LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 18 OCTOBER. - TWEEDE BLAD.
inno 1902.
-TNO. 13084
r-
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
staandovan het gezag; van de in de natuur
des menschen, dus op Gods wil gegronde so
ciale ongelijkheid. Wij willen niet, dat op
politiek gebied men uit het oog verliest, dat
ons volk is een Christelijk volk; dat onze
zedelijkheidsbegrippen ten nauwste samen
hangen met den Christelijkon godsdienst;
dat onze instellingen nog steeds met don
Christelijken zin te rekenen hebben, al vor-
langen wij, ter wille juist van den waren
godsdienst, dat niemand ook maar op eeni-
gerloi wijze om zijn godsdienstige of ongods
dienstige overtuigingen achteruit wordt go-
zet. Maar wij komen ©r dan ook tegen op,
dat, gelijk op het gebied van staat en van
wetenschap maar al te lang is geschied,
iemand geweerd wordt, omdat hij, zooals
het cuphemistisch luidt, ,,do oude levensbe
schouwing is toegedaan'', of, om een meer
ongegmeerden torm te bezigen, „tot do fij
nen hoort." Voorts weigeren wij mco to wer
ken tot kiesrechtuitbreiding, zoolang dio op
geen andere en betore gronden verdedigd
wordt, dan hierop, dat, altijd en overal, el-
ken burger, olkon „huisman of daarmee ge
lijkgestelde" (feitelijk dus bijkans iedereen)
het recht toekomt een volksvertegenwoordi
ging samen to stellen, wanneer deze feitelijk
do cenigo, althans de minst weorstaanbaro
macht in den Staat is.
Wil men ons deswegens cloricaal of con
servatief of hoe ook schelden, wij zullen
over dien naam niet strijden.
Maar in anderen zin ons conservatief to
hceton, kunnen wij ons niet laten aanleu
nen."
Ja, het blad verklaart, dat in een om
schrijving, die prof. Oppenheim gaf van hot
liberalisme, niets is, wat het verwerpt,
maar:
„Vast blijft in elk geval, dat wij vierkant
staan tegenover hen, die geen hooger recht
erkennen, dan den wil der meerderheid
der ingezetenendie con sooiale en politioko
wetgeving willen grondvesten op eenigo in
hun oog onfeilbare leerstukken; dio geen
rekening houden met den zondigen aard en
den ongclijken aanleg der menschendie, in
plaats van in don belangenstrijd op onpar
tijdige wijze to zoeken naar regels, die do on
derwerping van den eon aan den ander be
letten, ons willen diets maken, dat er geen
klassenstrijd bestaat, die slechts beëindigd
kan worden door allen fco maken let één
klasse, de arbeidersklasse, onderworpen aan
den wil der meerderheid.
Wij staan tegenover hen, niet omdat wij
dat „ideaal" vrcczon, de beroiking er van
is onmogelijk maar omdat wij niet willen
meedoen met bon, dio, in plaats v n indivi
ducelen vredo en maatschappelijken wel
stand te bevorderen, integendeel individuce-
lo cllcndo en maatschappclijkcn achteruit
gang in do hand werken."
Een ontwerp van wet tot w ij z i g i n g
van de Gemeentewet i. bij de Tweede
Kamer aanhangig gemaakt.
De Nieuwe Roiterdamsche Courant geoft
een beschouwing, waarin zij voorecret doet
uitkomen, dat uit wetsontwerp niet het mee
zet in het hart van oens gemeontorecht. Voor
namelijk betreft zij de benoembaarheid tot
ambtenaar van den burgerlijken stand, bo
novens enkelo wijzigingen van cenvoudigcn
aard.
Het blad zegt over deze wet:
„Dat dezo eorsto proeve van wijziging on
zer organieke wetton door den tegenwoor-
digen minister van binnonlandscho zaken,
uit technisch-wetgevend oogpunt bezien,
aanbevelenswaardig hecten mag, kunnen
wij niet zoggen. Van tweeën een: óf de wij
ziging van een rechtss tof moet een algemeen
karakter dragen en gericht zijn op het op-
hoffen zooveel mogelijk van do twistvragen
en de aanvulling van de leemten, die do
regeling, waardoor zij op een gegevon
oogenblik wordt bohecrscht, heeft opon ge
legd; óf zij moet zich streng beperken tot
een speciaal ondordcel, dat, wegens de stol-
ligo urgontio harer voorziening, voor afzon
derlijke, dadelijke regeling in aanmerking
komt.
Bij hot ter-hand-nomen van zulk een on
derdeel, to hooi en te gros, luk of raak, ook
enkelo andere bepalingen van do geldende
regeling aan te pakken, die zeker niet meer
lost veroorzaken of twijfel oproepen dan
honderd andere, die ongemoeid worden gw
laten, dat is niet de aangewezen, niet een
etclseJinatigo manier van wetton herzien. En
dat is voor misschien niet één andore wet
zoo waar als voor de diep in bet volksleven
ingrijpondo Gemeentewet. De quacsties en
verschillen, door haar toepassing aan do
ordo gekomen en gebleven, hebben zich let
terlijk opgohoopts."
Het blad vraagt dan, waarom bijv. wol
art. -16 en 51 en niet art. 51 onder hanilen
werd genomen, waarom ook niet art-. 150 en
330. En zoo gaat hot dan voort; het had
gewild, dat do Minister zich beperkt had
tot do hoofdzaak en dio andere kleine wij
zigingen stilletjes had laten rusten tot een
algeheele herziening.
Ovor do hoofdzaak zegt liet blad 1. l vol
gende
„Do hoofdzaak, dio do wotsvoordrnclit op
het oog heeft, is inderdaad een dringende.
Dat het tot haar veranderde regeling komt,
is geen weelde, hetzij men de t.iak beziet uit
het oogpunt der eischon, die dc behoorlijke
waarneming van het ambtenaarschap van
den burgerlijken stand stelt, of uit het oog
punt van den eerbied voor do wet en van
don plicht der overheid om daarvan den
burger het voorbeeld to geven.
Maar tot deze hoofdzaak kan cn moet dan
ook liefst do wetsvoordracht zich streng
bepalen; want gaat man tegelijkertijd an
dere voorschriften wijzigen, dan is or niet
do minste reden om niet meerdere of an
doro „cruces" van den wctsuitlcggor ot
wotstocpasser op te ruimen; niet op meer»
doro punten cc® afwijkendo regeling te
treffen voor do allergrootste gemeenten iliut
juist op het punt van hot getal wethouders,
bij hotw lk de uniformiteit van regeling hol
minst hindert."
Do ïSicuwe Arnhemsche Courant is vol
lof over dobogrooting, opgemaakt door
don Minister van Binnenland-
echo Zak on dr. Kuyper, wolkc, na.tr zij
verklaart, „had kunnen worden ingediend
door een volbloed-vrijzinnig mini.Ier, dio
wars van partijzucht, alleen het v lksbclang
in höt oog houdt."
Dat dezo begrooting zich hoofdzakelijk be
zighoudt met kleine hervormingen, terwijl
do groote plannon nog in voorbereiding zijn,
is den Minister niet kwalijk te nemen, zegt
het blad; terwijl het tevens verklaart, dat
deze begrooting vooral beteekenis heeft 0111
hetgeen zij niet bevat cn om hetgeen zij in
vooruitzicht stelt. Ten zeerste juicht- het
blad verder too, dat do Polytechnische
School, dio tot nog toe bij het M. O. ressor
teerde, gebracht zal worden onder het II. O.,
en het blad citeert als een „mooi stuk", wat
do Memorie van Toelichting daaromtrent t<
lezen geeft. Het blad besluit dan zijn be
schouwing met dc opmerking:
„Daarom hopen wij, dat dc volksvertegen
woordiging den Minister niet zal willen
dwingen reeds thans zijn plannen binnei
vaste lijnen vast to leggen, maar hem dc go-
logcnhoid zal laten dezo uit to werken, en
hem do daarvoor noodigc middelen niet za/
onthouden. Wil men dit als een in geld uit
gedrukte molio van goedkeuring of vertrou*
won beschouwen, welnu, zoolang er geen be
paalde reden tot afkeuring of wantromveif
bestaat, is er geen reden, dat vertrouwen U
onthouden."
De Middelburgsche Courant heeft aan V.
D. gelegenheid gegeven in een hoofdartikel
een bezwaar tegen diezelfde begrooting to
berdo to brengen, dat niet zoozeer van poli-
tioken als wel van practischcn aard is. Do
opmerking betreft het volgende:
Op do Staatabcgrooting voor het volgende
jaar in het hoofdstuk voor het departement
van binnenlandscho zaken, is een post van
/C000 uitgetrokken, dio aldus omschreven
staat: „Reis cn verblijfkosten, en vacatie
gelden cn verdere kosten van dc staatscom
missie, aan welko zal worden opgedragen
het voorbereiden van voorstellen tot reor
ganisatie van het lager, middelbaar, gym
nasiaal en hooger onderwijs, cn van do door
die staatscommissie to barer voorlichting te
benoemen sub-comraissiën."
Bij monde van V. D. heeft do Middelburg
sche Courant cenig bezwaar tegen „het bo.
stek, zooals het door den minister Kuypex
-v Hoofden voor de klaoëe. De
ITolksschool, orgaan der afdecling Amster-
idam van den Bond van Ned. Onderwijzers,
is ingenomen met het voorstel der Amster-
damsche heeren Sterck en De Vries, ofschoon
;hefc blad natuurlijk zich niet geheel kan ver
eenigen met de toelichting. Het blad vindt
;heb merkwaardig, dat twee schoolopzieners,
,'y,die het onderwijs van nabij hebben "gade
geslagen," het voorstel deden.
Volgens den Bond van Nedcrlandsche On
derwijzers toch zijn de hoofden eenvoudig
„een groep personen, die historisch afge
daan heeft en die nu de nieuw ontstane
groep der oigenlijko werkers in den weg
loopt." Men zou die hoofden stilletjes
naar huis moeten sturenbeter is het, ze in
te lijven bij do werkers.
Mot deze beschouwing is de toelichting der
Schoolopzieners in strijd op vele plaatsen.
Van de beweringen in do toelichting, zegt
De Volksschool.
,,'t Wordt meer dan tijd, dat dergelijke be
weringen eens ophouden. De onderwijzers
zijn geen onmondigen of leerjongens meer.
't Is dan ook teekenaehtig, dat een dergelij
ke prctententieuze houding bijna alleen in
geschriften wordt aangenomen. In do prac-
tijk bestaat die behoefte aan „voordoen"
niet.
i Waar hoofden en onderwijzers tegenover
elkaar staan als personen van gelijke be
voegdheden on gemiddeld gelijke ondervin
ding, daar klinkt het eenvoudig bespotte
lijk om met zeker air te zeggen, dat men het
lesgeven moet voordoen.
Slechts schoolvergaderingen vermogen dc
leerkrachten op zich zelf te leiden. De onder
linge samenspreking van personen, die als
gelijken tegenover elkaar staan, kan nuttig
zijn voor zclfstandigo menschen.
Nog eens, de onderwijzers zijn geen half
wassen of leerjongens meer.
Is het hoofd werkelijk de bekwaamste pae-
dagoog aan de school, wat natuurlijk ook al
eens zal voorkomen, dan kan hij door do
schoolvergadering de beste leiding geven.
.Voor zoover hij leiding behoeft, wat ook al
eens zal voorkomen, kan de schoolvergade
ring hoogst nuttig voor hem zijn.
We vragen nog eens: Mogen de bijzaakjes
het hoofd afhouden van nuttiger aroeid?
Immers neen
Mogen do verrichtingen, die tot het ar
beidsveld van den onderwijzer behooren, hem
nog langer tot motief strekken, om ledigen
tijd op school te eischen Immers neen 1
Mag een beroep op nutteloos en noodeloos
voordoen en aanwijzen hem aan zijn eigen
lijk werk onttrokken houden Immers neen
En nu nog een zaak. Het hoofd is ver
plicht in elke klasse gedurende minstens één
uur per week les te geven.
Het doet ons in zekeren zin genoegen, dat
dit deel der verordening van dc hoofden on
gezocht ter sprake komt. Dezo bepaling ver
valt natuurlijk als het hoofd een vaste klasse
krijgt. En gelukkigZo was ons lang reeds
een doorn in het oog.
't Is een der meest onpaedagogdsche maat
regelen, dio ooit genomen zijn. Men denke
zich toch eens een werkgever, dio bepaalde,
dat de opzichter per week minstens één uur
aan den arbeid der werklieden moest wer
ken. Wat zou de metselaar, de timmerman,
enz. wel van zoo iets zeggen? En neem nu
het veel delicater werk van den onderwij
zer
Verbeeld u een teekonatelicr, waar een der
teekonaars bij afwisseling aan den arbeid
der anderen werkte.
Slechts tegenover onderwijzers 6chijnt men
tot zulke dingen te kunnen komen."
De Bond wenscht ook do scholen 3de cn
4do klasse in den maatregel te betrekken, en
voelt niets voor do door do voorstellers op
gewekte hoop, dat meerdere onderwijzers het
tot hoofd zullen brengen. Ook komt het blad
op voor het aanstellen van reserve-onder
wijzers.
Het blad eindigt dan:
„We komen dus tot deze slotsom. Do Raad
zal handelen niet alleen in het belang der
financiën, maar ook in dat van het onder
wijs, als hij do voordracht aanneemt, echter
zoodanig uitgebreid, dat ze geldt voor alle
De „honderdjarige" gast.
2)
„Ik hoop intusschen," zei Waldmann, „dat
p i over mJJ en mijn manschappen niot
o;.tevreden zult zijn. Laten wy ons by u eerst
maar eons thuis gevoelen I"
En ora dat to worden, was het natuuriyk,
dat de commandant, dio zich er reeds over
verwonderd had, dat zyn speelmakkertje Rika,
aan wie hy nog altyd de vyftien louis d'or
.schuldig was gebleven, niet aanwezig was
dat hy, zeg ik, zyn gastheer en gastvrouw
vroeg, of zy geen kinderen hadden.
„Een dochter", antwoordde mevrouw Brands,
en zy wees op de jonge dame, die bescheiden
de oogen neersloeg.
Waldmanns oogen gingen bU deze woorden
vol bewondering wagenwfjd open. Genadige
hemel, was dat de kleine Rika?I Zy leek in
zyn oogen wel een hooger wezen geworden.
Zoo riep Waldmann nu wel niet, maar hy
dacht het toch, nu hy hot bescheiden meisje
opmerkzaam bekeek. Hy voegde den ouders
de een of andere hoffelykheid toe, zoo goed
als hy zulks in de eerste ontsteltenis voor
den dag wist te brengen, en hy was den
heer Brands ten hoogste dankbaar, toen deze
'uitriep: „Nog een lepel saus en zoo al voort,
by uw droog gebraad daar op uw bord,
commandantI" (En zoo al voort scheen
wol de lyfspreuk van den ouden fabrikant te
zyn, meende Waldmann).
Mevrouw Brands sprak van een zoon, dien
z'y reeds in zyn prilste jeugd verloren had,
en nog altyd sprak zy met een bewogen
moederhart.
scholen, zonder splitsing der groote, en dat
een bohoorlijk stelsel van reserve-onderwij
zers worde ingevoerd.
Het Volksdagblad had een artikel over de
vervroegde winkelsluiting, wat
meer een practische wenk wil zijn dan een
politiek betoog. Het blad zegt:
„Ton opzichte der vervroegde winkelslui
ting heeft minister Kuyper verklaard, in
hot belang der winkelbedienden te willen
werkzaam zijn.
Aan de leiding van de georganiseerde be
langhebbenden nu, met een uitgewerkt plan
te komen, van welks verwezenlijking zij heil
voor do winkelbodiondon verwachten.
Of het bloot machtigen van de wetgeving
aan de gemeentelijke besturen, plaatselijke
verordeningon, regelend het sluitingsuur
van winkels en magazijnen vast te stellen,
wel voldoende is, wordt door ons betwijfold.
Door dat machtigen wordt immers niets go-
boren, zoodat het zwaartepunt dan gelegd
wordt in bandon van het gemeentebestuur,
waarvan het in het leven roepen van der
gelijke bepalingen weer zal afhangen van do
meerdere of mindere democratische gezind
heid van den Raad; een Rijks-regeling ware
op dit punt, althans volgens onze beschei
den mcening, meer verkieslijk.
Laten echter de belanghebbenden en do
met hen voor hetzelfde doel gefedereerde
combinaties overwegen, welk plan do voor
keur verdient.
Doch in elk geval is het noodzakelijk, niet
in den blinde te blijven aandringen op ver
betering door middel van don wotgevor,
zonder zelf den weg er toe aan te wijzen.
Want nog altijd is van kracht, dat in do
eerste plaats de onmiddellijk belanghebben
den het best kunnen weten, wat ter ver
betering hunner positie moet worden ge
daan."
De twee adressen der drie Amstor-
damsche kiosveroenigingen over
het optreden dor openbare onderwijzers in
Amsterdam IX en over dc bij voorbaat ver
leende vergunning tot het houden van een
optocht aan de sociaal-democraten hebben
(naar De Nederlander constateert) in rui
men kring instemming gevonden.
Natuurlijk niet bij liet Volk, maar wel in
andore organen dor linkerzijde; niet alleen,
in oud- of geavanceerd-liberale bladen, maar
ook in vrijzinnig-democratische. Tot dus ver
maakt alleen de Middelburgschc Courant
daarop een uitzondering, die echter daarbij
to weinig onderscheidt tusschen hetgeen een
ambtenaar als zoodanig of als ge—oon bur
ger mag doen.
Daarentegen zegt mr. A. Kerdijk in het
Sociaal Weekblad over het adres in zake de
onderwijzers, dat hij, „op gevaar af van
door Het Volk bij do scliaamtolooze onder
drukkers der vrijheid te worden ingedeeld",
liet met dit adres ééns is, waar het wraakt,
dat openbare onderwijzers voor een politiek
doel vaoi hun ambtenaarsqualiteit misbruik
maken.
„Als een ambtenaar" zoo vervolgt hij
„met een verkiezing zich bemoeiend, zijn
qualiteit voegt bij zijn naam, waarom doet
hij dat? Misschien zonder er bij to den
ken en zonder oogmerk. Maar waar-
se h ij n lijk, omdat hij daardoor zijn in
vloed meent to verhoogen. Juist dat echter
is niet zooals hot behoort. Als burger be
hoort hij aan zichzelven en aan do partij,
met welker beginselen en streven hij instemt.
Doch als ambtenaar behoort hij aan al
len alszoodanig mag hij geen politieke
propaganda maken. En dit doet hij, willens
of onwillens, door de qualitcit-vcrmelding.
Mij dunkt, deze opvatting is dn het belang
èn van alle partijen èn van het land.
Do Amhemsche Courant schrijft oyct dit
adres -in gelijken geest en noemt ook het 2de
adres een „verstandig verzoek", dat „ern
stige overweging" verdient. En wel omdat
„een navolging van het Belgische voorbeeld
in ons land geen aanbeveling verdient."
De Nedelander heeft vooral van het twee
de adres, waarin do aandacht gevestigd
wordt op hel bedenkelijke van optochten
op den avond van een stemmingsdag, met in
stemming kennis genomen, omdat zulk een
tijdstip wel in de allerlaatste plaats geschikt
voor publieke manifestaties is.
„Praat daar nu niet meer over, mama 1" riep
de oude heer; „wie weet, of by ten slotte
niot net zoo'n windbuil of zoo iets zou ge
worden zyn, als George 1"
Thans was de beurt aan Waldmann ora de
oogen bescheiden neer te slaan, want met
dien windbuil George bedoelde men niemand
anders dan zyn eigen kleinigheid.
„Maar weet u dan zoo precies, papa, of
Georgo werkeiyk zoo'n windbuil goworden
Is, als ge hem u voorstelt?" vroeg Rika.
Die vraag bracht den commandant oneindig
meer warmte aan dan hot glas ouden Bour-
gonjo, dat hy juist aan de lippen bracht om
zyn verlegenheid te verbergen. In de vraag
lag nog een spoor van voormalige vriendschap,
die niet geheel en al vergeten scheen te zyn.
Zulk een Interessante vraag, die over zulke
interessante lippen vloeide, en nog daarby
met een zoo zoete, hartroerende stem gedaan
werd, kon gevoegiyk voor honig doorgaan,
om don armon Waldmann de bittere pillen
te verzoeten, welke de heer Brands hem in
volle mate toediende.
Want deze verhaalde, om zyn oordeel te
rechtvaardigen, aan zyn gast, alsof dezo nu
scheidsrechter zyn moest, diens eigen levens
geschiedenis, van de wieg af tot aan zyn
uittocht voor hot vaderland. „Had do knaap,"
zoo besloot het verhaal met het doel om nut
te stichten, „had de knaap op de hoogeschool
wat degeiyks geleerd, dan was hy niet onder
de soldaton en zoo al voort gegaan. Was hy
niet soldaat geworden, dan zat hy thans
eigens als advocaat, griffier, rechter of zoo
iets en had flink zyn brood en een goed
bestaan."
„Ik weet niet", hernam de dochter, „ofhy
op de hoogeschool vlytig geweest is, maar
ik weet wel, dat hfi althans heenging met
Op elk ander oogenblik kan men zeggen,
dat een optocht, die de uiting of do bevorde
ring van een politieke meoning bedoolt te
zijn, daarom nog niet de kwetsing of uitda
ging van een andere meening behoeft to we
zen. Ieder mag in dit vrije land op gepaste
wijze zijn denkbeelden verkondigon, cn ex
kunnen termen zijn, dit ook door een op
tocht te laten geschieden.
„Maar juist na het sluiten van een stem
bus, wanneer do gemoederen verhit zijn,
wanneor er noodzakelijk naast de overwin
naars overwonnenen, naast de verheugden
teleurgestelden zijn, dan krijgt" aldus
eindigt De Nederlander „zulk een publio-
ke betooging allicht een vijandig, irritee
rend karakter.
Dan zou er aanleiding kunnen bestaan,
dat tegenover een vooraf aangekondigden
on toegestanen optocht-, vergunning voor een
tegon-manifestatio werd gevraagd, die dan
moeilijk zou kunnen geweigerd wordon.
Dan ook zouden in eon stad, die uit meer
dere districten bestaat, bij een a 1 g e m e o-
no verkiezing, do verschillende feestvieren
de betoogers tégen olkaar in kunnen gaan."
In heb Medisch Weekblad vestigt de heer
dr. J. A. Portengen de aandacht op ver
schillende feite®, dio tot moeilijkheden kun
nen en vermoedelijk aanleiding zullen geven
bij de uitvoering der Ongevallenwet.
Hij doet dat in een artikel„Vorwo®ding en
infectio in hot licht dor Ongevallenwet."
Vooral de vraag of een oorspronkolijk
kloino, menigmaal onopgemerkte, vorwon-
ding ontstaan is ten gevolge van de uitoefe
ning van het beroep, kan van zeer veel ge
wicht worden, indien na verloop van eeni-
gen tijd door infectie die verwonding een
ernstig karakter aanneoiht.
En dan ten tweede: verondersteld, er is
uitgemaakt, dat die kleine verwonding i n
en door het beroep is ontstaan, dan komt
do overweging of het tijdsverloop tusschc®
verwonding cn infectio het aannemen van
een oorzakelijk verband tusschen beide vor-
oorlooft.
En dam geeft het blad een paar sprekende
voorbeelden
Een metselaar vraagt schadevergoeding,
aangezien bdj bij het metselen aan een in
aanbouw zijnd huis door een insect in do
hand was gestoken.
Do afwijzing geschiedde op grond, dat do
werkgever niet ieder omgeval, hetwelk ccn
werkman tijdens heb werk overkomt, maar
alleen do beroepsongevallen als zoodanig be
hoort te vergoeden, rn. a. w. voor inwilli
ging dor aanspraken moet een oorzakelijk
verband kunnen worden geconstateerd tus
schen het ongeval en het beroep.
Verwondingen door accidenten, waaraan
iedereen in het dagelijkpch leven bloot staat,
geven geen recht op onderstand.
Wèl do gevolgen van het tweede, uit een
morbiditeits-oogpunt analoge geval.
Een landbouwer krijgt na het 6nijden van
gras voor zijn vee, plotseling pijnen en ccn
govoel van doofheid in don re ;hter-arm, dio
sterk opzwol cn den volgenden dag meerdere
ontstekingsverschijnselen vertoonde: zijn
verzoek oin schadeloosstelling werd inge
willigd op grond, dat de behandelende ge
neesheer pertinent verklaarde, dat do infec
tio was veroorzaakt door den steek van ccm
insect (hetwelk waarschijnlijk door de
hemdsmouwen naar den bovenarm was ge
kropen en daar de beet had toegebracht,
waarvan do sporen nog door hom warm
waargenomen.
Het is naar aanleiding van het optreden
van de hecren De Vries on Staalman,
wolk optreden De Nederlander „het roeren
van den staart dor partij noemt, dat het blad
o. a. het volgende schrijft:
„Elke zonde brengt haar eigen straf.
Zoo is het dan ook natuurlijk, dat de
Regeeringspartij do gevolgen draagt van
vroegere onbillijke beweringen, toen zij bij
kans ieder, dio het waagde van haar te ver
schillen, voor conservatief versleet.
Nu wordt zij goed voorbeeld doet goed
volgen door oigen geestverwanten op haar
beurt als conservatief gebrandmerkt.
Wij voor ons schamen ons dien naam
niet, als mon daaronder verstaat, het eer
biedigen van de grondslagen van het bc-
het goede doel zich voor een heilige zaak
op te offeren."
„Kom my toch niet altyd met jo heilige
zaak en zoo al voort aanzetten 1" riep de
fabrikant. „Waar zit dan dat heilige goed?
vraag lk. De Franschen zyn weggejaagd. Nu
ja. Maar het heilige ryk is toch naar den
drommel gegaan. Do oude belastingen zyn
voorloopig dezelfde gebleven, en niouwo zyn
er voorloopig bygevoegd. Die verwonschte
Engelschen met hun waron laat mon weer
toe evenals vrooger, en bekommert er zich
niet om, of wy heilige Duitschers daarby
heilige bedelaars worden. Alles ging op de
laatste jaarmarkt weer flauw. De ministers
en zoo al voort eten en drinken weer, doen
wat zy willen, begrypen van den handel niets,
laten de fabrikanten bankroet gaan en helpen
niemand vooruit. De wereld is weer by het
oude en nog erger dan bU het oude. Doet
een eerlyke kerel, dio heb misschien beter
verstaat, den mond open, wil hy een ander
liedje zingen dan de excellenties met het
kruis boven het knoopsgat en de onverschil
ligheid onder het knoopsgat let op, hoe
kort aangebonden zy zynl fluks gaat de
arme kerel in het kot, afgezet, ondervraagd,
beboet, gestraft, hy ia een volksverleider, en
zoo al voort, marschl Ik zeg je, zwyg, meisje,
daar bogrflp jy niets van. Ge moet niet verder
over je theepot kyken dan naar het kopje,
dan stort go niet."
Waldmann merkte uit dit gesprek, dat de
oude Brands nog altyd dezelfde levendige,
opstuivende, wonderiyke man was, op wien
men toch ondanks al zyn eigenaardigheden
niet boos kon worden. Daar nu in dezen
stryd tusschen vader en dochter een scheids-
rechteriyk vonnis geveld moest worden, was
de commandant zoo verstandig en hoffelflk,
eerst don vador volkomen geiyk te geven,
op het punt dor heilige zaak namoiyk. En
dit werd zyn verstand natuuriyk tot eer aan
gerekend. Daarna, omdat by zichzolven toch
ook niet rechtuit veroordoolen wilde, moest
hy ook zUn voorspreekster geiyk geven,
nameiyk op het punt van hot goodo dool,
waarmoe George zich voor de bewuste hoiligo
zaak had opgeofferd.
„Ik merk het al," riep de oude, „mynheer
de commandant is slimmer dan Hans Paris
by de drie dwaze maagdon van Troja en zoo al
voort. Hy maakt het zich gemakkoiyk: snydt
den appel in twee holften on geeft ioder een
stuk, zeggende: wol moge 't jo bekomonl"
„Neon, mynheer Brands, uw George dwaalde
zoo hy al dwaalde I waarschyniyk geiyk
verscheidene duizenden andere Duitsche man
nen, en geiyk ikzelf byvoorbeeld. Ook ik
maakte don veldtocht voor Duitschlands be-
vrydlng moe en liot alles in den steok. Onze
legers, gy weet het, waren uitgeput. Hot volk
moest opstaan en zichzelf helpen, omdat do
legere niet meer holpon kondon. Toen moest
men niet gaan rekenen en vragen, doch toe
slaan, goed en bloed op het spel zetten om
de eer der natie, den troon onzer vorsten te
reddon. Dat hebben wy gedaan. Thans moeten
wy hot heil afwachten. Onze beter gezinde
staatslieden kunnen ook niet tooveren on het
verloren paradys door een goocheltoertjo
dadeiyk weer verjongen. Ik althans betreur
den gedanen stap nog niet."
„Alle respect," antwoordde de oude fabri
kant met een diepe buiging, „alle rospoct,
commandant, voor uw uitzondering op den
regel. De uitzonderingen zyn in deze wereld
steeds het beste van de regels. Het komt m(j
overigens grappig of ernstig voor (zooals ge
wilt), dat wy burgers, booren, kooplieden en
fabrikanten twintig jaron lang ons gold moetori
opbrengen, om in vrodostyd oon logor van
ettoiyke duizenden nlotsdoondo zoogenaamde
beschormors van don troon to voeden, to_
kleedon in fluweol, zydo on goud, en dat wU
liodon dan in hot eon-en-twintigsto jaar, als,
de beschermers van don troon in do pan zijn
gehakt, zelf moeten opstaan om hot ra l weer
in hot spoor to brongen on zoo al voort."
Onder zulko gesprokken word mon roods
by hot oersto middagmaal vertrouweiykor mot
olkander. Do hoor Brands gaf daarbU zelf don
toon nanwant hy was oon man, en hy
stolde er prys op hot te zlJn dio goen blad
vóór don mond nam, golyk hy zich placht
uit to drukken. Don commandant kwam daarby
zyn incognito soms nog prettig voor, toch
wonschto hij zeer or oon eind aan te maken.
III.
Er w&jb echt or reeds een eind aan gekomen,
oer hy hot wist. Mevrouw Brands, een stille,
fijn opraerkendo vrouw, die weinig sprak,
doch veel dacht, had aan tafel, zoodra zy
Waldmann's stem hoorde, zich zUn wezens
trekken als knaap herinnerd, zo mot dit rnan-
neiyk gelaat vergeleken en hem herkond. ZUn
zichtbare verlegonhold, toon hot gesprok op
don windbuil George viel, kon slochts beves
tigen hotgeen zy vormooddo. Niettemin doold®
zy noch don anderen, noch hemzolven oon!
woord van haar ontdekking mede. Zoo placht t
zy altyd te doen. Goon vrouw bad zoo weinig
don aard der vrouwen, haar gedachten op de
lippen te dragen als zy.
(Werdt cervolffd.)