Wekeiyksehe Kalender.
Stofgoud.
Raadgeving.
ALLERLEI.
Zondag.
Niets is voor den man meor onweerstaan
baar, meer onuitwischbaar, dan de eerste in-
drukkem, door de vrome moeder gegeven, en
beschermd door de eenvoudige bekoorlijk-
Leid der kinderlijke herinneringen.
Maandag.
Goede raad is als de regen: hoe zachter
hij valt, hoe langer hij blijft en hoe dieper
hij doordringt in den geest.
Dinsdag.
Men kan niet aan alles meedoen, waar
door hulp gevraagd wordt, zegt de gierig
aard, en daarmee onttrekt haj zich liefst aan
alles.
Woensdag.
Het weten is niet genoeg; zonder toepas
sing is het zelfs niets.
Donderdag.
Hoe menige gelegenheid om goed te doen
gaat er niet door besluiteloosheid verloren.
Vrijdag.
Hebt ge iets goeds gedaan, verheug u dan
yan ganschor harte in het goede; vergeet
daarna het goede, dat ge deedt, en doe iets
betera
Zaterdag.
Die zich het minst vermoeien, hebben het
meest behoefte aan „luie stoelen."
Wie verheven is van zin,
Legt wat groot is zelf in 't leven
Ën hij zoekt het niet daarin.
S chi 11 er.
Vaak is het eemige, wat we voor onze
vrienden doen kunnen: hun vreugde niet te
storen en hun geluk te verhoogen door met
hen te genieten.
Goethe.
Woorden zijn goed, maar daden zijn beter.
Waar echter ernstig zedelijk streven bestaat,
daar zal de daad niet ontbreken, die wel
aan aardsche onvolkomenheid zal mank
gaan, maar die toch ook den stempel van
„het ware" dragen zal.
M. Leopold.
Hij, die andere menschen wil helpen, zal
in het gewone gesprek vermijden de ondeug
den der menschen aan te roeren en zal er
voor zorgen zich slechts weinig over 's men
schen onmacht uit te laten. Daarentegen is
het goed over 's menschen kracht te spreken
en over de wijze, waarop 's menschen vermo
gens volkomener kunnen worden.
Spinoza.
Kinderlijke piëteit doet ook op lateren
leeftijd raet stillen weemoed stilstaan bij de
heilige herinneringen van het ouderlijk
huis.
Th. Jorissen.
filetliode om zilveren voorworpen snol
te poetsen.
Men koko 250 gram in stukjes gesneden
Spaanscho zeep in een halven liter water
gedurende eenige minuten en voege er dan
250 gram geslibd krijt aan toe. Daarna
worde de goed omgeroerde massa van het
vuur genomen, om wat af te koelen, en
daarna in een kom gegoten. Als ze geheel
koud on vast is geworden, dan is zij voor
het gebruik gereed. De zilveren voorwerpen
worden er mee bestreken, daarna met zeer
heet water afgewasschen, waarop ze, na ge
droogd te zijn, goed met leder moeten wor
den afgewreven.
RECEPT.
Conserveeren van druiven.
De druiven worden een kwartier gelegd
in warm water van 35 graden Celsius, ver
volgens 5 seconden in kokend water gedom
peld en dan in koud water gelegd, tot ze
volkomen afgekoeld zijn. Na de afkoeling
worden ze op schoon linnen in de lucht te
drogen gelegd. De druiven blijven op deze
wijze in zaagsel of houtwol op een frissche
en droge plaats zeer goed. Druiven, die in
Juni en Juli op deze wijze geconserveerd
werden, waren m Februari en Maart van
het volgende jaar nog in uitstekende con
ditie. Het dompelen der druiven in kokend
water beoogt een dubbel doel, n.l. de mi
croscopische kiemen, die in de poriën drin
gen en schadelijk zijn voor de druiven, te
vernietigen en tevens de werking der lucht
en het rotten te voorkomen.
Het is van groot belang, de druiven pre
cies 5 seconden in kokend water te houden,
want bij een seconde to weinig wordt het
beoogde doel niet bereikt en bij een te veel
een sohadelijke werking verkregen.
De „Prov. Gr. Ct." geeft het volgende als
historisch:
Moeder brengt bij haar schoondochter het
wekelijksch avondbezoek. Zij gaat vroeger
weg dan anders.
„Wat, moeke, nou al vót?" raagt de
dochter.
„Jao mden wicht," is het antwoord, „ik
lop de mark om, 'k wol 't elastieken i-icht ies
zijn 1"
De kleine, zesjarige Jan was door zijn
oudste zuster naar den kruidenier gezonden
om een pond suiker te halen. Nadat de
winkelier den kleinen man het gevraagde
gegeven had, knoopte hij een gesprek met
het ventje aan.
„Jan", zeide hij, ,nk hoor, dat er een
kindje bij jelui gekomen is."
„Ja, mijnheer," antwoordde de kleine
man, „ik heb een broertje gekregen."
„Wel, ventje, bevalt je da.i wel?"
„Nee, hoor, heelemaal niet. Ik had liever
een zusje gehad."
„Maar waarom verruil je den kleine dan
niet
„Dat zou ik wel willen. Maar ik geloof
niet, dat ze hem terug zullen nemen we
hebben hem al vier dagen gebruikt!"
Een Fransch natuurkundige heeft een aar
dig toestel uitgevonden, dat men gemakke
lijk in den zak kan dragen. Door het trillen
van een soort magnetische naald kondigt het
eiken naderenden storm aan en het moet
juist werken.
Ook hier te lande zal dit toestelletje veel
aftrek vinden. Wanneer men bijv. wat lang
in het bierhuis heeft gezeten, haalt men een
voudig voor de huisdeur het toestelletje uit
den zak; trilt de naald sterk, dan is „zij"
nog op, en doet de man beter terug te keeren
en nog een kleine hartversterking te nemen
blijft de naald daarentegen rustig, dam is
„zij" al naar bed en slaapt en dan kan men
gerust in huis gaan.
Ida: „Zeg, Piet, hoe komt het toch, dat je
hoofdhaar al zoo grijs en je snor nog zoo
zwart is; verf je je snor?"
Piet: „Verven, neen hoor, maar mijn snor
is immers later gekomen 1"
Hij: Emilie, kun je je wel voorstellen,
hoelang de eeuwigheid is?"
Zij: „O, zeor goed! Bijvoorbeeld sedert ik
mijn laatsten nieuwen hoed gekregen heb."
Jonge vrouw: „Het eten schijnt je niet t-
smaken, lieveling. Wat scheelt er aan?"
Echtgenoot: „Ik dacht er over of er ook
drukfouten in je kookboek zouden staan."
Dankbaar. „Zeg, Willem, w_v voer je
tegenwoordig uit V
„Ik werk voor de pers."
„Een ondankbaar werk, is 't niet?"
„Och, dat mo.l je niet zeggen. Haast al
les, wat ik schrijf, wordt mij „onder dank
betuiging" teruggezonden."
In ctn openbare bibliotheek. Commis
sielid: „Maar de helft van de bladen zijn
uit je boek."
Lezer„We zijn in het seizoen dat de bla
den vallen, meneer."
Enfant terrible. Juffrouw van twijfel-
achtigen leeftijd, die uit roeien is gegaan
met een mogelijken aanbidder en -ar klein
zusje, dat bang is voor de golven: „Theo
dora, als je nu zoo zenuwachtig bent, wat
zul je dan op mijn leeftijd zijn?"
Zusjelief (argeloos): „Zeven n dertig,
denk ik."
Het uithangbord.
Verleden week kwam Teun is in de stad.
Toen hij er een hal ven dag was, wenschte
hij zich te laten scheren. Hij stapte deftig
een winkel binnen.
„Mijnheer verlangt?" vraagt een soort
bediende.
„Scheren I" beveelt Teun is.
,,'t Is hier geen barbierzegt de be
diende.
„Kom dan es kijken," zegt Teunis. En
zij gaan en Teunis wijst op het uithangbord,
waarop staat:
English Export
Bar Bier
En toen ze hem uitlachten, werd Teunia
woedend en Teunis werd verder de straal
op gesmeten.
De maan van de meid. Mevrouw:
„Mina, waar kijk je zoo naar?"
„Ik kijk naar de maan, mevrouw."
„Zeg dan aan de maan, dat ie naar huia
gaat, en kom jij binnen, 't Is halfelf."
Verstrooid. Kind: „Grootpapa, waar
ligt Brazilië? Ik kan het maar niet vinden.n-
Grootvader: „Je zult het zeker in de eet
kamer hebben laten liggen."
In de Provincie. Mama: „Daar is een
brief van Jane. Zij schrijft, dat ze dol is op
Ping-pong. Straks krijgen wij nog een Chi
nees in de familie 1"
Roman-phrase. „De baron greep trouw
hartig een barer afwerend uitgestoken han
den en schudde deze, dat hooren en zien haar
vergingen."
Een aanbeveling. Gebruik ééns ons
krentenbrood en ge zult nimmer veranderen 1
Redenaar (In een werklieden-vergadering):
„Weg met het verschil in rykdom en standi
iien zal geen man beoordeelen naar het kleed,
dat hy draagt."
Gefluister en gesis onder de vergaderden.
„Watl GU zyt werklieden en gü fluit I? Ge
kont uw eigen belangen niet
Stem uit de vergadering: „Jawel, w\j z^n
kleermakers 1"
Baas (die W6rk heeft z'<jn overjas aan te
kragen): „Zit dan de duivel in die jas?"
Leerjongen: „Nog niet, baas."
Oplossing van de Schaakopgave der vorige week.
1 D b 6 b 5 1 K e 4 f 5 of-d3
2 P d 5 e 3 of b 4
11 D c 4 d 41
2 P d 5—e 3
1T naar verkiezing.
2 P d6 U