LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 18 OCTOBER. - TWEEDE BLAD. inno 1902. -TNO. 13084 r- PERSOVERZICHT. FEUILLETON. staandovan het gezag; van de in de natuur des menschen, dus op Gods wil gegronde so ciale ongelijkheid. Wij willen niet, dat op politiek gebied men uit het oog verliest, dat ons volk is een Christelijk volk; dat onze zedelijkheidsbegrippen ten nauwste samen hangen met den Christelijkon godsdienst; dat onze instellingen nog steeds met don Christelijken zin te rekenen hebben, al vor- langen wij, ter wille juist van den waren godsdienst, dat niemand ook maar op eeni- gerloi wijze om zijn godsdienstige of ongods dienstige overtuigingen achteruit wordt go- zet. Maar wij komen ©r dan ook tegen op, dat, gelijk op het gebied van staat en van wetenschap maar al te lang is geschied, iemand geweerd wordt, omdat hij, zooals het cuphemistisch luidt, ,,do oude levensbe schouwing is toegedaan'', of, om een meer ongegmeerden torm te bezigen, „tot do fij nen hoort." Voorts weigeren wij mco to wer ken tot kiesrechtuitbreiding, zoolang dio op geen andere en betore gronden verdedigd wordt, dan hierop, dat, altijd en overal, el- ken burger, olkon „huisman of daarmee ge lijkgestelde" (feitelijk dus bijkans iedereen) het recht toekomt een volksvertegenwoordi ging samen to stellen, wanneer deze feitelijk do cenigo, althans de minst weorstaanbaro macht in den Staat is. Wil men ons deswegens cloricaal of con servatief of hoe ook schelden, wij zullen over dien naam niet strijden. Maar in anderen zin ons conservatief to hceton, kunnen wij ons niet laten aanleu nen." Ja, het blad verklaart, dat in een om schrijving, die prof. Oppenheim gaf van hot liberalisme, niets is, wat het verwerpt, maar: „Vast blijft in elk geval, dat wij vierkant staan tegenover hen, die geen hooger recht erkennen, dan den wil der meerderheid der ingezetenendie con sooiale en politioko wetgeving willen grondvesten op eenigo in hun oog onfeilbare leerstukken; dio geen rekening houden met den zondigen aard en den ongclijken aanleg der menschendie, in plaats van in don belangenstrijd op onpar tijdige wijze to zoeken naar regels, die do on derwerping van den eon aan den ander be letten, ons willen diets maken, dat er geen klassenstrijd bestaat, die slechts beëindigd kan worden door allen fco maken let één klasse, de arbeidersklasse, onderworpen aan den wil der meerderheid. Wij staan tegenover hen, niet omdat wij dat „ideaal" vrcczon, de beroiking er van is onmogelijk maar omdat wij niet willen meedoen met bon, dio, in plaats v n indivi ducelen vredo en maatschappelijken wel stand te bevorderen, integendeel individuce- lo cllcndo en maatschappclijkcn achteruit gang in do hand werken." Een ontwerp van wet tot w ij z i g i n g van de Gemeentewet i. bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt. De Nieuwe Roiterdamsche Courant geoft een beschouwing, waarin zij voorecret doet uitkomen, dat uit wetsontwerp niet het mee zet in het hart van oens gemeontorecht. Voor namelijk betreft zij de benoembaarheid tot ambtenaar van den burgerlijken stand, bo novens enkelo wijzigingen van cenvoudigcn aard. Het blad zegt over deze wet: „Dat dezo eorsto proeve van wijziging on zer organieke wetton door den tegenwoor- digen minister van binnonlandscho zaken, uit technisch-wetgevend oogpunt bezien, aanbevelenswaardig hecten mag, kunnen wij niet zoggen. Van tweeën een: óf de wij ziging van een rechtss tof moet een algemeen karakter dragen en gericht zijn op het op- hoffen zooveel mogelijk van do twistvragen en de aanvulling van de leemten, die do regeling, waardoor zij op een gegevon oogenblik wordt bohecrscht, heeft opon ge legd; óf zij moet zich streng beperken tot een speciaal ondordcel, dat, wegens de stol- ligo urgontio harer voorziening, voor afzon derlijke, dadelijke regeling in aanmerking komt. Bij hot ter-hand-nomen van zulk een on derdeel, to hooi en te gros, luk of raak, ook enkelo andere bepalingen van do geldende regeling aan te pakken, die zeker niet meer lost veroorzaken of twijfel oproepen dan honderd andere, die ongemoeid worden gw laten, dat is niet de aangewezen, niet een etclseJinatigo manier van wetton herzien. En dat is voor misschien niet één andore wet zoo waar als voor de diep in bet volksleven ingrijpondo Gemeentewet. De quacsties en verschillen, door haar toepassing aan do ordo gekomen en gebleven, hebben zich let terlijk opgohoopts." Het blad vraagt dan, waarom bijv. wol art. -16 en 51 en niet art. 51 onder hanilen werd genomen, waarom ook niet art-. 150 en 330. En zoo gaat hot dan voort; het had gewild, dat do Minister zich beperkt had tot do hoofdzaak en dio andere kleine wij zigingen stilletjes had laten rusten tot een algeheele herziening. Ovor do hoofdzaak zegt liet blad 1. l vol gende „Do hoofdzaak, dio do wotsvoordrnclit op het oog heeft, is inderdaad een dringende. Dat het tot haar veranderde regeling komt, is geen weelde, hetzij men de t.iak beziet uit het oogpunt der eischon, die dc behoorlijke waarneming van het ambtenaarschap van den burgerlijken stand stelt, of uit het oog punt van den eerbied voor do wet en van don plicht der overheid om daarvan den burger het voorbeeld to geven. Maar tot deze hoofdzaak kan cn moet dan ook liefst do wetsvoordracht zich streng bepalen; want gaat man tegelijkertijd an dere voorschriften wijzigen, dan is or niet do minste reden om niet meerdere of an doro „cruces" van den wctsuitlcggor ot wotstocpasser op te ruimen; niet op meer» doro punten cc® afwijkendo regeling te treffen voor do allergrootste gemeenten iliut juist op het punt van hot getal wethouders, bij hotw lk de uniformiteit van regeling hol minst hindert." Do ïSicuwe Arnhemsche Courant is vol lof over dobogrooting, opgemaakt door don Minister van Binnenland- echo Zak on dr. Kuyper, wolkc, na.tr zij verklaart, „had kunnen worden ingediend door een volbloed-vrijzinnig mini.Ier, dio wars van partijzucht, alleen het v lksbclang in höt oog houdt." Dat dezo begrooting zich hoofdzakelijk be zighoudt met kleine hervormingen, terwijl do groote plannon nog in voorbereiding zijn, is den Minister niet kwalijk te nemen, zegt het blad; terwijl het tevens verklaart, dat deze begrooting vooral beteekenis heeft 0111 hetgeen zij niet bevat cn om hetgeen zij in vooruitzicht stelt. Ten zeerste juicht- het blad verder too, dat do Polytechnische School, dio tot nog toe bij het M. O. ressor teerde, gebracht zal worden onder het II. O., en het blad citeert als een „mooi stuk", wat do Memorie van Toelichting daaromtrent t< lezen geeft. Het blad besluit dan zijn be schouwing met dc opmerking: „Daarom hopen wij, dat dc volksvertegen woordiging den Minister niet zal willen dwingen reeds thans zijn plannen binnei vaste lijnen vast to leggen, maar hem dc go- logcnhoid zal laten dezo uit to werken, en hem do daarvoor noodigc middelen niet za/ onthouden. Wil men dit als een in geld uit gedrukte molio van goedkeuring of vertrou* won beschouwen, welnu, zoolang er geen be paalde reden tot afkeuring of wantromveif bestaat, is er geen reden, dat vertrouwen U onthouden." De Middelburgsche Courant heeft aan V. D. gelegenheid gegeven in een hoofdartikel een bezwaar tegen diezelfde begrooting to berdo to brengen, dat niet zoozeer van poli- tioken als wel van practischcn aard is. Do opmerking betreft het volgende: Op do Staatabcgrooting voor het volgende jaar in het hoofdstuk voor het departement van binnenlandscho zaken, is een post van /C000 uitgetrokken, dio aldus omschreven staat: „Reis cn verblijfkosten, en vacatie gelden cn verdere kosten van dc staatscom missie, aan welko zal worden opgedragen het voorbereiden van voorstellen tot reor ganisatie van het lager, middelbaar, gym nasiaal en hooger onderwijs, cn van do door die staatscommissie to barer voorlichting te benoemen sub-comraissiën." Bij monde van V. D. heeft do Middelburg sche Courant cenig bezwaar tegen „het bo. stek, zooals het door den minister Kuypex -v Hoofden voor de klaoëe. De ITolksschool, orgaan der afdecling Amster- idam van den Bond van Ned. Onderwijzers, is ingenomen met het voorstel der Amster- damsche heeren Sterck en De Vries, ofschoon ;hefc blad natuurlijk zich niet geheel kan ver eenigen met de toelichting. Het blad vindt ;heb merkwaardig, dat twee schoolopzieners, ,'y,die het onderwijs van nabij hebben "gade geslagen," het voorstel deden. Volgens den Bond van Nedcrlandsche On derwijzers toch zijn de hoofden eenvoudig „een groep personen, die historisch afge daan heeft en die nu de nieuw ontstane groep der oigenlijko werkers in den weg loopt." Men zou die hoofden stilletjes naar huis moeten sturenbeter is het, ze in te lijven bij do werkers. Mot deze beschouwing is de toelichting der Schoolopzieners in strijd op vele plaatsen. Van de beweringen in do toelichting, zegt De Volksschool. ,,'t Wordt meer dan tijd, dat dergelijke be weringen eens ophouden. De onderwijzers zijn geen onmondigen of leerjongens meer. 't Is dan ook teekenaehtig, dat een dergelij ke prctententieuze houding bijna alleen in geschriften wordt aangenomen. In do prac- tijk bestaat die behoefte aan „voordoen" niet. i Waar hoofden en onderwijzers tegenover elkaar staan als personen van gelijke be voegdheden on gemiddeld gelijke ondervin ding, daar klinkt het eenvoudig bespotte lijk om met zeker air te zeggen, dat men het lesgeven moet voordoen. Slechts schoolvergaderingen vermogen dc leerkrachten op zich zelf te leiden. De onder linge samenspreking van personen, die als gelijken tegenover elkaar staan, kan nuttig zijn voor zclfstandigo menschen. Nog eens, de onderwijzers zijn geen half wassen of leerjongens meer. Is het hoofd werkelijk de bekwaamste pae- dagoog aan de school, wat natuurlijk ook al eens zal voorkomen, dan kan hij door do schoolvergadering de beste leiding geven. .Voor zoover hij leiding behoeft, wat ook al eens zal voorkomen, kan de schoolvergade ring hoogst nuttig voor hem zijn. We vragen nog eens: Mogen de bijzaakjes het hoofd afhouden van nuttiger aroeid? Immers neen Mogen do verrichtingen, die tot het ar beidsveld van den onderwijzer behooren, hem nog langer tot motief strekken, om ledigen tijd op school te eischen Immers neen 1 Mag een beroep op nutteloos en noodeloos voordoen en aanwijzen hem aan zijn eigen lijk werk onttrokken houden Immers neen En nu nog een zaak. Het hoofd is ver plicht in elke klasse gedurende minstens één uur per week les te geven. Het doet ons in zekeren zin genoegen, dat dit deel der verordening van dc hoofden on gezocht ter sprake komt. Dezo bepaling ver valt natuurlijk als het hoofd een vaste klasse krijgt. En gelukkigZo was ons lang reeds een doorn in het oog. 't Is een der meest onpaedagogdsche maat regelen, dio ooit genomen zijn. Men denke zich toch eens een werkgever, dio bepaalde, dat de opzichter per week minstens één uur aan den arbeid der werklieden moest wer ken. Wat zou de metselaar, de timmerman, enz. wel van zoo iets zeggen? En neem nu het veel delicater werk van den onderwij zer Verbeeld u een teekonatelicr, waar een der teekonaars bij afwisseling aan den arbeid der anderen werkte. Slechts tegenover onderwijzers 6chijnt men tot zulke dingen te kunnen komen." De Bond wenscht ook do scholen 3de cn 4do klasse in den maatregel te betrekken, en voelt niets voor do door do voorstellers op gewekte hoop, dat meerdere onderwijzers het tot hoofd zullen brengen. Ook komt het blad op voor het aanstellen van reserve-onder wijzers. Het blad eindigt dan: „We komen dus tot deze slotsom. Do Raad zal handelen niet alleen in het belang der financiën, maar ook in dat van het onder wijs, als hij do voordracht aanneemt, echter zoodanig uitgebreid, dat ze geldt voor alle De „honderdjarige" gast. 2) „Ik hoop intusschen," zei Waldmann, „dat p i over mJJ en mijn manschappen niot o;.tevreden zult zijn. Laten wy ons by u eerst maar eons thuis gevoelen I" En ora dat to worden, was het natuuriyk, dat de commandant, dio zich er reeds over verwonderd had, dat zyn speelmakkertje Rika, aan wie hy nog altyd de vyftien louis d'or .schuldig was gebleven, niet aanwezig was dat hy, zeg ik, zyn gastheer en gastvrouw vroeg, of zy geen kinderen hadden. „Een dochter", antwoordde mevrouw Brands, en zy wees op de jonge dame, die bescheiden de oogen neersloeg. Waldmanns oogen gingen bU deze woorden vol bewondering wagenwfjd open. Genadige hemel, was dat de kleine Rika?I Zy leek in zyn oogen wel een hooger wezen geworden. Zoo riep Waldmann nu wel niet, maar hy dacht het toch, nu hy hot bescheiden meisje opmerkzaam bekeek. Hy voegde den ouders de een of andere hoffelykheid toe, zoo goed als hy zulks in de eerste ontsteltenis voor den dag wist te brengen, en hy was den heer Brands ten hoogste dankbaar, toen deze 'uitriep: „Nog een lepel saus en zoo al voort, by uw droog gebraad daar op uw bord, commandantI" (En zoo al voort scheen wol de lyfspreuk van den ouden fabrikant te zyn, meende Waldmann). Mevrouw Brands sprak van een zoon, dien z'y reeds in zyn prilste jeugd verloren had, en nog altyd sprak zy met een bewogen moederhart. scholen, zonder splitsing der groote, en dat een bohoorlijk stelsel van reserve-onderwij zers worde ingevoerd. Het Volksdagblad had een artikel over de vervroegde winkelsluiting, wat meer een practische wenk wil zijn dan een politiek betoog. Het blad zegt: „Ton opzichte der vervroegde winkelslui ting heeft minister Kuyper verklaard, in hot belang der winkelbedienden te willen werkzaam zijn. Aan de leiding van de georganiseerde be langhebbenden nu, met een uitgewerkt plan te komen, van welks verwezenlijking zij heil voor do winkelbodiondon verwachten. Of het bloot machtigen van de wetgeving aan de gemeentelijke besturen, plaatselijke verordeningon, regelend het sluitingsuur van winkels en magazijnen vast te stellen, wel voldoende is, wordt door ons betwijfold. Door dat machtigen wordt immers niets go- boren, zoodat het zwaartepunt dan gelegd wordt in bandon van het gemeentebestuur, waarvan het in het leven roepen van der gelijke bepalingen weer zal afhangen van do meerdere of mindere democratische gezind heid van den Raad; een Rijks-regeling ware op dit punt, althans volgens onze beschei den mcening, meer verkieslijk. Laten echter de belanghebbenden en do met hen voor hetzelfde doel gefedereerde combinaties overwegen, welk plan do voor keur verdient. Doch in elk geval is het noodzakelijk, niet in den blinde te blijven aandringen op ver betering door middel van don wotgevor, zonder zelf den weg er toe aan te wijzen. Want nog altijd is van kracht, dat in do eerste plaats de onmiddellijk belanghebben den het best kunnen weten, wat ter ver betering hunner positie moet worden ge daan." De twee adressen der drie Amstor- damsche kiosveroenigingen over het optreden dor openbare onderwijzers in Amsterdam IX en over dc bij voorbaat ver leende vergunning tot het houden van een optocht aan de sociaal-democraten hebben (naar De Nederlander constateert) in rui men kring instemming gevonden. Natuurlijk niet bij liet Volk, maar wel in andore organen dor linkerzijde; niet alleen, in oud- of geavanceerd-liberale bladen, maar ook in vrijzinnig-democratische. Tot dus ver maakt alleen de Middelburgschc Courant daarop een uitzondering, die echter daarbij to weinig onderscheidt tusschen hetgeen een ambtenaar als zoodanig of als ge—oon bur ger mag doen. Daarentegen zegt mr. A. Kerdijk in het Sociaal Weekblad over het adres in zake de onderwijzers, dat hij, „op gevaar af van door Het Volk bij do scliaamtolooze onder drukkers der vrijheid te worden ingedeeld", liet met dit adres ééns is, waar het wraakt, dat openbare onderwijzers voor een politiek doel vaoi hun ambtenaarsqualiteit misbruik maken. „Als een ambtenaar" zoo vervolgt hij „met een verkiezing zich bemoeiend, zijn qualiteit voegt bij zijn naam, waarom doet hij dat? Misschien zonder er bij to den ken en zonder oogmerk. Maar waar- se h ij n lijk, omdat hij daardoor zijn in vloed meent to verhoogen. Juist dat echter is niet zooals hot behoort. Als burger be hoort hij aan zichzelven en aan do partij, met welker beginselen en streven hij instemt. Doch als ambtenaar behoort hij aan al len alszoodanig mag hij geen politieke propaganda maken. En dit doet hij, willens of onwillens, door de qualitcit-vcrmelding. Mij dunkt, deze opvatting is dn het belang èn van alle partijen èn van het land. Do Amhemsche Courant schrijft oyct dit adres -in gelijken geest en noemt ook het 2de adres een „verstandig verzoek", dat „ern stige overweging" verdient. En wel omdat „een navolging van het Belgische voorbeeld in ons land geen aanbeveling verdient." De Nedelander heeft vooral van het twee de adres, waarin do aandacht gevestigd wordt op hel bedenkelijke van optochten op den avond van een stemmingsdag, met in stemming kennis genomen, omdat zulk een tijdstip wel in de allerlaatste plaats geschikt voor publieke manifestaties is. „Praat daar nu niet meer over, mama 1" riep de oude heer; „wie weet, of by ten slotte niot net zoo'n windbuil of zoo iets zou ge worden zyn, als George 1" Thans was de beurt aan Waldmann ora de oogen bescheiden neer te slaan, want met dien windbuil George bedoelde men niemand anders dan zyn eigen kleinigheid. „Maar weet u dan zoo precies, papa, of Georgo werkeiyk zoo'n windbuil goworden Is, als ge hem u voorstelt?" vroeg Rika. Die vraag bracht den commandant oneindig meer warmte aan dan hot glas ouden Bour- gonjo, dat hy juist aan de lippen bracht om zyn verlegenheid te verbergen. In de vraag lag nog een spoor van voormalige vriendschap, die niet geheel en al vergeten scheen te zyn. Zulk een Interessante vraag, die over zulke interessante lippen vloeide, en nog daarby met een zoo zoete, hartroerende stem gedaan werd, kon gevoegiyk voor honig doorgaan, om don armon Waldmann de bittere pillen te verzoeten, welke de heer Brands hem in volle mate toediende. Want deze verhaalde, om zyn oordeel te rechtvaardigen, aan zyn gast, alsof dezo nu scheidsrechter zyn moest, diens eigen levens geschiedenis, van de wieg af tot aan zyn uittocht voor hot vaderland. „Had do knaap," zoo besloot het verhaal met het doel om nut te stichten, „had de knaap op de hoogeschool wat degeiyks geleerd, dan was hy niet onder de soldaton en zoo al voort gegaan. Was hy niet soldaat geworden, dan zat hy thans eigens als advocaat, griffier, rechter of zoo iets en had flink zyn brood en een goed bestaan." „Ik weet niet", hernam de dochter, „ofhy op de hoogeschool vlytig geweest is, maar ik weet wel, dat hfi althans heenging met Op elk ander oogenblik kan men zeggen, dat een optocht, die de uiting of do bevorde ring van een politieke meoning bedoolt te zijn, daarom nog niet de kwetsing of uitda ging van een andere meening behoeft to we zen. Ieder mag in dit vrije land op gepaste wijze zijn denkbeelden verkondigon, cn ex kunnen termen zijn, dit ook door een op tocht te laten geschieden. „Maar juist na het sluiten van een stem bus, wanneer do gemoederen verhit zijn, wanneor er noodzakelijk naast de overwin naars overwonnenen, naast de verheugden teleurgestelden zijn, dan krijgt" aldus eindigt De Nederlander „zulk een publio- ke betooging allicht een vijandig, irritee rend karakter. Dan zou er aanleiding kunnen bestaan, dat tegenover een vooraf aangekondigden on toegestanen optocht-, vergunning voor een tegon-manifestatio werd gevraagd, die dan moeilijk zou kunnen geweigerd wordon. Dan ook zouden in eon stad, die uit meer dere districten bestaat, bij een a 1 g e m e o- no verkiezing, do verschillende feestvieren de betoogers tégen olkaar in kunnen gaan." In heb Medisch Weekblad vestigt de heer dr. J. A. Portengen de aandacht op ver schillende feite®, dio tot moeilijkheden kun nen en vermoedelijk aanleiding zullen geven bij de uitvoering der Ongevallenwet. Hij doet dat in een artikel„Vorwo®ding en infectio in hot licht dor Ongevallenwet." Vooral de vraag of een oorspronkolijk kloino, menigmaal onopgemerkte, vorwon- ding ontstaan is ten gevolge van de uitoefe ning van het beroep, kan van zeer veel ge wicht worden, indien na verloop van eeni- gen tijd door infectie die verwonding een ernstig karakter aanneoiht. En dan ten tweede: verondersteld, er is uitgemaakt, dat die kleine verwonding i n en door het beroep is ontstaan, dan komt do overweging of het tijdsverloop tusschc® verwonding cn infectio het aannemen van een oorzakelijk verband tusschen beide vor- oorlooft. En dam geeft het blad een paar sprekende voorbeelden Een metselaar vraagt schadevergoeding, aangezien bdj bij het metselen aan een in aanbouw zijnd huis door een insect in do hand was gestoken. Do afwijzing geschiedde op grond, dat do werkgever niet ieder omgeval, hetwelk ccn werkman tijdens heb werk overkomt, maar alleen do beroepsongevallen als zoodanig be hoort te vergoeden, rn. a. w. voor inwilli ging dor aanspraken moet een oorzakelijk verband kunnen worden geconstateerd tus schen het ongeval en het beroep. Verwondingen door accidenten, waaraan iedereen in het dagelijkpch leven bloot staat, geven geen recht op onderstand. Wèl do gevolgen van het tweede, uit een morbiditeits-oogpunt analoge geval. Een landbouwer krijgt na het 6nijden van gras voor zijn vee, plotseling pijnen en ccn govoel van doofheid in don re ;hter-arm, dio sterk opzwol cn den volgenden dag meerdere ontstekingsverschijnselen vertoonde: zijn verzoek oin schadeloosstelling werd inge willigd op grond, dat de behandelende ge neesheer pertinent verklaarde, dat do infec tio was veroorzaakt door den steek van ccm insect (hetwelk waarschijnlijk door de hemdsmouwen naar den bovenarm was ge kropen en daar de beet had toegebracht, waarvan do sporen nog door hom warm waargenomen. Het is naar aanleiding van het optreden van de hecren De Vries on Staalman, wolk optreden De Nederlander „het roeren van den staart dor partij noemt, dat het blad o. a. het volgende schrijft: „Elke zonde brengt haar eigen straf. Zoo is het dan ook natuurlijk, dat de Regeeringspartij do gevolgen draagt van vroegere onbillijke beweringen, toen zij bij kans ieder, dio het waagde van haar te ver schillen, voor conservatief versleet. Nu wordt zij goed voorbeeld doet goed volgen door oigen geestverwanten op haar beurt als conservatief gebrandmerkt. Wij voor ons schamen ons dien naam niet, als mon daaronder verstaat, het eer biedigen van de grondslagen van het bc- het goede doel zich voor een heilige zaak op te offeren." „Kom my toch niet altyd met jo heilige zaak en zoo al voort aanzetten 1" riep de fabrikant. „Waar zit dan dat heilige goed? vraag lk. De Franschen zyn weggejaagd. Nu ja. Maar het heilige ryk is toch naar den drommel gegaan. Do oude belastingen zyn voorloopig dezelfde gebleven, en niouwo zyn er voorloopig bygevoegd. Die verwonschte Engelschen met hun waron laat mon weer toe evenals vrooger, en bekommert er zich niet om, of wy heilige Duitschers daarby heilige bedelaars worden. Alles ging op de laatste jaarmarkt weer flauw. De ministers en zoo al voort eten en drinken weer, doen wat zy willen, begrypen van den handel niets, laten de fabrikanten bankroet gaan en helpen niemand vooruit. De wereld is weer by het oude en nog erger dan bU het oude. Doet een eerlyke kerel, dio heb misschien beter verstaat, den mond open, wil hy een ander liedje zingen dan de excellenties met het kruis boven het knoopsgat en de onverschil ligheid onder het knoopsgat let op, hoe kort aangebonden zy zynl fluks gaat de arme kerel in het kot, afgezet, ondervraagd, beboet, gestraft, hy ia een volksverleider, en zoo al voort, marschl Ik zeg je, zwyg, meisje, daar bogrflp jy niets van. Ge moet niet verder over je theepot kyken dan naar het kopje, dan stort go niet." Waldmann merkte uit dit gesprek, dat de oude Brands nog altyd dezelfde levendige, opstuivende, wonderiyke man was, op wien men toch ondanks al zyn eigenaardigheden niet boos kon worden. Daar nu in dezen stryd tusschen vader en dochter een scheids- rechteriyk vonnis geveld moest worden, was de commandant zoo verstandig en hoffelflk, eerst don vador volkomen geiyk te geven, op het punt dor heilige zaak namoiyk. En dit werd zyn verstand natuuriyk tot eer aan gerekend. Daarna, omdat by zichzolven toch ook niet rechtuit veroordoolen wilde, moest hy ook zUn voorspreekster geiyk geven, nameiyk op het punt van hot goodo dool, waarmoe George zich voor de bewuste hoiligo zaak had opgeofferd. „Ik merk het al," riep de oude, „mynheer de commandant is slimmer dan Hans Paris by de drie dwaze maagdon van Troja en zoo al voort. Hy maakt het zich gemakkoiyk: snydt den appel in twee holften on geeft ioder een stuk, zeggende: wol moge 't jo bekomonl" „Neon, mynheer Brands, uw George dwaalde zoo hy al dwaalde I waarschyniyk geiyk verscheidene duizenden andere Duitsche man nen, en geiyk ikzelf byvoorbeeld. Ook ik maakte don veldtocht voor Duitschlands be- vrydlng moe en liot alles in den steok. Onze legers, gy weet het, waren uitgeput. Hot volk moest opstaan en zichzelf helpen, omdat do legere niet meer holpon kondon. Toen moest men niet gaan rekenen en vragen, doch toe slaan, goed en bloed op het spel zetten om de eer der natie, den troon onzer vorsten te reddon. Dat hebben wy gedaan. Thans moeten wy hot heil afwachten. Onze beter gezinde staatslieden kunnen ook niet tooveren on het verloren paradys door een goocheltoertjo dadeiyk weer verjongen. Ik althans betreur den gedanen stap nog niet." „Alle respect," antwoordde de oude fabri kant met een diepe buiging, „alle rospoct, commandant, voor uw uitzondering op den regel. De uitzonderingen zyn in deze wereld steeds het beste van de regels. Het komt m(j overigens grappig of ernstig voor (zooals ge wilt), dat wy burgers, booren, kooplieden en fabrikanten twintig jaron lang ons gold moetori opbrengen, om in vrodostyd oon logor van ettoiyke duizenden nlotsdoondo zoogenaamde beschormors van don troon to voeden, to_ kleedon in fluweol, zydo on goud, en dat wU liodon dan in hot eon-en-twintigsto jaar, als, de beschermers van don troon in do pan zijn gehakt, zelf moeten opstaan om hot ra l weer in hot spoor to brongen on zoo al voort." Onder zulko gesprokken word mon roods by hot oersto middagmaal vertrouweiykor mot olkander. Do hoor Brands gaf daarbU zelf don toon nanwant hy was oon man, en hy stolde er prys op hot te zlJn dio goen blad vóór don mond nam, golyk hy zich placht uit to drukken. Don commandant kwam daarby zyn incognito soms nog prettig voor, toch wonschto hij zeer or oon eind aan te maken. III. Er w&jb echt or reeds een eind aan gekomen, oer hy hot wist. Mevrouw Brands, een stille, fijn opraerkendo vrouw, die weinig sprak, doch veel dacht, had aan tafel, zoodra zy Waldmann's stem hoorde, zich zUn wezens trekken als knaap herinnerd, zo mot dit rnan- neiyk gelaat vergeleken en hem herkond. ZUn zichtbare verlegonhold, toon hot gesprok op don windbuil George viel, kon slochts beves tigen hotgeen zy vormooddo. Niettemin doold® zy noch don anderen, noch hemzolven oon! woord van haar ontdekking mede. Zoo placht t zy altyd te doen. Goon vrouw bad zoo weinig don aard der vrouwen, haar gedachten op de lippen te dragen als zy. (Werdt cervolffd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5