f No. 13024 LÉIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 9 AUGUSTUS. - DERDE BLAD. Uit het Artistenleven. Amritsir en de gouden tempel. Sterke menschen. Anno 1002. k Het gezelschap was ontbonden, het con- iract was afgeloopen cn de meesten verlang den terug naar hun geboorteland. Van de twaalf leden, dio het Tiroler zanggezelschap geteld had, bleven alleen Pold'l Settner ea ,Toni Hubcr in Berlijn, de anderen trokken, met hun klinkend loon in den zak, terug naar de bergen. Het was bijzonder aardig geweest in Ber lijn. Weinig te doen, 's avonds een paar uur zingen, repeteeren behoefden ze haast niet meer, en een loon, driemaal grooter dan ze thuis zouden hebben kunnen verdienen bij de grootste vlijt en den zwaarsten arbeid. Maar nu kwam de zomer, de veldarbeid stond voor de deur; van huis werd geschre ven, dat er handen te kort kwamen. En ook, nu de lentewindjes waaiden, droomden de kinderen der bergen van Alphornklanken. Er was geen houden meer aan; naar huis, naar huis Alleen Pold'l en Toni wilden wel blijven. Pold'l was smid van zijn beroep, hij had dus niets uit te 6taan met den veldarbeid, en ftijn ambacht trok hem niet aan. Toni had isen booze stiefmoeder on was in geen geval fiaar huis gegaan; als zij niet in Berlijn was gebleven, zou ze een dienst hebben gezocht te Innsbrück of te Bozen. Haar stiefmoeder had haar uit het ouderlijk huis verdrevon, want Toni was er volstrekt niet op gesteld geweest, met het zanggezolschap naar Ber lijn te gaanze was erg bedeesd en bang voor de menschen en de groote steden. En dan te zingen voor puurvreemde menschen I Ten slotte had ze zich toch door de mooie gelde lijke voordeden laten overhalen, en ze had ook met denzelfden plichtij-vcr gezongen, waarmee zij vroeger koeien molk; en in de laatste maand was ze al zoo driest geworden, dat zo eiken avond met Pold'l twee duetten zong. Daarom was ook de eigenaar van de concertzaal er zeer mee in zijn schik, dat juist zij beiden bleven; hij had op deze ma nier een goedkoop Tiroler-nummer. Er was nog een andere omstandigheid, die Toni aan Berlijn deed hechtende liefde Ja, zij had lief. 'tWas haar zolve nog wel niet recht duidelijk, zij voelde alleen, dat ze vroolijk en opgeruimd was, als ze ,,hem" zag, en droevig en ernstig was gestemd, wanneer ,,hij" niet in haar nabijheid toefde. En hij, de man, dien haar ziel liefhad, de blonde jongleur met zijn groote blauwe oogen, hij had niet het flauwste vermoeden, dat daar onder hot mooi fluweelen jakje een hart klopte voor hem. Hoe zou hij het ook hebben kunnen vermoeden: hij had nog geen drie woorden met Toni gewisseld y maar hij had haar wel opgemerkt en hij had ook wel gezien, dat zo een mooi meisje was. Zoo stonden de zaken, toen het Tiroler ge zelschap Berlijn verliet, en Pold'l en Toni alleen achterbleven. Pold'l gevoelde zioh een zaam en verlaten. De Tirolers hadden samen gewoond in een goedkoop hotel, ze hadden met elkaar gegeten en waren ook altijd met elkaar uitgegaan. Nu was hij alleen. Vroe ger hadden ze gelachen en gebabbeld, als ze een glaasje bier zaten te drinken. Ging hij nu eens naar een restaurant, dan vond hij niemand, met wien hij eens een woordje pra ten kon. Onder do andere artisten had hij geon konnissen; hij vond, dat ze als mensch beneden hem stonden, en hun werkzaamhe den beschouwde hij niet als eerlijken arbeid. Hij rekende zich altijd nog niet tot de ar- tistenwereld. Pold'l en Toni hadden zich vroeger heel weinig met elkaar bemoeid, en ook nu ze sa men waren achtergebleven, scheen dit niet te zullen veranderenToni beviel Pold'l niet, want ze was donker, en hij mocht alleen maar blonden lijden. Toni wist wel, dat hij Amritsir, de zetel van den godsdienst der Sikhs, ligt in Pendjab (het Vijf-stroomen- land) op een afstand van vierhonderd kilo meters van Delhi. Tusschen deze beide steden bevindt zich dc straatweg naar Lahore, die onmerkbaar de Himalaya, welke zich onduidelijk in de ver te afteekent, nadert. Dc bevolking van deze uitgestrekte oorden bestaat gedeeltelijk uit Sikhs, behoorende tot den volksstam van JAte en afkomstig uit Oostersch Scythië. Langen tijd vervolgd door de Muzelmannen, verloor dit arbeid zame en fiere volk langzamerhand zijn vreedzaam karakter en vormde zich tot een soort van militairen bond, die tegen het ©inde der achttiende eeuw een sterkte had van ongeveer 250,000 man. Na den val van Napoleon I volgden eenige officieren, die genoeg hadden van hun werk loosheid, het voorbeeld van generaal Allard en boden hun diensten den koning van Lahore, Runjet-Sing, aan, den voornaam- 6ten vorst van de landen in het Noord-Wes ten (de adêllijkc Sikhs en Rajpouts hebben de gewoonte, achter hun naam den titel „Sing" (leeuw) te voegen). Toen hij benoemd was tot opperbevelheb ber van het leger en raadsman van dezen vorst, stelde Allard het zich tot plicht het leger geheel op Fransche leest te schoeien. Na verloop van vijf of zes maanden was niets om haar gaf. Daarom was zij niet wei nig verbaasd, toen hij haar op een avond uitnoodigde, een glas bier met hem te gaan drinken. Zij had er niets tegen en Btelde voor, na de voorstelling in de concertzaal te blijven, waar zij eiken avond optraden. Hun. aanwezigheid trok de aandacht, althans bij het artistenpereoneeL „De Tirolers, die haast te gierig waren om een glas bier te drinken en Js avonds dadelijk na de voorstel ling naar huis gingen, bleven van avond, dat moest zijn reden hebben." Intusschen ver moedden zij niet, dat ze de aandacht trokken. Pold'l gevoelde zich zeer tevreden, maar Toni was een beetje zenuwachtig. Zij zag haar blonden jongleur niet, dadelijk na zijn laatste nummer was hij weggegaan. Hij was zeker met een meisje uit. Bij deze gedachte schoten haar de tranen in de oogen, maar zij bedwong zioh. Het was al laat en tijd om naar huis te gaan, toen hij de zaal binnen kwam. Of hij gezien had, dat Toni's gezicht bij zijn verschijning ophelderde, of dat het enkel toeval was, genoeg, hij kwam recht op hun tafeltje toe en nam naast hen plaats. Toni was zalig Met schitterende oogen stak ze hem de hand toe. De groet echter, dien de jongleur van Pold'l ontving, klonk eerder knorrig dan vriendelijk. Het gesprek stuitte op geen geringe moei lijkheden. De jongleur was een Deen en ken de maar weinig Duitsch, en de Tirolers spra ken het onvervalschto dialect van hun berg land. Pold'l gaf daarom het gesprek al gauw op, maar Toni praatte onverdroten voort, eiken zin langzaam, woord voor woord twee-, driemaal herhalende, als de Deen haar niet begreepen als hij iets zeide, begon ze telkens hartelijk te lachen, zóó ko misch klonk haar zijn gebroken Duitsch. Pold'l vond dit kinderachtig en ergerde er zich aan, maar de jongleur en Toni amu seerden er zich kostelijk mee. Waaraan Pold'l zich echter nog het meest ergerde, was, dat Toni niet naar huis was te krijgen en maar het eene glas bier na het andere dronk. Dat moest hij allemaal betalen 'tWas al over ééncn, toen zc het lokaal verlieten, en het stak Pold'l, dat hij meer dan een daalder had moeten betalen. Toni evenwel was zeer vroolijk te moede; ze had wel aan de heele wereld willen vertellen, hoe gelukkig ^e v as. Thuis, op de bergen, zou ?e het uitgejubeld hebben, maar hier in de stad, in de nauwe straten, ging dat niet. Drie dagen lang sprak Pold'l geen woord tot Toni, maar langer kon hij het niet uit houden, hij verveeldo zich te zeer; hij moest iemand hebben, op wie zijn gedachten zich konden concentreercn. Den derden avond, toen zij samen naar huis gingen, stelde hij haar voor, weer vrede te sluiten. Toni was zeer verwonderd, toen ze vernam, dat hij boos op haar was geweest, het was haar liee- lemaal niet opgevallen, en zijn antwoord,, toen ze hem vroeg, waarom hij dan boos was geweest, begreep ze niet. „Dat wist ze wel 1" had hij gezegd. Zc wist het niet, absoluut niet. Maar ze wilde zich graag weer met hem verzoenen, Pold'l was immers haar eenige landsman hier. Eenige dagen ging alles goedzc studeer den samen enkele nieuwe liederen in, ze gingen samen naar het café-chantant en la ter terug naar hun hotel. Pold'l was zeer attent voor haar, en zij deed althans niets, wat hem verdrieten kon. Maar toen gebeur de er iets ongehoords. Toon hij op een avond met haar naar een ander lokaal wilde gaan om een glas bier te drinken, stond ze er op, in de concertzaal te blijven. Maar dat wilde hij niet, in geen geval. Het kwam tot een heftigen strijd. Hij wist wel, meende Pold'l, waarom zc hier blijven wilde; maar dat duldde hij niet, en of zc zich niet schaamde. Toen stoof Toni het lor r geheel gereorganiseerd cn Runjet- Sing, dien men „de Leeuw van Pendjab" noemde, waande zich sterk genoeg om zijn Rijk tot-het midden van Indie uit te breiden. Ongelukkig was „de Leeuw" reeds oud en de dood, die hem in 1839 overviel, deed zijn plannen in duigen vallen. Zijn opvolgers, die de stoutmoedigheid hadden het Britsche leger in 1845 aan te val len, werden verslagen en verloren de een voor de ander na al hun bezittingen, uitge zonderd de prachtige vallei van Cachemire, welke tegenwoordig bestuurd wordt door een inlandschen vorst, bondgenoot van Enge land. Nanack, de stichter van de i godsdienst der Sikhs, droomde van een vereeniging van allo geloovigen van Indië. Ten einde dit doel te bereiken, schafte hij de rangorde der aan elk ander ondergeschikte kasten af, alsmede de regeering van Yiohu en Siva. Ook ging hij den beeldendienst en de groote bijgeloovig- heid, welke onder het volk heerschte, met alle kracht tegen. Deze profeet uit de kaste der Kchatria's (krijgsliedenkaste) werd geboren in Lahore tegen het einde der vijftiende eeuw. Zijn godsdienst, welke gebaseerd was op een zui ver deïsme, bestond uit voorschriften betref fende de zedenleer en de algemeene liefda digheid en herinnerde wel een weinig aan de beginselen van het Jaïnisme en het Brah- misme. Het idee van Nanack was zeer verheven, want indien hij geslaagd was alle godsdien- ook op. Dat ging hem niets aan, ze had er niemand cn hem allerminst naar te vragen, wat ze doen en laten wilde, en nu wilde ze juist blijvon. En ze ging zitten aan een ta feltje en bestelde zich een glas bier. Pold'l bleef ook, maar ging aan een ander tafel tje zitten. Hij wierp woedende blikken naar Toni. Deze draaide hem den rug toe. Juist wilde hij alleen weggaan, toen hij het moest aanzien, dat de blonde jongleur naast Toni ging zitten en al gauw druk met haar zat te praten. Nu bleef Pold'l natuurlijk. Als hij naar hen keek, liep het hem koud over den rug, terwijl zijn hoofd begon te gloeien; hij had een gevoel, dat hij bij elk woord, dat cr tus schen hen gewisseld werd, een dolksteek kreegals zij lachten, dacht hij, dat ze lach ten om hem, cn hcrhaaldolijk moest hij zich geweld aandoen, om niet op hen af te vliegen en hen te worgen. Het was eon geluk, dat de eigenaar van het lokaal hem in het kantoor liet roepen, om met hem over do zaken te spreken. Toen hij weer aan zijn tafeltje te rugkeerde, waren de jongleur en Toni ver trokken. Wat was dat? Zij liet zich door dien snui ter naar l uis brengon? Dat maakte de maat vol. Een oogenblik weifelde hij, wat hij doen zou toen greop hij zijn hoed en stormde naar buiten. Hij moest zo inhalen, ver konden ze nog niet zijn. Op straat ontmoette hij zo niet, ook niet in de gelagkamer van hun hotel. Hij rende de trap op en rukte de deur van Toni's ka mer open. De kamer was leeg. Plotseling voelde hij een groot leed in zioh. Had hij dit verdiend? En dit verdriet deed zo hem aan om dien landloopor 1 Hij zou het hem betaald zetten I En haar Hij wilde haar hier opwachten. En als zo kwam, zou hij haar haar schande in het gezicht slingeren. Maar zij kwam niet. Hij wachtte, een uur, nog een uur, beneden werd gesloten, hot werd stil in huis en op straat. De gedachten joegen hem door het hoofd, verwarde, woeste gedachten van wraak en van beschuldiging tegen haar, die hem bedrogen had. Hij had haar nog wel niet gezegd, dat hij haar lief had,had hij haar dan lief Zeker, nu, nu eerst voelde hij, hoe lief hij haar had I En nu Le:..erkte hij ook, dat hij een domheid had willen begaan. Zij had geen schuld. Het was wel niet mooi, dat ze alleen was uitge gaan, maar ze had hem toch oigcnlijk met bedrogen. En die schurk van een jongleur had haar natuurlijk met een mooi praatje overgehaald Maar morgen zou hij de zaak in het reine brengen, dan zou hij dien schob bejak ééns cn voor altijd zeggen, dat hij van Toni kon afblijven cn aan Toni zelf zou hij zeggen, hoe lief hij haar had en, dat hij niet zonder haar leven kon. Beneden ging de deur open. Hij luisterde. Dat was ze, hij hoorde het duidelijk aAn haar stem, toen -zc goeden-nacht zei. Nu kon ze elk oogenblik binnenkomen, en hij wat deed hij hier? Ze mocht hem hier niet vinden, op de toe- nen sloop hij uit de kamer. In een donker hoekje bleef hij wachten tot ze haar deur ge sloten had, toen trok hij zijn schoenen uit en ging zachtjes de trap op, naar zijn kamer, die een verdieping hooger was. Den volgenden morgen ging hij vroeg naar beneden. Tot zijn verwondering vond hij Toni al klaar om uit te gaan. Zo had haar beste kleeren aan en ze was zeer koel tegen hem. „Wat wil je toch?" vroeg zo op onvriende- lijken toon, cn toen ging ze naar den spie gel, om een losgegane haarspeld weer vast te steken. Hij liet zich niet afschrikken. Eerst ging het wel een beetje hokkend, maar langzamer hand kreeg hij meer moed, en toen zei hij haar alles, wat hij op het hart haddat hij stigc sekten van Indië weder met elkander te vereonigen, dan zouden de Engelschen nim mer hun uitgestrekt keizerrijk hobben kun nen stichten te midden van eon vijandige be volking van meer dan tweehonderd millioon zielen. Do beroemde hervormer bewerkte weldra talrijke bekeeringen onder de Hindoes, die vroeger tot den islam waren overgegaan, en zijn leerstellingen verbreidden zich zonder eenige tegenwerking, totdat de Mahomeda- nen, de wreedste en fanatiekste wezens van geheel Indië, er door vervolging en slachting een eind aan besloten te maken. Van dezen tijd dateert de militaire reorga nisatie der Sikhs. Toen reeds bestond or een ingekankerde haat tusschen de Mahomeda- nen en do Sikhs. Van dezen haat, welke thans nog heerscht, hebben de Engelschen handig gebruik gemaakt gedurende den opstand in 1857, toen zij hun beste regimenten inland- sche cavalerie als hulptroepen lieten mee strijden. Dit is in korte woorden de geschiedenis van het krachtige volk van het Noord- Westen. Do 8tad Amritsir, welke zeer solide ge bouwd is en omgeven wordt door wallen, heeft een bevolking van 160,000 inwoners. De gezonde stad is zoowel een stapelplaats van borgzout als van thee, koffie en alle Europeesche en Aziatische voortbrengselen; maar de plaatselijke nijverheid bestaat in do vervaardiging van de vermaarde Indische cache mi r-sj aals. zioh zoo eenzaam had gevoeld sedert de an deren weg waren, en dat zij zijn eenige troost was geweest, en dat hij eerst recht go- voeld had, dat hij haar liefhad, toen ze hem gisteren zoo had gekrenkt. Hij was toen hee- 1 om aal wanhopig geweest, maar ook weer gelukkig, want het was hem duidelijk gewor den, dat zijn liefde zoo sterk en zoo groot was als do grootste eik in hun bergland. Het poëtische beeld maakte op Toni niet den geringsten indruk. „Wat oen knoestige liefdel" zeide ze schamper, en daarop volgde een stroom van verwijten: hij moest zich schamen, zoo had hij zich gisteravond aangesteld. Alleen om hem waren ze weggegaan, want hij had hen zitten aankijken, alsof hij hen opvreten wil de. En ze wilde niets van hem weten, dat zei ze hem nu éóns on voor altijd. Pold'l zag in, dat het voor dit oogenblik maar het beste was, heen te gaan. Haar af wijzend antwoord trok hij zich echter niet zoo heel erg aan, want hij wist, hoo hardnek kiger de vrouwen „neen" zeggen, des te min der ernst hot haar is. Tijd laten, tijd la ten. zei hij bij zichzelven on een vroolijk deuntje fluitende liep hij weg. Nu wilde het ongeluk, dat hij don jongleur op het huis toekomen zag. Dus voor hem had Toni zich zoo mooi gemaakt I Het bloed steeg Pold'l naar het hoofd. Hij ging don vreemde in den weg staan. „Als u het meisje niet met rust laat," zoo zei hij in zijn mooiste Hoogduitsch, „dan krijgt u met mij to doen, hoorl" „Bent u dan met het meisje verloofd?" vroeg de Deen op uitdogendon toon. „Dat gaat jou geen steek aan 1" schreeuwde Pold'l. „Toch wel," antwoordde de jongleur, „want ze is met mij verloofd I" Pold'l werd het groen en blauw voor do oogen. Woedend wildo hij zioh op zijn mede minnaar werpen, maar toen hoorde hij To ni's stem. Dat bracht hem tot bezinning, en met een verachtelijk: „Jij, ploert, met haar verloofd?!" ging hij verder. Maar 's avonds liet hij Toni zijn mes zien, zeggende: „Als je den kerel niet loopen laa:, zal ik hem naar dc andere wereld holpen!" Toni antwoordde op deze uiting van ja- loorschlieid mot oen minachtend schouderop halen. Tijd laten, tijd latendacht Pold'l. Ze zal wel merken, wat zo aan dien schavuit heeft, maar tijd laten I Maar hij had zioh verrekend. Toni bekom merde zich niet in bot minst om hom, zo had enkel maar oogen voor haar jongleur. Pold'l dreigde, vleide, maar ze wees hem altijd af cn trachtte hem te ontwijken. Toon hij dit merkte, vervolgde hij haar als een schaduw; vond hij haar deur gesloten, dan ging hij er voor staan als oen schildwacht, dan kon ten minste haar beminde ook niet bij haar komen. Het gevolg daarvan was, dat Toni naar een ander logement trok. Drie dagen liep Pold'l rond als in een droom; hij zag haar den ganschen dag niet, hij wist niet, wat zo deed, waar ze was. Alleen 's avonds, als zo samen optraden, mocht hij naast haar staan, haar hand grij pen cn blikken met haar wisselen. Dan kwam er telkens weer hoop in hem. Maar als zij dan weg en hij alleen was, dan verdween weer hot vonkje van hoop, om voor een doffe wanhoop plaats to maken. Thuis, tusschen do bergen, zou de arbeid wel zijn gedachton hebben afgeleid, of hij had verstrooiing bij zijn kameraden, misschien ook wel een andor meisje gevondenmaar hier liad hij geen gezelschap, niemand, wien hij zijn leed klagen kon; eenzaam en verla ten liep hij rond in do groote, drukke stad. Den jongleur zocht hij niet, hij gevoelde, dat een ontmoeting met hem voor beiden Er heerscht een groote levendigheid in do handelswijken, voor de winkels van bamboo en om de werkplaatsen der borduurders, waar eenige nedergehurkte ambachtslieden hun tijd in ledigheid doorbrengen, voldaan, do anderen te zien w rken. Lango karavanen van kooplieden, reizigers en in lompen gehulde pelgrims, allen op vuile kameelen gezeten, trekkon de stad door en kruisen elkander op hot marktplein in een onbeschrijflijken chaos, terwijl alle Indische stammen zich vermengen en elkan der aanspreken in Bchcrp klinkende tongval len, die Let oor aandoen als een orkest van schelle blaasinstrumenten. Do gidsen verdringen elkander als het ware en de kameelen uiten geluiden, die het hart doen breken, terwijl de buffels en de muilezels, welke voor het vervoor der goede ren gebezigd worden, met smaak aan de zoutklompen likken, welke voor do dour dor winkels gelegd zijn. Plotseling maken kudden ossen, die bela den zijn met koren, onder het geleide van Banjarische ruiters, een doorgang in de gol vende menigte, die zich verspreidt tusschen de fruituitetallingen en de stapels aarde werk. De Banjaris, wier afkomst nog in hot duister ligt, hebben veel overeenkomst met de Zigeuners van Europa. De mannen, die zeer regelmatige gelaats trekkon hobben, zijn ruwe, slanke, kloeke nomaden met levendigen gang, welke van energie getuigt. noodlottig moest worden, zonder zijn too stand te verbeteren. Maar oens op een avond ontmoette hij toch den Deen, toen deze na afloop der voorstelling op Toni stond te wachten. Toen hij zijn medeminnaar gewaar werd, ging er een trilling door zijn leden, maar hij bedwong zich cn wilde vo rbijgaan. Toen meende hij evenwel ecu smalcndon glimlach te zien op het gezicht van den Deen. Dat was to veel voor Pold'l. Het bloed steeg heui naar het hoofd. „Zoo, landloopor", zei hij tegen don jon gleur, „sta je al weer to wachten op dio go- meene meid?" „Ga nu door, ols-je-blieft I" antwoorddu d< Deen. ,,'t Meisje wil immers toch niets van je weten I" „Zool" riep Pold'l, „hoe weet jij datt Heeft zo dat jou gezegd?" „Ja, dat heeft ze mij gezegd; zij lacht wat om je 1" „Je liegt!" riep Pold'l. „Om me lachen ik zal jou wat te lachen geven I" In zinloozo wocdo had hij zijn mos getrok ken, on hot volgende oogenblik zakte do jongleur, getroffen in do borst, ineen. Juist op dit moment trad Toni naar buiten. „Moordenaar! Moordenaar!" riep ze uit en knielde dan neer naast den gewonde. Van alle kanten stroomden menschen toe. Er waa ondor hen oen doktor, dio een ernstigo ver wonding door een steek in de long consta teerde. Pold'l liet zich zonder tegenstand te bieden door de politie wegvoeren. Do gewonde jongleur werd naar het zio- konhuis gebracht; Toni ging mee om do voorloopige kosten te betalen. Acht maanden bracht de ongelukkige daar door. Toen hij het ziokenhuis verliet, was hij een kreupel cn broodeloos man, Twr altijd ongeschikt voor zijn beroep. „Gec'ómolcer- den" heeten deze ongelukkigon in de taal der 1 artisten. Toni was naar haar geboorteland fccruggo- kcerd. Haar vador was plotseling gestorven, en een proces, dat zo mot haar stiex'.tioedor voerdo over zijn nalatenschap, cischte haar aanwezigheid in Tirol. Zo bad den b&nindoQ jongleur dikwijls gesohreven, y.o had hom ook gemeld, dat Leopold Settnor tot vijf jaar ge vangenisstraf veroordeeld was gowordon. Vordor schreef Toni, dat zo hot preocs ge wonnen 1 cn dot haar stiefmoeder uit baars vaders huis moest trekken. Den loat- sbsn brief ontving de artist )uist op den dag, toen hij het ziekenhuis reriiot. Hij luidde: „Gcliofdo Johannes! Het geoft toch niks, hariger nog briefwis seling met jou te houder». Je kunt toch nik» 1 fordienen, en ik,knn nou not oen goed hu- wolijk doen. Do zoon ran een boer uit 'tdorp wil me trouwen, omdat ik van vader georven heb, en hier zou ik ook l\ng zoovoel niet van je houcn als in Berlijn, omdat hier doch allen 1 andc.s cn jij doch goon mogelijkheid op for- dienst, on dan kan geen mensch liet mij kwa lijk nomen. Beste gezondheid en vele groeten van uw trouwo Antonie Huher." Gewoonlijk verschijnen op kermissen ou jaarmarkten menschen, dio zich onderschei den door buitengewone lichaamskrachten er daardoor in staat zijn zoogenaamde kunsten uit te voeren, dio ongelooflijk schijnen aan hen, die er geen getuigen van geweest zijn, en do aanschouwera van schrik cn angst doen sidderen, Onder deze menschen vindt men dikwijls uitstekende paardrijders, uitmun tende koorddansers enz. Bij sommigen schijnt die kracht als het ware verzameld in hun Zij zijn altijd op het pad, doorkruisen het land in alle richtingen, brengen de ra-esto nachten onder den bloeien benei door cn dragen een zeer schilderachtige kicoding. Steeds zijn zo gewapend mot hun rond schild, korten degen en rapier cn gelijken zeer veel op do phantastische, oudcrwoUche ridders, die door Albert Durcr op zijn doe ken zijn vereeuwigd. De vrouwen zijn groot, ienig cn beyali'g; haar dofbruine gelaatskleur is volstrekt niet donkerder dan die van dc boerinnen van Si cilië. Nooit in mijn leven zag ik schooner schepsels. Haar klccding bcataat u:t ccn mantxJ, welko om dc schouders hangt on in oen kap eindigt, welke hun zwart cn golvend haar bijeenhoudt. Deze kap herinnert wel conigs- zins aai het kapsel van de voorname aar nies ten tijde van Muria van Bourgondië Haar arrnen zijn als beladen met zilveren armbanden en haar gowaad EchiUcrt van paarlen en diamanten. Deze vorinen een re serve voor do slechte dagen, want het fortuin van do Banjaris bestaat hoofdzakelijk uit paarden, ossen, wagons, tenten en gereed schappen van allerlei na^d. Door bovenstaande uitweiding over plaat» en bevolking zouden wij bijna het voornaam ste gedeelte van deze beschrijving vergeten,- namelijk: den gouden tempel. Do naam van dit gebouw is met een van die hoogdravende uitdrukkingen, waarmede do Aziatische volkeren zich zjo kris tig too- nen. De groote hoeveelheid gedrevon goud.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 9