FEUILLETON. v To. 1306ft LEfDSCH DAGBLAD, WOENSDAG I OCTOBER. - TWEEDE BLAD. gelen zullen moeten worden genomen om daaraan een einde te maken" en „dat men ook niet tevergeefs bij dit Kabinet zal heb ben aangeklopt om daaraan een einde te maken." Wij zien niet, hoe dit anders zou kunnen geschieden dan door te gaan in de richting van het katholiek program, waarbij do Mi nister dan ook zal kunnen rekenen op den steun van de vereenigdo katholieke Kamer leden. Wij wenschon daarbij den Minister alle sucoee, Eén opmerking durven wij echter maken. De Minister heeft destijds gevraagd, of het zoo kwaad is en of het misschien niet den tegenzin tegen een wet kan breken, als men zich niet al te onverzettelijk betoont en wat plooibaar ia. Ten deele zijn wij dit met hem eens. Ook de wetgever moet rekenen met do werkelijkheid. Hij bedriegt zich, in dien hij meent, met een wet do wereld en den mensoh on de zeden to veranderen. Men leggo echtor die plooibaarheid, voor zoover zij noodig is in de wet, maar zorge, dat de wet zooals zij er is, zonder pardon en genade worde nageleefd. Acht men den tijd voor do utvoering van een wettelijke bepaling nog niet gekomen, ziet men geen kans ze tot werkelijkheid to '"mik,011 na een of twee jaren, die als over- gangstifdpèi{{--D?odig kunnen zijn, laat men ze dan ook niet neenfcürjjyen. De geschiedenis van de haringspeetsters tón AóSSAC.'1 waar van de Minister heeft gezegd, dat de wcd onder zijn voorgangers tegenover haar nooit is nageleefd moet zich niet herhalen. In Vox Medicorum komt een waarsohu- w i n g voor aan de Nedcrlandscke huis vaders. Do schrijver zegt, dat een voortdurende achteruitgang van den geneeskundigen stand gedurende de laatste jaren is waar to ne men, en profeteert, dot voor zeer vele medici dor toekomst een kommervol bestaan wegge legd zal zijn. ,,Wat is hiervan do reden? Niet anders dan do roekeloosheid, waar mede zoovele vaders hun zoons in de gonees- kundo laten Btudeeren. Hot aantal medici in onzinnig groot, do waardcoring van den geneeskundigen stand is gering, het gevoel van eigenwaarde zal daardoor bij vele medici dalen. De ware collegialiteit, dat eendrachtig sa mengaan, het elkaar ontzien, apprccicercn on desnoods voorthelpen bestaat reeds op ve le plaatsen slechts in naam; de collegialiteit, het sieraad van den geneeskundigen 6tand, is niet meer. Scherpe on oneerlijke concur rentie, afgunst, intrige, zijn helaas in de plaats getreden." De schrijver vervolgt: ,,Dc strijd om het bestaan in de medische wereld wordt vinnig en kwaadaardig gestre den, heft allo samenwerking op, ontaardt langzamerhand in een verdelgingsoorlog, In Nederland, waar de sociale verschijnse len zich niet zoo snol openbaren als bij do grooto naburen, is dc toestand gelukkig nog niet in die mate verergerd als in-Duitsohland en Frankrijk het geval is. Staaltjca daarvan verwokken schrik cn ver bazing. Is daartegen niets te doen? Waarschijnlijk wel, cn in elk geval zullen pogingen daartoe gowenscht en verantwoord zijn. In do eerste plaats moet de noodlottige stroom van medici, die thans steden cn dor pen vult, gekeerd worden, dit is do hoofd zaak. Door woord en schrift moet ter algc- meono kennis der Nederlandscho huisvaders gebracht worden, dat het in de eerstvolgen de jaren afkeuring verdient, hun zoons in do geneeskunde te laten studeeren, dat zij daar door groote onkosten maken en hun kinderen een positie bezorgen, die later niet tot dank baarheid zal stemmen. Ook moet er onderzocht worden, in hoe- verro tusschenkomst van do Rogeoring moge lijk is, om het aantal medische studenten, die zich laten inschrijven to beperken." Het Sociaal Weekblad bevat een artikel, getiteld: ,,Of een Woningwet ook noodig is I" Het blad bespreekt dan de toestanden in hot stadje Koovorden, dat tot 1870 een vesting was en waarvan in 1870 in allerijl do Auno 1092. wallen moesten gesloopt worden. Nu is veel grond vrijgekomen, die onder beheer der re gistratie staat, welko „de uitbreiding der stad op dit oogenblik op dezelfde wijze ver hindert als vroeger do vestingwerken." 1 De typische woningen, dc zoogenaamde ba rakkon, leveren een treurig schouwspel; do voordeur is tevens kamerdeur, een privaat is nergens aanwezig. Het zijn eenvoudig krotten, cn de gebouwtjes, die niet oorspron kelijk aan het Rijk behoord hebben, zooals de bovenbedoelde barakken^ zijn nog erger....,/ zijn minder dan krotten. Het blad zegt dan ten slotte: Toon voor conigo dagen de Commissaris der Koningin te Koovorden audiëntie gaf, werd hij ook bezocht door een eenvoudig man, die klaagde, dat hij voor geon geld en goede woorden een bekoorlijko woning kon huren cn door woningnood gedwongen was met vrouw cn kinderen in één vertrek to vcrkceren en zijn klccrinakorsbcdrijf uit to oefenen. Voor slaapplaats was slechts één bedstede aanwezig, zoodat die „bedstede" in verdiepingen moest worden afgeschut. En do kinderen waren niet zoo klein meer I Gaat men Koevordon's achterstraten door, dan ziet men, dat bijna alle achterhuizen cn wat er meer voor dienst heeft kunnen doen, ingericht zijn tot (in mindere of meerdoro mate ondoelmatige) woningon. Bij het oudo kasteel zijn een viertal nieuwe, vrij goedo woningen door een particulier gesticht, maar op een onmogelijk klein hoekjo grond, dab toévtClÜg aan den koop kwam. En toch is c.r alle mogelijk^-piiüte voor woningen met een flinken lap tuin. Men voelt, do achterstraten vïcfl z'c^ ontwikkelend stadje doorgaande, don werba£±*, bij zich opkomen: „Kon ik met een toovor- woord al deze menschen in goedo woningon op do frissche voormalige vestingwallen brengen," Zal do Woningwet hier dit toovcrwoord spreken? Do hoer H. van Kol schroef aan 11 ct Volk in een artikel onder het opschrift „Laat ze knagen" het volgende: „Eonigc partijgenooien gaven mij don wenk niet langer bij mijn tactiek van stil zwijgen te volharden, doch op do schcevo voorstellingen der pers, vooral van liet Alge meen Handelsbladvan repliek te dienen. Hoe welgemeend hij zij, zal ik dien raad niet opvolgen Behalvo, dat ik mijn tijd nuttiger kdn be steden dan met kibbelen over mijn persoon, wat mij wel dagelijks wcrlc zou govcn, zullen mijn daden do valsohhcid der uitgebrachte beschuldigingen voor elk onbevooroordeelde duidelijk maken, on de aanvallen van ande ren laten mij koud; hun vijandschap is mijn trots. Waar wij in deze dagen een offerfeest van beginselen bijwonen op het altaar dor brandkast, behoef i k geen duimbreed af to wijken van de sociaal-democratischo beginse len, door mij meer dan een kwart-eeuw lang beleden en verdedigd Zeker, in de beoordceling dor toestanden, vooral in hot verre, nog veel te weinig be kende, I n d i kon ik mij vergissen, doch in' den regel werd ik versterkt in mijn vroege re inzichten. Alleen do vraag van oorlog of vrede op Atjeh maakte een uitzondering; doch met principes heeft dat niets te maken dat zijn feiten, waarbij men zich moet neer- loggen ,cvenal8 bij do nederlaag der Boeren in Zuid-Afrika. Mijn beginsel bleef onaangetast; de Atjeh- oorlog blijft „onrechtvaardig", al zijn on- zo wapenen het sterkste geblckon. Het afwen telen der kosten van Nederlandscho vorove- rings-oorlogen op den hongerlijdenden Ja vaan b 1 ij f t „prostitutie onzor nationale eer, al erken ik, dat doch dit alléén in do allerlaatste tijden terugtrokken on mogelijk is geworden, en do oorlog in do ge westen, die ik bezocht, Groot-Atjch, do Noordkust en do Oostkust, zijn einde nadort. Hoo velen hebben ovenzoo in do onoverwin- lijkkoid der Boeren geloofd, en mag men de- zon beschuldigen van dien landonroof good to keuren, nu zij eindelijk erkennen moeten, dat de Boeren het onderspit m o o b t o n del ven. Offieieele Kennisgeving. KKVMSGEVIXG. Loting voor de ËSilitie. Burgemeester en Wethouders van Leiden, Gezien liet besluit yaa den Commissaris der Koningin in do provincie Zuid-Holland, dd. 15 Sep tember 1902 (Provinciaal blad No. 100), houdende regeling van de loting voor de militie, lichting >1903; 1 Gelet op art. 2G der Militiewet 1901 en op art. 24 van liet Koninklijk besluit van '2 December 1901 (Staatsblad No. 230); Brengen bij deze, andermaal, ter kennis van belanghebbenden, dat de loting der vóór den laten September dezes jaars voor de lichting van het volgend jaar in deze gemeente voor de militie ingeschrevenen-zal plaats hebben in een der ver trekken van het raadhuis alhier, op Dinsdag 7 October aanstaande, voor do ingeschrevenen, wier geslachtsnamen beginnen met de letters A, B, C, jj, F, G, H, 1, J, K en L tot en met P. A. "Van Lieshout; en op Woensdag 8 October aan staande, voor de ingeschrevenen wier geslachts namen beginnen met do lottere L, van Abraham van der Linden af, M, N, O, P, Q, K, S, T, U, V, W, X, Y en Z; op beide dagen aanvangende des morgens te half lienen vooits, dat tot het doen opmaken van de getuigschritten ter bekoming van vrijstelling wegens broedordienet of opgrond van art. 50 der bovengenoemde wot (welke ge tuigschriften worden afgegeven op de getuigenis van twee personen, die zich ieder voor de waar heid van het daarbij verklaarde, door mede-onder- teekening verantwoordelijk stellen),, door of van wege do lotelingen bij den burgemeester aanvraag kan werden gedaan in de week van Maandag 3 November tot en met Zaterdag 8 November a. van des eoormiitdags halftien tot des namiddags drie uren, ter gemeentesecretarie (afd. Militie en Schutterij, kamer No. 9) alhier. Belanghebbenden worden er aan herinnerd, dat men, ingevolge het bepaalde bjj art. 51, lste zinsnede, van meergemelde wet, om vrijstelling wegens eigen militairen dienst of dien van broeders te verkrijgen, moet overleggen een paspoort of ander bewijs vau ontslag, of een uittreksel uit liet stamboek ot een bewijs van werkelijken dienst, en dat men, volgens de 2de zinsnede van dat wetsartikel, tot het bekomen van vrijstelling wegens broe-dordienst, bovendien moet overleggen het bovenbedoelde getuigschrift van don Burge meester, waaruit het getal zonen, tot het gezin behoorende, blijkt. In verband biermede worden belanghebbenden w(jdera opmerkzaam gemaakt op art. 42 van het bovenaangehaald Koninklijk besluit, luidende aldus: „Bet bewijsstuk, in de eorste zinsnede van art. 51 der wet vei meld, kan, zoo hot niet reeds ingevolge art. 39, derde lid, van dit besluit onder den burgemeester berust, ton minste tien dagen vóór den dag, waarop de zitting van den militie raad wordt geopend, worden ingeleverd bij den Burgemeester der gemeente, in welke de loteling, die vijjslelling vorlangt wegens eigen militairen dienst of wegens broederuienst, voor de militie is ingeschreven. Eindelijk worden belanghebbenden er met DRdruk op gewezen, dat het opgeven van een reden van vrijstelling bij de loting hem, dio vrijgesteld wenscht to worden, niet ontslaat van do verplichting om bjj den militieraad de reden van vrijstelling in te brengen, hetgeen in elk geval bij dit college moet worden godaan op het daarvoor bestemde tijdstip. Burgemeester on Wethouders voornoemd, Loiden, ïl. 0. JUTA, Weth-, loco-Burg. 1 Oct. 1902. VAN BEYST, Secretaris. Vergadering van den Gemeenteraad van Lelden, op Donderdag don 2den October 1902, des namiddags te twee uren. Nog te behandelen 22o. Verzoek van Mej. W. van Steenber gen om eorvol ontslag als hoofdonderwijze res aan de openbare bewaarschool aan de Groen es teeg (248). PERSOVERZICHT. In Het Volk kwam dezer dagen een opstel Voor naar aanleiding van de Troonrede, die, naar de schrijver meende, tal van Christel ij ke onderwijzers zou t e- le u r s tellen. Aan dat schrijven is het onderstaande ont leend: „De christelijke onderwijzers hebben dit jaar toch duidelijk den eisch gesteld: „ge lijkheid van openbaar cn bijzonder onderwijs ten opzichte der publieke kassen", en bij de discussie, omtrent dit punt op hun algc- jneeno vergadering gehouden;» sprak hun jvoorzibter: „We streven naar gelijkstelling en zullen niet tevreden zijn met een zeker procent subsidie-verhooging." In hun jaar verslag halen ze hoopvol als motto's aan de woorden van do mannen, waarop zij evenals de christelijke arbeiders hun vertrouwen heb- Graaf Alex. EC) „Ja, ja, ik kom Maandag voor het laatst." Met deze woorden is hij do kamer reeds uit, cn laat zich zijn mantel omhangen. Een stijve buiging voor Irma, die aan de deur staat en hij is verdwenen. Zijn paard wordt voor gebracht; hij springt in den zadel en stormt weg. ..Alsof de duivel achter hem aan zat," zegt Fréderik tot den kamerdienaar van den ba ron, die juist in de gang komt. De regen spat tegen het brandende voor hoofd van Lex Lassowwoeste, verwarde ge dachten doorkruisen zijn brein. Wat moet er van hem wordenGeluk, lief de, eer, alles is weg. Alles bruist en gist in hem Moet dan één enkel uur zijn geheel ver der levensgeluk zoo wreed vernietigen? „Ellendeling, die ik ben!" gilt Hij uit. Maar kon hij anders handelen? Kon hij Irma, die zich uit liefde voor hem had opge offerd, van zich afstooten? En toch, wat hielp haar het offer zijnerzijds? Hij kon voor haar niets zijn, nu niet, en in alle eeuwig heid niet, want hij had haar niet lief. En zij, dat hij liefhad, zijn engelachtige, v klcino Elvire, was voor altijd voor hem ver loren. Brandende tranen welden in zijn oogen op hij beet zich tot bloedens toe op de lippen. „Elvi, Elviriep hij met wanhopig ge kerm uit, „ik mag do hand niet meer naar 'u uitstrekken ,mijn rein onschuldig klei- jioodi" ben gesteld: „Van dezen minister verwach ten ook de christelijke arbeiders de volkomen gelijkstelling der Vrije School naast do Staatsschool" (Van Vliet), „onze séhoolbe- sturen en onderwijzers snakken naar de fina le oplossing der school-quaestie" (De Waal Malerij t). Hoe durft Dr. Kuyper zoo teleurstellen? Meent hij, die eigenlijke schoolquaestie, dip hem als strijdleuze zoo voordeelig was, en dio hij daarom als strijdleuze graag wil behou den'^ te kunnen wegmoffelen onder allerlei andere ondorwijs-quaesties Of meent hij zijn verkiezings-agenten de onderwijzers, af te kunnen schepen met het uit liberale handen reeds wenkende pensioen Of kan hij de school-quaestie niet oplossen in verbond met ziju conservatieve mederegeerders, met de katholieken vooral? Deze laatste onderstelling wint kansen van waarschijnlijkheid, als we het program der katholieke Kamerleden, zooals het in Maart 1901 is aangevuld, en dat dus als ur gentie-program kan gelden, raadplegen. De eischen, die het bevat op ondcrwijs-gebied, luiden aldus: „Met aandrang vorderen zij voor erkende kerkgenootschappen en vcreenigingen tot be vordering van hooger onderwijs, dio rechts persoonlijkheid bezitten, de vrijheid om leer stoelen aan de Rijks-Universiteiten en aan de gemeentelijke Universiteit van Amster dam te vestigen Pensioenverzokering van onderwijzers bij het bijzonder lager onderwijs en van wedu wen en weezen van do onderwijzers bij het openbaar en het bijzonder lager onderwijs behoort geregeld te worden. Inderdaad, voor zooverre de school-quaes tie in de Troonrede wordt aangeroerd, is het de katholieke, niet de antirev. school-quaes tie." Do Stichtsche Courant ving deze opmer king op en beantwoordde haar dus: „Wat dunkt onzen lezers van deze tecdore bezorgdheid der sociaal-democratische hee- ren voor ons christelijk onderwijs? Gelukkig is de bedoeling van het stuk zoo doorzichtig, dat niet licht een der onzen in den val zal loopen. De „democratische' anti rev olutionnai ren en de bijzondere onderwijzers moeten kop schuw worden gemaakt. Hun vertrouwen in Dr. Kuyper zoo mogelijk aan het wankelen gebracht. Wie weet vallen ze dan straks nog niet in den socialistischen strik Maar liet Volk zal ditmaal niet veel wil hebben van de reis. Want wanneer iets voor do antirevolution- nairen in het land vaststaat, dan is het dit, dat de oplossing der school-quaestie bij dit Kabinet in volkomen veilige handen is. Dat het Lager Onderwijs iu deze troon rede niet genoemd wordt beteekent alleen, dat het d i t jaar waarschijnlijk nog niet aan de orde komt. En we-1 verre daarvan de Regeering een verwijt te maken of daarin zelfs beginselver loochening te zien, beschouwen wij cüt veel eer als een bewijs dat bij de Regeering do ernstige wil voorzit om de regeling zoo goed en zoo volledig mogelijk metterdaad finaal te maken. Laat Het Volk maar geduld hc^-on. De socialisten in de Kamer zullen nog overvloe dig gelegenheid krijgen om van hun vurige liefde voor de bijzondere school te doen blij ken." Wij zijn het met de Stichtsche eens, zegt De Standaard: er is geen reden om aan te nemen, dat ook maa. een onzer mannen in werkelijkheid zou meenen, dat het onderwijs vraagstuk bij dit Kabinet niet in volkomen veilige handen zou zijn. Het vermoeden is geuit, dat de Arbeids wet, in de Troonrede aangekondigd, een beperking van den werktijd voor den volwas sen man, en een nauwere begrenzing van den arbeid der vrouw brengen zal. Is dit zoo, zegt De Residentiebode dan zullen wij ons daarover zeer verheugen. Indien eenige zin snede uit het program dor katholieke Kar morieden ons uit het hart is gesneden, dan is het deze: „Verbod of beperking van den arbeid voor XIX. In den toestand van gravin Rastetten was onverwachts een. gunstige keer gekomen, cn toen alle gevaar voorbij was, reisden Nora en Elvire weer af. In zijn laatste brieven begon de overste dan ook al heel ongeduldig te worden. Greta en Lisa liepen den heelen dag in liet wild, schreef hij; thuis vond hij het ongezellig en hot eten smaakte hem niet. Het was voor Nora dus een groote verlich ting, dat zij met een gerust hart naar huis kon gaan, en Elvire was volkomen bere d haar te volgen. De laatste week had zij geen brief van Lex gekregen, waardoor zij in on rustige spanning verkeerde. Hoe zou dat go- komen zijn? Zou hij ziek zijn? Maar dan zou vader het wel geschreven hebben I En zoo druk was de dienst toch ook niet, of hij kon altijd nog wel tijd vinden, ten minste een paar regeltjes te schrijven. Wat zou hem dan toch schelen? Maar dan troostte zij zich weer mot de ge dachte,- dat zijn stilzwijgen wel niets te bo- teekenen zou hebben. Nadat hij den eersten tijd bijna dagelijks geschreven had, liet hij nu tot afwisseling niets van zich hooren. Was zij weer thuis,dan zou hij haar in zijn armen nemen, al haar onrust en zorgen zou den verdwijnen, en zij zou voor de geheele wereld de zijne wezen. Do trein, die Nora- on Elvire naar huis bracht, stoomde in snelle vaart door het landschap. De weinige passagiers in de cou pé waren ingeslapen; ook Nora leunde met gesloten oogen achterover in een hoekje. El vire alleen kon geen rust vinden. Met groote, brandende oogen staarde zij naar buiten in den donkeren nacht; boomen, struiken* be vrouwen en kinderen voor zooveel mogelijk, en naar den aard der werkzaamheden en verbod van den arbeid in fabrieken en werk plaatsen voor vrouwen met de zorg van eigen kinderen belast; „bestrijding van overmatigen arbeid, ook voor mannen." In hoeverre vervolgt het blad het vermoeden juist is, dat de herziening in jdeze richting gaan zal, is moeilijk uit te maken» De Standaard heeft ons in een arti kel over de Troonrede verwezen naar hetgeen een vorig jaar over dit onderwerp zou zijn gezegd door den heer Van Löben Seis, oud- inspeeteur van don arbeid. Wij hebben deze rede daarom nog eens nagelezen, wat zij overwaard is, ook, waar zij ons omtrent do plannen der Regeering ten aanzien van de voorgenomen herziening niet veel wijzer maakte. Wij hebben slechts één wijziging door hem aangeprezen gevonden, In aansluiting aan den heer De Klerk sprak hij de wensche- lijkheid eener aanvulling uit, welke den werkgever steeds verantwoordelijk stolt voor alle in zijn bedrijf geconstateerde overtre dingen der Arbeids- en Veiligheidswet. 'Hij -beklaagde. zich- -ook- vrd bitter over de geringe straffen, tegen overtreding^ -van de Arbeidswet uitgesproken, doch deze klacht betrof bij hem niet de wet, maar haar uit voering. Verder ging hior in zijn antwoord de Minister van Binnenlandsche Zaken. Zoo de rede van den heer Van Löben Seis ons zoo woinig licht geeft omtrent hetgeen do herziening der Arbeidswet brengen gaat, er zijn bij diezelfde gelegenheid andere woor den gesproken, die ons boter op weg bren gen bij een onderzoek naar wat de herziening brengen zal. Do heer Nolting had een somber tafercel opgehangen van den arbeid van vrouwen op de steenfabrieken aan Iden Hollandschen IJsel, die van den vroegen morgen tob den laten avond steemen moeten rijden en uit heete ovens halen. Do kinderen moeten steo- non zetten cn karren met steenen rijden. Het ergst is, dat dit alles min of meer gedwon gen geschiedt. De vader krijgt geen werk, indien hij niet tevens do arbeidskracht van zijn vrouw en van zijn kinderen levert-. De heer Van Löben Seis zag het genees middel niet in een wijziging der Arbeidswet, maar in een regeling van het arbeidscon tract, welko de persoonlijke vrijheid van den arbeider en van zijn vrouw en kind zou waar borgen. Do heer Goeman Borgesius waar schuwde hiertegen. Men kan verbieden, dat een man zich to gelijk verbindt mot zijn vrouw en kinderen; maar wie zal beletten, dat de patroon, desnoods zonder het waar om te noemen, den werkman ontslaat, wiens vrouw en kinderen bij hem niet in dienst treden? Het ee-nig afdoende middel is een wettelijk verbod tot het doen verrichten van zulk eon zwaren last en met haar natuur 6trijdigen arbeid door vrouwen en kindoren. Een tweede grief was gericht tegen den arbeid in do aardewerk-fabrieken, waar vrouwen en kindoren werkzaam zijn en slachtoffer werden van do loodvergiftiging, die deze arbeid medebrengt. Hiertegen doet do Wet reeds een middel aan de hand. Art. 4 geeft do Kroon do be voegdheid bij algemoenon maatregel van be stuur, hetzij voorwaardelijk, hetzij onvoor waardelijk te verbieden, een persoon beneden zestien jaren, en in fabrieken en werkplaat sen een vrouw bepaalde soorten van arbeid te doen verrichten, op grond van de gevaren voor do gezondheid of hot leven, welke die soorten van arbeid, hetzij in 't algemeen, hetzij bij niet in achting nemen van zekere voorwaarden, uoor do wijze, waarop zij ver richt worden, ce door de verwerkt wordende stoffen, voor een persoon beneden do zestien jaar of voor een vrouw opleveren. Een wetswijziging is hier dus niet absoluut noodig. De toepassing van dergelijke bepa lingen heeft echter haar eignaardige moei lijkheden. Men komt daartoe niet zoo licht. Wij hebben nu goeden moed, dat de be loofde herziening do twee misstanden, hier genoemd, zal opheffen. De Minister hoeft zich in dit opzicht toch vrij duidelijk uitge sproken. Hij heeft or van gezegd, dat zij in zijn oog zulk een karakter droegen, „dat, voor zoover hot niet mogelijk is, reeds met de bestaande wet die te stuiteai, er maatre- lcphoonpalen gleden als schimmen voorbij. En iedere schim bracht haar nader aan het doel I Nu was het laatste station voorbij, en over een kwartier waren zij thuis I Nora richtte zich nu ook optaschjoe en pakjes werden uit het net genomen, de hoed werd wat vaster op het hoofd gedrukt. Men kon reeds de lichten van het station zien. Elvire boog zich zoo ver mogelijk uit het raampje van de coupé. ,,Ik zie papa," riep zij uit, maar voegde er op teleurgestelden toon bij: „Hij is alleen." Nora glimlachte even: „Dacht gij dan, dab hij zoo laat op den avond Lisa en Greta nog mee zou brengen?" „Neen, maar ik had gedacht, dat Lcx er ook zou zijn." „Misschien houdt hij zich heel bescheiden op den achtergrond." Elvire zag haar even onzeker aan en lach te toen: „Dat zou juist iets voor hem zijnl" Nu hield de trein stil. Overste Krocker be groette zijn dames hartelijk en bracht haar naar het gereedstaande rijtuig. Terwijl hij terugging, om voor de bagage te zorgen, keek Elvire naar alle kanten rond. Lex moest komen Misschien had hij zich ver laat, maar hij kwam toch stellig. Of zou hij thuis op haar wachten? Wist hij niet, dat zij heden kwamen? Bange vragen, waarop nie mand antwoordde. Onder het naar huis rijden hadden de ouders elkander veel te vertellen; Elvire keek steeds naar buiten. Men kwam ook voorbij de woning van Lex Lassow; alles was er don ker. Natuurlijk wachtte hij thuis op haar. Nora had ook opgekeken naar de vensters van Lassow en vroeg nu: „Hoe gaat het Lex? Ik had hem stellig aan het station verwacht." De overste haalde de schouders op. „Ik heb in den laatsten tijd weinig van hem gemerkt j maar hij ziet er slecht uit en schijnt in een gedrukte stemming te verkecren; ik weet niet, of hij ziek is, of dat er iets anders is, dab hem hindert. Maar ik heb hem gezegd, dat gij vanavond thuis zoudt komen." Een veelbcteekenende druk van Nora's hand deed hem plotseling verstommen. De villa had zich in feestgewaad getooid, tcr cere van de terugkomst der dames; aan do voordeur was een guirlande aangebracht, in alle kamers waren bloemende tafel was met bijzondere zorg gedekt, en op het buffet stond een flesch champagne in ijs. „Want ik moet je thuiskomst behoorlijk vieren, kinde ren," zeide do overste; „gij zijt naar mijn zin wel wat heel lang weggebleven." Lcx Lassow was er niet; ook geen enkel regeltje, geen bouquet als welkomstgroet 1 „Het kind schijnt zich wat overspannen te hebben," zeido dc overste, terwij! hij Elviro's wangen streelde-, „of zijt gij zoo vermoeid van de reis, lieveling? Ge ziet zoo bleek 1" „Het zal wel van dc reis zijn," zeide Nora; het was zoo warm in de coupé en er mocht geen één raampjo opengemaakt worden." Nora vast in den grond heel goed, dat or een andere oorzaak was voor Elvire's bleek heid; dat geheele stilzwijgen van Lex beviel haar ook niet. Zonder Elvire er iets van te zeggerij zond zrj den oppasser naar hem toe, met do boodschap, dat de dames aangekomen waren, en den graaf dien avond nog gaarne zouden zien. De oppasser kwam weldra terug met het antwoord, dat er in de kamers van den graaf geen licht brandde. Juffrouw Wehdig en de oppasser meenden, wol is waar, dat de graaf thuis was, maar hadden op herhaald klop pen toch geen antwoord gekregen. In het ca sino was de graaf ooit niet. Toen hij do kamer uit was, fcprong Nora op en nam Elvire onder den arm. „Kom, kindje, wij zullen gauw nog een paar zaken uitpakken. Wacht nog een oogenblik op ons, Herbort." Elvire leunde zwaar op Nora's arm; in haar slaapkamor gekomen, barstte zij in tra non uit. „O, mama. wal zou er gebeurd zijn 1 Er zal hem toch geen ongeluk overkomen zijn „Welnecn, kind, wees maar bedaard; wie weet, wat do dolle graaf nu weer in zijn schild voert. Men moet hem niet met denzelf den maatstaf meten als andoren. Jo bent nu moe cn overspannen, Elvi; je zult morgen wel zion, dat cr voor alles con heel natuur lijke oorzaak is. Kom, uitpakken doen wij niet; je moest nu maar naar bed gaan, lie veling." Elvire werd wat kalmer en liet zich werk tuiglijk uitklcedon. Toen zij in bed lag, ging Nora nog even bij haar zitten. „A's morgen, dat kleine hartje nog zoo angstig klopt, kom dan bij me, cn stort l ct voor mij uit." Twee zachte armen werden lang cn innig om haar heen geslagen, „Wat is het toch goed, dat gij mijn moedor zijt geworden. Nie mand begrijpt mij zoo goed. Ik heb u ook zoo innig lief!" Nora's oogen vulden zich met tranen, cn toen zij weer bij haar man kwam, zag deze haar verwonderd aan: „Wat scheelt jc, No- ra? Er is toch niets gebeurd?" Zij boog zich naar hem toe cn -luisterde: „Ik ben zoo gelukkig!" En hij trok haar naast zich n- r, drukte haar aan zijn hart cn zeide met van aandoe ning bevende stem: „Evenals ik I" 'Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5