LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 19 JULI. - TWEEDE BLAD. Anno 1903.
No. 13006
Officieels Kennisgeving.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Uitreiking van nieuwe brandbanden.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Overwegende dat hun de wenschelgkheid ge
bleken is om de bestaande brandbanden door
nieuwe te vervangen;
Noodigen al diegenen, die door den aard hunner
betrekking of uit hoofde van het door hen uitge
oefend beroep, meenen aanspraak te kunnen
maken om, betzij ten allen tijdo, hetzij in bepaalde
gevallen, tot het terrein van den brand te worden
toegelatea, uit zich vóór den lsten Augustus
a. s. schriftelijk aan te melden ter Gemeente-
Secretarie, onder opgave der redenen, waarom
■jj in het bezit van een nieuwen brandband
wenschen te worden gesteld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, H. C. JUTA, Weth, loco-Burg.
16 Juli 1902. VAN HEYST, Secretaris.
KERMIS.
Het is toch wel iets eigenaardigs, dat ge-
durendo een geheele weck een stad haar ge
woon uiterlijk verwisselt voor vreemden
tooi, ter wille van ja, van niets anders
dan een traditie. Want, wie in onze dagen
de noodzakelijkheid van het bestaan der ker
mis zou willen bepleiten, moet zijn argumen
ten wel bijeenhalen uit voor gewone men
schen onbekende hoeken.
Onmisbaar is zij geenszins. Voor honderd,
yoor vijftig jaar misschien, kan dat het ge
val geweest zijn. Toen verschenen, op den
yastgestelden dag, de vreemdelingen, die wat
moois en wat bijzonders tc verkoopen of te
vertoonen hadden, en anders zag men ze
nooit. Het zou als een onmogelijkheid zijn
beschouwd, een paardenspel ergens neer te
zetten, als het geen kermis was; dc directeu
ren dezer heilzame inrichtingen, wier namen
nog in de herinnering voortleven als hechte
steunpilaren van het kermisvermaak:
iWolschlager, Loissett, Carré, om van den
goeden Blanus een andere dii minores niet te
Bp reken, zij zouden het zout bij hun eten
niet verdiend hebben, indien zij inbreuk had
den gemaakt op de welgevestigde rechten der
vastgestelde periode. Zij kwamen, en dc ker
mis was er; daarna verdwenen zij, voor een
geheel jaar, aan eenig punt van den wijden
horizon, binnen welks grenzen een kermis-
licvend publiek lien tot wederziens in dank
baar aandenken hield. Voor den kleinen bur
ger en den werkman hingen comédie en ker
mis nauw samen; op den regel, dat men
nooit anders dan in die dagen met het gezin
de liefde tot de dramatische kunst ging
u ank we eken, waren dc uitzonderingen niet
talrijk.
Andere tijden, andere zeden Een onderne
mer komt met groot gezelschap en veel om
slag binnenvallen, smijt orgens zijn luchtig
samengestelde tenten neer, zonder te vragen
naar tijd en gelegenheid, en de menschen
stroomen naar hem toe, werpen hom het geld
in den schoot, het geld, dat eigenlijk het
hartcbloed van de kermis is, en een paar
dagen later marcheert hij weer af, in zijn
vuistje lachende, terwijl hij bij de ingezete
nen den indruk achterlnat, dat het toch wel
wat is tegengevallen. Dit kon niet anders;
om kermisvertooningen, van welken aard
ook, aardig en mooi te vinden, moet men
in de kermisstemming verkcercndie komt
niet op commando, die is aan tijd gebonden
en ondergaat den invloed van omgeving en
van omstandigheden. Met den schouwburg
gaat het evenzoo; de ruimte van gelegenheid,
om er heen te gaan, nu het eenmaal uit de
mode is geraakt daarvoor dc kermisweek al
leen tc reserveeren, maakt dat_de stampvol
heid van voorheen iets onbekends is ge
worden.
Wat dc kermis mooi zou kunnen maken,
wordt haar onthoudenhet geachte publiek
krijgt het, bij stukken en brokken, op andere
tijden van het jaar.
Uit een handclsoogpunt kan men de ker
mis thans niet meer beschouwen als een in
stelling, die wij, bestond zij niet, in het aan
zijn moesten roepen. Er wordt geen ding aan
geboden, dat niet het heelo jaar door, even
gemakkelijk en voor minstens denzclfden
prijs overal te krijgen is. 't Is waar, vele lie
den kijken met zekere bewondering de meest
alledaagsche voorwerpen aan, in kramen
uitgestald, die zij honderdmaal elders voor-
bijloopen zonder er op te letten. Dat is de
macht van zekere suggestie, die uitgaat van
do kermisstemming, van een periodiek we
derkeerenden gemoedstoestand, welke ver
schijning het bewijs oplevert dat men, door
eenvoudig op de stoffelijke zijde der dingen
acht te geven, ze nog niet geheel en al door
grondt.
Zeker, cp de menschen moeten wij meer het
oog richten.
Wij bedoelden niet de weldoenor6, die in
do laatste volle week van Juli onze goed-:
stad met hun tegenwoordigheid verceren.
Dezen zijn de kinderen der omstandigheden
werd allerwegen de kermis afgeschaft, hun
niet door geschroven statuten gesteunde ver-
eeniging zou worden ontbonden, maar hun
voortbestaan werd er niet door afgesneden,
want men zou ze, evenals nu dc paarden- cn
ijsberen menschen. op ongeregelde tijden stuk
voor stuk zien opduiken, niet altijd gemak
kelijk af tc weren aanslagen plegende op uw
beurs. Van hun voorgangers in de jaren,
over welke onze herinneringen reiken, ver
schillen zij niet veel; de besten hunner heb
ben zekere beschavingsvormen zouden wij
haast zeggen aangenomen, naar gelang do
inrichtingen met welke zij onze straten gaan
versieren, meer vertooning makenmaar al
len hebben toch dat zigeunerachtige over
zich, dat van een zwervend leven het door
gaand kenmerk vormt. Dc eerzame mede
burger, die de rijen komt vullen met zijn uit-
stallerij van de bekende kermis-ectwaren, is
daar niet onder begrepen; van hem is het
avontuurlijke, min of meer romantisch ca
chet van den kermis-virtuoos verre verwij
derd.
Wanneer wij bij onze kermis-bcschouwing
,,de menschen" onder de aandacht nemen,
deftiger uitgedrukt de anthropologische zij
de van het kerm is-vraagstuk behandelen, dan
denken wij natuurlijk aan hen, voor wie de
jaarlijkschc gelegenheid als éénige bijzonde
re ontspanning blijft bestaan. Daar zijn er,
die haar best missen kunnen, omdat andere
binnen hun bereik vallende genoegens hen
meer aantrekken. Wc zullen daarover met
hen niet in discussie treden; het gaat niet
aan iemand te willen overtuigen van het
voortreffelijke eener zaak, die hij niet mooi
vindt. Wij zouden ons zelfs kunnen vereeni
gen met een regeling, die allen, allen, zonder
onderscheid, de gelegenheid opent om die,
laten wc zeggen meer in het kader van het
moderne leven passende genietingen tc sma
ken. Weet iemand daar soms wat op te
vinden? Men doe een \oorstcl: we zullen da
delijk een commissie van onderzo :k of van
voorbereiding bij elkander zien tc krijgen.
Daar zijn er ook, die de kermis eenvoudig
afschuwelijk nccmen, en niet rusten zullen
voor zij haar ten ondergang hebben gedoemd,
omdat zij zulke nare tooneelcn vanvan
liederlijkheid te zien geeft. Dat is inderdaad
een kwaad ding; dc macht van zulke vijanden
moet men niet onderschatten. In meer dan
een gemeente is het hun gelukt de kermis te
nekken, en met haar verdwenen dan ook de
treurige vertooningen van beschonken lie
den, die in schreeuwen cn vechten cn bal
dadig vernielen behagen schepten?Neen,
dat niet precies, die schunnige lui bicven, en
zelfs leek het wel alsof zij huD tijd van bui
tensporigheden nog wat ruimer namen, nu
er geen officieele grens meer bestond. Maar
om 't even, het voorname doel der afschaf
fing is niet bereikt. Er is misschien een an
der middel ,om de uitspattingen te doen ver
minderen en de kermishaters wat vriendelij
ker tc stemmen, maar alleen zij, die gewoon
zijn wat al tc grootc en in haar uitingen
minder gepaste levendigheid aan den dag te
leggen, kunnen het aanwenden. Hen daar
toe uitnoodigen, dat hebben wij de eer bij
dezen te doen.
Maar als wij nu eens zonder vooroordeel,
met een open oog voor mooi en voor leelijk,
de kermis bekijken, niet als een voorstelling
aan de schrijftafel opgebouwd, maar in het
licht van de werkelijkheid op plein en straat,
ons medebegevende in liet gezellig gewoel van
een volksgroep, die netjes uit is", de geu
ren genietende van dc heerlijke baksels, die
zelfs door de volmaaktste producten van de
hoogste klasse eencr kookschool niet worden
geëvenaard, niet belcedigd door de uit-
noodiging der vriendelijke juffrouwtjes, die
van ,,ook een bordje" gewagen, als wij de
vaders en moeders met hun gezin zich op de
kalme wijze, aan de kermisgangers zoo bij-
zondor eigen, housch, dat is zoo, let er
maar eens goed opt zich zien voortbewe
gen lang6 kraam en tent, kijken bij Jut en
bij de schiettentjes, bewonderen de hooge
vlucht der slingerlicfhebbere en meedoende
aanlokkelijker ronddraaiingon in de soha-
,duw der rijkversierde oaroussels, als wij
bedenken dat al die menschen, grooten en
kleinen, alle jaren met hetzelfde genoegen
diezelfde dingen zien wedorkeeren als een.
weldadige afwisseling in hun dikwijls een
tonige opvolging van dagen, die op elkaar
gelijkon, zullen wij dan aarzelen, de kermis
een welkom toe te roepen?
In De Tijd is als hoofdartikel opgeno
men eon schrijven van don heer J. W. v. B.,
te Amsterdam, waarin deze de vraag behan
delt of 1 eekon dan wel onderwij ze re
alsschoolopziencrste verkiezen zijn.
Er wordt wol beweerd, wat weten een advo
caat, een burgemeester, een kantonrochtor,
een dominee, een pastoor van onderwijsza
ken.
Do heer v. B. zegt echter:
,,Ik weet niet, welke wijzigingen van de
wet op het L. O. nog in de luaht hangen,
maar ik zou het zeer betreuren, als te eeni-
ger tijd op het gebied van de lagere sohool
allo autoriteiten worden geweerd, die niet
zijn, wat men noemt, schoolmannen. Mot
een hooghartig: ,,nul n'aura de l'osprit hors
nous et nos amis", kan men de schooldeur
wel vóór den neus van alle „leokon" dicht
kletsen, maar of het onderwijs daardoor
gebaat zal worden, meen ik te mogen be
twijfelen.
Ik ken vele eminente onderwijzers, man
nen, die arbeiden met een lust, een ijver on
een bekwaamheid vorre boven mijn lof,
maar of zij van het hout zijn voor - goode
schoolopzieners? Er is een oud Duitsch
versje, een eenvoudig ding, dat mij vóór don
geest zweeft, zoo vaak ik aan de 6chool denk:
Die Praxis, sowie auoh dio Theorie,
Sio gingen einst wandern, beide allein,
Doch die erstc kam über dio Berge nic,
Und die andre fiel übor joden Stein.
Da kam gefahron des Wegs das Genie,
Nahm Beide in seinen Karren sio,
Und nun ging's sicher und flott h'uui
Trotz Stoigung und Stciuon, die Lcbene-
bahn.
Men leest in elk handboek over de Op
voedkunst: ,,De sohool moe>t opvoeden voor
het leven; de onderwijzer neemt een deel van
dc taak der ouders op zich". Zoo is de theo
rie. Maar de practijk? Men klaagt over de
resultaten van dc school voor het leven. En
de vader of moeder, die het waagt een jeug
digen onderwijzer een opmerking te maken,
krijgt als mondstoppcr: Bemoei jc met jo
eigen zaken, van dc school heb je geen vor
stand".
Nu moet hot genie komen', in casu dc wet
gever, en theorie en practijk mode nomen in
zijn zegekar. Dan zullen wc komen tot ge
zonde schooltoestanden en tot een goed toe
zicht.
Bij de tegenwoordige regeling hebbon dc
ouders, de meest belanghebbenden bij goed
onderwijs, zoowat niets in te b -igen dan
leego briofjes: ,,Zahlcn und's Maul halten".
Toch indien het oog des meesters het
paard vet maakt moesten zij het lecuwon-
decl van het toezicht hebben. Maar zij heb
ben geen verstand van schooizaken
Och, komZij hebben, wat meer waard
is, belangstelling cn gozond verstand. Zij
zullen den onderwijzer rustig laten begaan,
waar het de keuze geldt van methode on
leermiddelen, maar er valt op meer tc letten
in dc sohool dan op leergang on leerboek
Zij zullen den onderwijzer wijzen op veel,
dat beneden de aandacht van den echten
schoolman blijft, maar voor het leven van
groot belang is, on door hun aanhoudend
toezicht don onderwijzer nopen veel te laton,
wat hem anders als hebbelijkheid gaat aan
hangen, en aan te leoren, wat L^m zonder
toezicht vreemd zou blijven. De ouders zul
len van hem leeron, hoe zij het moeten aan
leggen, om het uitgostrooido zaad in do kin
derharten te doen ontkiemen. Er zal komen
een innige samenwerking tussohon do beide
groote krachten, die ingrijpen voor de vor
ming van de hope de6 vaderlands.
Men voelt, hoe heerlijker harmonie er zal
ontstaan, waar, zooals op de bijzondere
school mogelijk is, do kerk als groote terts
het. aocoord vol maakt.
Waar do ouders het hun toekomend leeu
wendeel krijgen in het toeeioht cp het onder
wijs, daar sullen zij den onderwijzer krach
tig steunen, en wat dat beteekent, weet
ieder, dio wol eens ondervonden heeft, wat
het zeggen wil de ouders tegen zioh te bob
ben. Dan zal ook hot wettelijk toezicht kun
nen zijn wat hot nu is: voor een deel admi
nistratief, voor oon onder deel toeziend, dat
de Wet worde gehandhaafd, terwijl de
60hoolopzionor tevens do brug is tusschon
de machthebbonden eener- en do onderwij
zers andererzijds. Wie weet, hoe vele school-
op ziono rs voor de onderwijzers zijn vaderlij
ke vrienden, die niet alleon do feilen too-
nen, maar te allen tijd boreid zijn om te
helpen on te steunen, zal mot mij ongaarno
dezen schakel missen in de keten van ons
onderwija Door hun meerdere lovonerva-
ring, door hot miliou, waaruit de Hoge o ring
haar keuze pleogt te doen, hebben zij in het
algemeen meerdere geschiktheid vcor hun
taak dan ondorwijzora kunnen bezitten.
Het spreekt vanzelf, dat deze beschouwing
niet wil zijn con critiek op do benoeming
van enkele onderwijzore tot eohoolopzionor
door de huidige Regeering. Er zijn onder
die benoemde mannen, die ik ken cn waar
deer om hun veelzijdigheid, mannon, dio
hun nieuwe functie tob sioraad zullen strek
ken. Maar naar mijn oordeel moet de be
noeming van schoolmannen tot schoolopzie
ners uitzondering blijven, zoowel In hot be
lang van do onderwijzers als van hot onder
wijs.
Hot Limburgsche blad De Nieuwe Koerier
geeft uit do laatst gepubliceerde gemeonte-
rokeningen (over 1899) dior provincie, een
lijst der bedragen, die als subsidie door
de verschillende gomcentOn zijn toege
staan ,,voor bouw of hersbei van korken of
pastorieën, toelagen aan predikanten, pas
toors, kosters, organisten."
Uit die statistiek blijkt, naar het blad op
telt, dat van de 123 gemeenten in Limburg
er 65 zijn, die subsidies aan kerkgenoot
schappen geven.
Van deze 65 gemeenten zijn or:
21, waarin niots dan Katholieken wonen.
20, waarin mindor dan 10 niet-Kabholie-
ken wonen.
8, waarin van 10 tot 20 niet-Katholieken
wonen.
En slechts 8, waarin bovon de 100 niei/-
Katholieken gevestigd zijn.
Het gozamonlijk bodrag aan subsidio be
draagt f 2<l,40ö; hoeveel hiervan don Katho
lieken, hoeveel don niet-Katholieken ten
goed komt, kon De Nieuwe Koerier uit do
rekeningen niet opmaken.
Maar bij do beoordecling van het geven
van subsidie in Limburg zal men ongotwij-
feld rekening moeben houdon, zegt zij, met
het foit, dat van do 65 gemeonten er 49 zijn»
die of gcon of hoogsbens 20 andersdenkende
inwoners tellen.
Dr. Bronsveld meent in zijn Stemmen to
mogen zeggen, dat onder do liberalen, eer
lijk gesproken, niot zoo heel velon zijn, die
heil verwachten ven het algomoon stem
recht, gelijk het volk zelf, in zijn ge
heel, zieh voor het kiesrecht volstrekt niet
warm maakt.
Daarom meent hij, dat, wanneer in 1905
de liberalen weer aankomen mot do leus
algemeen stemrecht", hun nederlaag oven
gewis is als in 1901.
Op hot terrein der sociale wetgeving ziet
hij don band der eenheid ook al niet. En
evenmin gelooft hij, dat der liberalen oude
liefde voor het openhaar onderwijs hen zal
doen pal staan tegenover ,,den te wachten
aanslag op onze lagore, middolbaro en hoo-
gore scholen Immers door do wet-Mackay
te steunen, hebben zij zich overgegeven aan
de vijanden van den staatsschool.
Vermoedelijk zullen de sociaal-democraten
nog wel aan krachten winnen, on als het
moet, met de Roomschen in verbond, de libe
ralen helpen boetokon. Maar ook zij zullen
geen meerderheid kunnen vorm om Zooals
ao zaken nu staan, zullen wij hior zien ge- C
beuren, wat in België geschiedt: de korkolij-
ke partijen, of laat ons duidelijk oprekent
de Roomschen, zullen vooreoret de macht
in handen bobben.
.Uit een overzicht in dr. 'Eoek's Maandbla^^
van de Noderlandsoho haringvloot in
1902 blijkt, dat deze een belangrijke uitbrei
ding heeft ondergaan. Niet mindor dan 53
vaartuigen zijn or bijgekomen, n.L 18 visch-
stoombooten, 13 loggers, 13 aangekochte En-
gelsche kottors, 2 aangokoohte Franscho log-
gors, 3 Middelharni8scho sloepen, 2 Pernia-
sohe sloepen, 1 niouwe loggerbom on 1
Zwartowaalsche sloep.
Daartegenover staat, dat hot getal bom
schuiten met 9 verminderde.
Pernis, dat sodort 1865 geen deel nam aan
do haringvisscherij, hoeft thans 2 sloepen In
zeo gobraoht, terwijl Middelharnis, dat van
1872 af do haringvissoliorij hooft losgolaten,
nu woder met een sloep daaraan zal doel-
nomen.
Buiten de bovonvermolde uitbreiding zijn
or thans nog 2 niouwe vischstoombootou, be-
nevens nog enkele loggers in aanbouw cn
hoort men nog dagelijks van niouwo plannon
tot uitbreiding gewagen.
Voilig kan men dus aannemen, dat dit
jaar een bedrag van f 1,200,000 als nieuw ka
pitaal in do visschorij gestoken is, wat als
een verblijdend teoken mag worden aange
merkt. De Hollandsche Noordzee-visschorij
gaat vooruit.
Bij do bekendmaking betreffende do her
halingsoefeningen volgons art. 111
dor niouwe Militicwct hoeft hot do aandacht
van do Arnhcmsche Courant getrokken,, dat
de vorlofgangora voor dezo oofoningen bo-
trekkelijk lang worden opgoroopen.
Art. 111 stolt de herhalingsoefeningen
op: voor do onbereden wapenon in hot ge
heel 12 weken, verdeeld over ten hoogste drio
perioden, en voor do bereden wapenen in liet
geheel op 8 weken, verdeeld over ten hoogste
tweo perioden, duB telkens gomiddold voor
4 weken. En nu is het opmcrkolijk, dat dit
tijdsverloop in do oproeping mccrondeels
wordt overechrodcn. Voor een aantal opgo-
rocpon vorlofgangore bij de onborodon wa
penen is do duur der herhalingsoefening go-
steld van zekeren datum in Juli of Augustus
tot donzelfden datum in Augustus of Sep
tember, dat is dus voor 31 dagen, of 1 wekon
cn 3 dogen, voor andere zelfs van zokeren
datum in Juli of Augustus tot 3 dagen nA
gelijken datum in do volgende maand, der
halve voor 4 weken en 6 dagen.
Zonder conigcn twijfel heeft do minister
van oorlog volgens do wot hot rcclit do her
halingsoefening langer dan 1 weken to doen
duron, maar hot ligt voor dc hand, dat, aan
gezien art. 111 een maximum-duur voor allo
herhalingsoefeningen voorschrijft, dc .jd,
godurendo welken zij dit jaar langer duren
dan 4 weken, in mindering komt van den
duur dor volgende oofeningon, waaraan zoo
wel blijkens do verklaringen van den minis
ter Kool bij dc behandeling dor wet, als blij
kens de oorspronkelijke oproeping der lich
ting 1895 door minister Bcrgansius het le
gerbestuur hoogo waarde heoht. En het mag
govraogd, of met hot oog daarop niet door
den langoren duur der herhalingsoefeningen
in dit jaar do minister BorganBius zijn op-
volgor mcor belommert, dan wenscholijk is,
in het bepalen van don duur der laatste her
halingsoefeningen van do militie.
Deze vraag is ook daarom van belang, om
dat do mogelijkheid geenszins schijnt uitge
sloten, dat hot departement van oorlog ccn
wettelijkcn termijn van vier woken idontiek
acht met één maand. Hoo het, waar het den
cffcctioven dienst geldt, vaak geneigd is
naar zich t£>e te rekenen, is o. a. nog geble
ken bij do ministorieelo beschikking, volgens
welke bij do infantorio-regimonton do tweedo
portie van het blijvend gedeelte der lichting
van 1901, in strijd met de wet, ccn halve
maand langer onder do wapenen blijft, om
dat dc eerste oefening, op ten hoogste 8 1/2
maand bepaald, slechts 8 maanden heeft ge
duurd. Door ons is althans niet vernomen,
dat deze onweltigo beschikking, waarop onze
militaire medeworker hcrhaaldolijk de aan
dacht gevestigd heeft, gewijzigd werd."
De lagenieur.
16)
De- jonge Langham had een muziekkorps
van inboorlingen met gitaren en rieten in
strumenten uit dc stad besteld, die zijn fami
lie een serenade moest brengen, en toen miss
Langham en Clay naderbij kwamen, stonden
de muzikanten voor het huis in den mane
schijn. Zjj snoeiden de schrille liederen van
hun land m een hartstocht cn een gevoel,
welke bij dc tropische omgeving paste, maar
voor Clay was de muziek slechts een accom
pagnement van zijn eigen gedachten. Hij
hield zich in de schaduw en sloeg Alice Lang
ham gade, hoe zij bevallig, voorover gebogen,
voor zich uit, in de duisternis, zat te staren.
Het maanlicht viel vol op haar, en ofschoon
zij hem niet eens aankeek of het hoofd naar
hem toedraaide, voelde hij toch, dat zij zieh
van zijn tegenwoordigheid bewust moest zijn
alsof reeds een verstandhouding tusschen
hen bestond, welke zij zelve had veroorzaakt.
Zij had liem verzocht haar vriend te zijn.
[Wellicht was dat slechts een holle phrase,
maar zij had ook over zichzelve gesproken
en op haar moeilijkheden en eenzaamheid ge
zinspeeld cn hij beredeneerde bij zichzelven,
dat er niets bijzonder vleiends in stak, tot
deelgenoot van een anders genoegen gemaakt
te worden, maar wel in diens zorgen en ver
drietelijkheden ingewijd te worden.
En terwijl zijn geest zich door dit wedcr-
zijdsch vertrouwen opgewekt voelde, vermei
de hij zich in haar eigenaardige schoonheid
en genoot bij de gedachte, dat zij hem en
juist hier van alle plaatsen in dc wereld
nabij zou zijn. Dat kwam Clay als iets won
derbaarlijks voor; iets, wat eigenlijk slechts
in een roman of in een comediestuk kon
voorkomen, want terwijl de rechte man en
het rechte uur dikwijls samenkomen, was hij
van meeniDg, dat de eenige vrouw op aarde,
de juiste plaats en de rechte man een samen
stelling was, welke tot de zeldzaamste geluk
kige toevallen behoorde. Niemand, zoo ver
zekerde hij zichzelven dankbaar, zou een
mooiere lijst voor zijn liefdesgeschiedenis
als het een liefdesgeschiedenis zou worden
verzinnen kunnen, dan waarin zij zich uit
eigen, vrijen wil had geplaatst. Het was een
romantisch land vol avonturen, een land der
gitaren en der getraliede vensters, wa^mo
stralende dagen en prachtige, zwijgende
nachten onder purperen hemelen cn witte
sterren. En hij zou haar geheel alleen voor
zich hebben, terwijl niemand in de buurt
was, die hem kon storen niet eens andere
vrienden en vooral geen tc duchten mede
minnaar.
Hier was zij niet door een gecompliceerd
gezelschapssysteem met al zijn verantwoorde
lijkheden omgeven. Hij was dc gelukkigste
der stervelingen I Anderen hadden haar
slechts in het salon of in de loge der opera
gezien; hem echter zou het beschoren zijn,
met haar bergstroomen te doorwaden, onder
de groote palmen te rijden of onder haar
raam op de guitaar te spelen. Hij had het
recht op elk uur bij haar uit cn in tc gaan.
ja de aard zijner plichten bracht het mede,
dat zij elkaar dikwijls moesten ontmoeten.
Het spel der violen greep hem aan en
woelde diepten in hem op, van welker be
staan hij zelfs niets vermoed had. Het maak
te hem deemoedig en innig dankbaar, want
hij voelde hoe weinig hij zulk een groot geluk
waard was. Nooit had hij een vrouw zoo lijf
gehad, als hij dat voelde hij deze zou
kunnen liefhebben en naar hij hoopte lief
hebben zou. Want hij was door haar schoon
beid en door hetgeen hij voor haar karaktor
liicld, niet zoo verblind, dat hij zich ver
beeldde haar werkelijk te kennen. Hij wist
alleen, hoe zijn verwachtingen hem haar
voortooverde en hoe de ziel moest zijn, welke
uit deze vriendelijke, mooie oogen keek en
met de wonderbare stem sprak, die hem door
een woord bcheerschen en leiden kon.
Toen hij de groep voor hem beschouwde,
gevoelde hij, hoe eenzaam zijn eigen leven go-
weest was, voor welk een geringen prijs hij
had gewerkt voor iets, wat andere men
schen bij hun geboorte in hun wieg vinden.
Bijna voelde hij iets als medelijden met zich
zelven over zijn eigen onvolkomenheden en
zijn wilskracht en zelfvertrouwen, waarop
hij andere zoo trotsch was, schonen hem iet
wat misplaatst te zijn. En dan vroeg hij zich
weer af, of hij de gelegenheden niet had ver
zuimd, welke het leven hem had geboden,
maar daartegen verzette zieh zijn belecdigde
zelf achting en verwierp de gedachte, dat. hij
een gedeelte van zijn tijd had verspild. Het
werk, dat hij zichzelven had opgedragen,
had hij zoo goed mogelijk uitgevoerd en nie
mand dan hij zeiven wist, met hoeveel moed
en vastberadenheid. Zoo zat hij da3r en
streed met zichzelven,. terwijl hij het eene
oogenblik hoopte, dat zij zoo mocht zijn, als
hij haar wenschte, om in het volgende zich
zeiven te bespotten, dat hij aan haar waag
de te denken
De betooverlng verdween, toen de muziek
ophield. Olay keerde tot de werkelijkheid te
rug en keek om zich heen, alsof 1 ij uit een
droom ontwaakte en verwachtte, dat hij do
gestalbon om hom heen on de lijst, die hon
omgaf, in den maneschijn zou zion vor-
dwijnon.
Do jonge Langham had eon dor muzikan
ten de gitaar afgenomen on drong dio Mac
Williams mot don gebiedenden oisch op, die
liederen te zingon, wolkc zij in hun eenzaam
heid het liefst hoorden, doch Mac Williams
verzette zioh uiterst verlegen tegen dit ver
langen.
Hij had een tenorstem, welke hij, doordien
hij door den neus zong, grovelijk mishan
delde. Daarbij gaf hij aan gevoelvolle liede
ren do voorkeur, waarin harten" op smar
ten" rijmde cn waar ,,mijn hart mij stil
6taat" 6teods op wanneer zij voorbij gaat"
volgde. Aanvankelijk cn dat was geheel iets
nieuws bij hem was Mae Williams bedeesd,
totdat hij van zijn toehoorders do belofte had
verkregen, dat zij zouden lachen, als zij daar
toe lust gevoelden, want dat zou hom minder
pijnlijk zijn, dan wanneer zij tegen wil on
dank ernstig bleven.
Zijn lievelingslied was vooral gepast in
don mond van een man, die in de laatste tien
jaren bijna overal in Amerika geweest was,
alleen niet in zijn vaderland. Met dit lied
besloot Mac Williams altijd de avondbijccn
komsten, om het even of hij hot vooraf reeJs
eens gezongen had of niet en hij scheen het
met donzelfden eerbied te besohouwen, wel
ken iedereen voor zijn volkslied gevoelt.
Eerst haddon de mijnwerkers zich ovor
hom en zijn lied vroolijk gemaakt, doch zij
bemorkten spoedig, dat hij het met eigen
aardige gevoelens beschouwde en van toen af
lieten zij het hem in vrede zingon.
Tot onverholen amusement van den jongen
Langham en zijn zuster Hope droeg Mac
Williams dien avond al zijn liodoron voor.
Toon zijn gezang uit was, vroeg hij het jonge
meisje of haar con komisch liod bekond wns,
hetwelk hij slechts van hooren zoggen kende.
Een dor arbeiders had eon zekere vermaard
heid verkregen, doordien hij boweerdo, liet
in de Vorccnigdo Slaton gehoord to hebben,
maar daar hij slechts niouwo woorden bij een
oude melodie gaf, werd do waarheid van die
bewering in twijfel getrokken. Hope vor-
klaardo het bewuste lied te kennen cn hot ge
heele gezelschap bogaf zioh naar het salon,
waar de drio mannen zioh om het klavier
schaarden cn luisterden. Hot was ccn nacht,
weikon men niet zoo spoedig vergeet. Hope
zat lachend en zioh verwerend voor den vleu
gel, maar zong toch de liedoion, welke haar
familie reeds lang vorvcoldm, maar waar
naar de drie mannon met groot.- oogen luis
terden en dio zij met luide kreten toejuich
ten. Don anderon verschaften dezo verruk
king genoegen, aJsof zij monsch n van het
theater voor zioh haddon, die op overdreven
wijze voor het genotone bedankten, totdat dc
nieuw aangekomenen begrepen, hoo arm liet
loven der drie mannen moest zijn geweest, cn
dat zij niet om de rauriok zelve zoo verrukt
waren, maar wijl liet voor hen een stuk van
hetgeen was, wat zij achter zich hadden ge
laten. Als men hoorde, hoe zij er zich op be
roemden, dat zij een zoker gedicht in een
zekere courant gelezen hadden, of dat zij
don naam van een niouwo comische opera
en do namen van de kunstenaars, die daarin
opgetreden waren, kenden en dat een stuk
te Nieuw-York bijval ingeoogst had of uit
gefloten was, vooldo men zich onwillekeurig
diep geschokt.
(Wordt vervolgd.)