«w ffgr13006 LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG (9 JULI. - DERDE BLAD. Anno 1902.
L - -
Op de Kermis.
Koninklijke voorrechten.
De /Zomerplaag.
Droefheid en blijdschap.
i
moest ten gevolge van al echte aanslui
ting der treinen, vertelde ons Bressac, drie
uren lang wachten to Dijon. Om cVn tijd in
het vervelende stadje te dood.n, liep ik het
eens door en kwam zoo op de markt, waar
do kermis in vollen gang was. En w.^n liep
ik daar tegen het lijf? Een stevigcn dikkerd,
voorzien van een rijken haartooi en een ge
weldigen baard, met het gezicht en de ge
woonten van een vroolijken Bacchus.
„Rollin riep ik uit, vol verbazing, „kijk,
dat is een buitenkansjeWat voer je hier
uit?"
„Wel, ik kom eens kijken hoe mijn vader
en moeder het makenWat waren ze in hun
schik, die goede oudjes I En ik mocht ook
wel eens enkele dagen rust nemen. _Je weet
beter dan iemand anders, dat ik di: jaar heel
wat afgepeuterd heb."
En onmiddellijk kwam mij nu voor den
geest die prachtige tentoonstelling van gra
vures, waarop hij ons in het voorjaar genoo-
digd had. De dierenwereld is Rollins „fort";
zij heeft voor hem geen geheimen. Zijn
leeuwen, beren, panters en welke dieren hij
al meer weergegeven heeft, zijn prachtig. Hij
weet hen te pakken in hun schilderachtigste
poseshij is geheel op de hoogte van hun ge
woonten, hun karakter, hun eten, hun
liefde.
Hij vereert ze, en elk zijner teekeningen is
een meesterwerk.
„En jij," vroeg hij, „woon je tegenwoordig
te Dijor. V'
„Neen, ik moet drie uren wachten op een
trein. Hoe kan ik dien tijd het best be
steden?"
„Wel, je valt met den ners in de boter.
Hot is hier kermis."
„Kermis, bal Die draaiborden, die val-
sche orgels met hun raechanieke poppetjes,
schiettenten, dikke dames en sterke reuzen,
dat alles heb ik te Parijs tot vervelens toe
gezien."
,,Aan dat alles is niet veel moois, dat 6tcm
ik je toe, maar er is ook in een tent een
prachtige beer, die worstelt, een beest, waar
lijk majestueus van gestalte en van lijnen. O,
zoo'n mooie beer! Ik verzeker je, dat het de
moeite waard is een kijkje van hem te gaan
nemen. Ik denk er over om hem te gebruiken
als voetstuk voor een candelaber."
„Komaan dan, laten wc naar je beer gaan,
te meer, daar ik er zeker van ben mij geen
minuut te vervelen in je gezelschap."
„Vleier 1 Bon je soms van plan om £-*.d
van me te leenen
De vraag klonk te zonderlinger, omdat
Rollin ten spijt van zijn groot talent nooit
bij kas is. De groote en beminnelijko ar
tist, nu veertig jaar oud, had nog de ziel
van een student in het lichaam van een
zwaardvechter, van een waren athlcct. Tor-
wijl ik met hem medeging, dacht ik nan het
kleine huisje, dat hij op de hoogte van Mont-
martrc bewoont met zijn tooverachtig pano
rama van Parijs.
Daar leeft Rollin als een werker en een
wijze. Hij dejeuneert voor een paar stuivers
op een hoekje van zijn werktafel, en be
sproeit zijn maaltijd met een paar teugen hel
der water. Dit kluizenaarsleven verhindert
niet, dat hij een ware reuzenkracht heeft
en een of meer met een vuistslag zou kun
nen ncdervellen.
Wij komen aan een tent van een vrij poover
voorkomen. Op het aanplakbiljet stond aan
gekondigd: „de Beer en de Schildwacht", die
famouze voorstelling der oude circussen.
„Hier is het," zei Rollin; „nu zal je een
baas van een bcêr zien."
Doch aan den ingang van de tent stond
do patroon te jammeren. Hij had vel den
beer, maar de schildwacht ontbrak. De rol
van aezen had gespeeld moeten worden door
een figurant, die van het ontvangen hand
geld dapper de flesch had aangesproken en
na stomdronken was. De voorstelling kon
dus niet doorgaan.
„Is het anders nietl" zei Rollin. „Dan
zal ik je schildwacht wel zijn. Ik heb den
clown Chadwick wel twintigmaal bij Fran-
coni die rol zien spelen. Ik kan die, maak
je niet ongerust
„Maar er komt een moment in voor, dat
er geworsteld moet worden met den beer, en
hij kent je niet."
„Niet kennen Och, alle dieren kennen me
en ik zal je beer v el omver gooien, zonder
dat hij mo er nijdig om aankijkt. Je zult
het zien 1"
Het aanbod werd gretig aangenomen. Rol
lin ging in den wagen, waarin de patroon
en de zijnen reisden, trok zijn kort jasje
uit en had over zijn licht-grijze brook spoe
dig de grijze kapotjas van den schildwacht
aangetrokken en zijn kostuum gecompleteerd
met een roode kepi en een geweer. Do tent
was stampvol en het publiek, als haring ge
pakt op de smalle, oploopen banken,
juichte den artist toe, toen hij op de plan
ken kwam met een spottend, krijgshaftig ge
zicht en de wacht betrok voor het driekleu
rige schilderhuisje. Ik moet zeggen, dat Rol
lin een prachtig figuur maakte, de kepi op
een oor, met zijn energiek, rijk gebaard go-
zicht. Hij deed denken aan een van die kra
nige- figuren uit de mobiele garden tijdens
hot beleg van Parijs.
Het begin was uitmuntend. De beer, inder
daad een prachtig dier, kwam op onder ge
leide van den patroon in het kostuum van
een Italiaanschen bandiet Veiligheidshalve
was het dier gemuilband, en had een ring
door den neus, waaraan een touw verbonden
was, dat zijn baas vasthield. Er was dus geen
gevaar te duchten. De Italiaansche bandiet
ging zitten aan een tafel, waarop twee bran
dende kaarsen stonden, die de gansche ver
lichting vormden van het tooneol, en liet
zich een tinnen beker inschonken do r een
aardig meisje. Eigenlijk werd cr niets v
geschonken en ook het drinken was bloot een
vortooniijg. Zoo willen het d o tooneelg :-
woonten. Alles moet illusie zijn. Vervolgens
was de bandiet gaan slapen, ook natuur
lijk een tooneelslaap. Inmiddels stond Rollin
trouw op post, het geweer in den arm, totdat
hij eensklaps twee kolossale pooten voelde
nederkomen op zijn ransel. De schildwacht
keerde zich om, en nu begon do worsteling
tusschen den soldaat en den platvoet.
Ze waren beiden ongeveer even groot en
hielden elkander stevig omvat tot groot ver
maak der toeschouwers. Do twee tegenstan
ders draaiden voortdurend en steeds elkan
der omvat houdend. Dc patroon, dio dron
ken moest verbeelden door het herhaald aan
spreken van den beker, hield een oog in het
zeil, en keek uit, of hij ook tusschenbeide
moest komen, want, zooals hij gezegd had, de
beer kende Rollin niet. Ik volgde aandach
tig den loop van den strijd, niet zonder mij
ongerust te maken over mijn vriend, toen
plotseling de beer, achteruitgcstootcn door
een onverwachten schok, zijn evenwicht ver
loor, wankelde en in den val van zijn zwaar
lichaam niet alleen den schildwacht mede-
trok, maar ook de tafel, waarop de kaarsen
stonden, die het tooneol verlichtten.
Er hcerschbc daar nu een volslagon duis
ternis on een schrik maakte zich van de te-
6chouwers meester, te meer, daar do patroon,
in- de war gebracht door hot incident, dat
niet op het programma voorkwam, het koord
losliet, waarmede hij den beer in bedwang
kon houden.
Ik strijk een lucifer aan en vlieg het too-
neel op. De toestand was zoo hachelijk mo
gelijk. Rollin was geheel onder hot zware
dier geraakt, en liep gevaar doodgedrukt
te worden onder dit gewicht, terwijl de beer
oen zeer onrustbarend gebrom liet hooren.
Met benauwde stem riep mijn vriend mij
too: „Haast je om mij te verlossen, want ik
stik 1" Eindelijk steekt dc patroon een kaars
aan, grijpt het koord en trekt zijn beer bij
den neus en zoo forsch, dat het dier zijn
kampioen loslaat. Ik steok Rollin de hand
toe en help hem zich op te richten. Ik wrijf
en borstel hem af; Rollin rekt zich en schudt
zich, wi6cht zich het zweet van het gezicht
en roept uit:
„Ba! wat ruikt dat beest uit don hals
Hot oogenblik van mijn vertrek naderde,
'ik heb alleen nog tijd om den heldhaftigen
athleet do hand te drukken en verlaat haas
tig do tent.
Het korte oponbhoud te Dijon was rijkor
aan emoties geweest, dan ik had kunnen ver
wachten.
Leidsche Kermis.
Dolle dagen, pret en plagen,
Klok en magen gansch van streek
Gasten vragen, blauwtjes wagen,
Zondagsplunje héél de week
't Work den dommon, 't leed vermommen,
Rondo sommen voorbeschikt
Help I Wat drommen, door rombommeD
Van de trommen opgeschrikt I
Duizend pretton I Operotten
Of kwartetten, naar je keus;
Hier skeletten, daar weer vetten,
Ginder letten op een reus;
Marinetten met trompetten I
Strooibiljetten 1 on dan, hcusH-
Goochelzetten, die verpletten,
Vlammentongen door den neus
Moorden dringen door je oiercu
En versieren doek en prent;
Wilde dieren brullon, giercD
I n en tieren o m dc tent
Vrijsters zwieren met haar „vieren"
Rond als mieren ,waar ge u wendt;
Halfjes, bieren, tempelieren
Kermisvieren zonder end I
De keizer van China drinkt nooit andere
thee dan die van de zoogenaamde „Zeven
theebergen", een heuvelreeks op de grenz n
van Fran6ch Tonkin en China
Elk blad van die thee gaat naar Peking
en geen mindero pcrsoncD dan leden der
koninklijke familie mogen iets drinken van
die heerlijke thee op straffe des doods.
Voor den koning van Siam wordt een be
paalde soort van tabak gekweekt, waarvan
men sigaren maakt van 3 decimeter lengto,
uitsluitend voor gebruik van Z. M. Een der
grootste gunstbewijzen, welke koning Chula-
longkom kan verlcenen, is hot schenken van
eon der koninklijke sigaren.
Tot de voorrechten des konings behoort
in Siam ook het recht om het eerst een keus
te doen uit de opbrengst der vermaarde Sia-
meesche saffiormijnen. Oorspronkelijk wer
den die stecncn den koning ten geschenke go-
geven maar nu betaalt hij voor alles wat
hij kiest.
In Perziö mag alleen do Schah met witte
paarden rijden, welker staarten rood ge
verfd zijn tot 6 duim van do punt af.
Koning Menolik van Abessynië draagt een
oorring met een enkelen diamant, in goud
gezet. Dit heeft twee beteekenissen, namelijk
dat de drager een olifant heeft gedood en
dat hij van koninklijken bloede is, In Abes
synië mag niemand, die geen bloodverwant
dee konings is, goud dragon, in welken vorm
ook.
Op Madagascar, waar vliegers oplaten een
zeer geliefkoosd vermaak is, mocet vroeger
altijd de vlieger van den koning of dc ko
ningin het hoogst staan. Het was streng ver
boden inbreuk te maken op dat eeuwenoudo
koninklijk voorrecht.
De voorrechten van Europeesche vorsten
zijn tegenwoordig zoo bijzonder niet meer.
Maar in Spanje zijn nog eenigc middclecuw-
scho overgebleven.
Zoo mag bijv. een onderdaan, die niet
van adel is, den gowijden persoon des ko
nings niet aanraken. Eenige jaren geleden,
toen de jonge koning een trap afsnelde, gleed
hij en viel. Hij zou zich zeker deerlijk heb-
bon bezeerd, misschien wel doodgevallen zijn,
indien niet een jonge lakei ware toegesneld
en don knaap in zijn armen had opgevangen.
De lakei werd tot loon voor den dienst on
middellijk ontslagen. Maar de Koningin-
Regentes, minder bekrompen dan haar ho
velingen, ontbood hom bij zich, dankte hem
hartelijk en schonk hem een som gelds, waar
door hij voor zijn leven bezorgd was.
De keizer en de keizerin van Rusland
mogen alleen maar slapcn^op hun eigen bed
linnen. Bij hun bezoek aan Frankrijk had
men hun bed opgemaakt met het prachtig
linnen van keizer Napoleon III. Maar tot
groote teleurstelling van de gastheeren na
men de Russische bedienden dat alles or
weer af.
Een voorrecht van den keizer aller Rus
sen is, dat niemand dan hij in zekere vij
vers mag visschcn. Dc tegenwoordige kei
hengelt slechts zelden, maar als hij dat doet,
dan vangt hij bij dozijnen karpers en snoe
ken, onder welke er zijn, die door Peter
den Grooten te water werden gelaten.
Verder heeft alleen de Tsaar het recht in
ollen draf langs de openbare wegen te rij
den, en van dit voorrecht maakt keizer Ni-
olaas veel gebruik.
Do leden van het Engclscho koningshuis
hebben voorrechten, waarvan zij geen ge
bruik maken. Zij hebben vrij vervoer op
dc spoorwegen cn kosteloos gebruik van gaa
1 en water in de koninklijke paleizen. Maar
voor dat alles betalen zij liever.
Ook van den vrijdom van bclastingOD ma
ken zij geen gebruik.
Alleen twee oude vooYrcchtch zijn nog be
houden gebleven ann het Engclscho Hof
Het ecno is b"t beslechten van geschillen en
het straffen van kleine vergrijpen onder het
bedienend personeel door con bijzondere
rochtbank, „the Board of Green Cloth." Het
andere is, dat liet testament der koningen cn
koninginnen niet aan gerechtelijke goedkeu
ring onderworpen behoeft te worden. Nie
mand behalve dc erfgenamen cn een paar
jyertrouwde ambtenaren weet "bijv. op welko
wijze koningin Victoria over' haar particu
lier vermogen heeft beschikt.
Zzzzzzzzzhrrrrrdit uitgespro
ken met trilling van de stembanden komt het
meest nabij het geluid van die lieve diertjes,
die ons het genot van den zomer bederven.
Zzzzzz lang aangehouden, nu harder,
dan zachter, al naarmate ze verder van ons
oor verwijderd zijn cn dan opeens zhrrrrr...
dan doen ze ons hcele trommelvlies heen en
weer schudden. Op zoo'n oogenblik zegt eon
mug: „Nou ga ik jo bijten, ik wil je bloed,
jo bloed 1" en dat zegt-io met zoo'n kwaad
aardig genot en rumoerig plezier, dat-ic
zichzelf verraadt en kans loopt doodgeslagen
te worden Ja wel, sla maar, dat helpt geen
zier, dan is-ie al con uur vor weg, om weer,
zoodra de kwaadwillendo hand gezakt is, op
jo höofd af te zeilen. Zzzzz 't is om er
gek van te worden.
Tegenwoordig, als ik naar bed ga, hoor ik
niots anders dan dat geluid, zzzzzzzook
als cr geen mug is, dan hoor ik het van het
gaslicht of van een stoomfluit in do verte
ik slaap in daar kernt een echte mug
zzzzzzik word wakker, vool hem op ui'n
wang patsh jawel, zoo sla ik mezelf
bont en blauw dc mug is al lang weg.
Dan zitten zo 's morgens op 't behang,
loom en zwaar van hun copieus souper; en
venijnig, met ccn hard voorwerp, maak ik
ze allemaal dood, die mijn bloed gedronken
hebben.
Ik houd er anders niet van beesten dood
tc maken, cn als insecten me hinderen, dan
verplaats ik ze liefst naar buiUnj maar dio,
die muggen, die haat ik, zooals ik nooit
eenig levend wezen heb gehaat.
Zzzzzzz o, daar komt er een op uiijn
hand, jawol„ die is or geweest. Neen, hij
spartelt nog, gauw, heolemaal dood. Want
half dood dat is gemeen. Dat zouden wij zelf
ook vindon, als 't ons gebeurde. En feitelijk
is het lovon in zoo'n klein beest jo toch het-
zolfde als het leven in ons. Als ik zoo een
dood maak, die daar geheel oüm etend ran
wat hem wacht, in 't rond vliegt, of tegen
don muur zit, dan denk ik altijd aan een van
Kloos' doodslicdjes: „Dc klokken 'uion",
waarin hij zegt:
„01 om een slag, dio opeen9 mij versloeg
En werkelijk, deze dood zonder stervensangst
lijkt zoo zacht.
0. ik haat zo, die kleine insecten, met hun
dunne lichamen en lange pooten. Liever 10
bromvliegen dan 1 mug in mijn kamer. Want
die doen niet zoo geniepig. En die vliegen
ook dadelijk heel verstandig het gras in. Waf
een mug nooit overkomt.
Deze week werd ik wakker; 't was 's nacht»
halfvicr, daar hoorde ik 't weer: szzzzz
ik sloeg in de lucht, op mijn hoofd, op mijr
gezicht, niets hielp, het ging maar zzzzzz
ik sprong op, 't bleef doorgaan, ik stak 't
licht aan, nog altijd zzzzz dc mug zat
zeker in mijn haar, dat nogal dik is, ik bo-
gon te borstelen en te kammen als een razen
de, hield m'n hoofd onder de kraan, toen
werd ik helder wakker 't was een stoom
fluit.
GisLeren had ik gephotographeerd. I
mijn donkere kamer, dio niot bijzonder groot
is, zat een mug cn gonsde om mij hoen, toen
ik aan 't ontwikkelen was. Bijna bad ik do
deur opengegooid cn de plntmi laten beder
ven.
Hoe lang zal dit duren
Wat er tegen tc doen Raad is altijd goed
koop. In dc tram bijv.,, waar muggen het
onderwerp voor gesprek ook al vormen
krijgt men zoo'n raad dikwijls gratis bij een
kaartje van 7 1/2 cent. Maar de alles-gczcgd-
hebbendo Multatuli heeft immers o. a. ge
zegd
„Neem één raad aan dezen: neem nooit
ccn rand aan."
Ik zal vertellen wat men ons geraden heeft.
1. Smeer u in met nagclolie. (Ruikt naar
cn helpt geen zier).
2. Smeer u in met petroleum. (Remedie
erger dan do kwaaltoch woct ik mcnschcn,
die het in hun wanhoop gedaan hebben*
maar 't hielp ook niet).
3. Braud een muggekaarsje in uw slaap
kamer. (Jawel, maar behalve dat dc muggen
stikken, stikt ge zelf ook).
4. Brand benzoë. (Dito, dito, als do ver
branding afgoloopen is, zijn do diertjes weer
springlevend).
6. Zet een emmor ruwe karbol neer. (P \t
laat hun koud).
0. Waseh dc muren met sublimaat (Daar
houden zo niet van.)
7. Rook sigaretten. (Dat helpt tijdelijk,
maar 's nachts slaap ik liever, dan dat ik
rook).
8. Vraag logé's, liefst vreemdelingen (Dit
is van alles nog het beste middel. Hot vreem-
do bloed trekt meer aan dan bot onze. Onze
twee Belgische logé's zien cr dan ook uit als-
'tls een heerlijke zomermiddag. Op den
grooten weg, die de stad verbindt met een
naburig dorpje, wandelt heel langzaam een
jonge moeder, een kind aan haar hand hou
dend.
„Moe", zegt bet meisje met vleiend stem
metje, „zal paatje nu gauw komen?"
„Ja", antwoordt de moeder, terwijl ze
liefdevol glimlachend met tecderheid het
kleine ding aankijkt, „ik denk hot wel; we
zijn een beetje vroeger dan anders van huis
gegaan, déérom kan paatje -nog niet hier
zijn."
Langzaam loopen ze voort, de moeder en
het kind, beiden vol verlangen. Eindelijk
zijn ze bij de kromming van den wog geko
men; dadr, waar het kerkhof ligt.
„Moetje, wat is dat daar met al die sbee-
nen en kruisjes?"
„Het kerkhof, Truusje; daar worden dc
menschen begraven, als ze dood zijn."
„Ik ook?" klinkt het argeloos met de na
ïeve nieuwsgierigheid van een kind.
Een lichte trilling doorschokt even de-
jonge moeder; ze geeft geen antwoord op de
vraag van het kind, maar tilt het plotse
ling van den grond, zet het op haar arm en
drukt het tegen zich aan, angstig
Snel is ze het kerkhof voorbijgetreden.
„O moe, daar komt papa aan: zie, daar
tusschen die boomen op het voetpad
„Ja, lieve", antwoordt het jonge vrouw
tje, terwijl ze Truusje op den grond zet,
„gauw, loop pa te gemoet, maar voorzich
tig hoor, niet vallen
Weldra heoft het meisje haar vader be
reikt. Hij buigt zich voorover en kust het
blozende gezichtje.
In dien tijd is de moeder genaderd cn
slaat mot warmen blik vader cn kind gade.
„Wel, Tilly, dat is aardig van je, dat je
mij zóó ver met Truusje te gemoet bent ge
komen", zegt de jonge schilder Henri Lest,
terwijl hij het elegante vrouwenhandje met
groote hartelijkheid drukt.
„O, dat doon we graag, nietwaar, Truus
je?" antwoordt ze, met van geluk stralende
oogen.
„Ja, wc houden allebei zooveel van
paatje, hè moe?"
„Willen we nu maar een beetje vlug aan
stappen, Tilly?"
„Ja, beste," antwoordt ze met klankrijke
stem, doch met een lichte trilling.
„Maar laat ons den binnenweg nemen,
daar is het nietzoowarm."
Spoedig zijn ze nu op den binnenweg, be
plant met twee rijen hooge boomen; den
binnenweg waar het bij vroolijk, zonnig we
der op den met keien geplaveidcn grond
steeds wemelt van licht en schaduw zoo ver
het oog reikt.
„Wat ben je stil?" vraagt hij, zijn arm
door den haren stekend. „Wat scheelt er
aan, lieve?"
„O neen, Henri, ik heb niets dan een
beetje hoofdpijn; die 1 n ;--ch: -n v
dig overgaan."
Na eon halfuurtje hebben ze do stad be
reikt en zijn een kwartier later thuis in de
groote eetkamer. Als het diner is afgoloo
pen, treedt de schilder zijn atelier binnen,
terwijl Truusje, alvorens naar haar bedje
te worden gebracht, nog wat mag spelen,
beneden in den tuin.
Het jonge vrouwtje is haar man gevolgd cn
staat nu onbeweeglijk en met starende
oogen naast don schildersezel, waarvoor hij
heeft plaats genomen.
„Kom, Tilly, wat scheelt je toch? Dat
mag ik wol weten, nietwaar?" Zachtjes trekt
hij haar naar zich toe, slaat zijn armen om
haar middel en zet haar op zijn knie. „Toe,
vertel het mo nu eens?"
„Heusch, Henri, 't is niets, ik heb hoofd
pijn. geloof me toch!"
Hij is nog niet geheel overtuigd, maar
laat haar los.
Toen heeft ze zioh droof-giimlaohend
voorover gebogen en hem ccn kus op zijn
lippen gedrukt; een kus, zooals alléén ccn
vrouw, die een kind heeft, kan geven aan
hem, die haar in liefde wijdde tot moeder.
Een uurtje later kleedt Tilly haar doch-
terje uit en als ze haar daar zoo ziet staan
op de kleine bloote voetjes en als ze de snoc-
zig-ronde armpjes beschouwt, dan wordt ze
wcek-teeder gestemd. „O," denkt ze, „in
dien je me eens werd ontnomen," cn als
een akelig droombeeld van angst rijst weer
het kerkhof voor haar geest; dan tilt zc het
kleintje in bod en dekt het toe, het kussende
met nog meer vuur dan anders, cn plotse
ling zijn twee groote tranen, die door onbe
stemd leed aan haar schoone oogen ont
wrongen wordon, op het kinderkopje ge
vallen.
Eenige tijd is voorbijgegaan De zomer ie
herfst gowordon; de bladeren der boomen
zijn gedeeltelijk afgevallen en dwarrelen bij
iedere windvlaag stcrk-ritsolond door de
straten der stad cn over den landweg.
Aan hot ziekbedje van hot kleine Truusje
zit de moeder, angstig verbeidend het oogen
blik, waarop haar broer, die professor is,
uit de naburige academiestad zal komen.
Ja, ze verwacht hem met ongeduld, en toch
verlicht het haar lijdon, dat hij nog niot
hier staat, Kier bij het ledikantjo van haar
lieveling. Van hem zal zc het woord inocten
hooron, het vonnis, dat uitspraak zal doon
over leven of dood van haar kleine Truusje,
dat daar nu toch zoo hulpeloos ligt cn dat
zelfs haar niet meer kont.
Een week geleden was haar lieveling on
gesteld geworden cn de huisdokter had ge
zegd met koude stem, dio als een scherp lem
met in haar ziel drong, dal de toost .nd g -
vaarlijk kon worden. Mol den dag hadden
zich ernstiger symptomen voorgedaan. Van
ochtend was dc geneesheer er weer geweest,
en had zijn hoofd bedenkelijk geschud
Nu, in doodsangst, heeft ze haar broeder
getelographeerd, dat hij moest komen, da
delijk
Plotseling klinkt dc electriscbe n
Het jonge vrouwtje is opgesprongen, beeft
zaohijos de deur dor kamer geopend cn snoR
baar broeder, die met haastigen stap door
de gang loopt, te gemoet.
Als een waanzinnige stort zc zich in zijn
armen. Weg is haar zelfboheorsching, weg
haar kracht, uitgeput door slapelooze nach
ten, geknakt door pijnigend leed; weg haar
sonore stem, bijna ruw klinken de woorden,
die ze uitgilt:
„Johan, red mijn kind, mijn lief meisje!"
Zachtjes vermaant dc professor haar tot
kalmte. „Toe, meid, doe jc best rustig to
wezen en breng mc nu dadelijk bij jo kind 1"
Nauwkeurig heeft dc arte hot meisje on
derzocht. Angstig, met uitpuilende oogen,
heeft Tilly haar broeder bespied, en toon,
o, toenin zijn somberen blik heeft ze go-
lezen, dat niets meer kan baten, dat alle
hoop is geweken, dat haar kind, haar eigen
kind aan haar armen zal ontrukt wordon,
on dat ze hot niet moor bij zich mag houden,
ondanks haar moederliefde!
Zacht-buüond, met kleine, zenuwachtige
snikjes, is zc in elkaar gezegen op do sofa,
terwijl zo, uit liefde voor Truusje, haar
egoïsme onderdrukt, dat haar wilde dwin
gen de pijn, die ze daar binnen voelde, uit
tc gillen
Twee dagen later is Truusje gestorven.
In een kist mot zilveren handvat9cls ligt
daar nu Tilly's verwelkte moedertrots t
i Znrhltjes. rb-of ze iets kwaads ging doen, ie
de Lu in ka nier binnengeslopen en bo-
i-.iionwt zc met starren blik, zonder tranen