f: No. 13072 ;r LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 4 OCTOBER. TWEEDE BLAD. Anno 1902. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Cjl-raaf Alex. V Omtrent de tegemoetkoming ia do huishuur van onder wijzers maakt een schrijver in De Katliolteke School do vol gende opmerkingen Reeds dikwijls hebben we bij onszelvcn ge dacht, hoe vreemd toch, dat gehuwde onder wijzers van 28 en meer jaren oud een tegc- 'moetkoming van minstens 50 gulden per jaar, genieten, terwijl zij, wanneer ze het ongeluk hebben hun vrouw, misschien moe der van verscheidene kleine, zorg behoeven de kinderen, te verliezen, die bijdrage weer moeten missen. Wel is waar hebben verscheidene gemeen tebesturen die onbillijkheid ingezien en daarom ook bepaald, dat weduwnaars met kinderen onder 18 of 20 jaren die tegemoet koming blijven genieten. Enkele gemeenten gingen, naar wij ten min ste meenen, nog verder en bepaalden bij haar traktementeregeling, dat alle gohuwde onderwijzers boven do 28 jaren, due ook we duwnaars, al of niet zonder kinderen, die 'tegemoetkoming in de huishuur zouden ge nieten. Voorzeker een loffelijke maatregelDeze verdient en behoeft navolging! Jammer, dat zoo weinig gemeentebesturen hebben ingezien, of ten minste hebben g o- fcoond, dat het hoogst onbillijk is, dat een gehuwd onderwijzer bij "het zware, onherstel bare verlies, geleden door den dood der echt- genootc-mocder. ook nog do tegemoetkoming in de huishuur verliest. Onbillijk, neen, erger nog is dit Immers, juist door den dood dier echtge- noote komt zulk een onderwijzer voor groo- t e r financieele zorgen to staando wetgever onttrekt hem dan juist een belangrijk gedeelte van zijn inkomen. Vorder hierover uit te vreiden, om het on rechtvaardige hiervan te doen inzien, is overbodig. We betreuren het, dat de voorstellers in de Tweede Kamer niet duidelijker hun bedoe ling hebben neergelegd in de redactie van die alinea, welke nu aan de gemeenten do 25 gulden eubsidi* voor do weduwnaars ont houdt, al zijn de gemeentebesturen ook gene gen om ook aan de weduwnaars een tege moetkoming te verstrekken. Dit artikel ver biedt het nu wel niet aan de gemeenten, maar het zal toch altijd de oorzaak er van zijn, dat in zoo weinig gemeenten den we duwnaars die toelage niet onthouden wordt. Bovengenoemde onbillijkheid wordt nog grooter, wanneer we in verband met dat amendement (dat is alinea 7 van art, 26) lezen alinea 4 van art. 41 over do pensioens bijdragen. f Hier immers lezen we: „Do jaarweddo der mannelijke onderwijzers, bedoeld in het ze vende lid van art. 26, wordt borekend met inbegrip van de in die wetsbepaling vormel- 'de tegemoetkoming." Wel, zeer natuurlijk, zal misschien een der lezers ons opwerpen. Van die tegemoetko ming behoort even goed 2 percent voor pen sioenbijdrage in 'a Lands schatkist gestort to worden. Dit zijn we met hem eens. Maar we wil den toch wel eens vragen, of hij het later ook heel natuurlijk zal vinden, dat hij die jarenlang 2 Ct. van die 50 h 100 gld. tegemoetkoming, dus jaarlijks van 1 tot 2 gulden voor pensioen gestort heeft, en die tevens het ongeluk heeft een jaar vóór zijn pensionneoring zijn cchtgenoote, en mét haar die tegemoetkoming, te verliezen, dan slechte een pensioen gonie^. berekend alleen naar zijn traktement, zonder dis 50 h 100 gul den? Nog sterker 1 Vindt gij het volgende bil lijk? Er is bijv. een onderwijzer, die gehuwd is op 28-jarigen leeftijd. Hij kreeg toen 100 gulden tegemoetkoming voor huishuur. Hij vraagt pensioen aan op 65-jarigen loeftajd. Dan heeft hij voor zijn ponoioen gestort 2 pCt. van zijn salaris en nog 36 maal 2 gld is 72 gulden, van die tegemoetkoming, ge noten van 28- tot 64-jarigen leeitijd, dus ge durende 36 jaren. Ve ondersteld wordt, dat zijn cchtgenooto sterft vóór hij 64 jaar oud is. Zijn traktement, dat dan minstens bedraagt 800 gld. (700 gld plus 100 gld. huis huur) wordt dan verminderd met 100 gld en gebracht op 700 gulden. Hij heeft op 65- jarigen leeftijd minstens 40 dienstjaren. Zijn pensioen zou dan bedragen, als zijn vrouw nog leefde, 2/8 van 800 guldon is 534 gld., en nu hij weduwnaar is, maar 2/3 van 700 gld. is 467 gld. Dit is 67 gulden minder jaar lijks, misschien gedurende nog 10 of meer jaren Een andere onderwijzer met hetzelfde trak tement huwt bijvoorbeeld op 50-jarigen leef tijd (om nu niet het gunstigste geval voor onze berekening te nemen). Op ruim 58-jari- gen leeftijd hij kan dan 40 dienstjaren hebben vraagt hij wegens lichaamsgebro ken pensioen aan. Hij heeft dan derhalve maar gedurende 8 jaren voor zijn pensioen 2 pCt. van do tegemoetkoming in do huis huur (bijv. ook 100 gld.) gestort. Dit ïs 8 maal 2 gld. is 16 gld. Als zijn vrouw dan nog in leven is, geniet hij een' jaarlijksch pensioen van 40/60 of 2/3 van 800 gld. of 534 gulden waarbij ook die 67 gulden voor de huishuur. Dit pensioen blijft hij behouden zoo lang hij leeft, ook al sterft zijn echtgo- nootc reeds kort na zijn pensionneering Men ziet dus, hij, die het langste betaalt, ontvangt jaarlijks in d i t geval 67 gulden minder pensioen, en beiden verkeeren op 65-jarigen leeftijd toch in hetzelfde geval. De eerste heeft meer gestort, dus moest nog eerdor meer pensioen kunnen genieten dan do laatste. Beidon zijn don weduwnaars, hebben het zelfde salaris en dezelfde bevoegdheid gehad, en toch, hij, die het langst bij het onder wijs werkzaam is geweest, en het meest betaald heeft, ontvangt het minste. Hij, die 72 gulden ten gevolge der vroeger ont vangen tegemoetkoming in de huishuur meer heeft betaald, ontvangt daarvoor niots, terwijl hij, die slechte 16 guldon daarvoor gestort heeft, daarvoor j a a r- 1 ij k 8 geniet niet minder dan 6 7 gulden. En noemt men dat nu nog niet onbillijk? De Nederlander heeft een studie gemaakt van hot onderwerp: het opperbevel over hot loger. Hot is gedeeltelijk een niet onbelangrijke historiostudic. Het blad schrijft o. a.: Volgens artikel 31 der Grondwet is de Ko ning meerderjarig als zijn 18de jaar ver vuld is. Ib dus het persoonlijk commando een deel der regeortaak, dan is de Vorst ook op 18 jaar opperbevelhebber, terwijl de jongste luitenant bij het leger ouder ia Do deelneming van oudere en meor erva ren minister* aan de regeeringszaken, om van de adviezen van den Raad van State niet te spreken, maakt dat de jougd van den Vorst voor do eigenlijke regeering geen _groot bezwaar oplevert, maar wij zagen reeds, dat zulk een deelnoming bij het per soonlijk opperbevel niet mogelijk is. Er blijft dus slecht* over, dat de Koning zioh laat leiden door oudere en meer ervaren gene raals. Toen Fredorik de Qroote in zijn eer sten veldslag bij Molwitz alles in de war had gestuurd en zelf in zenuwachtige over spanning van het slagveld was gevlucht, heeft de oude Sohwerin weer alles terecht gebracht, maar waarom zal de vorst per soonlijk commandeeren, als een zijnor gene raals beter voor dio taak berekend is? Niet altijd ook is er één, die over do an deren genoeg overwioht bezit, om zich te doen gehoorzamen. Men denko slecht* aan den strijd om het commando tusschen generaals.Wimpfen en Ducrot bij Sedan, on ten Blotte geeft de me dewerking van niet verantwoordelijke ge neraal* niet dezelfde waarborgen als do deelneming aan de regeering van verant woordelijke ministers. Er zijn jonge militaire genieën. Willem de Zwijger waa reed* op 21-jarigen leeftijd genoroal en ahof van het Spaansche leger. Willem II onderscheidde zich reeds als knaap in een groot ruitergevecht, waarin hij het commando had. Jan Willem Frieo had reeds op 24-jarigcn leeftijd een beroem de militaire loopbaan achter zich. Prins Fredorik, de broeder van Koning Willem I, was reeds op 18-jarigen leeftijd een der bcete voldheoren van zijn tijd, maar 18 jaar is in het algemeen toch wel heel jong. Prins Maurit* word op dien leeftijd voorzitter van den Raad van State, maar in datzelfde jaar maakte hij een expeditie tot ontzet van Antwerpen nog slechts als fcoeechouwor mo de. Het feitelijk opperbevel kreeg hij eeret op 24-jarigen leeftijd. Stadhouder Willem III mocht, volgens resolutie der Staten, niet voor het 22ste jaar kapitein-generaal worden. Dien leef tijd had hij in 1672 juist bereikt en een ge lijken leeftijd haddon Condé bij Rocroy en onze erfprins bij Waterloo. Napoleon I was op 24 jaar nog 2de luite nant en F rede rik de Grooto waa reeds 29 jaar, toen hij zijn eersten veldslag leverde. Wij ei6chen 25 jaar voor een kiozer en 30 jaar voor een afgevaardigde. Eon lota- ling begint zijn acbieven dienst eerst na het 18do jaar, omdat hij vóór dion tijd nog li chamelijk te zwak wordt geacht en dan zal men een vorst op 18 jaar berekend achten voor het opperbevel 1 Een hooge leeftijd is minder bezwaar dan een te grooto jeugd. Vele groote voldheoren hebbon eerst laat hun geschiktheid als zoo danig geopenbaard en die zeer lang be houden. Caesar en Cromwell zijn eerst na hun 40ste jaar hun militaire loopbaan begon nen. Bluchor was in 1815 reeds een grijsaard.. Grant waa reeds vrij oud, toen de Amorikaanoohe burgeroorlog uitbrak. Men denko verder aan mannon als Mon- dragon, die nog op 90-jarigen leeftijd groo to daden verrichtte; Sdhomberg, Do Ruyber, Katasof, Radetaky, Ohassé, Moltko en kei zer Wilhelm, dio op govoiMorden leeftijd niets van de kracht on cnergio der jeugd verloren hadden, maar ook die mannen zijn uitzonderingen. De slag bij Marengo zou vermoedelijk ten voordeclo der Oostenrijkere zijn uitgeval len, indien hun aanvoerder niet een oud cn versleten man was geweest,, die vóór dat do 6trijd geheel ten einde waa, heb slagveld had verlaten, om to gaan rusten. Terwijl hij sliep, verscheen Desaix met versche troepen op het slagveld, die de kans doden keeren. Een leoftijdsgrens is, behoudens uitzon- doringen, voor veldheeren even wonschelijk als voor rechters, professoren en anderen; maar hoe kan men een erfelijk vorst, die tot aan zijn dood recht beeft op de regeering, vóór dien tijd, van een deol der regeer macht bcroovcn? Geraakt hij buiten staat do regeering waar te nemen, dan gaat de geheolo regeer- taak op den regent over, maar splitsing is nooit mogolijk. Ook art. 31 der Grondwet is dus wel met een recht van beschikking te rijmen, maar niet met een persoonlijk opperbevel. Het Dar/blad van Gouda bespreekt den toe stand der vrouw in het algemeen, zooals die tegonwoordig in ons land is. Het blad meent, dat de gehuwde vrouw feitelijk behandeld wordt als onmondige, terwijl het met do ongehuwde vrouw nog erger is. Met het oog op de bestaande en door het blad niet in alle opzichten goedgekeurde vrouwenbeweging, vraagt het blad, waarom onze wetgeving 7.00 achtoi'lijk blijft, waar het do vrouw betreft. „Omdat," zegt hot, ,,nog niemand den moed heeft gehad voor te stellen, dat ook de vrouw iets te zoggen zou hebben bij het kiezen der vertegenwoordi gende lichamen." Hot blad is voor vrouwen kiesrecht, maar bepaalt zich in do eerste plaats bij de economische belangen der vrouw en gaat dan voort: En dan vragen wij, waarom cr niet meer van gemeente- of rijkswege wordt gedaan om do vakopleiding dor vrouw in de hand te werken. Waarom zou men de vrouw, die door haar studies daartoe bevoegd ie, niet in de gelegenheid stellen haar ongolukkige zusters rechtsbijstand te verleenon of haar kennis op den katheder te verkondigen? Het ligt toch voor dc hand, dat een vrouw meer bevoegd en geschikt is om over de drijfveeren van haar geslachtegcnooten to oordcelen dan de man. De waarheid is, dat nu reeds de ervaring heeft geleerd, dat de strenge afscheiding tusschen do twee ge slachten in heb nadeel der aJgemeene ont wikkeling is. Zoodra er meerdere vrijheid in den omgang is, wordt do toon beter. Voor het oogenblik moet zich in ons laad do vrouw nog bepalen tot zekere vakkon. Merkwaardig is het zeker, dat dit veelal vakken zijn, waarbij een hoogo intollec- tucolo ontwikkeling wordt geëischt, zoo als 29) Zwijgend hoordo hij haar aan ei1 zonk weer neer op de bank. ,,On* geluk is ver woest, wat er ook gob0ureO, waarom moet ik altijd ongoluk brengen over hen, die mij liefhebben 1" Elvire was dichter bij hem ge komen en zag nu eensklaps de revolver, die uit zijn mantelzak stak. Nu maakto co angst zioh weer van haar meester. Als hij nu toch eens niet overtuigd was door haar woorden. Nog had hij den eed niet gezworen. Snel besloten haalde zij het wapen uit den zak en hield het vast. Lex sprong op. „Elvi! Geef hier. Do revolver is gela den, en gij kunt or niob mee omgaan!" Zij schudde het hoofd. ,,Gij krijgt de re volver niet in handen; gij hebt mij jo Woord nog niet gegeven." Hij luisterde niet naar hetgeen zij zeide; hij greep haar pols vast en trachtte haar heb wapen tc onbnotnen. Maar zij weerde zich met alle kracht. Zij dacht er niet aan, dat het eigenlijk niets hielp of zij hom dit wapen al ontnam, daar hij iedor oogenblik een ander kon koopen, om zijn vreeselijk plan te volvoeren. De cenige gedachte, die haar nu bezieJde, was, hem het wapen te ontnemen. Maar hij liet haar niet los; hij wist dat de revolver in haar handen een gevaarlijk werktuig vra*. Zoo worstelden zij .wanhopig met elkander en geen van beiden wilde toegeven. „Elvi, ik smeek er u om, laat los!" riep jMj uit. Zij schudde het hoofd, ea greep de revolver nog vaster, en toen wie door een onvoorzichtige beweging den haan had aan geraakt, wisten zij niet viel er een schot, cn greep Elvire met een kreet van smart naar haar linkerschouder, terwijl zij wan kelde, en zeker gevallen zou zijn, als Lex Lassow haar niet nog juist bijtijds had op gevangen. Hij droeg haar naar do bank, knielde voor haar neer, en legde haar hoofd op zijn arm. ,,Elvi." Meer kon hij niet zeg gen; de angst ontnam hem do spraak. Langzaam sloeg zij de oogen naar hem op. ,,Lex Lassow, zweer mij dat gij, wat er ook gebouren moge, niet de hand aan jezelf zult slaan." Hij zag haar vast aan: ,,Ja, Elvi, ik zweer het je." Met een diepen zucht van verlichting sloot zij do oogen, zij werd hoe langer hoe bleoker, en op haar schouder begon zioh een roodo vlok te vertoonen. „Ik zal jo naar huis dragen, Elvi," zcido hij zacht; ,,kun je je arm om mijn hals 6laan Zij sloeg de oogen op. ,,0, ik kan wel loopen, zooveel pijn doet hot niet," zcide zij met een zwakke poging om te glim lachen. „Neen, neen, in geen geval; kom, Elvi, lioveling.Maar nog eer hij haar op den arm kon nemen, hoorden zij stemmen en schreden; Nora, Krocker, de dienstboden, verscheiden der bewoners van de omHggen- de huizen, kwamen aan loopen, verschrikt op het hooren van het schot. Elvire legde haar rechterhand met vasten druk op den arm van Lex. „Wat ik ook zeg, Lex, spreek mij niet tegen." Hij had nauwelijks don tijd haar toe te knikken, toen de anderen reeds bij hem ware*. *W«t ia er gebeurd t Elvi, je bloedt? Lcx, wat hebt gij met het kind gedaan?" Bevend greep Nora Elvire's koude hand. Eon oogenblik sprak cn vroeg alle3 door elkander, totdat Elvire haar vader met do oogen wenkte bij haar to komen. Toen zeide zij met vaste stem: „Wees niet boos op mij, papa; ik ben zoo kinderachtig en onvoorzichtig geweest. Lex wilde hier musschen schieten, omdat wij eens gezegd hebben, dat do musschen in den zomer allo andere zangvogels verdrijven. Ik wilde hem de revolver afnemen en ook eens schieten, maar hij wilde zo mij niet geven, omdat hij zeide, dat ik er niet mee om wist te gaan. Ik wildo hem het wapen toch afnemen, toen ging het opeens af, en ik ben in den schou der getroffen, maar niet ergZij was onder het spreken steeds bleeker ge worden; nu viel haar hoofd achterover cn haar oogen sloten zich. „Zij is flauw gevallen," riep de overste, „loop naar den doktor, Frederik, cn vraag hem zoo gauw mogelijk te komen. Wij moe ten haar nu naar huis brengen." Reeds had Lex Lassow haar in zijn sterke armen genomen; zwijgend maakte men hem plaats. Op een wenk van den overste ver wijderden de vreemde lieden zioh- Nora ont kleedde de bowustelooze voorzichtig en bracht haar te bed. XXII. Weer waakte Nora aan het ziekbed van Elvire Krockor, weer verkeerde Lex Lassow in doodsangst, om hot leven, dat hem zoo dierbaar was. De wond zelf was wel niet le vensgevaarlijk, maar er kwam een hervige wondkoorts op, en de dokter vreesde, dat de linkerarm altijd eenigszins stijf iou, blijven. bij lager en middelbaar onderwijs. Dit feit getuigt, dunkt ons, reeds zeor gunstig voor het streven der vrouw. Een hoofdzaak daarbij is, dat zij moet zorgen voor haar werk erven goed botaald te worden als de man. Het is herhaaldelijk ge bleken, dat men van de zijd* der werkge vers trachtte gebruik te maken van do ge- legenhoid om aan do vrouw voor gelijken arbeid minder loon toe to kennen. Dit is zeker eon groot kwaad dat met alle krocht moet tegengegaan warden. Gelijk men weet, is op de begrooling van Justitie voor 1903 een nieuwe post gebracht voor nog een r a d-a d v i e e u r, „die noo- dig is bevonden voor het verrichten van wetgevenden arbeid." Na-ar dezer dagen in een schrijven uit Den Haag aan de Nieuwe Rotterdavisehe Cou rant werd verondersteld, staat dit plan in verband met de voorbereiding der admini stratieve rechtspraak. Do Minister verlangt een ambtenaar, dio zich geheel aan dezo belangrijke aangelegenheid zal kunnen wij den en bij do tegenwoordige samenstelling van het personeel is dit niet te verkrijgen, „tenzij men van anderen, dringenden wet gevenden arbeid, waarmede de beide reeds aan dat departement werkzame raad-advi seurs zijn belast, een groot gedeelte zou wil len laten liggen." Hierbij merkt De Nieuwe Courant het vol gende op „Is dezo veronderstelling zooals zeer waarschijnlijk is juist, dan 7.ijn wij onder do eersten, die zich verheugen, dat eindelijk het belangrijke oudorwerp der administra tieve rechtspraak krachtig zal worden aan gepakt. Maar dan zouden wij toch willen vragen, of de thans gekozon weg do juiste, d. w. z. do eenigc is om het dool te bereiken zonder aan het ambtenaars-personeel van Justitie eon blijvende uitbreiding te geven. „Ligt het in de bedoeling van den minis ter van justitie om 1 n bekwaam man tijde lijk aan zijn departement te verbinden, zoo lang de voorbereiding der administratievo rechtspraak duurt, en hem daarna te laten gaan Zoo ja, dan bestaat er tegen den nieuwen post geen bezwaar, behalve dit, dat het volmaakt onnoodig schijnt dezen tijde- lijkcn attaché don titel cn rang van een dor hoogste ambten aan Justitio too to kennen en aldus den schijnt te wekken als gold het. hier dc aanstelling voor het loven van een ambtenaar wiens bezoldiging 4000 'a jaars bedraagt. „Vreest do Minister voor zulk een tijdelijk attachement den gcschikten persoon niet to zullen vinden, dan zou daarmee tevens ge zegd zijn, dat do uitbreiding van het perso neel inderdaad als blijvend bedoeld is on daartegen zouden wij voor ons bezwaar heb ben. Dat binnen de zeven jaar het aantal raad-adviseurs van Justitio vau een op twee cn van twee op drie werd gebracht, zou ons een onnoodige weelde toeschijnen, zoolang de Minister niet overtuigend aantoonde, dat do arbeid voor do bei do thaus aangestelde raad-adviseurs (niet wegens de administra tieve rechtspraak-plannen, maar in het al gemeen) te zwaar was. Dit nu geloovcn wij niet on in dit geval zou de uitbreiding niet gerechtvaardigd zijn. Want dan zou men, na afloop van do voorbereidendo werkzaamhe den van den nieuwen titularis,, voor dezen naar arbeid moeten gaan zoeken en hoewel dio allicht te vinden zou zijn, ware do ge paste zuinigheid in de staathuishouding als dan niet voldocndo betracht. „Het zou ons dus wenschelijlc voorkomen, dat do Kamer den Minister Het gevraagdo bedrag voor een persoon, die hom bij de voor bereiding der administratieve rechtspraak ter zijdo zal staan, niet onthield, maar dat do omschrijving cn benaming van dien amb tenaar op de begrooting geen twijfel over liet, dat bier slechts van een tijdelijke cn met de bearbeiding van een bepaald onder worp van wetgeving in verband staando aan stelling sprake is." In de correspondentie-rubriek der Hol landsclie Lelieweekblad voor d&mce, richt de redactrice, jonkvrouw Anna do Savor- nin Lohman, de volgende woorden aan een heer W. W. to Rotterdam: „Wat zal ik u zeggen! Ik bcD eens (het was in den voorbereidingstijd dor vrouwen- Lex Lassow had nu niet zoo onbepaald vrijen toegang tot de ziekenkamer, als eer tijds; alleen als Elvire bewusteloos was, en hij or zoer dringend om smeekte, mooht hij even binnenkomen. Toen hij voor het eerst het blecke, smalle gezichtje met gesloten oogen in de kussens zag liggen, was hij voor hot bed op do knieën gevallen; hij begroef zijn gelaat in do handen en 6tortte bittere tranen. „Vreemde jongen," zei do overste zacht en aangedaan tot Nora; dezo knikte slechts en wendde zich af, om haar eigen tranen te drogen. In hot stadje baarde het nieuws van het ongoluk, dat Elvire Krookor overkomen was, natuurlijk groot opzien. Hoe kon zij nu ook zoo kindorachtig zijn, om bepaald to worstelen met graaf Lassow, om een go- laden revolver. Mon had haar wezenlijk voor verstandiger gehouden. Maar het was ook wel een vreemde inval van den dollen graaf, om 's morgens in do vroegte musschen te gaan schieten in den tuin van Knocker Ofschoon aan den anderen kant, waarom zou hij geen musschen schieten Graaf Las sow had in zijn loven al wel op anderen geschoten dan op „musschen", daarvoor was hij dan ook de dolle graaf 1 Overigens was hij niet te herkennen; hij sprak bijna geen woord als hij in dienst met zijn kameraden te zamen was, en Het zich verder nergens zien; zijn oogen lagen zoo diep in hun kassen gezonken, on hij ging mot zulke loome schreden door do stra ten, dat het wel scheen, alsof hij een zware ziekte onder de leden had. Men zag hem dagelijks naar Krocker gaan, cn ofschoon de berichten omtrent Elvire's toestand steed* gunstiger luidden, zag hij er, als hij tentoonstelling) op eon vergadering ge weest, waar een gehuwde vrouw, mama van kleine kinderen, om één uur binnentrad cn met zelfvoldoening meedeelde: Ik hob gauw, gauw do kinderen hun bo terham gegeven, toen re uit school kwamen, on ik moest ook nog even wachten op den dokter, dio naar mijn zieke zuster (bij haar aan huis) kwam kijken maar ik heb mo zóó gehaast. En daarna hield zo eenigc „nuttige" verhandelingen. Waarover weet ik niet meer, want ik zat ondortusschcn te donken aan dio kindoren, dio maar „gauw, gauw" hun boterham moesten eten, zonder moedor; terwijl do zieko (die eonigo dagen later stierf), alléén lag zondor verzorging. In dientcLfden tijd is 'tmo óók gebeurd; dat ik in één pension woonde met een dor hoofdheldinnen dier vrouwonbow e- g i n g van do tentoonstelling. Eiken dag infoï-meordo ze, als zo van haar vergadcriug- 6polon thuiskwam, of er ook con telegram voor haar was van den dokter, uio haar man behandelde. Ze had dien echtgenoot, zwaar ziek, verlaten en kon, daar /.e in dc noor delijk 0 provinciën woonde, slechts op enke le uren naar huis terugkomen. Maar do dokter had gezegd, dat zo 'bwol „wagon" kon, cn„haar tegenwoordigheid was zoo onmisbaar" (volgons htidr ten min ste). Als u nog méér staaltjes van dergelij ke moderne producten der vrouwenbewe ging wilt hooron, beu ik bij gologonhoid te uwer beschikking. Iutusschon bont u het slachtoffer er van. Hadt maar boter uit uw oogen gekeken 1" Minister ioolc interviews. Mr. A. Koldijk zegt in het Sociaal Week blad: Daar heeft men alweder do besmettel ij k- heid van con slecht voorbeeld. Dr. Kuypor heoffc zij het omdat zijn journalistenblood kroop waar het niet gaan kon, of om welke andere roden ook do voor ons land nieuwe gewoonte aangeno men om, als minister, zioh te Dton uitlioo- ron door reporters van dagbladen, met hen te praten over alles-en-nog-wat, ou hun too to staan zijn uitlatingen over zaken en per sonen in do krant te zotten. Thans begint zoowaar diens pas opgetre den ambtgenoot voor koloniën hetzelfde te doen. Nauwelijks heeft de hcor Idonburg do ambteportofouillo overgenomen, of reeds komt eon modoworkor van Dc Telegraaf ver slag goven van een onderhoud, hetwelk hij mot den Minister heeft gehad. Over do quaestio van de zoogenaamde cercsohuld wilde doze vooralsnog niets los laten. Maar overigens had hij het over zijn inzichten in. den plicht van hot moeder land jegens Indiö, in do toestanden aldaar on in de middelen tot verbotering. Kortom: hij vertelde alvast wat hij binnen weinigo wokon schriftelijk cn mondeling zal hebben moo to dcolen aan do volksvertegenwoordi ging. Had hij zulk een onbedwingbaar onge duld om tot don volke te spreken ook langs dozen weg? Die weg sohijut mij geen goodo. Al was het maar, dewijl ccn man in zóó verantwoor delijke positie, als een minister, zioh niet behoort bloot te stellen aan het gevaar, dat in on na con vluchtig gesprek zijn woorden vcrkcord wordon verstaan on weergegeven, met allorhand misverstand on onjuiste uit legging dientengevolge. Doch ook afgezien daarvan, clowijl voor den bewindsman niet do perstribune, maar do ministcretafol in 's lands vergaderzaal dc plaats is, waar hij to spreken heeft. Of moeten ministerieel© interviews soms gaan golden voor eon toepassing van het demooratischo beginsel? Dan zou ik mij ver oorloven daarin een bewijs te meer te zien, dat mot het begrip domocratio door menig een wonderlijk wordt gesold. D r a n k a c c ij n s en Staatsloterij. Mr. A. Kcrdijk schrijft in het Sociaal W eekblad: Voor fijnproevers moet hot ccn oigenaar- digen bijsmaak hebben, als zij van het hui dige ministcrio ën do afschaffing van do staatsloterij èn do vorhooging van don drankaocijns te verorboren krijgen. Go kunt or op rekenen, dat men dc eerst genoemde zal aanprijzen, zoo niet met het éénigo argument, dan toch mot dozen voor- cr vandaan kwam, nog bleeker cn ellendi ger uit dan to voren. Nora vooldo duidelijk, dat cr tusschen' Lox en Elvire iota niet in den haak was, en eens, toen hij weer kwam om te hooren hoo het Elvire ging, nam zij hem mee naar haar oigen kamer cn sloot de deur achter zioh dicht. „Lex," zij legde beide handen op zijn schouders, en zag hem aan, „zeg mij do waarheid: hoo staat het tusschen jou cn Elvire?" Hij zuchtte diep. „Wat ik u vroeger ge zegd heb, is gebcurcL Uit do vriendschap tusschen Elvi en mij is een groote, groote liofde ontstaan. Maar ikzelf heb een klove tusschen ons doen komen, die nooit weer gedempt kon worden. Ik ben er nu eens niet too geboren, gelukkig te zijn, of ande ren gelukkig te maken." „Veel geluk en vrede hebt gij nog niet om u heen vorbroid," zcide Nora toestem mend; „dat weet de hemel 1 Maar spreek eens wat duidelijker? Wat verstaat gij on der die klove?" Zij nam de handen van zijn schouders; hij trad aan het venster ©n tuur- do zwijgend naar buiten. Plotseling wend de hij zioh om. „Ik heb je altijd al mijn zonden gebiecht, Nora; ik begrijp niet, dat ik er niet al eerder aan gedacht heb, je ook nu alles te zeggen! Mag ik dat doen?" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5