-t No. 13 75
g-
LEIDSCH DAGBLAD. WD7NSDAG 8 OCTOBER. - TWEEDE 3LAD.
Anno 1902
PERSOVERZICHT.
F E U I LJL E TON.
Het Handelsblad bad over de toekomst
der liberale partij een artikel Het
^ïeeft er alle vertrouwen in. Maar indien de
rüiterate linkerzijde van de partij de leiding
jheeft, en het Nodcrlandsche volk in den
Waan wordt gebracht, dat het geen andere
ieuze heeft dan tu6schen clcricalon verbon
den met conservatieven, en radicalen verbon
den met sooialistcn, dan verliest de liberale
lip ar tij prestige en vertrouwen en zal de te
genwoordige Regceringspartij ook na de
•eerstvolgende algemeene verkiezingen aan
flbet roer blij ven-
Bij elke verkiezing wordt het overwicht
gegeven aan de ecne of andere partij door
Wat men zou kunnen noemen de vlottende
(kiezers, de burgers, die geen partijmannen
({zijn en eigenlijk niet geheel onbegrijpe
lijk van staatkunde een afkeer hebben,
Maar hoe begrijpelijk, hun onthouding
Tyan het openbare leven blijft onverstandig.
iZe helpen geen partij organiseeren, ze stem-
rinen slechts bij uitzondering, doch als ze op-
•komen, beslissen zij, vaak onder grillige, on-
berekenbar» invloeden, den stembusstrijd."
Heb zijn deze vlottende kiezers", die,
naar het Handelsblad beweert, het tegen
woordig Ministerie op het kussen hebben ge-
bracht; het blad noemt op wat ze liefhebben.:
,,Ze willen handhaven vrijheid tegen onbo
iperkto staatsinmenginggeleidelijke ver
betering tegen roekeiooze omverwerping
(?e lands onafhankelijkhoid door zorg voor on-
(xe weerbaarheid... de grondwettige monar
chie, want Nederland en Oranje i6 hun leuze
<en 't Wilhelmus is voor hen het nationale
\licd bij uitnemendheid.
Do wijze, waarop de vrijzinnjg-democra-
ten verdeeldheid brachten in de liberale par-
/fcij, on dat nogal op het oogenbhk, dat do
/fclgeroeene verkiezing zou plaats hebben
}tun verklaring, dat zo. alleen om aanstonds
'pen nieuwe Grondwetsherziening door te zob-
ton, liever voor den soc.-democraat dan voor
(Öen liberaal zouden stemmen, heeft afschrik
kend gewerkt op duizenden anders liberaal
^gezinde kiezers, die de socialisten grooter
(gevaar achtten voor 's lands voorspoed en
/yrijheid dan de clerioalen, vooral omdat, als
l'dezen aan het bewind kwamen, Katholieken
iPn Oalvinistcn elkanders overmacht wel zou-
'den beletten."
Aan die middenstof moet de overtuiging
Worden geschonken dat niet de radicalen
het hoofdleger vertegenwoordigen, maar dat
xij slechts den linkervleugel vormen.
Daartoe moest, dunkt ons, gobroken wor
den met do onzalige sleur, om in elkon antri-
(elerjcaal, hoe rood ook, een bondgenoot, te
Cegxpeben tegenover olken „clerioaai," hoe
gematigd vrijzinnig en democratisch ook.
Wie bij herstemming een man als de heer
j'Bijleveld verkiest boven iemand als den
hoofdredacteur van Het Volk, wordt evon-
*fcnin een clcricaal door dit bo doon, als de
radicaal, dio bij herstemming den socialist
\zelfs boven don liberaal verkiest, daardoor
(toont zelf een socialist te zijn!
Het is een kinderachtige beschuldiging,
dio waarlijk geen antwoord verdient."
d Hoe men bij herstemming heeft te han-
'dolen moet voor ieder bijzonder geval wor-
>$e® uitgemaakt. Iu het jongste geval achtte
\het Handelsblad onthouding niet raadzaam:
„Er moet een bewijs worden gegeven* dat
pr in de liberale partij velen zijn, die een
/i
ïman als de hoofdredacteur van Het Volk
(grootor gevaar achten voor onze vrijheid,
Vbnze onafhankelijkheid, onze eendracht on
(gostacLigcn vooruitgang dan een niet-conscr-
(iVatief antirevolutionnair.
Zij, die den socialist in de Kamer wilden
(Jirengon, spreken van gevaar voor vrijen
rJjandel. Welnu, meer overtuigde vooretan-
'ders van vrijen handel dan wij zijn er niet
(ij® het landdoch wij goiooven niet, dat die
/thans zóó groot gevaar loopt om daarvoor
(fille andere grooto volksbelangen te mogen
tfrergeten.
T Yelen zijn zeker met ons diep doordrongen
(Tan den plicht om bijtijds on met alle krach
ten onze landsverdediging in orde te hou-
vHen, om af te keuren, dat de burgers togen
/ëlkander worden opgestookt, om te veroor
deel en dat men hen die godsdienst prediken
r>/volksverdommers en volksbedreigers"
scheldt; om het hervormingswerk, dat be
gonnen ie niet door Grondswctcherziening
af te breken, maar geleidelijk en ordelijk
voort te zetten."
Doch daarvoor is de medewerking noodig
van ,,de groote kern der nijvere burgerij",
die van het afzeulen naar radicalisme en so
cialisme niets moet hebben.
Het blad besluit zijn artikel aldus:
,,Hoe noodig dit is, blijkt thans opnieuw,
nu de socialisten, omdat hun candidaat niet
door principieele tegenstanders in de Ka
mer gebracht is, met revolutionnair optre
den dreigen. Immers Het Volk r rijft:
Brengt men ons op straat, welnu, wij
voelen ons op straat best thuis
Do straat kan 't u leelijk lastig maken,
heeren
Deze nieuwe lezing van het .,Sois mon
frère, ou je te tuo", is de beste rechtvaar-
diging van onzen raad, niet op den hoofd
redacteur van Het Volk te stemmen.
Verstandige lieden nemen bijtijds maatre
gelen van voorzorg.
In de Enkhuizer Courant lezen wij:
„Wat kan het bijv. schelen of Troelstra
anti-monarchaal is of niet; daar zullen wij
Ovor praten als er 49 socialisten in de Ka
mer zitten."
Dit ,,het kan mij niet schelen" vinden wij
ongeveer even verstandig en voorzichtig als
dat van den man, die weigerde de brand
weer te roepen, toen óén van zijn vertrekken
in brand stond, uitroepende:
„Wat kan het mij scholen of er brand is
in een enkele kamer., daarover zullen wij
praten als het halve huis in brand staat."
Wij hebben zoo nu en dan reeds iets mee
gedeeld omtrent do ongerustheid, die in som
mige kringen heereckt, dat het ministerie
wel zeer veel zal trachten te doon voor de
vrijmaking van hooger en middelbaar onder
wijs, maar tamelijk koel is voor hot lager
onderwijs. Nu komt weer de Nieuroe
Prov. Groninger Courant met een tweetal
artikelen om dezo quacstie to bespreken. Dit
blad wil. in verband met het program van
actie der antirevolutionnaire partij:
„Voorzoover de Grondwet toelaat, finale
oplossing van het onderwijsvraagstuk in den
geest van het gewijzigd „Unio"-rapport."
En nu heeft de laatete Troonrede de vrees
gewekt, dat dit punt in deze vier jaren niet
afgedaan zal wordendat het hoogstens zoo
ver zal komen, dat we tegen do stembus van
1905 een wetsontwerp krijgen en meer niet.
De grond voor die vrees ligt niet hierin,
dat deze schotel voor dit jaar op het menu
gemist wordt, maar wel daarin, dat er een
andere schotel op voorkomt, n.l. de instel
ling van een Staatscommissie.
Kan dit niet in dit jaar geschieden, wel
nu,, men behandelo dan ten minste „het
brongen der onderwijzers-salarissen ten lneto
van hot Rijk." „Ditzelfde", zegt het blad,
„is gevraagd in een amendement van 8 an-
tir. leiders in 1877; in de „memorie ter ad
structie van het smeekschrift" in 1878; on
in een antir. motio van 1001."
De Heraut zeide onlangs in een opstel
over „O nze Roomscho provinciën"
o. m. hetgeen volgt:
Hot is nog altoos een open vraag, of do
aansluiting van Noord-Brabant en Limburg
als generaliteitslanden aan den bond der
zeven provinciën een aanwinst of eon nadeel
is geweest voor do ontwikkeling van ons Go-
cneenebeet.
In beido provinciën hjerscht de Room-
eahe Kerk oppermachtig. AI mooht bij den
aanvang dor Reformatio hior en daar even
het heldere licht des Evangelies hebben door
geblonken, het was een morgenschemering,
waarop geen dageraad volgde. In het bloed
der martelaren word het zaad der Kerk ge
smoord. Ook was do geest van het volk een
andere dan van Hollander en Zeeuw, die
tuk waren op hun vrijheid; tegen Spanjes
despotisme kwamon Brabant en Limburg
nooit in verzet.
De saamkoppoling van beide provinoiën
aan onze Calvinistische republiek was dan
ook louter vrucht ran wapengeweld, maar
loidde nooit tot die geestelijke samensmel
ting, die voor de eonheid van het volkslovon
noodig is. Nog voelt wie beneden den Moer
dijk komt, dat hier de Noderlandsohe ge
dachte geen wortel schoot. De veerkracht
van ons nationale leven ligt noch in Den
Bosch noch in Maast.
Maar al zijn deze beid - provinoiën meer
bijwonors dan huisgenoot-en, toch
heeft de Gereformeerde Kerk steeds de roe,
piDg gevoeld, om den arbeid cbr Evangelisa
tie onder deze Roomsche landgenoofen met
kracht- ter hand te nomen. Het was Gods
bestel, dat deze provinciën zoo nauw met ons
volk. verbonden worden, en daarin lag een
heilige roeping om het zuivere Evangelie
to prediken aan hen, die in de macht van
hot bijgeloof gebonden lagen.
De Tijd wensoht zich maar niet zoo neer
to loggen bij wat De Heraut zegt en spreekt:
Een samengaan op politiek terrein sluit
allerminst uit een krachtig vasthouden aan
eigen godsdienstige overtuiging; het verde
digen van clie overtuiging ook tegenover
politioko vrienden; bet maken van propa
ganda voor die overtuiging overal, waar
dit mogelijk is en met alle gepaste middelen,
welke ten dienste staan.
Maar het samengaan als lenden cn broe
ders wordt moeilijk, wanneer de bekecrings-
ijver van prot-estantscho zijde er toe leidt, in
ons, katholieke Nederlanders in het. alge
meen, of in de bevolking onzer bij uitstak
katholieke provinoiën in het bijzonder, niet
gelijkberechtigde landgenooten en Nederlan
ders fco zien, maar een soort van vreemdelin
gen, een minderwaardig ras, hetwelk nu
eenmaal op den Neder] andsclion bodem moet
geduld worden, zonder oven wel met de be
volking dor overige provinciën op éón lijn
te kunnen worden gesteld; vooral wanneer
dit geschiedt in De Herautdie geïnspi
reerd wordt van een zijde, bij welko een juis
ter begrip van toestanden en hoogere waar
deering van een zeer aanzienlijk gedeelte
der eigen landgenooten en modeohristonen
mag worden verwacht.
Wat den toestand op dit oogenblik aan
gaat, merkt De Tijd het volgende op:
Hoe is dan in de beste pro tostan techo
kringen nog altijd do geest blijven voortle
ven uit dc dagen van de Republiek der Ge
ünieerde Provinoiën, toen op de bevolking
dor Generaliteitslanden en op co Katholie
ken in het algemeen als op een niot-volk
mot minachting werd neergezienEn dit
nadat Noord-Brabant en Limburg bijna
negentig jaren deel hebben uitgemaakt van
ons koninkrijk en hun bevolking in dozen
tijd het recht om voor volle Nederlanders
gehouden te worden ruimschoots door daden
bewezen heeft. „Bijweners", die bevolking,
nadat in dafazelfde langdurige tijdsverloop
tal van haar katholieke zonen in allerlei be
trekkingen hot vadorlond, de grootste dien
sten hebben bewezen I
„Bijwonors", nadat die gewesten bij tal
van gelegenheden blijk hobben gegeven, on
danks de grieven, die zij konden ontleencn
aan het verlcdene, allerminst achter te staan
bij andere provinciën in trouw aan het vo-
dorland, in liefde voor onze dynastie 1 Geen
land- of huisgenooten: maar slechts bijwo
nors zou een bevolking mogen boeten, welke
aan haar Vorsten een ontvangst bereidde
zooals aan Koningin Wilholmina ten deel
viel bij Haar bezoeken aan do zuidelijko pro.
vinoiön l Geen eohte Nederlanders zij, bij
welke het nationaliteitsgevoel, zelfs ondanks
verschil van godsdienstige gezindte, zich op
zóó enthusiast*- wijze heeft geuit voor de
stamverwante Calvinistische Boeren als in
Limburg hot geval ie geweest.
Misschien denken wij niet al te optimis
tisch van het rechtvaardigheidsgevoel en
het door vaderlandsliefde geleid oordeel der
Heraut-redactie, zoo besluit De Tijd
indien wij op eenige retractable of verkla-
ring betreffende haar verantwoordelijkheid
voor de in dit artikel geciteerde woorden
rekenen.
In die woorden toch ligt voor alle Neder
landers, op welke zij wordon toegepast, ook
voor katholieke Noordbrabanters en Lim
burgers, een belcediging.
Rooken bij kinderen. Mr. A.
Kerdijk schrijft in het Sociaal Weekblad:
Ook al een statistiek. En geen fraaie.
Zij is in het onderwijsblad School en Leven
meegedeeld door don heer A. Boor, hoofd van
de school te Weater-Emden, door wien een
onderzoek is inp^stold naarhet rooken
onder zijn leerlingen.
Dezulken, die slechts „wel eens een enkole
maal vOor de grap" con trekje gedaan heb
ben aan vaders sigaar of pijp", telde hij niet
tnee. Hij zocht alleen degenen, „die een pijp
of sigaar ten einde konden rooken zonder
zich „raar" te gevoelen, de rookers van pro
fessie dus." En „om de waarheid zoo zuiver
mogelijk te krijgen ook van do jongere
leerlingen, die er soms maar wat op los fan-
taseeren heeft liij niet alleen bij henzelf,
doch ook bij oudere broertjes en zusjes, of
bij anderen, geïnformeerd.
Zoo gelooft hij een vrij betrouwbare uit
komst te hebben verkregen als volgt:
„Van de jongens der laagste twee klassen
(jongens van 5 tot 7, een enkele misschien
van 8 jaren) waren er 9. die konden roo
ken, de mecsten zoowel pijp als sigaar.
De jongens der volgonde tweo klassen
(leerlingen van 7 8 tot 10 jaren) leverden
11 rook ere op, waarvan het grootste deel ook
meester op beide wapens.
De hoogste twee klassen (van 10 tot 12 k 13
jaren) leverden er 9 op.
Er waren dus in 't geheel 20 rookers; of
(daar het ondorzoek liep over 58 leerlingen)
60 pCt.die de kunst verstonden."
Heeft men hier al dan niet slechts mot een
toevallig plaatselijk kwaad te doen? Ik vrees
het laatste.
Waar, zoover ik weet, alle gezondheidkun-
dtgen zonder uitzondering het rooken door
kinderen beschouwen als een zeer ernstig
kwaad, verdient de zaak do aandacht van
onderwijzers, wier taak naar hun eigen schat
ting vorder reikt dan het bijbrengen van
kennis en het ontwikkelen van den geest. Of
neen: dit behoef ik er zelfs niet bij te voegen.
Want juist voor de werking van de jeugdige
horsenen is het niootine-gif immors zoo ge
vaarlijk.
Over do Speetwet schrijft mr. P. J.
M. Aalbereo in hot Katholiek Sociaal Week
blad hot volgendo:
De Speetwet is aangenomen met 50 togen
20 stem mon.
„De Speetwet". Zoo heeft mgr. dr.
Sohacpman dit ontwerp-wijziging-arbeide-
wet, den nachtarbeid der haringspeeteters
betreffende, tcekonond genoemd.
Do naam vordiendo aanbeveling, ón om
zijn kortheid, èn vooral omdat er iets in
klinkt van het spijbel ijk gevoel, dat ieder
onzer bij de aanneming van dit wotsont-
werpje de keol beknelt.
Nachtarbeid voor vrouwenEn zij, die
zoo hoog willen houden het huisgezin, het
familieleven, zij, dio het horhalings-
ondcrwijs, hoe noodig ook, vervloekten om
do onzedelijkheid des avonds, zij, dio voe
ding en kleeding van arme, hongorige
8ohoolkindore.n, hoo nuttig ook, verfoeiden,
omdat kinderen voeden plicht was der
oudore, zij verklaren zich voor dit ont
werp, omdathet voor do haring-
industrie praotisch noodig zou zijn
En de dezer dogen tc Keulen vergaderen
de „Internationale Verceniging tot wette
lijke bescherming van arbeiders" besloot,
met 25 tegen 7 stemmen, dat hot niet noo-
d i g meer is een oommissie te bonooincm,
wedke in opdracht heeft te onderzooken,
,,of do afschaffing van nachtarbeid voor
vrouwen mogelijk ie."
Niet noodig, omdat deze vraag geen vraag
meer ia
Niet noodig, omdat mót do noodzakelijk
heid tevens de mogelijkheid geacht werd al
gemeen erkend te zijn.
De „Speetwet" heeft een wèl spijtolijkc®
klonk
Iets anders echter.
Het Handelsblad schreef dezer dagen:
„Doch men schijnt zich ton opzichte van
do haringindustrio bo hebben vergist; do il
lusie heeft zich niet verwezenlijkt; het be
drijf heeft zich niet naar de wet gezet. Het
aanhangige ontwerp beduidt dan ook con
bukken van de wet voor de praktijk, een
„wettigen van een praktijk", gelijk in do
memorie van antwoord wordt gezegd, „die
thans reeds gedurondo meer dan tien jaren,
in strijd mot do wet, feitelijk geldt." Dat dit
zoo is, wordt eerst (nu, en wol eerst in de
Memorie van Antwoord, bckond gemaakt.
Do Memorie van Toelichting zwoeg er van.
„De hebbelijkheid, om eerst in de Memo
rie van Antwoord het gros van de toolich-
ting te geven, schijnt meer en meer in zwang
to komende heer Goekoop wees er nog op,
dat hetzelfde geschied is ten aanzien van het
pantserschip. Nu kunnen wij dit op zich
zelf zoo erg niet vinden, mits maar niet do
kern, de zaak, waar allee om draait, in do
memorie van toelichting ontbreekt. En dat
was hier wt-1 zoo. Van het foit, dat hier al
leen een door de praktijk opgedrongen toe
stand word gewettigd, is in dc memorie van
toelichting geen woord gerept. De Minister
liet de Kamer aanvankelijk in don waan, dat
het iets nieuws gold, zoodat hij gelegenheid
liet tot de vraag, hoe hot dan toch wol in
yorigo jaren was gegaan en tot do gevolg
trekking, dat, daar de Arbeidswet i mme re
moest wordon nageleefd, het speten 's nachts
door mannen moest zijn geschied of niob
moest zijn geschied. Op dit punt heeft de
Minister, zonder opzet natuurlijk, do Ka
mer er in laten loopen."
Do Memorie van Toelichting zweeg er
van
Letterlijk is dit juist-.
Maar er is oon stilzwijgen, dot welspre
kender is dan hot luidste woord.
Reeds in ons noramor van 20 Maart (blz.
129) dus onmiddellijk na het vcrechijnom
van de Memorie van Toelichting schreven
wij reeds, dat als men dezo Memorie maar
goed las, het zeer duidelijk word, dat het
goheelo wotsontworp praotisch den toe
stand niet erger maakt, maar don ook indi
rect was een felle aanklacht tt^jen vroegere
Ministers, die willens cn wetens de
Arboidswet straffeloos lieten overtreden,
zonder den moed te hebben, óf een wijziging
i^oor be stalen, óf do ongewijzigde wet te
handhaven, gelijk plicht hun gebood.
Immers, in de Mem. r. Toel. zei do Mi
nister, dat toelating van Zondag s-arboid
niet noodig was: „omdat in een aantal
havenplaatsen, waar haringrookerijen go-
yestigd zijn, de Zondagsrust wordt ge-
handhaaf d."
Stond daar niet zéér duidelijk, dat toela
ting van n a oh t-arboid wól noodig wna, om-
dot het wettelijk verbod n i o t was g e-
handhaafdl
Misschien had men van liberale zijde
voorziohtigcr gedaan, geen meer fonnocle
bevestiging van don Minister to vorderen.
Thans kan men de waarheid overwegen
van het spreekwoord: een slechte tijding
komt altijd vroeg genoeg.
In do Roomsoh-Katholiek o pers wordt
nogal gesproken over het o ij f o r van r e c li
tre r 1 ij k e vcroordeelingon, dat on
der de Roomsohon voorkomt on hooger
is dan bij andere gozindfen. Hd> feit hooft
aanleiding gegeven o. a. tot eonigo artikelen
van Dr. Ariëns in De Tijd, dio het versohijn-
6ol o. m. toeschrijft aan het menigvuldig
misbruiken van sterken drank.
Naar aanleiding van dezo artikelen bevat
genoemd blad oen schrijven van iemand, dio
het heeft over do toestanden in den drie
hoek: HoornEnkhuizen—Medcanbl ik. Hij
öohrijft o. a.:
„Onze bevolking moet hard werken. Ge
durende negen maanden van het jaar hoeft
onze veldarboidor per werkdag letterlijk
geen half uur voor ziohzolven. Alleen d«^s
Zondag is zijn tijd van rust en het moot
er bijgevoegd dikwijls van uitspatting.
Denkt niet, dat hij den Zondagavond slijt
in huiselijken kring. Zeker, er zijn velo gun
stige uitzonderingen, maar een groot aantal
trekt tegen don avond naar den herborg, om
er onder allerlei spol den tijd te dood en. Do
herbergier maakt goede zaken, want in den
rogol kunnon onze vierkante Noord-Hol
landers heel wat naar binnen spekm eer ze
hom „beet" hebben. Het is treurig, dat de*
Zondagsavonds zooveel zuur verdiend geld
aan sterken drank wordt verspild. Maar het
orgste, hot meest bedroevende feit is, dat or
bij zulke gelegenheden om sterken drunk
wordt gedobbeld. Laat ik mij vorklaron.
Geen herborg, of men vindt or een biljart.
Wie zal oon partij spelen? Niet hij, dio het
corst afschreef. Afschrijven ia alhier geen
gebruik. Neen, hij zal spelen, dio do rnocwao
borrels biedt. En zoo worden somtijds par
tijen gespeeld om twintig en meer dubbel
tjes-borrels. En daar het biljart gewoonlijk
draaf Alex.
(86)
„Hebt gij nog oudere?"
„Ja."
,,Wat is uw vader?"
- „Heereboer."
„Zoo, op do manier als Ellingsen?"
„Ja, zoo ongeveer."
Zij schudde het hoofd. „Ik verbeeld mij
altijd dat gij iets bijzonders zijt. Gij hebt
(zoo'n bijzondere manier om te commandee-
f ren, heel andere dan anderen. Gij zijt zekor
reen vermomde prins."
Lassow lachte hard en bitter. „Niet preoies
(een prins, juffrouw Ellingson."
„Maar boe kunt gij dan zoo goed com-
inandeeren?"
,,x\ongeboren brutaliteit." Nu begon hij
jWeoir over den circus te spreken; zij reden
nu langs een small on landweg, aan beide
jijden door slooten omringd. „Het is af
schuwelijk donkor," zeide Lassow knor
rig, terwijl hij een ruk aan de teugels gaf;
;„wij waren bijna in de sloot te land geko
men."
Juffrouw Doortje was in zeer opgewonden
jjstohiming; deze romantische, nachtelijke rit
/inet don interessamten Lassow, al het onge-
i .vono van dezen avond, deden haar bloed
^Bneller door de aderen stroomen. Dat was
^tou nog eens eon avontuur I En nog nooit
(ln haar leven had zij er een beleefd. Trou-
wens, dezo avond zou nog rijker aan avontu-
;ren zijn dan zij op het oogenblik vermoedde.
('Hoe het gekomen was, wist zij zioh later
•iiooit te herinneren zij voelde een stoot, er
kraakte iets, een kleine luchtreis, en daar
zaten zij in de natte sloot, het eene wagenrad
lag naast haar, en een diepe duisternis om
gaf haar.
„Waar zijt gij, juffrouw Doortje?" klonk
nu de stem van Lassow, vlak naast haar.
„Hier," antwoordde zij en strekte de hand
naar hem uit.
„Hebt gij u bezeerd?"
„O, neen, volstrekt niet. Ik zit hier heel
goed. En gij?"
„Thank you." Dat verstond juffrouw
Doortje niet en hield het dus voor een vloek.
„Ik heb in mijn leven al wel eens beter ge
zeten."
Hij hielp haar nu uit do sloot en bracht
haar naar den grooten steen, die het onge
val had veroorzaakt; hij raadde haar aan,
daarop te gaan zitten, terwijl hij den wagen
nazag.
's Nachts in do duisternis onder stroomen
den regen aan don weg te moeten zitten, kan
niot bepaald een genot genoemd wordendit
vond Doortje Ellingson ook, en hoe langer
het duurdo eer Laasow weer bij haar kwam,
des te gedrukt-er werd haar stemming.
Maar eindelijk kwam hij dan toch, met
een der wagenlantaams in de hand. en zei
de „De wagen is niet meer te gebruiken, juf
frouw Doortje, on wij moeten te voet naar
huis gaan. Hoe wij ons verder uit de affaire
zullen redden, weet ik nog niet; maar gij
behoeft geen angst te hebben, ik zaJ wel wat
bodenken, en in ieder geval neem ik alles
op mij."
Zij antwoordde niot; plotseling viel haar
hoofd tegen zijn schouder aan, en rij barstte
in tranen uit. „Laten wij nooit, nooit meer
naar Ellingshof gaan; ik kan het leven
daar niet meer uithouden I" riep rij snik
kend uit.
„Ja, maar mijn beste juffrouw Ellingsen,
waar ter wereld wilt gij dan heengaan?"
„Waarheen gij maar wilt; het kan mij niet
schelenmaar niet naar Ellingshof. Gij
kunt K ars ten zeggen wat gij wildt, hij zal
u toch alle6 wat hij maar grijpen kan naar
het hoofd werpenen ik zal geen leven meer
hobben. Ik wil en ik zal niet meer naar hem
torugkeeren; ik wil bij u blijven, ik zal alles
doen wat gij verlangt, alleen niet naar El
lingshof terugkeeren."
„Dat is echter juirt datgene, wat ik van
u vorlang," antwoordde Lassow kortaf, en
vervolgde toen op zachter toon: „Denk aan
uw plichten, juffrouw Doortje. Ellingsen
is uw man, gij moet bij hom blijven en heim
oppassen, en trachte® zijn luimen te ver
dragen. Daarvoor heeft.hij u ook tot meeste
res van Ellingshof gemaakt."
„Maar dat begeer ik in het geheel niet.
Hij heeft er gebruik van gemaakt, dat ik
nog een kind was en niet wist wat het be-
teokemde zich voor het geheele leven te bin
den. Maar nu weet ik het wel, daarom wil
ik niet langer blijven. Laten wij ver, ver
weg gaan, waar niemand ons kent, en een
nieuw leve® beginnen."
„Maar, juffrouw Ellingsen, hoe stelt gij u
dat eigenlijk voor?"
„Hoe ik mij dat voorstel?" Zij richtte zioh
plotseling op en droogde haar tronen. „Dat
er voor mij maar éón geluk op de wereld be
staat, namelijk ver van Ellingshof, aan
aan met u, mijnheer Laesow, want ik
heb u lief."
Ware de bliksem naast hem in den grond
geslagen, dan zou Lex Lassow niet meer heb
ben kunnen ontstellen dan hij nn deed. Nog
eer hij woorden kon vinden, vervolgde juf
frouw Doortje weer snikkend: t)ls dat zulk
een wonder? Gij zijt do eerste, die vriende
lijk en goed tegen mij zijt, en u toch om mij
bekommert; gij hebt mij zelfs tegenover mijn
man in besohorming genomongij zijt do
eerste, die mijn loven waarde hebt gegeven,
en ik ben toch ook een menscholijk wezen
Lassow stond op. De regen stroomde langs
hem neer, naast hem lag de gebroken wagon
en aan zijn voeten zat do vrouw van zijn to
gen woo rdi gen heer, die hom snikkond haar
liefde verklaarde.
„Gij zijt nu in een opgewonden stemming,
juffrouw Ellingsen," zeide hij zoo bedaard
mogelijk, „wij zullen beiden vergeten, wat
gij daareven gezegd hebt. Gij weet zolf, dat
ik, als man van eer, daar niet naar mag
luisteren. Kom, gij moet sterk zijn, gij hebt
u ondor mijn besohorming gesteld, en ik ver
lang van u, dat gij met mij naar Ellingshof
terugkeert. Wat ik zal zeggen, is mijn zaak,
maar u zal geen leed wedervaren."
Hij sprak op zulk een vasten toon, dat
zij het niot waagde tegen te spreken, maar
haar tranen droogde en opstond. Lassow
nam het paard bij den teugel en gaf haar do
lantaren. „Wij hebben nog een langen weg
voor ons," zeide hij, „als gij de lantaren
draagt, kunt gij ton minste iets zien. Wilt
gij mij een arm geven?" Zij schudde het
hoofd, en ging aan den anderen kant van
het paard
Zoo vervolgden zij zwijgend hun weg. Het
was ongeveer een uur in den morgen, toen
rij Ellingshof bereikten. De hofhond sloeg
oven aan, maar een woord van Lassow
bracht hem tot rust. Hij bracht nu het
Saard in den stal, deed het tuig af en voe-
er in do krib; juffrouw Doortje stond er,
met de lantaren in de hond, huiverend bij
Het was toch koud in de natte kieeren.
Eindelijk was Lassow klaar: „Ziezoo, nu
zullen wij naar huis gaan." Zij knikte wcor
zwijgend. Toen zij voor do huisdeur stonden
on Lassow in zijn zak naar den sleutel zocht,
zoido zij zacht: „Gij gaat nu zokcr weg, niet
waar? Wilt gij Ellingson als verontschul
diging den waren grond racdcdcelon, mij
is het onverschillig." Haar stom klonk mat
cn onderworpen, en zij leunde tegen don
muur aan.
„Dat zal ik natuurlijk niet doen; wat ik
bom zeggen zal, weet ik nog niot, maar dat
natuurlijk niet."
„En nu vindt gij mij zekor heel slecht en
verachtelijk, niet waar?"
„Neon, juffrouw Ellingsen. Wat gij mij
voorheen gezegd hebt, gold niet mijn per
soon, maar alleen dat, wat in mij jong,
frisch on opgewekt is; dat trok u aan, om
dat het voor u iota nieuws is, en omdat liet
nu eenmaal in do natuur van den i.iensch
ligt, dat jong en jong bij elkaar hoort. Maar
ik moet, ter willo van uw eigen rust, weg
gaan, anders kon het tooh eens anders wois
den, on dan ware het ongeluk niet te over
zien.
Hij opende nu do huisdeur on liet haar
binnengaan. In do gang reikten zij elkan
der stom do hand, en toon hij do trap op-'
ging, bleef zij onbeweeglijk staan met de
lantaren in de hand en zag hem na totdat
hij in zijn kamer verdwenen was. Toen zocht
ook zij haar kamer op, wierp zich op haai
bed, en weende bittere tranen.
Wordt vervolgd.)