LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 19 JULI. - TWEEDE BLAD. Anno 1903. No. 13006 Officieels Kennisgeving. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Uitreiking van nieuwe brandbanden. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Overwegende dat hun de wenschelgkheid ge bleken is om de bestaande brandbanden door nieuwe te vervangen; Noodigen al diegenen, die door den aard hunner betrekking of uit hoofde van het door hen uitge oefend beroep, meenen aanspraak te kunnen maken om, betzij ten allen tijdo, hetzij in bepaalde gevallen, tot het terrein van den brand te worden toegelatea, uit zich vóór den lsten Augustus a. s. schriftelijk aan te melden ter Gemeente- Secretarie, onder opgave der redenen, waarom ■jj in het bezit van een nieuwen brandband wenschen te worden gesteld. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, H. C. JUTA, Weth, loco-Burg. 16 Juli 1902. VAN HEYST, Secretaris. KERMIS. Het is toch wel iets eigenaardigs, dat ge- durendo een geheele weck een stad haar ge woon uiterlijk verwisselt voor vreemden tooi, ter wille van ja, van niets anders dan een traditie. Want, wie in onze dagen de noodzakelijkheid van het bestaan der ker mis zou willen bepleiten, moet zijn argumen ten wel bijeenhalen uit voor gewone men schen onbekende hoeken. Onmisbaar is zij geenszins. Voor honderd, yoor vijftig jaar misschien, kan dat het ge val geweest zijn. Toen verschenen, op den yastgestelden dag, de vreemdelingen, die wat moois en wat bijzonders tc verkoopen of te vertoonen hadden, en anders zag men ze nooit. Het zou als een onmogelijkheid zijn beschouwd, een paardenspel ergens neer te zetten, als het geen kermis was; dc directeu ren dezer heilzame inrichtingen, wier namen nog in de herinnering voortleven als hechte steunpilaren van het kermisvermaak: iWolschlager, Loissett, Carré, om van den goeden Blanus een andere dii minores niet te Bp reken, zij zouden het zout bij hun eten niet verdiend hebben, indien zij inbreuk had den gemaakt op de welgevestigde rechten der vastgestelde periode. Zij kwamen, en dc ker mis was er; daarna verdwenen zij, voor een geheel jaar, aan eenig punt van den wijden horizon, binnen welks grenzen een kermis- licvend publiek lien tot wederziens in dank baar aandenken hield. Voor den kleinen bur ger en den werkman hingen comédie en ker mis nauw samen; op den regel, dat men nooit anders dan in die dagen met het gezin de liefde tot de dramatische kunst ging u ank we eken, waren dc uitzonderingen niet talrijk. Andere tijden, andere zeden Een onderne mer komt met groot gezelschap en veel om slag binnenvallen, smijt orgens zijn luchtig samengestelde tenten neer, zonder te vragen naar tijd en gelegenheid, en de menschen stroomen naar hem toe, werpen hom het geld in den schoot, het geld, dat eigenlijk het hartcbloed van de kermis is, en een paar dagen later marcheert hij weer af, in zijn vuistje lachende, terwijl hij bij de ingezete nen den indruk achterlnat, dat het toch wel wat is tegengevallen. Dit kon niet anders; om kermisvertooningen, van welken aard ook, aardig en mooi te vinden, moet men in de kermisstemming verkcercndie komt niet op commando, die is aan tijd gebonden en ondergaat den invloed van omgeving en van omstandigheden. Met den schouwburg gaat het evenzoo; de ruimte van gelegenheid, om er heen te gaan, nu het eenmaal uit de mode is geraakt daarvoor dc kermisweek al leen tc reserveeren, maakt dat_de stampvol heid van voorheen iets onbekends is ge worden. Wat dc kermis mooi zou kunnen maken, wordt haar onthoudenhet geachte publiek krijgt het, bij stukken en brokken, op andere tijden van het jaar. Uit een handclsoogpunt kan men de ker mis thans niet meer beschouwen als een in stelling, die wij, bestond zij niet, in het aan zijn moesten roepen. Er wordt geen ding aan geboden, dat niet het heelo jaar door, even gemakkelijk en voor minstens denzclfden prijs overal te krijgen is. 't Is waar, vele lie den kijken met zekere bewondering de meest alledaagsche voorwerpen aan, in kramen uitgestald, die zij honderdmaal elders voor- bijloopen zonder er op te letten. Dat is de macht van zekere suggestie, die uitgaat van do kermisstemming, van een periodiek we derkeerenden gemoedstoestand, welke ver schijning het bewijs oplevert dat men, door eenvoudig op de stoffelijke zijde der dingen acht te geven, ze nog niet geheel en al door grondt. Zeker, cp de menschen moeten wij meer het oog richten. Wij bedoelden niet de weldoenor6, die in do laatste volle week van Juli onze goed-: stad met hun tegenwoordigheid verceren. Dezen zijn de kinderen der omstandigheden werd allerwegen de kermis afgeschaft, hun niet door geschroven statuten gesteunde ver- eeniging zou worden ontbonden, maar hun voortbestaan werd er niet door afgesneden, want men zou ze, evenals nu dc paarden- cn ijsberen menschen. op ongeregelde tijden stuk voor stuk zien opduiken, niet altijd gemak kelijk af tc weren aanslagen plegende op uw beurs. Van hun voorgangers in de jaren, over welke onze herinneringen reiken, ver schillen zij niet veel; de besten hunner heb ben zekere beschavingsvormen zouden wij haast zeggen aangenomen, naar gelang do inrichtingen met welke zij onze straten gaan versieren, meer vertooning makenmaar al len hebben toch dat zigeunerachtige over zich, dat van een zwervend leven het door gaand kenmerk vormt. Dc eerzame mede burger, die de rijen komt vullen met zijn uit- stallerij van de bekende kermis-ectwaren, is daar niet onder begrepen; van hem is het avontuurlijke, min of meer romantisch ca chet van den kermis-virtuoos verre verwij derd. Wanneer wij bij onze kermis-bcschouwing ,,de menschen" onder de aandacht nemen, deftiger uitgedrukt de anthropologische zij de van het kerm is-vraagstuk behandelen, dan denken wij natuurlijk aan hen, voor wie de jaarlijkschc gelegenheid als éénige bijzonde re ontspanning blijft bestaan. Daar zijn er, die haar best missen kunnen, omdat andere binnen hun bereik vallende genoegens hen meer aantrekken. Wc zullen daarover met hen niet in discussie treden; het gaat niet aan iemand te willen overtuigen van het voortreffelijke eener zaak, die hij niet mooi vindt. Wij zouden ons zelfs kunnen vereeni gen met een regeling, die allen, allen, zonder onderscheid, de gelegenheid opent om die, laten wc zeggen meer in het kader van het moderne leven passende genietingen tc sma ken. Weet iemand daar soms wat op te vinden? Men doe een \oorstcl: we zullen da delijk een commissie van onderzo :k of van voorbereiding bij elkander zien tc krijgen. Daar zijn er ook, die de kermis eenvoudig afschuwelijk nccmen, en niet rusten zullen voor zij haar ten ondergang hebben gedoemd, omdat zij zulke nare tooneelcn vanvan liederlijkheid te zien geeft. Dat is inderdaad een kwaad ding; dc macht van zulke vijanden moet men niet onderschatten. In meer dan een gemeente is het hun gelukt de kermis te nekken, en met haar verdwenen dan ook de treurige vertooningen van beschonken lie den, die in schreeuwen cn vechten cn bal dadig vernielen behagen schepten?Neen, dat niet precies, die schunnige lui bicven, en zelfs leek het wel alsof zij huD tijd van bui tensporigheden nog wat ruimer namen, nu er geen officieele grens meer bestond. Maar om 't even, het voorname doel der afschaf fing is niet bereikt. Er is misschien een an der middel ,om de uitspattingen te doen ver minderen en de kermishaters wat vriendelij ker tc stemmen, maar alleen zij, die gewoon zijn wat al tc grootc en in haar uitingen minder gepaste levendigheid aan den dag te leggen, kunnen het aanwenden. Hen daar toe uitnoodigen, dat hebben wij de eer bij dezen te doen. Maar als wij nu eens zonder vooroordeel, met een open oog voor mooi en voor leelijk, de kermis bekijken, niet als een voorstelling aan de schrijftafel opgebouwd, maar in het licht van de werkelijkheid op plein en straat, ons medebegevende in liet gezellig gewoel van een volksgroep, die netjes uit is", de geu ren genietende van dc heerlijke baksels, die zelfs door de volmaaktste producten van de hoogste klasse eencr kookschool niet worden geëvenaard, niet belcedigd door de uit- noodiging der vriendelijke juffrouwtjes, die van ,,ook een bordje" gewagen, als wij de vaders en moeders met hun gezin zich op de kalme wijze, aan de kermisgangers zoo bij- zondor eigen, housch, dat is zoo, let er maar eens goed opt zich zien voortbewe gen lang6 kraam en tent, kijken bij Jut en bij de schiettentjes, bewonderen de hooge vlucht der slingerlicfhebbere en meedoende aanlokkelijker ronddraaiingon in de soha- ,duw der rijkversierde oaroussels, als wij bedenken dat al die menschen, grooten en kleinen, alle jaren met hetzelfde genoegen diezelfde dingen zien wedorkeeren als een. weldadige afwisseling in hun dikwijls een tonige opvolging van dagen, die op elkaar gelijkon, zullen wij dan aarzelen, de kermis een welkom toe te roepen? In De Tijd is als hoofdartikel opgeno men eon schrijven van don heer J. W. v. B., te Amsterdam, waarin deze de vraag behan delt of 1 eekon dan wel onderwij ze re alsschoolopziencrste verkiezen zijn. Er wordt wol beweerd, wat weten een advo caat, een burgemeester, een kantonrochtor, een dominee, een pastoor van onderwijsza ken. Do heer v. B. zegt echter: ,,Ik weet niet, welke wijzigingen van de wet op het L. O. nog in de luaht hangen, maar ik zou het zeer betreuren, als te eeni- ger tijd op het gebied van de lagere sohool allo autoriteiten worden geweerd, die niet zijn, wat men noemt, schoolmannen. Mot een hooghartig: ,,nul n'aura de l'osprit hors nous et nos amis", kan men de schooldeur wel vóór den neus van alle „leokon" dicht kletsen, maar of het onderwijs daardoor gebaat zal worden, meen ik te mogen be twijfelen. Ik ken vele eminente onderwijzers, man nen, die arbeiden met een lust, een ijver on een bekwaamheid vorre boven mijn lof, maar of zij van het hout zijn voor - goode schoolopzieners? Er is een oud Duitsch versje, een eenvoudig ding, dat mij vóór don geest zweeft, zoo vaak ik aan de 6chool denk: Die Praxis, sowie auoh dio Theorie, Sio gingen einst wandern, beide allein, Doch die erstc kam über dio Berge nic, Und die andre fiel übor joden Stein. Da kam gefahron des Wegs das Genie, Nahm Beide in seinen Karren sio, Und nun ging's sicher und flott h'uui Trotz Stoigung und Stciuon, die Lcbene- bahn. Men leest in elk handboek over de Op voedkunst: ,,De sohool moe>t opvoeden voor het leven; de onderwijzer neemt een deel van dc taak der ouders op zich". Zoo is de theo rie. Maar de practijk? Men klaagt over de resultaten van dc school voor het leven. En de vader of moeder, die het waagt een jeug digen onderwijzer een opmerking te maken, krijgt als mondstoppcr: Bemoei jc met jo eigen zaken, van dc school heb je geen vor stand". Nu moet hot genie komen', in casu dc wet gever, en theorie en practijk mode nomen in zijn zegekar. Dan zullen wc komen tot ge zonde schooltoestanden en tot een goed toe zicht. Bij de tegenwoordige regeling hebbon dc ouders, de meest belanghebbenden bij goed onderwijs, zoowat niets in te b -igen dan leego briofjes: ,,Zahlcn und's Maul halten". Toch indien het oog des meesters het paard vet maakt moesten zij het lecuwon- decl van het toezicht hebben. Maar zij heb ben geen verstand van schooizaken Och, komZij hebben, wat meer waard is, belangstelling cn gozond verstand. Zij zullen den onderwijzer rustig laten begaan, waar het de keuze geldt van methode on leermiddelen, maar er valt op meer tc letten in dc sohool dan op leergang on leerboek Zij zullen den onderwijzer wijzen op veel, dat beneden de aandacht van den echten schoolman blijft, maar voor het leven van groot belang is, on door hun aanhoudend toezicht don onderwijzer nopen veel te laton, wat hem anders als hebbelijkheid gaat aan hangen, en aan te leoren, wat L^m zonder toezicht vreemd zou blijven. De ouders zul len van hem leeron, hoe zij het moeten aan leggen, om het uitgostrooido zaad in do kin derharten te doen ontkiemen. Er zal komen een innige samenwerking tussohon do beide groote krachten, die ingrijpen voor de vor ming van de hope de6 vaderlands. Men voelt, hoe heerlijker harmonie er zal ontstaan, waar, zooals op de bijzondere school mogelijk is, do kerk als groote terts het. aocoord vol maakt. Waar do ouders het hun toekomend leeu wendeel krijgen in het toeeioht cp het onder wijs, daar sullen zij den onderwijzer krach tig steunen, en wat dat beteekent, weet ieder, dio wol eens ondervonden heeft, wat het zeggen wil de ouders tegen zioh te bob ben. Dan zal ook hot wettelijk toezicht kun nen zijn wat hot nu is: voor een deel admi nistratief, voor oon onder deel toeziend, dat de Wet worde gehandhaafd, terwijl de 60hoolopzionor tevens do brug is tusschon de machthebbonden eener- en do onderwij zers andererzijds. Wie weet, hoe vele school- op ziono rs voor de onderwijzers zijn vaderlij ke vrienden, die niet alleon do feilen too- nen, maar te allen tijd boreid zijn om te helpen on te steunen, zal mot mij ongaarno dezen schakel missen in de keten van ons onderwija Door hun meerdere lovonerva- ring, door hot miliou, waaruit de Hoge o ring haar keuze pleogt te doen, hebben zij in het algemeen meerdere geschiktheid vcor hun taak dan ondorwijzora kunnen bezitten. Het spreekt vanzelf, dat deze beschouwing niet wil zijn con critiek op do benoeming van enkele onderwijzore tot eohoolopzionor door de huidige Regeering. Er zijn onder die benoemde mannen, die ik ken cn waar deer om hun veelzijdigheid, mannon, dio hun nieuwe functie tob sioraad zullen strek ken. Maar naar mijn oordeel moet de be noeming van schoolmannen tot schoolopzie ners uitzondering blijven, zoowel In hot be lang van do onderwijzers als van hot onder wijs. Hot Limburgsche blad De Nieuwe Koerier geeft uit do laatst gepubliceerde gemeonte- rokeningen (over 1899) dior provincie, een lijst der bedragen, die als subsidie door de verschillende gomcentOn zijn toege staan ,,voor bouw of hersbei van korken of pastorieën, toelagen aan predikanten, pas toors, kosters, organisten." Uit die statistiek blijkt, naar het blad op telt, dat van de 123 gemeenten in Limburg er 65 zijn, die subsidies aan kerkgenoot schappen geven. Van deze 65 gemeenten zijn or: 21, waarin niots dan Katholieken wonen. 20, waarin mindor dan 10 niet-Kabholie- ken wonen. 8, waarin van 10 tot 20 niet-Katholieken wonen. En slechts 8, waarin bovon de 100 niei/- Katholieken gevestigd zijn. Het gozamonlijk bodrag aan subsidio be draagt f 2<l,40ö; hoeveel hiervan don Katho lieken, hoeveel don niet-Katholieken ten goed komt, kon De Nieuwe Koerier uit do rekeningen niet opmaken. Maar bij do beoordecling van het geven van subsidie in Limburg zal men ongotwij- feld rekening moeben houdon, zegt zij, met het foit, dat van do 65 gemeonten er 49 zijn» die of gcon of hoogsbens 20 andersdenkende inwoners tellen. Dr. Bronsveld meent in zijn Stemmen to mogen zeggen, dat onder do liberalen, eer lijk gesproken, niot zoo heel velon zijn, die heil verwachten ven het algomoon stem recht, gelijk het volk zelf, in zijn ge heel, zieh voor het kiesrecht volstrekt niet warm maakt. Daarom meent hij, dat, wanneer in 1905 de liberalen weer aankomen mot do leus algemeen stemrecht", hun nederlaag oven gewis is als in 1901. Op hot terrein der sociale wetgeving ziet hij don band der eenheid ook al niet. En evenmin gelooft hij, dat der liberalen oude liefde voor het openhaar onderwijs hen zal doen pal staan tegenover ,,den te wachten aanslag op onze lagore, middolbaro en hoo- gore scholen Immers door do wet-Mackay te steunen, hebben zij zich overgegeven aan de vijanden van den staatsschool. Vermoedelijk zullen de sociaal-democraten nog wel aan krachten winnen, on als het moet, met de Roomschen in verbond, de libe ralen helpen boetokon. Maar ook zij zullen geen meerderheid kunnen vorm om Zooals ao zaken nu staan, zullen wij hior zien ge- C beuren, wat in België geschiedt: de korkolij- ke partijen, of laat ons duidelijk oprekent de Roomschen, zullen vooreoret de macht in handen bobben. .Uit een overzicht in dr. 'Eoek's Maandbla^^ van de Noderlandsoho haringvloot in 1902 blijkt, dat deze een belangrijke uitbrei ding heeft ondergaan. Niet mindor dan 53 vaartuigen zijn or bijgekomen, n.L 18 visch- stoombooten, 13 loggers, 13 aangekochte En- gelsche kottors, 2 aangokoohte Franscho log- gors, 3 Middelharni8scho sloepen, 2 Pernia- sohe sloepen, 1 niouwe loggerbom on 1 Zwartowaalsche sloep. Daartegenover staat, dat hot getal bom schuiten met 9 verminderde. Pernis, dat sodort 1865 geen deel nam aan do haringvisscherij, hoeft thans 2 sloepen In zeo gobraoht, terwijl Middelharnis, dat van 1872 af do haringvissoliorij hooft losgolaten, nu woder met een sloep daaraan zal doel- nomen. Buiten de bovonvermolde uitbreiding zijn or thans nog 2 niouwe vischstoombootou, be- nevens nog enkele loggers in aanbouw cn hoort men nog dagelijks van niouwo plannon tot uitbreiding gewagen. Voilig kan men dus aannemen, dat dit jaar een bedrag van f 1,200,000 als nieuw ka pitaal in do visschorij gestoken is, wat als een verblijdend teoken mag worden aange merkt. De Hollandsche Noordzee-visschorij gaat vooruit. Bij do bekendmaking betreffende do her halingsoefeningen volgons art. 111 dor niouwe Militicwct hoeft hot do aandacht van do Arnhcmsche Courant getrokken,, dat de vorlofgangora voor dezo oofoningen bo- trekkelijk lang worden opgoroopen. Art. 111 stolt de herhalingsoefeningen op: voor do onbereden wapenon in hot ge heel 12 weken, verdeeld over ten hoogste drio perioden, en voor do bereden wapenen in liet geheel op 8 weken, verdeeld over ten hoogste tweo perioden, duB telkens gomiddold voor 4 weken. En nu is het opmcrkolijk, dat dit tijdsverloop in do oproeping mccrondeels wordt overechrodcn. Voor een aantal opgo- rocpon vorlofgangore bij de onborodon wa penen is do duur der herhalingsoefening go- steld van zekeren datum in Juli of Augustus tot donzelfden datum in Augustus of Sep tember, dat is dus voor 31 dagen, of 1 wekon cn 3 dogen, voor andere zelfs van zokeren datum in Juli of Augustus tot 3 dagen nA gelijken datum in do volgende maand, der halve voor 4 weken en 6 dagen. Zonder conigcn twijfel heeft do minister van oorlog volgens do wot hot rcclit do her halingsoefening langer dan 1 weken to doen duron, maar hot ligt voor dc hand, dat, aan gezien art. 111 een maximum-duur voor allo herhalingsoefeningen voorschrijft, dc .jd, godurendo welken zij dit jaar langer duren dan 4 weken, in mindering komt van den duur dor volgende oofeningon, waaraan zoo wel blijkens do verklaringen van den minis ter Kool bij dc behandeling dor wet, als blij kens de oorspronkelijke oproeping der lich ting 1895 door minister Bcrgansius het le gerbestuur hoogo waarde heoht. En het mag govraogd, of met hot oog daarop niet door den langoren duur der herhalingsoefeningen in dit jaar do minister BorganBius zijn op- volgor mcor belommert, dan wenscholijk is, in het bepalen van don duur der laatste her halingsoefeningen van do militie. Deze vraag is ook daarom van belang, om dat do mogelijkheid geenszins schijnt uitge sloten, dat hot departement van oorlog ccn wettelijkcn termijn van vier woken idontiek acht met één maand. Hoo het, waar het den cffcctioven dienst geldt, vaak geneigd is naar zich t£>e te rekenen, is o. a. nog geble ken bij do ministorieelo beschikking, volgens welke bij do infantorio-regimonton do tweedo portie van het blijvend gedeelte der lichting van 1901, in strijd met de wet, ccn halve maand langer onder do wapenen blijft, om dat dc eerste oefening, op ten hoogste 8 1/2 maand bepaald, slechts 8 maanden heeft ge duurd. Door ons is althans niet vernomen, dat deze onweltigo beschikking, waarop onze militaire medeworker hcrhaaldolijk de aan dacht gevestigd heeft, gewijzigd werd." De lagenieur. 16) De- jonge Langham had een muziekkorps van inboorlingen met gitaren en rieten in strumenten uit dc stad besteld, die zijn fami lie een serenade moest brengen, en toen miss Langham en Clay naderbij kwamen, stonden de muzikanten voor het huis in den mane schijn. Zjj snoeiden de schrille liederen van hun land m een hartstocht cn een gevoel, welke bij dc tropische omgeving paste, maar voor Clay was de muziek slechts een accom pagnement van zijn eigen gedachten. Hij hield zich in de schaduw en sloeg Alice Lang ham gade, hoe zij bevallig, voorover gebogen, voor zich uit, in de duisternis, zat te staren. Het maanlicht viel vol op haar, en ofschoon zij hem niet eens aankeek of het hoofd naar hem toedraaide, voelde hij toch, dat zij zieh van zijn tegenwoordigheid bewust moest zijn alsof reeds een verstandhouding tusschen hen bestond, welke zij zelve had veroorzaakt. Zij had liem verzocht haar vriend te zijn. [Wellicht was dat slechts een holle phrase, maar zij had ook over zichzelve gesproken en op haar moeilijkheden en eenzaamheid ge zinspeeld cn hij beredeneerde bij zichzelven, dat er niets bijzonder vleiends in stak, tot deelgenoot van een anders genoegen gemaakt te worden, maar wel in diens zorgen en ver drietelijkheden ingewijd te worden. En terwijl zijn geest zich door dit wedcr- zijdsch vertrouwen opgewekt voelde, vermei de hij zich in haar eigenaardige schoonheid en genoot bij de gedachte, dat zij hem en juist hier van alle plaatsen in dc wereld nabij zou zijn. Dat kwam Clay als iets won derbaarlijks voor; iets, wat eigenlijk slechts in een roman of in een comediestuk kon voorkomen, want terwijl de rechte man en het rechte uur dikwijls samenkomen, was hij van meeniDg, dat de eenige vrouw op aarde, de juiste plaats en de rechte man een samen stelling was, welke tot de zeldzaamste geluk kige toevallen behoorde. Niemand, zoo ver zekerde hij zichzelven dankbaar, zou een mooiere lijst voor zijn liefdesgeschiedenis als het een liefdesgeschiedenis zou worden verzinnen kunnen, dan waarin zij zich uit eigen, vrijen wil had geplaatst. Het was een romantisch land vol avonturen, een land der gitaren en der getraliede vensters, wa^mo stralende dagen en prachtige, zwijgende nachten onder purperen hemelen cn witte sterren. En hij zou haar geheel alleen voor zich hebben, terwijl niemand in de buurt was, die hem kon storen niet eens andere vrienden en vooral geen tc duchten mede minnaar. Hier was zij niet door een gecompliceerd gezelschapssysteem met al zijn verantwoorde lijkheden omgeven. Hij was dc gelukkigste der stervelingen I Anderen hadden haar slechts in het salon of in de loge der opera gezien; hem echter zou het beschoren zijn, met haar bergstroomen te doorwaden, onder de groote palmen te rijden of onder haar raam op de guitaar te spelen. Hij had het recht op elk uur bij haar uit cn in tc gaan. ja de aard zijner plichten bracht het mede, dat zij elkaar dikwijls moesten ontmoeten. Het spel der violen greep hem aan en woelde diepten in hem op, van welker be staan hij zelfs niets vermoed had. Het maak te hem deemoedig en innig dankbaar, want hij voelde hoe weinig hij zulk een groot geluk waard was. Nooit had hij een vrouw zoo lijf gehad, als hij dat voelde hij deze zou kunnen liefhebben en naar hij hoopte lief hebben zou. Want hij was door haar schoon beid en door hetgeen hij voor haar karaktor liicld, niet zoo verblind, dat hij zich ver beeldde haar werkelijk te kennen. Hij wist alleen, hoe zijn verwachtingen hem haar voortooverde en hoe de ziel moest zijn, welke uit deze vriendelijke, mooie oogen keek en met de wonderbare stem sprak, die hem door een woord bcheerschen en leiden kon. Toen hij de groep voor hem beschouwde, gevoelde hij, hoe eenzaam zijn eigen leven go- weest was, voor welk een geringen prijs hij had gewerkt voor iets, wat andere men schen bij hun geboorte in hun wieg vinden. Bijna voelde hij iets als medelijden met zich zelven over zijn eigen onvolkomenheden en zijn wilskracht en zelfvertrouwen, waarop hij andere zoo trotsch was, schonen hem iet wat misplaatst te zijn. En dan vroeg hij zich weer af, of hij de gelegenheden niet had ver zuimd, welke het leven hem had geboden, maar daartegen verzette zieh zijn belecdigde zelf achting en verwierp de gedachte, dat. hij een gedeelte van zijn tijd had verspild. Het werk, dat hij zichzelven had opgedragen, had hij zoo goed mogelijk uitgevoerd en nie mand dan hij zeiven wist, met hoeveel moed en vastberadenheid. Zoo zat hij da3r en streed met zichzelven,. terwijl hij het eene oogenblik hoopte, dat zij zoo mocht zijn, als hij haar wenschte, om in het volgende zich zeiven te bespotten, dat hij aan haar waag de te denken De betooverlng verdween, toen de muziek ophield. Olay keerde tot de werkelijkheid te rug en keek om zich heen, alsof 1 ij uit een droom ontwaakte en verwachtte, dat hij do gestalbon om hom heen on de lijst, die hon omgaf, in den maneschijn zou zion vor- dwijnon. Do jonge Langham had eon dor muzikan ten de gitaar afgenomen on drong dio Mac Williams mot don gebiedenden oisch op, die liederen te zingon, wolkc zij in hun eenzaam heid het liefst hoorden, doch Mac Williams verzette zioh uiterst verlegen tegen dit ver langen. Hij had een tenorstem, welke hij, doordien hij door den neus zong, grovelijk mishan delde. Daarbij gaf hij aan gevoelvolle liede ren do voorkeur, waarin harten" op smar ten" rijmde cn waar ,,mijn hart mij stil 6taat" 6teods op wanneer zij voorbij gaat" volgde. Aanvankelijk cn dat was geheel iets nieuws bij hem was Mae Williams bedeesd, totdat hij van zijn toehoorders do belofte had verkregen, dat zij zouden lachen, als zij daar toe lust gevoelden, want dat zou hom minder pijnlijk zijn, dan wanneer zij tegen wil on dank ernstig bleven. Zijn lievelingslied was vooral gepast in don mond van een man, die in de laatste tien jaren bijna overal in Amerika geweest was, alleen niet in zijn vaderland. Met dit lied besloot Mac Williams altijd de avondbijccn komsten, om het even of hij hot vooraf reeJs eens gezongen had of niet en hij scheen het met donzelfden eerbied te besohouwen, wel ken iedereen voor zijn volkslied gevoelt. Eerst haddon de mijnwerkers zich ovor hom en zijn lied vroolijk gemaakt, doch zij bemorkten spoedig, dat hij het met eigen aardige gevoelens beschouwde en van toen af lieten zij het hem in vrede zingon. Tot onverholen amusement van den jongen Langham en zijn zuster Hope droeg Mac Williams dien avond al zijn liodoron voor. Toon zijn gezang uit was, vroeg hij het jonge meisje of haar con komisch liod bekond wns, hetwelk hij slechts van hooren zoggen kende. Een dor arbeiders had eon zekere vermaard heid verkregen, doordien hij boweerdo, liet in de Vorccnigdo Slaton gehoord to hebben, maar daar hij slechts niouwo woorden bij een oude melodie gaf, werd do waarheid van die bewering in twijfel getrokken. Hope vor- klaardo het bewuste lied te kennen cn hot ge heele gezelschap bogaf zioh naar het salon, waar de drio mannen zioh om het klavier schaarden cn luisterden. Hot was ccn nacht, weikon men niet zoo spoedig vergeet. Hope zat lachend en zioh verwerend voor den vleu gel, maar zong toch de liedoion, welke haar familie reeds lang vorvcoldm, maar waar naar de drie mannon met groot.- oogen luis terden en dio zij met luide kreten toejuich ten. Don anderon verschaften dezo verruk king genoegen, aJsof zij monsch n van het theater voor zioh haddon, die op overdreven wijze voor het genotone bedankten, totdat dc nieuw aangekomenen begrepen, hoo arm liet loven der drie mannen moest zijn geweest, cn dat zij niet om de rauriok zelve zoo verrukt waren, maar wijl liet voor hen een stuk van hetgeen was, wat zij achter zich hadden ge laten. Als men hoorde, hoe zij er zich op be roemden, dat zij een zoker gedicht in een zekere courant gelezen hadden, of dat zij don naam van een niouwo comische opera en do namen van de kunstenaars, die daarin opgetreden waren, kenden en dat een stuk te Nieuw-York bijval ingeoogst had of uit gefloten was, vooldo men zich onwillekeurig diep geschokt. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5