No. 13903
LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 16 JULI. - TWEEDE BLAD.
Anno 1902.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Se Ingenieur.
In het Weekblad van het Recht schrijft mr.
A A. de Pinto:
In de bladen van den dag is reeds alge
meen een wel verdiende hulde gebracht aan
de nagedachtenis van den Staatsraad H u-
r e c h t, te Doorn in den leeftijd van 72 ja
ren overleden. Een woord van dankbare her
innering aan den hoogst bekwamen jurist
mag ook in het W. v. h. R. niet ontbreken,
ïieidonaar van geboorte, was hij als student
aan de Leidsche academie ingeschreven van
1846 tot 1851. Op den 25sten Juni van laatst
gemeld jaar verwierf hij den graad van doo-
tor in het Romeisch en hedendaagsche rechf
na de verdediging van een uitnemend proef
schrift de jure quod dicitur commentitio
npud Romanos, dat i6 het recht, waarvan
door Paulus melding wordt gemaakt in de
20 D. de poenis (LXVIII, 19). De jeugdige
doctor vestigde zich te Rotterdam en wa3
daar in verschillende betrekkingen practiseh
werkzaam totdat hij in den staatsdienst over
ging als secretaris-generaal bij het departe
ment van binnenl. zaken ,welk ambt hij in
1891verwisselde met dat van lida-an den Raad
Van State. De vruchten zijner wetenschap
pelijke studie waren in later jaren anders
dan men met het oog op zijn dissertatie zou
de verwachten uitsluitend van publiekrechte
lijken aard. Ik zal ze hier niet opsommen,
maar mag niet verzuimen ten slotte in her
innering te brengen, dat hij met zijn vrien
den G. H. Betz en mr. J. A. Fruin hem reeds
iVele jaren in den dood voorgegaan, behoor
de tot de oprichters van de zoo gunstig beken
de Bijdragen tot de kennis van hot prov.-
fen gemeentebestuur in Nederland, waarvan
Jiet 1ste deel verscheen in 1858, het 30sten
';laatsto in 1899 .Tot de voltooiing van het
I*l3de deel (1867) bleef Hubrecht verbondon
aan de redactie van dit tijdschrift, dat mo-
Juige door inhoud en vorm uitmuntende bij
drage van zijn hand gevat.
De Tijd meent, dat ditmaal de benoe
ming van een 1 i d in den Raad van
State, ter vervanging van wijlen den heer
pubrecht, met meer dan gewone belangstel
ling mag worden te gemoet gezien. „Immers,
bok de Raad van State behoort tot de colle
ges, wier samenstelling duidelijk aantoont
pp welke wijze opvolgende liberale regeerin
gen bijna altijd ter gunste van geestverwan
ten van hun macht hebben gebruik gemaakt
t)ij benoemingen."
Om dit nader te betoogen, wijst het katho
lieke blad op de samenstelling van den Raad
van State. Onder de veertien gewone leden
,,zijn drijL katholieken (de heeren Hoyden-
pijck De Nerée van Babberich van Borret)
(On één antirevolutionair (mr. Huber). De
pen overigen (de heeren Schorer, vice-presi
dent Humalda van Eysinga, Rochussen, Den
©eer Poortegael, Asser, Ten Bosch, Van der
jWijck, Moltzer, Van Gennep en Henny) kun
nen allen, ovenals tijdens zijn leven het over
leden lid mr. Hubrecht, gerangschikt wor
den onder do liberalen. Bij de meer en meer
duidelijk geworden verhouding van hot getal
liberalen en anti-liberalen in den boezem der
natie zelve, mag het ongetwijfeld een abnor
maliteit genoomd worden, dat niet meer dan
oven één vierde van de zetels in den Raad
,van State door aanhangers der rechterzijde
worden ingenomen."
Nu de heer Do Savernin Lohman wordt
fenoemd als de opvolger van den heer Hu-
recht, voegt De Tijd aan het bovenstaande
toe van gevoelen te zijn, „dat de benoeming
,van dezen eminenten staatsman in do Tweede
Kamer een leegte zou achterlaten, welke
hoogst moeilijk zou zijn aan te vullen, en dat
door zijn weggaan de kracht der rechterzij
de op bedenkelijko wijze zou worden ver-
kwakt .Hiertegenover staat, dat bij de in
groote lijnen bekende plannen der Regeering
ten opzichte van het onderwijs de voorlich
ting van don heer De Savornin Lohman in
'den Raad van State van uitnemend nut zou
kunnen zijn. Met den heer Hubrecht toch is
aan dien Raad zijn groote autoriteit in on
derwijszaken ontvallen. Jammer genoeg, nu
mr. Hubrecht, na gedurende het grootste ge
deelte van zijn loopbaan tot de warmste
Voorstanders van het monopolie van open
baar neutraal onderwijs behoord te hebben,
op lateren leeftijd, op grond van rijpe en
12)
„Waarschijnlijk heb ik een zeer goeden kok
'doodgeschoten, zooals ik u zou doodschieten
als ik tegenover u stond. Langham," ging
pij voort, „ga aan den kok zeggen, dat hij
'moet terugkomen."
De generaal sprong in den zadel, on deze
hooge zitplaats scheen hem een deel van het
zelfvertrouwen, dat hij bezeten had, weer te
geven.
„Dat was zeer knap," zeide hij. „Naar ik
hoor, zijt gij cowboy geweest en dat merkt
"men immers ook a' n uw gedrag. Maar dat
behoort hier niet. Als wij morgen niet tegen
over elkaar staan, dan is de reden daarvan,
dat ik gewichtiger dingen te doen heb. Over
twee maandon zullen een nieuwe regcering
en een nieuwe president in Olancho heer-
schen en de mijnen zullen een nieuwen di
recteur krijgen. Ik heb getracht uw vriend
tc zijn, mr. Clay; nu kunt gij immers eens
probeeren, hoe ik als vijand beval. Goeden
nacht, mijn heeren."
„Goeden nacht," antwoordde Mac Wil
liams gelaten. ,Zegt u, als 't u blieft, aan uw
knecht, dat hij de poort achter u sluit."
Toen de hoefslag weggestorven was, ston
den de drie mannen nog in pijnlijk stilzwij
gen bij elkaar en Clay draaide de revolver
.om den vinger.
„Het spijt mij, dat ik zulk een scène heb
hen beste gegeven," zeide hij, „maar het was
de eenige weg om iemand, zooals dien kerel,
begrijpelijk te maken, hoe de zaak staat."
veelzijdige ervaring, zich in den schoolstrijd
aan de zijde der verdedigers der vrije school
had geschaard. Door zijn dood verloor der
halve die school in den Raad van State een
oprecht vriend en een strijder van buitenge
wone kracht. Moge ook op die omstandig
heid bij de benoeming van een opvolger wor
den gelet I"
De Nieuwe Rotterdanische Courant geeft
eenige beschouwingen over het wetsontwerp
tot verhooging van de bezoldi
ging van de rechterlijke macht
van Amsterdam en Rotterdam.
Hot blad meent, dat aanvallen daarop
niet zullen ontbreken. Daar zullen zijn, die
zeggen, dat de rechters de tering naar de
nering moeten zetten en dat rechters, uit
eenvoudige kringen voortgekomen, geruste-
lijk met de bestaande bezoldiging zullen wil
len volstaan.
Hiertegenover zou men kunnen stellen,
dat de rechters, juist om aan den eersten
oiscih te voldoen, naar goedkoope woon
plaatsen dingen en in de tweede plaats, dat
te veel aan studie en aan tijd van wachten
weggaat vóór men rechter is, dan dat een
voudige kringen dat zouden kunnen dragen.
Maar, zoo vervolgt het blad, de gevaar
lijkste bedenkingen zullen wel exoeptieve
bedenkingen zijn, saam te trekken in deze
drie vragen: Waarom dit voorstel nü;
waarom alleen voor deze beide steden; waar
om een verhooging van duizend gulden?
Exoeptief verweer biedt, evenals in de
rechtspleging, zoo vooral in de wetgeving,
het grootste gevaar. Zij, die het voeren, wil
len aan de leidendo beginselen van wat zij
bestrijden gaarne recht laten wedervaren.
Zij naderen niet als verklaarde vijanden,
maar als halve vrienden. En wanneer van
drie zijden drie verschillende excepties
worden bijgebracht, dan dreigt do wel be
kende, maar altoos noodlottige mogelijk
heid eener vereeniging van minderheden,
die samengroeien tot een meerderheid,
welke het geheele werk doet vallen.
Waarom dit voorstel nul M. a. w.
waarom niet liever een totale herziening van
de rechterlijke indeeling, classificatie en
bezoldiging? De Minister heeft dit bezwaar
reeds voorzien en beantwoord. „De onder-
wcrpelijke regeling schrijft hij draagt
een geheel partieel en voorloopig karakter."
„Het betreft hier een zaak van genoegzaam
gewicht en urgentie, om de regeling er van
niet uit te stollen, totdat een algemcene
herziening van de jaarwedden der rechter
lijke macht aan de orde zal zijn." Juist om
dat deze minister zich aldus uitlaat, heb
ben wij gedacht aan hot meesterscüap, dat
in zelfbeperking zich uit. Wordt de. bezol
diging der rechterlijke macht in haar ge
heel voorwerp van wetsherziening, dan
moet daarbij heel wat meer onder de oogen
worden gezien dan een traktementsquaestie
alleen. Dan zal daarbij tor sprake komen
een .mogelijke inkrimping van rechtscolle
ges; dan zal daarbij de oude vraag omtrent
het voortbestaan dor gerechtshoven op
nieuw worden opgerakeld uit de asch, die
haar sinds een vijf-en-twintigtal jaren be
dekt; dan zal de nieuwe vraag opdoemen,
of niet meer rechtspraak behoort te w >rdcn
toevertrouwd aan alleen-rechtsprekende
rechters. Daarom is do baan eener veelom
vattende totale herziening op dit oogenblik
nog onafzienbaar lang. De practische blik
van den Minister heeft weten op te zoeken
wat voor de hand lag; zijn wetgevingskunst
heeft weten weerstand te bicden aan do ver
leiding om grootere dingen te ondernemen,
die langoren tijd moeten kosten. Want ver
leidelijk is het zeker, de gedachten te laten
weiden over een grootsch plan van reorga
nisatie der rechtsbedecling, waarin een zoo
deugdelijk mogelijke bezetting van allo
rechterstoelen, in hoogere on lagere rangen
verzekerd is. Doch met verstandig inzicht
heeft do Minister zich tot het eenvoudige
en urgente bepaald, omdat dit voorloopig
kan zijn, zonder dat ook maar eenigszins
op hot latere on definitieve vooruit wordt in
gegrepen. Immers, hoe ook een volledig re
organisatieplan eenmaal mogo worden ont
worpen, in dit plan zullen rechtbanken te
Amsterdam ©n te Rotterdam altijd passen
en zal voor de rechters in die colleges een
bezoldiging van 4000 gulden voor do pre-
Langham zuchtte en schudde met eon be
drukt voorkomen het hoofd.
„Hm," zeide Langham, „ik dacht, dat alle
moeilijkheden overwonnen waren, maar het
komt mij voor, alsof zij nu pas zullen begin
nen. Zoover ik zie, is mijn vader toch nog
volstrekt niet van zijn geld zeker."
„Hoevole van de Mendoza's soldaten heb
ben wij hier in de mijn, Mac?" vroeg Clay,
terwijl hij zich tot Mac Williams wendde.
„Ongeveer vijftienhonderd," antwoordde
deze. „Maar gij moest eens hooren hoe zij
over hem spreken,"
„Zoo, doen zij dat?" zeide Clay met een
glimlach van voldoening. „Dat is goed. Zes
honderd slaven, die hun heeren haten 1" ci
teerde hij. „Wat zeggen zij dan van mij?"
„O, zij houden u voor een goeden man.
Zij weten, dat zij het aan u te danken heb
ben, als zij hun soldij krijgen, enz., enz. Zij
zouden veel voor u doen."
„Ook voor mij vechten?" vroeg Clay.
„Hm, dat weet ik niet," zeide hij. „Wat
hebt gij dan, oude baas? Wat zijt gij van
plan te doen?"
„O, dat weet ik niet," antwoordde Clay.
„Ik dacht alleen of het mij wel passen zou,
presidont van Olancho te worden."
III.
De familie Langham zou Vrijdags arri-
veeren en gedurende de week, welke dezen
dag voorafging, wandelde Clay voortdurend
met een lange strook papier in den zak
rond, dat hij van tijd tot tijd raadpleegde en
waarop hij af en toe schreef, wat er nog te
doen was. 's Avonds zat hij starend op het
papier te kijken, draaide het radeloos om-en-
om en vroeg Langham wat hij wel bedoeld
sidenten 5000 nooit een te hooge bezoldi
ging zijn.
Zoo zal tegenover een redencoring van
dezen aard de aanval met het „waarom dit
partieel© nu" aanstonds glansrijk zijn af U
slaan.
Waarom beperking van het voorstel tot de
rechtbanken en kantongerechten van Am
sterdam en Rotterdam? Deze tweede exoep
tieve bestrijding is misschien nog gevaarlij
ker dan de eerste. Om de eerste in ernst ie
kunnen voeren, moet men ten minste een
overzienbaar algemeen plan als mogelijk en
aannemelijk weten voor te stellen. Voor
deze tweede kan de bestrijder volstaan met
het aangeven van nog enkele andere rechts
colleges, die evenzeer zouden kunnen mede
dingen naar een vorhooging. Ook blijft hij
op die wijze binnen don gedachtenkring van
het partieele. Daarbij komt, dat de bcvoor-
dceling van de rechters der twee groote
koopsteden natuurlijk bij anderen den lust
naar gelijke positie opwekt; en dat, blij
kens de ervaring, juist oppositie op localon
grondslag tot een gevreesde aaneensluiting
van opponeerende minderhoden gemakke
lijk voert. Wat met wetsvoorstellen tot
spoorwegaanleg, kanaalverbetering en an
dere openbare werken geschied is, moet hier
tot leering zijn. Intussohen zal, voor het
welslagen van de gedane wetsvoordracht,
dergelijke oppositie onherroepelijk en stand
vastig moeten worden afgewezen. De voor
gestelde maatregel ie een voorloopige maat
regel van urgentie en moet daarom niet
verder gaan, dan het voorloopige en het ur
gente verlangen. Wie dit inziot, moet mee
gaan met den minister, waar deze andero
rechtbanken, bepaaldelijk die van 's-Gra-
venhago, uitsluit. Uit een gezichtspunt van
uiterlijkcn rang zijn, onder een vroegere
wetgeving, de drie rechtbanken van Am
sterdam, Rotterdam en 's-Gravonhage, af
zonderlijk gegroepeerd geweest, als gesteld
boven de rechtscolleges der lsto klasse.
Vandaar die traditie, die 's-Gravenhogo
niet kan losmaken van de beide zustere;
een traditie, niet uitgewischt door de om
standigheid, dat sinds 1877 nog zooveel an
dere steden met de drie genoemde zijn ge
schoeid op gelijke leest. Maar die traditie
van uiterlijkon rang mag hier niet nawer
ken waar het nu niet gaat om uiterlijke
positie, maar om verbetering van een in
nerlijke positie, die slecht en onbevredigend
is Daarom mag vorder de omstandigheid
dat ook do Haagsche rechtbank druk werk
heeft, niet wegen.
Want ook daar ligt niet het motief. Het
motief is het duro loven in do beide koop
steden en in verband daarmee do moeilijk
heid van een blijvende goede bezetting der
colleges. Het leven in 's-Gravenhago Is niet
duur en biedt zooveel aantrekkelijks juist
voor matige beurzon, dat de residentie uit
het oogpunt, dat bij deze voordracht ter
sprake komt, veeleer van de beide andere
de incest sprekende tegenstelling vormt.
Met het oog op dit alles is onze hoop, dat
deze tweede exceptie niet sterk zal worden
doorgevoerd, dat zij, die lust zouden gevoe
len haar te doen gelden, zich mogen beheer-
schen, godachtig aan het algomeon belang
dat deze voordracht boheerscht. Hun doel
zouden zij toch niet bereiken. De Minister
heeft zijn plan duidolijk omlijnd; toegeven
van dien kant kunnen zij niet verwachten.
Mocht een amendement tot uitbreiding van
de lijst worden aangenomen, dan zal de Mi
nister ongetwijfeld zijn geheele ontwerp te
rugnemen; en daarmee is niemand gobaat.
Ook wordt een toekomstige allen omvatten
de regeling veeleor voorbereid door deze
voorloopige proef, waarover de ervaring
haar licht zal doen schijnen, dan door oen
handhaving van misstanden on een wokken
van ontstemming over legislatieve onvrucht
baarheid.
Waarom een verhooging met duizend gul
don Dit zal de dordo exceptie zijn. Er zal
wel beweerd worden, dat reeds 600 gulden
een belangrijke opklimming ie. Er zal ook
worden gezegd, dat nu de verhouding tot
de traktementen der gerechtshoven verbro
ken zal worden.
Het laatste argument mag o. i. niet we
gen. Het is niet absoluut noodig, dat een
raadsheer in een Hof hooger bezoldigd wordt
dan een lid eener rechtbank. Er zijn andero
punten van verschil, die hun beteekenis be-
had, toen hij geschreven had: „Met Weimor
sproken," of „kopergoed poeteen", of „8.
O. M.?"
„Waarover moest ik met Weimer Bprc-
ken?" riep hij dan uit, „en welk kopergoed
moest gepoetst worden on wat beteekent toch
S. O. M.?"
In de bungalow werd een groote inspec
tie gehouden om te zien of allee klopte. Do
dienstboden worden godrild en in het En-
golsch toegesproken, opdat zij die taal ken
den als do jonge dames er waren. Dit was
oen zeer aantrekkelijke bezigheid en zoo de
jonge mannen er niet zoo op uit waren ge
weest den te verwachten gasten oen waardi
ge ontvangst te bereiden, dan zouden zij
ziohzelvon ongetwijfeld belachelijk voorge
komen zijn.
Zoo waa het bijvoorbeeld hoogst komisch,
hoe Langham zich over de leuning van het
balkon hcenboog, en, de stom van zijn zuster
nabootsend, in de kouken riep: „Breng mij
koffie en broodjes, maar liefst dadelijk", ter-,,
wijl Clay en Mac Williams bezorgd beneden
stonden en de knechts terugzonden, die, in
plaats van de paarden, zooala hun was op
gedragen, kannen met heet water hadden
gebracht.
„Natuurlijk is de geschiedenis ietwat pri
mitief", merkte Clay op, „maar de dames
behoeven ons immers slechts te zoggen wat
zij veranderd willen hebben en dan is het in
een uur in orde."
„O, mijn zusters zullen wel tevreden zijn",
vorzekerde Langham hem. „Zij zullen allee
fijn vindon. Het zal haar voorkomen als een
buitenpartij of een pic-nic en zij zullen met
de omstandigheden rekening weten te hou
den."
Om zeker van hun zaak te zijn gaven
houden: de aard van het werk, de mindere
omvang van 'twerk, do onaantastbaarheid
der uitspraken, behoudens het oppertoe
zicht van den Hoogon Raad, de daarmee
samenhangende hoogere positio, e. a. m
Zelfs wil het ons voorkomen, dat dit bre
ken, bij dezen voorloopigen maatregel, met
het traditioneel© systeem op dit punt, voor
de toekomst een groot voordeel zal zijn. Im
mers wij wezen daarop vroeger z-al bij
een definitieve regeling, ook voor de leden
dor rechterlijke macht, moeten worden in
gevoerd een stelsel van periodiek opklim
mende bezoldiging wat reeds geldt voor
het O. M. bij de kantongerechten en ook
bijv. voor do hoogleeraren dor Rijks-uni
versiteiten en in zulk een stelsel zal voor
een in-acht-nemen van hiërarchische ver
houdingen geen plaats zijn.
Het eerste argument, dat 500 guldon ook
al een goede opklimming zou zijn, moet
o. i. evenzeer worden afgewezen. Wie een
zaak goed wil doen, moet haar niet half
doen. „Donner et retonir ne vaui." De Mi
nister heeft de zaak loyaal, flink, afdoende
aangevat. Waar hij aldus voorging, steune
men zijn initiatief ook ten volle. Een halve
maatregel bezwaart toch de schatkist, maar
dan zonder dat het dool bereikt, zonder dat
het algemeen belang or door gebaat wordt.
Wij lezen in De Hollander:
Het zondenregister van het tegen
woordig Kabinet, door de liboralo pers
trouw bijgehouden, is één nommer rijker ge
worden.
1. Zondagsdienst op de bureaux.
2. Interviews in het buitenland.
3. Gemis aan eenstemmigheid bij do rech
terzijde, openbaar geworden bij de bohando-
ling der militairo wetten.
4. Het Waalwijkscho korksubsidio.
6. Verblijf van de „Evertsen" tot na do
oaafhankelijkheidsfeesten in België.
Tot zoover is do lijst compleet.
Een heel jaar leefde een Kabinet der rech-
toi zijde, en met veel misbaar zijn vijf zonden
op zijn debetzijde ingeschreven.
En welke zondeu
Van don Zondagsdienst bleef, bij nader
onderzoek, niets over. Over de vraag of hot
af te keuren was, dat een Ned. Minister
op reis medcdeelingon aan de pors behoort te
doen, waren do liberalen het zeiven niet eens.
Wat betreft het gemis aan eenstemmigheid
bij de Militaire wetten dat was vooraf door
ons voorspeld en al do drukte daarover go-
maakt kon op geen enkel kalm monsch ceni-
gen indruk maken. Van de Waalwijkscho
subsidio is ook niet veel tc zeggen nu men
weet, dat alle vorige Ministers precies zoo
handeldon, laatst nog minister Goeman Bor-
gesius met een kerkelijk subsidio, door don
gemeenteraad van Roermond toogestaan.
De „Evertsen", door do Ncd. Marino tot
opluistering van eon tentoonstelling te Ant
werpen verblijvende, zou ten gevolge van do
komst van den Shah van Perziö één dug lan
ger blijven.
Vermoedelijk had niemand \an de daar
mee samonvallendo onofhaakelijkheidsfees-
ten gedacht.
Belgische bladen, zooals het Handelsblad
van Antwerpen, schrijven de critiek in deze
zaak toe aan de zucht van sommige liberalen
om speldeprikkcn toe te brengen aan hot te
genwoordige Kabinet, en vooral aan Minis
ter Kuyper, welken men van liberale zijdo,
om begrijpelijke reden, tot zondenbok tracht
tc maken, ook als er geen zonden zijn.
Niet onaardig is het den ijver te zien,
waarmede ieder op te worpen balletje opge
blazen wordt, om na een paar dagen het to
zien uiteenspatten ak een zeepbol.
De opponeerende journalisten zullon wat
anderB moeten opsporen om succos te kun
nen verwachten.
De Standaard komt nog eens terug op de
grief, dat er van den wotgovondon ar
beid van hot huidige Kabinet niet
veel resultaten te zien zijn.
Het blad begint met een vergelijking te
maken tusschen het vorigo Kabinet en het
tegenwoordige. In eerstgenoemd ministeno
namen zitting de corypheeën der liberale
partij, mannen elk voor zijn departement
door langdurige ervaring en door speciale
studio voor deze hun roeping gerijpt. Zij
vonden op de bureaux voor het meerendecl
een diner en later een lunch. Op die beide
feesten verscheen do president mot zijn
vrouw, gravin Manuolata, madame la pre
sidents, en kapitein Stuort, die vroeger bij
de Gordon-Hooglandere had gestaan en nu
bevel had over de troepen in hot regeorings-
gebouw, de lijfwacht van den president. Hij
was een vriond van Olay en bij alle aanwe
zigen bemind, al stond ook hot feit, dat hij
zich in deze positie bevond, in plaats van
eigen vaderland in diens leger to dienen,
menigeen niet aan. Sommigen beweerden,
dat een ongelukkige liefde de reden van zijn
vrijwillige verbanning was; anderen wilden
woten, dat hij een wissel of de rekeningen
van zijn oompagnie vervalschb heeft, doch
Clay en Mac Williams zeiden, dat het nie
mand iets aanging, waarom hij tc Olancho
was en zij op voet van oorlog mot een man
kwamen, die een leelijkc reden voor Stuart's
aanwezigheid had opgegeven.
Het dinor liep zeer goed af en do presi
dent nam een uitnoodiging van den jongen
Langham aan, om na aankomst van de fami
lie nogmaals in de Palmenvilla to verschij
nen.
„Miss Langham moet immers heel mooi
zijn", zeide madame Alvarez tegen Clay-
„Voor ecnig. u. toen ik een winter in
Rome doorbracht, werd daar veel over haar
gesproken. Zij is toen ook bij het hof voor-
gestold en zeer bewonderd."
„Ja, ik geloof, dat zij zeer mooi gevonden
wordt", anlwoorddo Clay, „ik heb haar
slechte eens ontmoet. Zij heeft veel gereisd
en kent alle menschen van eenige beteekenis.
Zij zal u zonder twijfel zeer bevallen."
„Zij zal mij zeker bevallen," zeide me
vrouw Alvarez. „Onder de dames, die hier
thuis behooren, zijn er slechte een paar, die
ambtenaren in hun lijn dio hon mot één
woord begrepen. En hun bedoeling was voort
te gaan in de sinds lang gevolgde richting.
„Heel anders stond dit alles met hot Ka
binet van 1901, aan welks hoofd iemand op
trad, dio noch juridischo studie, noch coni-
go administratieve kennis of ervaring ach
ter zich had, on waarin met hem meer daa
één minister zitting nam, dio nimmer oon
office in staatsdienst bekleed had. Het lag
voorts in den aard van het optreden van dit
Kabinet, dat het in veelszins andoro richting
had tc sturen. En ook het vond op do bu- j
reaux bijna geen geestverwanten in engoreü
zin.
Dat dit de positio van het Kabinet van
1901 vooral in den aanvang moeilijker maak
te dan dio van hot Kabinet van 1897, is dui-
delijk. Het had meer tijd dan zijn voorgon-
ger noodig om zich op de bureaux thuis te
gevoelen en op dreef te komen."
Na dit vooropgozot to hobbon, stelt Dó
Standaard do vraag, of het Kabinet van '97
in het eerste jaar van zijn optreden zooveel
meer tot stand heeft gebracht, on het ant
woord luidt:
„Er zijn toen .gelijk nu, in het oersto zit-
tingjaar tal van kleino nuttigo wetjes tot
stand gekomenmaar principieelo wetteax
van bctcokcnis toch alleen in zooverre, ala
2 Juli 1898 do persoonlijke dionstplicht in
het Staatsblad kwam. Ook een militaire wet
alzoo, maar klein van omvang, waarvoor al
les voorbereid was, on waaraan op verre na
niet do arbeid te verrichten viel dien de mi
nisters van oorlog, marine on justitio dit
maal verricht hebben aan do groote en uit
voerige mil. wetten die thans in do Twcedo j
Kamer en ten dcolo in de eerste Kamer zijn
afgehandeldontworpen die vooral dit kwaad
hadden, dat zo maandenlang 3 van do 8 mi
nisters in de Kamor vasthielden. Voegt mou
hierbij, dat de minister van kol., door ornst
ge ziekte aangetast, maandenlang kuiten zij
departement werd gehouden ,dan volgt reeds
hioruit, hoe vier ministers vele maanden ver
hinderd worden in het zich wijdon aan niou-
we ontwerpen.
De door do Kamers in dit zittingjaar af
gedane taak is dan ook ongetwijfold aanmer-
kolijk grooter dan de taak, dio ze afdeden in
'97/8. En merkt men op, dat do groote wet
ten, die afgedaan werden, dan toch hoofdza
kelijk reeds door minister Bergansius in het
Kabinet-Mackay aan de orde waren gesteld,
dan sta hier de wedervraag, of iets dergelijks
niet mot bijna allo Kabinetten is voorgeko
men? De Ongevallenwet, door don minister
Lely en zijn ambtgenoot Cort van der Lin-
don verdedigd was insgelijks wat men nu
noemt „een kliekje."
Daarbij komt dan nog, dat terwijl hot ka-
binct-Picrson by zijn optreden zich met dc
uitvoering van niet ééno grooto wet zag bo-
last ,hct nu opgetreden Kabinet daarente
gen nog allerlei te doen vond aan dc aangeno
men militiowet, aan de gewijzigde schoolwet
en vooral aan dc uitwi-rking van woningwet,
gezondheidswet en ongevallenwet.
Verder brengt hot blad in rekening dat do
wet op de Beroopsraden een zeer breed ver
slag uitlokte wat veel tijd ter overweging cn
beantwoording vorderde.
„En wat ook niot mag vergeten worden, is
dat bij do nadcro uitwerking van do vijf
groote bovengenoemde wetten, van onkclo ge
heel, maar voor allen gedeeltelijk, tot zelfs
voor do Boroepswet, éénzelfde departement,
dat van binnenlandsche zaken is betrokken;
terwijl de verplichte samenwerking ton op-
ziekte van deze wetten met één of tweo ande
re departementen nog meer tijdverlies moest
voroorzaken.
Wie bovendien weet wat eindclooze bealom-
moring bij de invoering van zulke wetten
door sollicitatie, recommandatie, bezoek on
onderzoek voor do benoemingen gelijk die on
langs voor den Gczondhoidsraad, en evonzoo
voor de ambtcnaien bij do Rijksverzekerings
bank, plaats grepen, veroorzaakt wordt, zal
zich eenigszins een donkbeeld kunnen vormen
van het tijdverlies, waarop zulke wetten van
eon vorig Kabinet to staan komen.
Reeds door de invoering dezer wetten was
alzoo een groot deel van den beschikbaron
tijd niet alleen voor de ministers, maar oven
zoo voor hun hooge ambtenaren, oenvoudig
weg."
Nog voert ton slotte hot blad aan, dat een
minister ton onzent zich niet onverdeeld aan
icte meer van de wereld gericn hebben dan
Parijs, waar zij den tijd in ha r hotels en bij
haar modistes doodslaan, terwijl haar man
non zioh amuseeren en menigmaal heb ik
heimwee naar de mijnen. Toen ik vernam,
dat mias Langham hier van don winter zou
komen, was ik van blijdschap buiten mijzelf
gij moogt haar dus niet hier ïeon voor u
bohouden, dat zou al te zelfzuchtig zijn. Zij
moet eenigen tijd bij mij komen logooron."
„Ik ben bang," antwoordde Clay, „dat
het de jongedanfes hier wat eenzaam zal
zijn."
„O neen," riep madame Alvarez haastig.
,,U heeft het itier immors zoo mooi gemaakt
on de stad is b<-<ïidien in eon half uur te
boroiken als het niet rogent." voegde zij
er lachend bij, „want dan kan men er bijna
ovengoed heen roeion als rijden."
„Ik zal de straat in orde lat'a brengen,"
viel do president hier in, „en ik wonsch,
mr. Clay, dat gij op elke wijze over mij be
schikt, want ik zou gaarne alles doen, wat
in mijn vermogen staat, om het mr. Lang
ham hier zoo aangenaam mogelijk te maken,
daar hij zooveel voor ons doet."
De lunch werd later in dc week gegeven,;
en daarbij waren slechte heeren tegenwoor
dig: rijke pachters en bankiers uit Valencia,
generaals en de officieren van het kleine
oorlogsschip in do haven. Het zachte windjo
van de Baai drong verkoelend door de open
deur, spijzen en wijn brachten hot gezelschap
in do beste stemming en de onvermoeide be
leefdheid en gastvrijheid der drie Amerika
nen beviolen cn streelden do gasten, want zij
behoorden tot een volk, dat do genoegens
des levens veel hooger stelt dan de lasten
daarvan.
CWordt vervolgd.)