FEUILLETON.
v To. 1306ft LEfDSCH DAGBLAD, WOENSDAG I OCTOBER. - TWEEDE BLAD.
gelen zullen moeten worden genomen om
daaraan een einde te maken" en „dat men
ook niet tevergeefs bij dit Kabinet zal heb
ben aangeklopt om daaraan een einde te
maken."
Wij zien niet, hoe dit anders zou kunnen
geschieden dan door te gaan in de richting
van het katholiek program, waarbij do Mi
nister dan ook zal kunnen rekenen op den
steun van de vereenigdo katholieke Kamer
leden.
Wij wenschon daarbij den Minister alle
sucoee, Eén opmerking durven wij echter
maken. De Minister heeft destijds gevraagd,
of het zoo kwaad is en of het misschien
niet den tegenzin tegen een wet kan breken,
als men zich niet al te onverzettelijk betoont
en wat plooibaar ia. Ten deele zijn wij dit
met hem eens. Ook de wetgever moet rekenen
met do werkelijkheid. Hij bedriegt zich, in
dien hij meent, met een wet do wereld en
den mensoh on de zeden to veranderen. Men
leggo echtor die plooibaarheid, voor zoover
zij noodig is in de wet, maar zorge, dat de
wet zooals zij er is, zonder pardon en genade
worde nageleefd.
Acht men den tijd voor do utvoering van
een wettelijke bepaling nog niet gekomen,
ziet men geen kans ze tot werkelijkheid to
'"mik,011 na een of twee jaren, die als over-
gangstifdpèi{{--D?odig kunnen zijn, laat men
ze dan ook niet neenfcürjjyen. De geschiedenis
van de haringspeetsters tón AóSSAC.'1 waar
van de Minister heeft gezegd, dat de wcd
onder zijn voorgangers tegenover haar nooit
is nageleefd moet zich niet herhalen.
In Vox Medicorum komt een waarsohu-
w i n g voor aan de Nedcrlandscke huis
vaders.
Do schrijver zegt, dat een voortdurende
achteruitgang van den geneeskundigen stand
gedurende de laatste jaren is waar to ne
men, en profeteert, dot voor zeer vele medici
dor toekomst een kommervol bestaan wegge
legd zal zijn.
,,Wat is hiervan do reden?
Niet anders dan do roekeloosheid, waar
mede zoovele vaders hun zoons in de gonees-
kundo laten Btudeeren.
Hot aantal medici in onzinnig groot, do
waardcoring van den geneeskundigen stand
is gering, het gevoel van eigenwaarde zal
daardoor bij vele medici dalen.
De ware collegialiteit, dat eendrachtig sa
mengaan, het elkaar ontzien, apprccicercn
on desnoods voorthelpen bestaat reeds op ve
le plaatsen slechts in naam; de collegialiteit,
het sieraad van den geneeskundigen 6tand,
is niet meer. Scherpe on oneerlijke concur
rentie, afgunst, intrige, zijn helaas in de
plaats getreden."
De schrijver vervolgt:
,,Dc strijd om het bestaan in de medische
wereld wordt vinnig en kwaadaardig gestre
den, heft allo samenwerking op, ontaardt
langzamerhand in een verdelgingsoorlog,
In Nederland, waar de sociale verschijnse
len zich niet zoo snol openbaren als bij do
grooto naburen, is dc toestand gelukkig nog
niet in die mate verergerd als in-Duitsohland
en Frankrijk het geval is.
Staaltjca daarvan verwokken schrik cn ver
bazing.
Is daartegen niets te doen? Waarschijnlijk
wel, cn in elk geval zullen pogingen daartoe
gowenscht en verantwoord zijn.
In do eerste plaats moet de noodlottige
stroom van medici, die thans steden cn dor
pen vult, gekeerd worden, dit is do hoofd
zaak.
Door woord en schrift moet ter algc-
meono kennis der Nederlandscho huisvaders
gebracht worden, dat het in de eerstvolgen
de jaren afkeuring verdient, hun zoons in do
geneeskunde te laten studeeren, dat zij daar
door groote onkosten maken en hun kinderen
een positie bezorgen, die later niet tot dank
baarheid zal stemmen.
Ook moet er onderzocht worden, in hoe-
verro tusschenkomst van do Rogeoring moge
lijk is, om het aantal medische studenten, die
zich laten inschrijven to beperken."
Het Sociaal Weekblad bevat een artikel,
getiteld: ,,Of een Woningwet ook noodig
is I" Het blad bespreekt dan de toestanden
in hot stadje Koovorden, dat tot 1870 een
vesting was en waarvan in 1870 in allerijl do
Auno 1092.
wallen moesten gesloopt worden. Nu is veel
grond vrijgekomen, die onder beheer der re
gistratie staat, welko „de uitbreiding der
stad op dit oogenblik op dezelfde wijze ver
hindert als vroeger do vestingwerken." 1
De typische woningen, dc zoogenaamde ba
rakkon, leveren een treurig schouwspel; do
voordeur is tevens kamerdeur, een privaat
is nergens aanwezig. Het zijn eenvoudig
krotten, cn de gebouwtjes, die niet oorspron
kelijk aan het Rijk behoord hebben, zooals de
bovenbedoelde barakken^ zijn nog erger....,/
zijn minder dan krotten.
Het blad zegt dan ten slotte:
Toon voor conigo dagen de Commissaris
der Koningin te Koovorden audiëntie gaf,
werd hij ook bezocht door een eenvoudig
man, die klaagde, dat hij voor geon geld en
goede woorden een bekoorlijko woning kon
huren cn door woningnood gedwongen was
met vrouw cn kinderen in één vertrek to
vcrkceren en zijn klccrinakorsbcdrijf uit to
oefenen. Voor slaapplaats was slechts één
bedstede aanwezig, zoodat die „bedstede" in
verdiepingen moest worden afgeschut. En do
kinderen waren niet zoo klein meer I
Gaat men Koevordon's achterstraten door,
dan ziet men, dat bijna alle achterhuizen cn
wat er meer voor dienst heeft kunnen doen,
ingericht zijn tot (in mindere of meerdoro
mate ondoelmatige) woningon. Bij het oudo
kasteel zijn een viertal nieuwe, vrij goedo
woningen door een particulier gesticht, maar
op een onmogelijk klein hoekjo grond, dab
toévtClÜg aan den koop kwam. En toch is c.r
alle mogelijk^-piiüte voor woningen met een
flinken lap tuin.
Men voelt, do achterstraten vïcfl z'c^
ontwikkelend stadje doorgaande, don werba£±*,
bij zich opkomen: „Kon ik met een toovor-
woord al deze menschen in goedo woningon
op do frissche voormalige vestingwallen
brengen,"
Zal do Woningwet hier dit toovcrwoord
spreken?
Do hoer H. van Kol schroef aan 11 ct Volk
in een artikel onder het opschrift „Laat ze
knagen" het volgende:
„Eonigc partijgenooien gaven mij don
wenk niet langer bij mijn tactiek van stil
zwijgen te volharden, doch op do schcevo
voorstellingen der pers, vooral van liet Alge
meen Handelsbladvan repliek te dienen.
Hoe welgemeend hij zij, zal ik dien raad niet
opvolgen
Behalvo, dat ik mijn tijd nuttiger kdn be
steden dan met kibbelen over mijn persoon,
wat mij wel dagelijks wcrlc zou govcn, zullen
mijn daden do valsohhcid der uitgebrachte
beschuldigingen voor elk onbevooroordeelde
duidelijk maken, on de aanvallen van ande
ren laten mij koud; hun vijandschap is mijn
trots. Waar wij in deze dagen een offerfeest
van beginselen bijwonen op het altaar dor
brandkast, behoef i k geen duimbreed af to
wijken van de sociaal-democratischo beginse
len, door mij meer dan een kwart-eeuw lang
beleden en verdedigd
Zeker, in de beoordceling dor toestanden,
vooral in hot verre, nog veel te weinig be
kende, I n d i kon ik mij vergissen, doch in'
den regel werd ik versterkt in mijn vroege
re inzichten. Alleen do vraag van oorlog of
vrede op Atjeh maakte een uitzondering;
doch met principes heeft dat niets te maken
dat zijn feiten, waarbij men zich moet neer-
loggen ,cvenal8 bij do nederlaag der Boeren
in Zuid-Afrika.
Mijn beginsel bleef onaangetast; de Atjeh-
oorlog blijft „onrechtvaardig", al zijn on-
zo wapenen het sterkste geblckon. Het afwen
telen der kosten van Nederlandscho vorove-
rings-oorlogen op den hongerlijdenden Ja
vaan b 1 ij f t „prostitutie onzor nationale eer,
al erken ik, dat doch dit alléén in do
allerlaatste tijden terugtrokken on
mogelijk is geworden, en do oorlog in do ge
westen, die ik bezocht, Groot-Atjch, do
Noordkust en do Oostkust, zijn einde nadort.
Hoo velen hebben ovenzoo in do onoverwin-
lijkkoid der Boeren geloofd, en mag men de-
zon beschuldigen van dien landonroof good
to keuren, nu zij eindelijk erkennen moeten,
dat de Boeren het onderspit m o o b t o n del
ven.
Offieieele Kennisgeving.
KKVMSGEVIXG.
Loting voor de ËSilitie.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
Gezien liet besluit yaa den Commissaris der
Koningin in do provincie Zuid-Holland, dd. 15 Sep
tember 1902 (Provinciaal blad No. 100), houdende
regeling van de loting voor de militie, lichting
>1903;
1 Gelet op art. 2G der Militiewet 1901 en op art.
24 van liet Koninklijk besluit van '2 December
1901 (Staatsblad No. 230);
Brengen bij deze, andermaal, ter kennis van
belanghebbenden, dat de loting der vóór den
laten September dezes jaars voor de lichting van
het volgend jaar in deze gemeente voor de militie
ingeschrevenen-zal plaats hebben in een der ver
trekken van het raadhuis alhier, op Dinsdag 7
October aanstaande, voor do ingeschrevenen, wier
geslachtsnamen beginnen met de letters A, B, C,
jj, F, G, H, 1, J, K en L tot en met P. A.
"Van Lieshout; en op Woensdag 8 October aan
staande, voor de ingeschrevenen wier geslachts
namen beginnen met do lottere L, van Abraham
van der Linden af, M, N, O, P, Q, K, S, T, U,
V, W, X, Y en Z; op beide dagen aanvangende
des morgens te half lienen vooits, dat tot het
doen opmaken van de getuigschritten ter bekoming
van vrijstelling wegens broedordienet of opgrond
van art. 50 der bovengenoemde wot (welke ge
tuigschriften worden afgegeven op de getuigenis
van twee personen, die zich ieder voor de waar
heid van het daarbij verklaarde, door mede-onder-
teekening verantwoordelijk stellen),, door of van
wege do lotelingen bij den burgemeester aanvraag
kan werden gedaan in de week van Maandag
3 November tot en met Zaterdag 8 November a.
van des eoormiitdags halftien tot des namiddags
drie uren, ter gemeentesecretarie (afd. Militie en
Schutterij, kamer No. 9) alhier.
Belanghebbenden worden er aan herinnerd, dat
men, ingevolge het bepaalde bjj art. 51, lste
zinsnede, van meergemelde wet, om vrijstelling
wegens eigen militairen dienst of dien van broeders
te verkrijgen, moet overleggen een paspoort of
ander bewijs vau ontslag, of een uittreksel uit
liet stamboek ot een bewijs van werkelijken dienst,
en dat men, volgens de 2de zinsnede van dat
wetsartikel, tot het bekomen van vrijstelling
wegens broe-dordienst, bovendien moet overleggen
het bovenbedoelde getuigschrift van don Burge
meester, waaruit het getal zonen, tot het gezin
behoorende, blijkt.
In verband biermede worden belanghebbenden
w(jdera opmerkzaam gemaakt op art. 42 van het
bovenaangehaald Koninklijk besluit, luidende
aldus: „Bet bewijsstuk, in de eorste zinsnede van
art. 51 der wet vei meld, kan, zoo hot niet reeds
ingevolge art. 39, derde lid, van dit besluit onder
den burgemeester berust, ton minste tien dagen
vóór den dag, waarop de zitting van den militie
raad wordt geopend, worden ingeleverd bij den
Burgemeester der gemeente, in welke de loteling,
die vijjslelling vorlangt wegens eigen militairen
dienst of wegens broederuienst, voor de militie
is ingeschreven.
Eindelijk worden belanghebbenden er met
DRdruk op gewezen, dat het opgeven van een
reden van vrijstelling bij de loting hem, dio
vrijgesteld wenscht to worden, niet ontslaat van
do verplichting om bjj den militieraad de reden
van vrijstelling in te brengen, hetgeen in elk
geval bij dit college moet worden godaan op het
daarvoor bestemde tijdstip.
Burgemeester on Wethouders voornoemd,
Loiden, ïl. 0. JUTA, Weth-, loco-Burg.
1 Oct. 1902. VAN BEYST, Secretaris.
Vergadering van den Gemeenteraad van Lelden,
op Donderdag don 2den October 1902,
des namiddags te twee uren.
Nog te behandelen
22o. Verzoek van Mej. W. van Steenber
gen om eorvol ontslag als hoofdonderwijze
res aan de openbare bewaarschool aan de
Groen es teeg (248).
PERSOVERZICHT.
In Het Volk kwam dezer dagen een opstel
Voor naar aanleiding van de Troonrede,
die, naar de schrijver meende, tal van
Christel ij ke onderwijzers zou t e-
le u r s tellen.
Aan dat schrijven is het onderstaande ont
leend:
„De christelijke onderwijzers hebben dit
jaar toch duidelijk den eisch gesteld: „ge
lijkheid van openbaar cn bijzonder onderwijs
ten opzichte der publieke kassen", en bij de
discussie, omtrent dit punt op hun algc-
jneeno vergadering gehouden;» sprak hun
jvoorzibter: „We streven naar gelijkstelling
en zullen niet tevreden zijn met een zeker
procent subsidie-verhooging." In hun jaar
verslag halen ze hoopvol als motto's aan de
woorden van do mannen, waarop zij evenals
de christelijke arbeiders hun vertrouwen heb-
Graaf Alex.
EC)
„Ja, ja, ik kom Maandag voor het laatst."
Met deze woorden is hij do kamer reeds uit,
cn laat zich zijn mantel omhangen. Een stijve
buiging voor Irma, die aan de deur staat
en hij is verdwenen. Zijn paard wordt voor
gebracht; hij springt in den zadel en stormt
weg.
..Alsof de duivel achter hem aan zat," zegt
Fréderik tot den kamerdienaar van den ba
ron, die juist in de gang komt.
De regen spat tegen het brandende voor
hoofd van Lex Lassowwoeste, verwarde ge
dachten doorkruisen zijn brein.
Wat moet er van hem wordenGeluk, lief
de, eer, alles is weg. Alles bruist en gist in
hem Moet dan één enkel uur zijn geheel ver
der levensgeluk zoo wreed vernietigen?
„Ellendeling, die ik ben!" gilt Hij uit.
Maar kon hij anders handelen? Kon hij
Irma, die zich uit liefde voor hem had opge
offerd, van zich afstooten? En toch, wat
hielp haar het offer zijnerzijds? Hij kon voor
haar niets zijn, nu niet, en in alle eeuwig
heid niet, want hij had haar niet lief.
En zij, dat hij liefhad, zijn engelachtige,
v klcino Elvire, was voor altijd voor hem ver
loren.
Brandende tranen welden in zijn oogen op
hij beet zich tot bloedens toe op de lippen.
„Elvi, Elviriep hij met wanhopig ge
kerm uit, „ik mag do hand niet meer naar
'u uitstrekken ,mijn rein onschuldig klei-
jioodi"
ben gesteld: „Van dezen minister verwach
ten ook de christelijke arbeiders de volkomen
gelijkstelling der Vrije School naast do
Staatsschool" (Van Vliet), „onze séhoolbe-
sturen en onderwijzers snakken naar de fina
le oplossing der school-quaestie" (De Waal
Malerij t).
Hoe durft Dr. Kuyper zoo teleurstellen?
Meent hij, die eigenlijke schoolquaestie, dip
hem als strijdleuze zoo voordeelig was, en dio
hij daarom als strijdleuze graag wil behou
den'^ te kunnen wegmoffelen onder allerlei
andere ondorwijs-quaesties Of meent hij zijn
verkiezings-agenten de onderwijzers, af te
kunnen schepen met het uit liberale handen
reeds wenkende pensioen Of kan hij de
school-quaestie niet oplossen in verbond met
ziju conservatieve mederegeerders, met de
katholieken vooral?
Deze laatste onderstelling wint kansen
van waarschijnlijkheid, als we het program
der katholieke Kamerleden, zooals het in
Maart 1901 is aangevuld, en dat dus als ur
gentie-program kan gelden, raadplegen. De
eischen, die het bevat op ondcrwijs-gebied,
luiden aldus:
„Met aandrang vorderen zij voor erkende
kerkgenootschappen en vcreenigingen tot be
vordering van hooger onderwijs, dio rechts
persoonlijkheid bezitten, de vrijheid om leer
stoelen aan de Rijks-Universiteiten en aan
de gemeentelijke Universiteit van Amster
dam te vestigen
Pensioenverzokering van onderwijzers bij
het bijzonder lager onderwijs en van wedu
wen en weezen van do onderwijzers bij het
openbaar en het bijzonder lager onderwijs
behoort geregeld te worden.
Inderdaad, voor zooverre de school-quaes
tie in de Troonrede wordt aangeroerd, is het
de katholieke, niet de antirev. school-quaes
tie."
Do Stichtsche Courant ving deze opmer
king op en beantwoordde haar dus:
„Wat dunkt onzen lezers van deze tecdore
bezorgdheid der sociaal-democratische hee-
ren voor ons christelijk onderwijs?
Gelukkig is de bedoeling van het stuk zoo
doorzichtig, dat niet licht een der onzen
in den val zal loopen.
De „democratische' anti rev olutionnai ren
en de bijzondere onderwijzers moeten kop
schuw worden gemaakt. Hun vertrouwen in
Dr. Kuyper zoo mogelijk aan het wankelen
gebracht.
Wie weet vallen ze dan straks nog niet in
den socialistischen strik
Maar liet Volk zal ditmaal niet veel wil
hebben van de reis.
Want wanneer iets voor do antirevolution-
nairen in het land vaststaat, dan is het dit,
dat de oplossing der school-quaestie bij dit
Kabinet in volkomen veilige handen is.
Dat het Lager Onderwijs iu deze troon
rede niet genoemd wordt beteekent alleen,
dat het d i t jaar waarschijnlijk nog niet aan
de orde komt.
En we-1 verre daarvan de Regeering een
verwijt te maken of daarin zelfs beginselver
loochening te zien, beschouwen wij cüt veel
eer als een bewijs dat bij de Regeering do
ernstige wil voorzit om de regeling zoo goed
en zoo volledig mogelijk metterdaad finaal
te maken.
Laat Het Volk maar geduld hc^-on. De
socialisten in de Kamer zullen nog overvloe
dig gelegenheid krijgen om van hun vurige
liefde voor de bijzondere school te doen blij
ken."
Wij zijn het met de Stichtsche eens, zegt
De Standaard: er is geen reden om aan te
nemen, dat ook maa. een onzer mannen in
werkelijkheid zou meenen, dat het onderwijs
vraagstuk bij dit Kabinet niet in volkomen
veilige handen zou zijn.
Het vermoeden is geuit, dat de Arbeids
wet, in de Troonrede aangekondigd, een
beperking van den werktijd voor den volwas
sen man, en een nauwere begrenzing van den
arbeid der vrouw brengen zal. Is dit zoo,
zegt De Residentiebode dan zullen wij ons
daarover zeer verheugen. Indien eenige zin
snede uit het program dor katholieke Kar
morieden ons uit het hart is gesneden, dan
is het deze:
„Verbod of beperking van den arbeid voor
XIX.
In den toestand van gravin Rastetten was
onverwachts een. gunstige keer gekomen, cn
toen alle gevaar voorbij was, reisden Nora
en Elvire weer af. In zijn laatste brieven
begon de overste dan ook al heel ongeduldig
te worden. Greta en Lisa liepen den heelen
dag in liet wild, schreef hij; thuis vond hij
het ongezellig en hot eten smaakte hem niet.
Het was voor Nora dus een groote verlich
ting, dat zij met een gerust hart naar huis
kon gaan, en Elvire was volkomen bere d
haar te volgen. De laatste week had zij geen
brief van Lex gekregen, waardoor zij in on
rustige spanning verkeerde. Hoe zou dat go-
komen zijn? Zou hij ziek zijn? Maar dan zou
vader het wel geschreven hebben I En zoo
druk was de dienst toch ook niet, of hij kon
altijd nog wel tijd vinden, ten minste een
paar regeltjes te schrijven. Wat zou hem dan
toch schelen?
Maar dan troostte zij zich weer mot de ge
dachte,- dat zijn stilzwijgen wel niets te bo-
teekenen zou hebben. Nadat hij den eersten
tijd bijna dagelijks geschreven had, liet hij
nu tot afwisseling niets van zich hooren.
Was zij weer thuis,dan zou hij haar in zijn
armen nemen, al haar onrust en zorgen zou
den verdwijnen, en zij zou voor de geheele
wereld de zijne wezen.
Do trein, die Nora- on Elvire naar huis
bracht, stoomde in snelle vaart door het
landschap. De weinige passagiers in de cou
pé waren ingeslapen; ook Nora leunde met
gesloten oogen achterover in een hoekje. El
vire alleen kon geen rust vinden. Met groote,
brandende oogen staarde zij naar buiten in
den donkeren nacht; boomen, struiken* be
vrouwen en kinderen voor zooveel mogelijk,
en naar den aard der werkzaamheden en
verbod van den arbeid in fabrieken en werk
plaatsen voor vrouwen met de zorg van eigen
kinderen belast;
„bestrijding van overmatigen arbeid, ook
voor mannen."
In hoeverre vervolgt het blad het
vermoeden juist is, dat de herziening in
jdeze richting gaan zal, is moeilijk uit te
maken» De Standaard heeft ons in een arti
kel over de Troonrede verwezen naar hetgeen
een vorig jaar over dit onderwerp zou zijn
gezegd door den heer Van Löben Seis, oud-
inspeeteur van don arbeid. Wij hebben deze
rede daarom nog eens nagelezen, wat zij
overwaard is, ook, waar zij ons omtrent
do plannen der Regeering ten aanzien van
de voorgenomen herziening niet veel wijzer
maakte.
Wij hebben slechts één wijziging door hem
aangeprezen gevonden, In aansluiting aan
den heer De Klerk sprak hij de wensche-
lijkheid eener aanvulling uit, welke den
werkgever steeds verantwoordelijk stolt voor
alle in zijn bedrijf geconstateerde overtre
dingen der Arbeids- en Veiligheidswet.
'Hij -beklaagde. zich- -ook- vrd bitter over de
geringe straffen, tegen overtreding^ -van
de Arbeidswet uitgesproken, doch deze klacht
betrof bij hem niet de wet, maar haar uit
voering. Verder ging hior in zijn antwoord
de Minister van Binnenlandsche Zaken.
Zoo de rede van den heer Van Löben Seis
ons zoo woinig licht geeft omtrent hetgeen
do herziening der Arbeidswet brengen gaat,
er zijn bij diezelfde gelegenheid andere woor
den gesproken, die ons boter op weg bren
gen bij een onderzoek naar wat de herziening
brengen zal.
Do heer Nolting had een somber tafercel
opgehangen van den arbeid van vrouwen op
de steenfabrieken aan Iden Hollandschen
IJsel, die van den vroegen morgen tob den
laten avond steemen moeten rijden en uit
heete ovens halen. Do kinderen moeten steo-
non zetten cn karren met steenen rijden. Het
ergst is, dat dit alles min of meer gedwon
gen geschiedt. De vader krijgt geen werk,
indien hij niet tevens do arbeidskracht van
zijn vrouw en van zijn kinderen levert-.
De heer Van Löben Seis zag het genees
middel niet in een wijziging der Arbeidswet,
maar in een regeling van het arbeidscon
tract, welko de persoonlijke vrijheid van den
arbeider en van zijn vrouw en kind zou waar
borgen. Do heer Goeman Borgesius waar
schuwde hiertegen. Men kan verbieden, dat
een man zich to gelijk verbindt mot zijn
vrouw en kinderen; maar wie zal beletten,
dat de patroon, desnoods zonder het waar
om te noemen, den werkman ontslaat, wiens
vrouw en kinderen bij hem niet in dienst
treden? Het ee-nig afdoende middel is een
wettelijk verbod tot het doen verrichten van
zulk eon zwaren last en met haar natuur
6trijdigen arbeid door vrouwen en kindoren.
Een tweede grief was gericht tegen den
arbeid in do aardewerk-fabrieken, waar
vrouwen en kindoren werkzaam zijn en
slachtoffer werden van do loodvergiftiging,
die deze arbeid medebrengt.
Hiertegen doet do Wet reeds een middel
aan de hand. Art. 4 geeft do Kroon do be
voegdheid bij algemoenon maatregel van be
stuur, hetzij voorwaardelijk, hetzij onvoor
waardelijk te verbieden, een persoon beneden
zestien jaren, en in fabrieken en werkplaat
sen een vrouw bepaalde soorten van arbeid
te doen verrichten, op grond van de gevaren
voor do gezondheid of hot leven, welke die
soorten van arbeid, hetzij in 't algemeen,
hetzij bij niet in achting nemen van zekere
voorwaarden, uoor do wijze, waarop zij ver
richt worden, ce door de verwerkt wordende
stoffen, voor een persoon beneden do zestien
jaar of voor een vrouw opleveren.
Een wetswijziging is hier dus niet absoluut
noodig. De toepassing van dergelijke bepa
lingen heeft echter haar eignaardige moei
lijkheden. Men komt daartoe niet zoo licht.
Wij hebben nu goeden moed, dat de be
loofde herziening do twee misstanden, hier
genoemd, zal opheffen. De Minister hoeft
zich in dit opzicht toch vrij duidelijk uitge
sproken. Hij heeft or van gezegd, dat zij in
zijn oog zulk een karakter droegen, „dat,
voor zoover hot niet mogelijk is, reeds met
de bestaande wet die te stuiteai, er maatre-
lcphoonpalen gleden als schimmen voorbij.
En iedere schim bracht haar nader aan het
doel I Nu was het laatste station voorbij, en
over een kwartier waren zij thuis I Nora
richtte zich nu ook optaschjoe en pakjes
werden uit het net genomen, de hoed werd
wat vaster op het hoofd gedrukt. Men kon
reeds de lichten van het station zien.
Elvire boog zich zoo ver mogelijk uit het
raampje van de coupé. ,,Ik zie papa," riep
zij uit, maar voegde er op teleurgestelden
toon bij: „Hij is alleen." Nora glimlachte
even: „Dacht gij dan, dab hij zoo laat op den
avond Lisa en Greta nog mee zou brengen?"
„Neen, maar ik had gedacht, dat Lcx er
ook zou zijn."
„Misschien houdt hij zich heel bescheiden
op den achtergrond."
Elvire zag haar even onzeker aan en lach
te toen: „Dat zou juist iets voor hem zijnl"
Nu hield de trein stil. Overste Krocker be
groette zijn dames hartelijk en bracht haar
naar het gereedstaande rijtuig. Terwijl hij
terugging, om voor de bagage te zorgen,
keek Elvire naar alle kanten rond. Lex
moest komen Misschien had hij zich ver
laat, maar hij kwam toch stellig. Of zou hij
thuis op haar wachten? Wist hij niet, dat zij
heden kwamen? Bange vragen, waarop nie
mand antwoordde.
Onder het naar huis rijden hadden de
ouders elkander veel te vertellen; Elvire keek
steeds naar buiten. Men kwam ook voorbij
de woning van Lex Lassow; alles was er don
ker. Natuurlijk wachtte hij thuis op haar.
Nora had ook opgekeken naar de vensters
van Lassow en vroeg nu: „Hoe gaat het Lex?
Ik had hem stellig aan het station verwacht."
De overste haalde de schouders op. „Ik heb
in den laatsten tijd weinig van hem gemerkt j
maar hij ziet er slecht uit en schijnt in een
gedrukte stemming te verkecren; ik weet
niet, of hij ziek is, of dat er iets anders is,
dab hem hindert. Maar ik heb hem gezegd,
dat gij vanavond thuis zoudt komen." Een
veelbcteekenende druk van Nora's hand deed
hem plotseling verstommen.
De villa had zich in feestgewaad getooid,
tcr cere van de terugkomst der dames; aan
do voordeur was een guirlande aangebracht,
in alle kamers waren bloemende tafel was
met bijzondere zorg gedekt, en op het buffet
stond een flesch champagne in ijs. „Want ik
moet je thuiskomst behoorlijk vieren, kinde
ren," zeide do overste; „gij zijt naar mijn
zin wel wat heel lang weggebleven."
Lcx Lassow was er niet; ook geen enkel
regeltje, geen bouquet als welkomstgroet 1
„Het kind schijnt zich wat overspannen te
hebben," zeido dc overste, terwij! hij Elviro's
wangen streelde-, „of zijt gij zoo vermoeid
van de reis, lieveling? Ge ziet zoo bleek 1"
„Het zal wel van dc reis zijn," zeide Nora;
het was zoo warm in de coupé en er mocht
geen één raampjo opengemaakt worden."
Nora vast in den grond heel goed, dat or
een andere oorzaak was voor Elvire's bleek
heid; dat geheele stilzwijgen van Lex beviel
haar ook niet. Zonder Elvire er iets van te
zeggerij zond zrj den oppasser naar hem toe,
met do boodschap, dat de dames aangekomen
waren, en den graaf dien avond nog gaarne
zouden zien.
De oppasser kwam weldra terug met het
antwoord, dat er in de kamers van den graaf
geen licht brandde. Juffrouw Wehdig en de
oppasser meenden, wol is waar, dat de graaf
thuis was, maar hadden op herhaald klop
pen toch geen antwoord gekregen. In het ca
sino was de graaf ooit niet.
Toen hij do kamer uit was, fcprong Nora
op en nam Elvire onder den arm. „Kom,
kindje, wij zullen gauw nog een paar zaken
uitpakken. Wacht nog een oogenblik op ons,
Herbort."
Elvire leunde zwaar op Nora's arm; in
haar slaapkamor gekomen, barstte zij in tra
non uit. „O, mama. wal zou er gebeurd zijn 1
Er zal hem toch geen ongeluk overkomen
zijn
„Welnecn, kind, wees maar bedaard; wie
weet, wat do dolle graaf nu weer in zijn
schild voert. Men moet hem niet met denzelf
den maatstaf meten als andoren. Jo bent nu
moe cn overspannen, Elvi; je zult morgen
wel zion, dat cr voor alles con heel natuur
lijke oorzaak is. Kom, uitpakken doen wij
niet; je moest nu maar naar bed gaan, lie
veling."
Elvire werd wat kalmer en liet zich werk
tuiglijk uitklcedon. Toen zij in bed lag, ging
Nora nog even bij haar zitten. „A's morgen,
dat kleine hartje nog zoo angstig klopt, kom
dan bij me, cn stort l ct voor mij uit."
Twee zachte armen werden lang cn innig
om haar heen geslagen, „Wat is het toch
goed, dat gij mijn moedor zijt geworden. Nie
mand begrijpt mij zoo goed. Ik heb u ook
zoo innig lief!"
Nora's oogen vulden zich met tranen, cn
toen zij weer bij haar man kwam, zag deze
haar verwonderd aan: „Wat scheelt jc, No-
ra? Er is toch niets gebeurd?"
Zij boog zich naar hem toe cn -luisterde:
„Ik ben zoo gelukkig!"
En hij trok haar naast zich n- r, drukte
haar aan zijn hart cn zeide met van aandoe
ning bevende stem: „Evenals ik I"
'Wordt vervolgd