zich over de oude sago hoenzetten, nu, wy zullen het ook doen. Maar wanneer go nu de verloving juist ln dezen boozen, beruchten adventstyd van dit honderdste jaar wilt doen vallen, en, wat God verhoede l het gebeurde dan, dat. Haiti ge wilt toch niet zeggen... Rika's gezicht in den nek? Ik mag aan dien inval des duivels niet denken, of.Biyf my daar mee van het ïyf, zeg lk." „Neen. Maar, gesteld nu eens, mynheer von Hammei kwam in deze beruchte dagen, by dit winterachtig weer tot ons, stel Je voor, ziekeiyk als hy is, naar hy sohryft; nu kon toch het weer op een verre reis, by slechte wegen, zyn ongesteldheid doen ver ergeren. Gesteld, wy kregen een zieken, misschien ten laatste een dooden gast1); ik ys er van het woord uit te spreken. En dan die door het bygeloof aangewezen advents- tyd van dit jaardoor jouw eigenzinnig heid dit bygeloof bevestigd;Vriend, bedenk het toch well" Mynheer Brands scheen nadenkend te wor den en bromde eindelek: „Mama, lk begryp niet, hoe ge altyd op gedachten komt, die anders in niemanda hersens plaats vinden. Hoe zei je ook weer? Ge hadt dichter moeten worden en zoo al voort. Ik kan het trouwens jelui allemaal aanzien, dat ge door die apery van de Bergheimer adventsdagen bezeten zyt. Jelui bent het allemaal, gy, Rika, zelfs de kapitein, die toch soldaat meent to zyn, do kassier, de boekhouder, de opzichter.alle maal, zeg ikl Maar niemand wil het weten. Foeil" Zoo weid de beid der sage ook wel genoemd. „Als dat zoo ls, waaraan ik echter toch byna twyfol, dan ls het de plicht van een verstandig huisvader, heel eenvoudig een voor oordeel te ontzien, dat niemand schaadt." „Alle gekheid schaadt. Daarom geen pardon oorlog, verklaarde oorlog l Sedert Rika's ver- Jaardag gaat en loopt hier in huis alles zoo verbluft, alsof het laatste oordeel aanstaande is en zoo al voort 1 De duivel heeft het sprookje van den honderdjarigen gast uitge vonden. Het biyft, zooals bepaald is, mamal Er wordt niets veranderd. Ik ben onver murwbaar." Zoo sprak de heer Brands en liep de kamer uit. Intuaschen bleef het by hem toch niet zoo heelemaal by bet oude. Het gesprek had in hem een angel achtergelaten. Hy vond, dat het, ter wille van den lieven huisvrede beter kon zyn, de plechtige verloving tot Kerstmis uit te stellen. Hy beminde zyn dochter te zeer, en deze liefde bracht hem op allerlei bezorgdheid, byv. dat de duivel toch op de een of andere manier zjjn slag zou slaan, en dan zou men het aan den honderdjarigen gast toeschryven. Hoe meer de eerste Zondag van den Advent naderde, des te ongezelliger werd het hem daarby te moede, en wel ls waar tegen zyn wil. Hy begon te wenschen, dat zyn toekomstige schoonzoon voorloopig toch maar moest wegbiyven. De schrik voer hem door de leden, toen hot weder geheel ophelderde en de volle, warme zonneschyn de aarde bestraalde, alsof de laatste helft van den herfst nog een schoonen nazomer ten geschenke wilde geven. Hy liep nu even yverig naar den barometer en klopte er tegen, om het kwikzilver weer te doen dalen. Tot zyn verwondering bespeurde hy, dat mama, dat Rika het vroegere goede humeur met het mooie weer terug hadden gekregen, de commandant eveneens, en dat ten laatste allo huisgenooten weer net waren als voorheon. Hy alleen kon dit niet van zlchzelven getuigen. IX. Mevrouw Brands had wel gemerkt, dat Rika nogal wat op het aanzoek van den ryken bankier had aan te merken, en dat de com mandant, meer dan strikt noodig was, in heur hart de commandant, was geworden. Niet om hem, hoe lief hy haar ook was, te begunstigen, doch om elke overyiing en het mogelykerwyze daaruit voortkomende ongeluk te verhoeden, trachtte zy nu de formeele ver loving van den bankier met haar dochter te vertragen. Zy verlangde, dat de jongelui elkaar eerst zouden leeren kennen; Rika moest zich eerst aan het voor haar bestemde lot ln gedachten leeren gewennen. Bovendien moest men ook eerst nog eens naspeuren, of de heer von Hammei door zyn hart dat van Rika wel verdiende. Daarom had do zorgzame moeder, ofschoon haar man de afspraak met zyn ouden vriend tot op don verjaardag zeiven voor haar geheim gehouden had, hem niet in zyn keuze tegengewerkt, geen enkel verwyt godaan. Zy kende Brands te goed; tegen spraak zou slechts uitgewerkt hebben, dat hy de zaak nog sterker had doorgezet. Daarom ook knoopte zy het ln het vorige hoofdstuk vermelde gesprek met hem aan en begon op zyn gemoed te werken, met het voor haar zoo biyde resultaat, dat haar woorden niet zonder uitwerking bleven. Daarom ook had zy, reeds op den avond van den verjaardag, aan een vriendin in de residentie om inlich tingen geschreven aangaande het gedrag, enz. van den ryken bankierszoon. Het antwoord kwam op denzolfden dag, toon hot mooie weer den lieer Brands don schrik op den bals jaagdo. Do jongo Hammel word In den brief dor vriendin als een dor rechtschapenste mannen afgeschilderd, die ieders achting genoot en tot dusverre ook ieders leedwezen gaande gemaakt had, niet alleen, omdat by altyu zeer ziekeiyk was geweest, doch ook, omdat hy steeds in Bchier slaafsche afhankoiykhoid tegenover zyn ouden, knorrlgen, wonderiykcn en glorlgen vader gestaan had. Sedort oenigo weken echter, schroef zy, had do jongo man allo zaken van den oudo overgenomen. Deze trok zich nu op zyn buitenplaats torug, omdat hy de zwakhedon van don ouderdom begon to voelen, slecht hoorde en zelfs door oen bril niet meer zien kon. Deze aangename tydingen bezorgden by mevrouw Brands mooi weer. Een andoro omstandigheid bracht het mooie weor voor Rika on den commandant op den- zeilden dag. Waldmann was namoiyk, op verzoek van mama Brands, naar Rika's kamer gegaan. Het meisje zat aan het venster, met het voorhoofd op de nieuwo harp gelound, die zy voor zich had. „Juffrouw, mama wonscht te welon, of u pleizier heeft met dit mooio weor samen een rytoertje naar buiten te maken?" Rika antwoordde niet, doch (haalde het gezicht nog meer van hom af, naar het venstor toe. (Wordt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5