W- ïföHmt
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Anno 1902.
f ï>o heer H. de Jong echrijft in Het Va-
'herland over hefc Bankootrooi, een
quacsbie, welke dra in do Kamer aan de
orde zal komen. Hij meent, dab de regeling
dor Bankquacetie zal neerkomen op een
Verlenging van de overeenkomst met de Ne
der landsohe Bank; hij gelooft echter tevens,
dat deze verlenging vele bestrijders zal vin
den en dat de vraag ernstig ter sprake zal
komon betreffende de voorkeur van particu
liere of Staatsbank.
Aan de hand der geschiedenis beweert do
heer De Jong, dat er heel wat valt af to
dingen op de stelling, dat do Nederlaaidsche
Bank steeds aan haar roeping heeft beant
woord.
■De heer De Jong gaat dan de voornaam
ste bepalingen na van de wet van Augustus
1883, waarbij het octrooi is verlengd tot
1804, en beschouwt do vordeeling van de
winst tussohen Bijk en aandeelhouders, re
kening houdende met een billijke ronte voor
het aandeel en-kapitaal. Zijn berekening is
dan als volgt:
,,dat de Staat in dat tijdperk genoot een
winst van 101/4 millioen, do aandeelhou
ders een winet van 22 3/4 millioen, of ge
middeld per jaar 11/4, resp. 1 3/4 millioen
gulden. Mot andere woorden: de Staat ge
noot 5/12, de Bank 7/12 der winst. Hierbij
mag echter billijkheidshalve niet uit het oog
worden verloren, uat de 5/12, do r don Staat
genoten, een zuivere winst was, daarente
gen onder do 7/12 dor Bank begrepen is de
rente van haar bedrijfskapitaal (20 millioen
gulden aandeelen 5 millioen gulden reserve).
Trekt men dus van het winstcijfor der
aandeelhouders ad 22 3/4 millioen af de
rente over 25 millioen tegen 4 pCt.
/s jaars, dat is over 13 jaar f 13 millioen,
'dan bedroeg liet notto-winstoijfer, dat is
het extra-dividend der aandeelhouders over
'dat tijdperk 9 3/4 millioen, of gemiddeld
per jaar ruim 3/4 millioen gulden. Zuivor
gesteld werd dus van het gemiddeld jaar-
lijksoh winstcijfor ad f 3 millioen genoten:
'door de aandeelhouders 1 millioen aan
irento, 3/4 millioen aan extra-dividond, door
den Staat 1 1/4 millioen winst."
Waarom, zoo vraagt do h:er De Jong,
,,aan een particuliere instelling het rooht
toegekend, tot de uitgifte en het in-omloop-
brengen van bankbiljetten iDc winst, hier
uit voorbvlooiend kan toch do Staat zelf
t>en goede dor gemeenschap doen komen. Hij
gaat dan voort met te berekenen, dat indien
In 1888 het Octrooi der Nederlandsche Bank
was ingetrokken cn een Staatsbank opge
richt, terwijl dan tevens allo omstandighe
den dezelfde waren gebleven, de Staat 7 1/2
ton meer wins#-zou behaald hebben dan nu
over het dertienjarig tijdvak. Hij zegt dan:
„Stond het vast, dat allo omstandighe
den gelijk gebleven waren, de voorstanders
der Staatsbank hadden gelijk. Maar juist
dat is aan ernstigen twijfel onderhevig:
In do eerste plaats heeft men toch dc
vraag te stollen of een Staatsbank al dade
lijk na haar oprichting, zoo maar ineens
hetzelfde standpunt zou kunnen innemen,
waarvoor de Nederlandsche Bank, om het
te veroveren, een menschen leef tijd noodig
had? Of zij al dadelijk oven voordeolig en
tevens even voorzichtig zou werken? Of niet
gevaar bestaat, dat. door de altijd toenemen
de eisohon, die aan Staatsinstellingen in het
algemeen warden in het bijzonder aan de
Staatsbank wel zullen worden gestald, do
ito verkrijgen winsten merkbaar zullen ver
minderen
Alléén indien de voorstanders eener
Staatsinstelling van deze drie vragen de
beide eerste beslist bevestigend, do laatste
qven beslist ontkennend durven beantwoor
den, alleen Aan zou het grooter voordeel,
'door een StnaAsbank ton bate der schatkist
te verkrijgen, vaststaan. Zoo niet, dan zou
de vraag: w*t verdient in 'a lands belang
voorkeur: een bate van 1 1/4 millioen, ver
kregen zonder dat men als het ware een
hand er voor behoeft uit to rteken dan
alleen om het sommetje in ontvangst, te ne
men of een bate van 2 millioen verkre
gen door het uitoefenen van heb Bankbe
drijf met allo lasten en risico daaraan ver
bonden? zeer zeker door velen in eerst-
genoemden zin worden beantwoord-"
Dan betoogt de schrijver, dat zelfs de Ne
derlandsche Bank ondankB al haar kennis
en ervaring er wol eens inloopt en hij ein
digt zijn eerste artikel in deze zaak aldus:
„Welnu, het gevaar daarvoor bij een
Staatsbank acht ik oneindig hoogor, juist
omdat, zooals ik reeds opmerkte, een der
eerste eiechen, die aan zulk een instelling
zal worden gesteld, wel deze zal zijn, dat zij
het berrein ha.rer werkzaamheden veel zal
moeten uitbreiden. Immers, waarom zouden
niet de kleinste steden, ja zelfs de dorpen
des lands op een Bankkantoor aanspraak
maken?"
In zijn jongste nummer schrijft het Land-
bouiD-WeeJcUad o. a.
In den laatste® tijd word herhaaldelijk
door iemand, drie niet genoemd wil zijn,
maar die het volle vertrouwen van het Rijks-
landbouw-p roefstabion bezit, een monster
moei bij die inrichting ingezonden, dat
volgons zijn mededeeling afkomstig is uit
geheole waggonladingon en dienst moet doen
om tusschon ander meel (tarwebloem bijv.)
gemengd te worden. Bij onderzoek bleek hot
te bestaan uit gemalen gips.
Het is zelfs voor iemand, dio niet aan
scheikunde heeft gedaan, zeer gemakkelijk
een dergelijke vervalsohing, die men nu
denkelijk in allerlei meelsoorten voor men-
scholijk gebruik of voor veovoodor zal aan
treffen, op te speuren. Het is namelijk
voldoende een bepaald gowicht van meel te
verbranden. Indien er meer dan enkele wed-
nigo prooenten asoh overblijft, is do bijmen
ging van gips of iets dergelijks reeds be-
Boter is het echter, een zoodanig onder
zoek aan een proefstation of dergelijke in
stelling te laten doen.
Het gevaar is niet gering. Er schijnt te
Botterdam te zijn verteld, dat nog 12 wag
gon ladingen van hetzelfde goed, n.b. uit
Italië, moesten arrivoeren, en dat do bij
menging vooral diende bij meel, dat tot
poffertjes werd verwerkt.
Omdat hot dus in eerste lijn geen land
bouwbelang geldt, maar het belang dor men-
schelijke gezondheid, wordt deze waarschu
wing opgenomen.
Dan zullen allicht de laboratoria voor
onderzoek van levensmiddelen een oogje in
het zeil houden en heb publiek voor een
rampzalige vervalsohing weten te vrijwaren.
De Nieuwe Courant wijst op do volgende
manier op eeq lacuno in het ontwerp van
wot, regelende den aanleg, de exploitatie
en het gebruik van telegrafen en te
lephones
„Een voorschrift als van art. 159 der
Grondwet, bepalende, dat hot geheim dor
aan de post of andere openbare instelling
van vervoer toevertrouwde brieven on
schendbaar is, behalve op last des rechters,
in de gevallen in de wet omschreven ont
breekt nog altijd voor dc telegraphic en de
tolephonie.
Men herinnert zich do beruohto zaak
Haas-Van Hall, waarin op last van den
Minister van Waterstaat door de admini
stratie der Rijkstelegraaf gewisselde tele
grammen (voor de beklaagden van zeer be-
zwarenden aard) aan de justitie waren
overgegeven.
Dat zoo iets, zonder dat do wet er toe
machtigde, kon geschieden, bewijst de nood
zakelijkheid van een ondubbelzinnig voor
schrift ook ben aanzien van telegrammen on
tolophonische gesprekken. Moge de Volks
vertegenwoordiging, door hot gebeurde ge
leerd, er voor zorgen, dat de nieuwe wet niet
in het Staatsblad verschijno /.onder de aan
vulling, dat ook bo dezen aanzien het ge
heim onschendbaar zal rijn tegenover een
ieder, »ehoudon8 „op last des rechters, in de
gevallen in de wet omsc*..reven."
De St-andaard bevatte een met V. onder
teekend hoofdartikel, dat tot opschrift had
Aooijns op gedistilleerd.
In een noot onder het artikel teekent de
Redactie aan
„De meening, die er in wordt ontwikkeld,
wijkt nogal at' van wat in onze kringen op
dit stuk wordt voorgestaan. Ook daarom ia
het wellicht niet ongowensoht, onze lezers er
mede in kennis te stellen."
Do inhoud komt hierop neer
Door accijnsvorhooging werkt de Staat mee
misschion wel niet tot het tegengaan van ge
bruik, maar stellig tot het niet onuelangrijk
inkrimpen van het aantal fabrieken, waarin
het gedistilleerd wordt gestookt.
Hierdoor wordt later de sluiting of tegen
taxatie overneming van de nog enkele ovor-
gebleven fabrieken gemakkelijker gemaakt.
Het spreekt vanzelf dat, als eenmaal de ver
vaardiging hier te lande verboden wordt,
eveneens bepalingen moeten worden gemaakt
om den invoer te verbieden en den doorvoor
ondor goede contróle te regelen.
Het blad geeft daarna statistieken ten be
wijze, dat het aantal fabrieken steeds is af
genomen naarmate het accijnsbedrag hoogor
werd.
Maar om tot een beduidende vermindering
in aantal te komen, zou dc accijns zeer sterk
moeten verhoogd worden.
Indien men eens kon besluiten om in
plaats van f 70 f 100 accijns te vorderen van
elke 100 L. ad 60 pCt. cn het invoerrecht,
dat thans bedraagt f 3.60 voor elke 100 L. ad
50 pCt., verhoogde tot bijv. f 30, er zouden
dan heel wat brandorijen moeten slu-iten en
hot getal distilleerderijen zou niet vormeer-
deren.
Er zijn wel menschen, zegt de heer V., die
zouden wenschen,, dat de Regeering den ac
cijns op het gedistilleerd geheel prijs gaf.
Zij moest dat gold, waaraan zooveel ellende
kleeft, niet willen hebben om het budget
goed te maken, Maar men bedenke wel, dat
het gevolg daarvan zou zijn het vervallen
van allo thans bestaande beperkende bepa
lingen en het verrijzen van tal van brando
rijen en brandcrijtjes. Want het gedistil
leerd zonder acoijns kost slechts /II 13
de 100 liter ad 50 pCt. Men is dan niet meer
gebonden aan de inrichtingsbepalingen, en
do ketel, die thans minstens 500 liter moet
bevatten, kan dan eiken inhoud hebben. De
grondstof aardappelen is zeer goedkoop cn
gemakkelijk verkrijgbaar ovenzoo hot afval
der beetwortelsuikerfabriekcn.
Des schrijvers slotsom is: Hoe hooger do
accijns wordt, hoe minder branderijen;
waardoor do algeheel© sluiting of overne
ming door den Staat mettertijd gemakkelij
ker zal gaan,
Dc Nederlander vraagt, of het niet hoog
tijd is, dat eindelijk eens het oog des wetge
vers worde gevestigd op het steeds voort
woekerende kwaad der zaakwaarneme-
r ij-
Onbekwaamheid is niet het voornaamste
verwijt tegen den zaakwaarnemer in 't alge
meen. Zijn tekortkomingen vindt het blad
vooral op zedelijk gebied.
Meestal gewezen bedienden van advocaten,
procureurs, deurwaarders of griffiers, heb
ben de zaakwaarnemers gewoonlijk een leer
school doorloopen, voordat zij zich aan do
praktijk wijden. Ze hebben dikwijle de stage
gehad, dio aan de meeste jonge advocaten
ontbreekt. Voorliet behandelen van ingewik
kelde rechtskwesties zijn zij geheel onge
schikt. Zij missen wetenschap on zelfs do
kennis der literatuur, maar zij hebben ge
woonlijk menschen- en wereldkennis genoeg
voor de kleine zaken, die aan de kantons be
handeld worden. Een zokere mate van han
digheid kan men hun niet ontzeggen en daar
zij dagelijks aan de Kantongerechten komoi\,
kennen zij dc eigenaardigheden der kanton
rechters, waarvoor zij optreden. Zij weten
nauwkeurig, hoe do eon en hoe do ander
moet worden aangepakt; hoe de een en hoe
do ander ovor de kwestie denkt. En daar
hot sucoes in reohten van dergelijke kleinig
heden kan afhangon, zijn zij voldoende voor
hot Kantongereoht berekend, hoewol sommi
gen hunner nauwelijks lezen of schrijven
kunnen -
Een zaakwaarnemer 6laat voor niets. Hij
ontbindt huwelijken door echtsoheiding, hij
maakt authentieke akten va® af zestig cents,
hij voorkomt faillissement, hij geeft raad Ln
alle mogelijke zaken en kweeties, redt uit de
moeilijkste omstandigheden, maakt testa
menten, inventarissen on boedelscheidingen,
cn is in één woord een sleutel ,die op alle
aioten past.
Voor het gros der zaakwaarnemers is de
rechtspraktijk vóór alles een handelszaak.
Het is ook geen zeldzaamheid, dat de zaak
waarnemer, mcenende in den winkel te
staan, annonoeert, dat hij zal zorgen voor
prompte uitvoering van ontvangon orders
en voor nette en oivielo bediening. De wijze,
waarop zeer vele zaakwaarnemers reclame
maken, past alleen in het kader van handel
on industrie. Zij verklaren rabat te geven
bij meerdere zaken te golijk, zeggen dat nie
mand zoo goedkoop is als zij, kunnen gun
stige getuigschriften overleggen, noemen
hun honorarium provisie, publiceeren gehoe-
lo prijscouranten en tarieven en bevelen zich
zelf aan op een wijze, die tot nu toe in Ne
derland door degelijke roohtegeleerden in
strijd met hun waardigheid en den ernst van
hun beroep is geacht.
Wie van deloyale conourrentio spreekt,
mag ook wel eens op do zaakwaarncmerij het
oog gevestigd houden. Het recht om met den
advocaat mede te dingen wil het blad den
zaakwaarnemer niet ontzeggen, maar hij doo
het op een eerlijke en ridderlijke wijze.
Het zou ook meent het blad ornstig
overweging verdienen, ook den zaakwaarne
mer met een deel dor pro-deo-zaken te be
lasten.
Mr. N. G. Piereo® eokrijft in Dc Econo
mist een kort stuk over de woningwet,
dat gevolgd zal worden door uitvoeriger
beschouwingen over do vele en belangrijke
economische vragen, dio zich bjj de toepas
sing dozer wet zullen voordoen. Ditmaal be
toogt de schrijver alleon, dat met do invoe
ring der woningwet nog niet veel bereikt
zal zijn, wanneer niet het besef doordringt,
dat do woningtoestanden in role plaatsen
van ons land verbetering noodig hebben en
dat deze verbetering niet is aan te brengen,
wanneor er geen menschen zijn, dio van haar
noodzakelijkheid overtuigd zijn en die do
zaak wakker wille® aanpakken.
,,De wet van 1901 schiep een mechanis
me", zegt nir. Piereon; „wij zullen dat me
chanisme in beweging moeten brengen, en
hot door onafgebroken workzaamhoid in be
weging moeten houden". De wetgever gaf
vcdo be.valingen, die do nakoming van zijn
voorschriften moesten waarborgen, maar
alles zal afhangen van do wijze, waarop
die bepalingen door gezondheidscommissies,
gomeonteraden, colleges en Gedeputeerde
State®, de Regeering, enz. worden opgevat
en uitgevoerd. „Van do perronen hangt het
af, hoo de loop dor. dingen zal zijn'. Omtrent
sommige oisehen van bewoonbaarheid bijv.
kunnen voorschriften worden gegeven.
Zullen do gemeenteraden zo geve®
Zoo ook met do bepalingen omtrent be
schikking over grond en gebouwen, en be
schikking ovor gold. Ton opzichte daarvan
geldt ook:
„Do gemeente is hior tot handelen bevoegd,
geenszins vorplicht; daarenboven zal het
niet van haar alleen afhangen, of bestaande
voroonigingon voor hot bouwen en verbote
ren van arbeiderswoningen haar werkzaam
heden willen uitbreiden, na haar statuten
in overeenstemming to hebbe® gobraoht met
do wettelijk o voorschriften en de uaarop
gogrondo 1 opalingon in het Koninklijk Be
sluit van 23 Juli 1902, en of nieuwe vereeni-
gingon zich voor dat doel zullen vormen.
Dit zal in de eerste plaats afhangen van
de gezindheid der burgerij, van de levendig
heid barer belangstelling in de oplossing
va® het woningvraagstuk. Ik kom dus ook
langs dezen weg tot dezelfde slotsom. Do
nieuwe wel roept ons op tot werken en
strijden. Degenen, die warm zijn voor de
zaak, zullen va® hun warmte blijk moeten
gewon, 1® woorden en in daden. Op die
plaatsen, waar dit nog niet is gedaan
en hoo groot is niet haar getal l zal men
de woningtoestanden moeten bloot loggen,
en dan zullen er dingen voor den dag ko
men, me® kan er zeker va® zijn, die zelfs
de® oudste® inwoners dier plaatsen de ha
ren doen te borgen rijzen".
Dab dit laatst» hot geval is, bewijst mr.
Piereon nog uit het werk van de® burge
meester va® Middelharnifl, den heer Uil®
J. Mija, die do woningen in zijn gemeente
onderzocht en daarvan eon verslag publi
ceerde, dat allerdroevigst» toestanden bloot-
Zegde.
Een adres betreffende artikel 8.
De laatst» jaren liebbon meerdere Neder
landers, dio predikant in de N.-H. Kerk
wensohton to worden, vooral om aan 't zware
toelatings examen tot de Universiteit to ont
komen, gebruik makende va® cou leemt» iu
do kerkelijke wetgeving of van een verkeer-
de uitlegging er van. in Geneve en Montau-
ban gestudeerd. De Synode zag dit tot nu 1
too lijdelijk aan. Nu is 'l volgende ad ros,
waartoe do onmiddellijke stoot gegeven is 1
door het sterk verminderd aantal to Utrecht
ingeschreven theologen, voorzien van 77 J
handteokeningen van studenten in de God
geleerdheid to Utrecht, aan dc Alg. Syno
dale commissio verzonden. Verschillende
predikanten betuigden er instemming medo.-
„Geven met gepasten eerbied te konnen,
do ondergeteekendon, allen studenten in dc
godgeleerdheid aan do Universiteit te
Utrecht,
dat in do laatst» jaren herhaaldelijk Ne
derlanders, dio in 't buitonland gestu
deerd hebben, volgens art. 8 van het Regl.
op liet Examen, tot do Evangeliebediening
in do N.-1I. Kerk zijn toegelaten.
dat op het oogenblik o. a weder ecnigó
jongelieden, No dorian dors met b ui-
ton land scho opleiding door een secun
dus-lid van een Prov. Kerkbestuur voor hot
examc® ter toelating t»t de Evangeliebedie
ning wordon afgericht en dot o. a. oen
Evangelist, die niet anders dan lager onder
wijs genoten on 't examen van godsdienst
onderwijzer afgelegd heeft, lessen neemt in
de oude talc® met 'tdool om over 't buiten
land toegelaten te worden tot do Evangelie
bediening in onze Kerk;
dat naar hun boschoiden meaning door do
Prov. Kerkbesturen gehandeld wordt in
strijd mot nrt.8 alinea 2 v. h. Regl. op het
Ex., waar kennelijk bedoeld worden bui
tenlanders, waartoo anders do vrijstel
ling van do geschiedenis der Ohr. Zending
on hot N.-H. Kerkrecht;
dat hot zeer zekor do bedoeling van den
wetgever niet geweest is voor Nodor-
1 anders een gemakkelijker weg ope® l»
stelle®, dan den, volgens het Reglement, in
ons land aangewezenen
dat hierdoor wordt te kort gedaan aan liet
recht, niet in de eerste plaats van de onder
geteekenden, dio het veelcischende Loela-
tingsexamo® tot de Universiteit hebben af
t» loggen, verder het zwaardere candidaats-
examon in de godgeleerdheid en het Kerke
lijk voorbereidend examen, welke oxair.ens
genoemde pei'sonen ontduiken, maar vooral
van do N.-H. Kork zelve, daar imnvr
gemeente hot recht heeft, vnn hare lee
een wetenschappelijke opleiding en ontwik
keling to cischon, waarvan bij bcdocldo
jongelieden ook bij hot proponent.4-xair.^ri
niets behoeft to blijken, ook daar ij kun
nen kiezen, waar zij het willen afleggen
en in 'tbuitenland hij vroomdolingo
met examens de hand gelicht wordt
dat in Montauban o. «o., waar meerderen
opgeleid worden, oen z.g. „erkende univei
-iteit", geen inleiding O. en N. T.Ethiek
Dogmongeseh-nis en Encyclopaedic on
derwezen worden
redenen, waarom zij Uwe vergedig
dringend verzoeken, ton spoedigste, im
mers voor November aanstaande, aan ge
noemd onrecht een einde to make®, door te
handhaven art. 8. v. h. Re.gl. op hot Ex. en
daardoor voor alle Nederland -ra
voortaan dezelfde cischcn to stellen.
De toren te Monster.
Naar aanleiding van het door den Ru I
der gemeente Monster gedna® verzoek i
Rijkssubsidie in de herstellingskosten van
don toren aldaar is vanwego het Departe
ment van Binnonlandscho Zaken oen onder
zoek omtrent do historische cn architectoni
sche waarde van don toren ingesteld.
Dit onderzoek heeft tot resultaat gehad,
dat men hier to doen heeft met een belang
rijk monument, dagteckonend uit het cindo
dor 14de of hot begin der 15do eeuw, waar
van het behoud zonder eonigon twijfel van
groot belaDg moot worden geacht
Een grondige herstelling in den oorsprong
kol ij ken toestand is zeer wel mogelijk en een
subsidie daarvoor is zeker verantwoord, zoo
schreef do Minister.
De „honderdjarige" gast.
8)
„Ik geof het toe, lieve man, het is dwaas
heid. Maar or mocht ons kind ln den
n iventstyd overkomen, wat wil, men zou
ai.ijdja, enkel de gedachte er aan zou,
als Rika bijv. ook maar even onpasselijk werd,
de kwaal erger kunnen maken. En hoewel
ik niet aan spoken geloof en ofschoon Rika
er om lacht, zouden wy toch by v. niet gaarne
's nachts door de kerk willen loopen. De
mensch is nu eenmaal zoo. Stel de verloving
tot na dien fatalen tyd uit. Na den Advent
hebben de jongelui nog honderd jaar tyd om
elkaar to zien, om verloving en bruiloft te
vieren. Waarom dan nu zoo'n haast gemaakt?
Wat hindert een uitstel van weinige weken?"
„Schaam je, mamal Yerg geen dwaasheden
van my 1 Juist daarom, omdat hot volk zoo
met dien honderdjarigen gast solt, moet Rika
thans verloofd worden. Men moet een voorbeeld
geven. Het is voor ons plicht en zoo al voort.
Zien de menschen in de stad, dat wy ons aan
geen honderdjarigen gast storen; dat wy onze
dochter vorlovon in weerwil van allo gebabbel;
dat Rika haar hoofd behoudt en niemand haar
den hals omdraait, dan ls dat domme
bygeloof voor altyd den hals omgedraaid. Den
menschen enkel voorspreken: Weest nu eens
verstandig, doet boete, wordt vroom 1 dat
helpt allemaal niets, doch flink er op los, een
voorbeeld gesteld 1"
„Verondersteld echter, papa, je kind ia
je toch ook lief, verondersteld nu, ziet
ge, honderd jaar geleden moet toch, luidens
het kerkeboek, het eeo of ander ongeluk ge
beurd zyn, het moge wezen, wat het wil;
misschien waren er destydB ook menschen,
die zich over de oude sago hoenzetten,
nu, wy zullen het ook doen. Maar wanneer
go nu de verloving juist ln dezen boozen,
beruchten adventstyd van dit honderdste jaar
wilt doen vallen, en, wat God verhoede l het
gebeurde dan, dat.
Haiti ge wilt toch niet zeggen... Rika's
gezicht in den nek? Ik mag aan dien inval
des duivels niet denken, of.Biyf my daar
mee van het ïyf, zeg lk."
„Neen. Maar, gesteld nu eens, mynheer
von Hammei kwam in deze beruchte dagen,
by dit winterachtig weer tot ons, stel Je
voor, ziekeiyk als hy is, naar hy sohryft; nu
kon toch het weer op een verre reis, by
slechte wegen, zyn ongesteldheid doen ver
ergeren. Gesteld, wy kregen een zieken,
misschien ten laatste een dooden gast1);
ik ys er van het woord uit te spreken. En
dan die door het bygeloof aangewezen advents-
tyd van dit jaardoor jouw eigenzinnig
heid dit bygeloof bevestigd;Vriend, bedenk
het toch well"
Mynheer Brands scheen nadenkend te wor
den en bromde eindelek: „Mama, lk begryp
niet, hoe ge altyd op gedachten komt, die
anders in niemanda hersens plaats vinden.
Hoe zei je ook weer? Ge hadt dichter moeten
worden en zoo al voort. Ik kan het trouwens
jelui allemaal aanzien, dat ge door die apery
van de Bergheimer adventsdagen bezeten zyt.
Jelui bent het allemaal, gy, Rika, zelfs de
kapitein, die toch soldaat meent to zyn, do
kassier, de boekhouder, de opzichter.alle
maal, zeg ikl Maar niemand wil het weten.
Foeil"
Zoo weid de beid der sage ook wel genoemd.
„Als dat zoo ls, waaraan ik echter toch
byna twyfol, dan ls het de plicht van een
verstandig huisvader, heel eenvoudig een voor
oordeel te ontzien, dat niemand schaadt."
„Alle gekheid schaadt. Daarom geen pardon
oorlog, verklaarde oorlog l Sedert Rika's ver-
Jaardag gaat en loopt hier in huis alles zoo
verbluft, alsof het laatste oordeel aanstaande
is en zoo al voort 1 De duivel heeft het
sprookje van den honderdjarigen gast uitge
vonden. Het biyft, zooals bepaald is, mamal
Er wordt niets veranderd. Ik ben onver
murwbaar."
Zoo sprak de heer Brands en liep de
kamer uit.
Intuaschen bleef het by hem toch niet zoo
heelemaal by bet oude. Het gesprek had in
hem een angel achtergelaten. Hy vond, dat
het, ter wille van den lieven huisvrede beter
kon zyn, de plechtige verloving tot Kerstmis
uit te stellen. Hy beminde zyn dochter te
zeer, en deze liefde bracht hem op allerlei
bezorgdheid, byv. dat de duivel toch op de
een of andere manier zjjn slag zou slaan, en
dan zou men het aan den honderdjarigen gast
toeschryven. Hoe meer de eerste Zondag van
den Advent naderde, des te ongezelliger werd
het hem daarby te moede, en wel ls waar
tegen zyn wil. Hy begon te wenschen, dat
zyn toekomstige schoonzoon voorloopig toch
maar moest wegbiyven. De schrik voer hem
door de leden, toen hot weder geheel ophelderde
en de volle, warme zonneschyn de aarde
bestraalde, alsof de laatste helft van den herfst
nog een schoonen nazomer ten geschenke
wilde geven. Hy liep nu even yverig naar
den barometer en klopte er tegen, om het
kwikzilver weer te doen dalen.
Tot zyn verwondering bespeurde hy, dat
mama, dat Rika het vroegere goede humeur met
het mooie weer terug hadden gekregen, de
commandant eveneens, en dat ten laatste allo
huisgenooten weer net waren als voorheon.
Hy alleen kon dit niet van zlchzelven getuigen.
IX.
Mevrouw Brands had wel gemerkt, dat Rika
nogal wat op het aanzoek van den ryken
bankier had aan te merken, en dat de com
mandant, meer dan strikt noodig was, in
heur hart de commandant, was geworden.
Niet om hem, hoe lief hy haar ook was, te
begunstigen, doch om elke overyiing en het
mogelykerwyze daaruit voortkomende ongeluk
te verhoeden, trachtte zy nu de formeele ver
loving van den bankier met haar dochter te
vertragen. Zy verlangde, dat de jongelui elkaar
eerst zouden leeren kennen; Rika moest zich
eerst aan het voor haar bestemde lot ln
gedachten leeren gewennen. Bovendien moest
men ook eerst nog eens naspeuren, of de
heer von Hammei door zyn hart dat van Rika
wel verdiende. Daarom had do zorgzame
moeder, ofschoon haar man de afspraak met
zyn ouden vriend tot op don verjaardag zeiven
voor haar geheim gehouden had, hem niet in
zyn keuze tegengewerkt, geen enkel verwyt
godaan. Zy kende Brands te goed; tegen
spraak zou slechts uitgewerkt hebben, dat
hy de zaak nog sterker had doorgezet. Daarom
ook knoopte zy het ln het vorige hoofdstuk
vermelde gesprek met hem aan en begon op
zyn gemoed te werken, met het voor haar
zoo biyde resultaat, dat haar woorden niet
zonder uitwerking bleven. Daarom ook had
zy, reeds op den avond van den verjaardag,
aan een vriendin in de residentie om inlich
tingen geschreven aangaande het gedrag, enz.
van den ryken bankierszoon. Het antwoord
kwam op denzolfden dag, toon hot mooie
weer den lieer Brands don schrik op den
bals jaagdo. Do jongo Hammel word In den
brief dor vriendin als een dor rechtschapenste
mannen afgeschilderd, die ieders achting genoot
en tot dusverre ook ieders leedwezen gaande
gemaakt had, niet alleen, omdat by altyu
zeer ziekeiyk was geweest, doch ook, omdat
hy steeds in Bchier slaafsche afhankoiykhoid
tegenover zyn ouden, knorrlgen, wonderiykcn
en glorlgen vader gestaan had. Sedort oenigo
weken echter, schroef zy, had do jongo man
allo zaken van den oudo overgenomen. Deze
trok zich nu op zyn buitenplaats torug, omdat
hy de zwakhedon van don ouderdom begon
to voelen, slecht hoorde en zelfs door oen
bril niet meer zien kon.
Deze aangename tydingen bezorgden by
mevrouw Brands mooi weer.
Een andoro omstandigheid bracht het mooie
weor voor Rika on den commandant op den-
zeilden dag.
Waldmann was namoiyk, op verzoek van
mama Brands, naar Rika's kamer gegaan.
Het meisje zat aan het venster, met het
voorhoofd op de nieuwo harp gelound, die
zy voor zich had.
„Juffrouw, mama wonscht te welon, of u
pleizier heeft met dit mooio weor samen een
rytoertje naar buiten te maken?"
Rika antwoordde niet, doch (haalde het
gezicht nog meer van hom af, naar het
venstor toe.
(Wordt