H\ 12988
Zaterdag 28 Juni.
A°. 1902.
feze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit
VIER Bladen.
r-
Eerste Blad
CEWOOHTE.
FEUILLETON.
LEIDSCH
DAG-BLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden por 8 maanden
t f 1.10.
"Buiten Leiden, per looper en waar agonten gevestigd zfin 1.80
l Franco per post 1.65-
PRIJS DER AD VERTEN TJLÜN"
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad
wordt f 0.0berekend.
f. Ik wil heden de verdediging op mij nomen
van iemand, dio zelf niet spreken kan en dus
niet kan zeggen, als de menschen soms zoo
teel veel leelijks van haar vertellen, wat zij
«elve toch het best weet, hoe goed zij het be
doelt en hoe goed zij daarom kan wezon en
hoe er daarom, meer dan menigeen denkt,
Van haar veel moois gezegd worden kan. Ja,
öp de keper beschouwd is er van haar meer
goed dan kwaad te zeggen. En daarom 'ver
dient zij, dat er tusschcnbeide eens een ver
dediger van haar opstaat, om op haar goede
zijdon te wijzen. Is het dus mooi die rol te
vervullen, waar de aangevallene alles maar
stilzwijgend aanhooren moet, het wordt nog
mooier, omdat zij het zoo verdient.
Het gaat met haar als met vole dingen,
'die twee handvatsels hebben; het komt er
maar op aan, aan welk van die twee men
haar aanpakt. Vat ge haar aan het zwakke
oor aan, dan valt ze neer en breekt stuk, en
doet gij het daarentegen aan het sterke,
'dan heft ge haar met uwen arm omhoog, en
leder staat in bewondering over haar. Jam
mer, dat de menschen óf willens en wetens
soms het eerste doen, onhebbelijke Nurksen
als or altijd zijn in het leven, óf het doen in
Onwetendheid, onkundigen als er onder de
menschen altijd worden gevonden, die zich
met dingen niet moesten inlaten, waarmeevzij
niet bekend zijn, óf het doen bij ongeluk,
'onhandigen, ongeluksvogels als ze altijd zijn
nl6 ze iets doen. Ik zal probeeren het goede
handvatsol te grijpen en de vaak verguisde,
verstootene wat in de hoogte te steken.
Als ik haar naam al niet in het opschrift
genoomd had, gij zoudt er even goed een
andere voor kunnen houden, maar nu weet
gij het, ik zal heden als verdediger optreden
van de gewoonte.
Dat zij een macht is in ons leven, is waar,
maar daar is zij niet minder om, veeleer
meor, en ligt daarin een reden te meer om
mot haar rekening te houden. Aardig vertelt
Ons Spurgeon van die macht der gewoonte,
ah hij, toen hij te Londen eens moest optre
den voor een vergadering van bankiers, zei
'dat zijn rede veel van een preek hebben zou,
©n daarbij een anekdote vertolde van den
volgenden inhoud: Ik heb, zei hij, eens van
een schilder, die uithangborden voor herber
gen sohilderde, een geschiedenis gehoord, die
de macht der gewoonte doet zien. Zekere her
bergier wilde een engel op z'n uithangbord
hebben en verzocht onzen riddor van het pen
ecel er een voor hem te maken. Doch de
schilder antwoordde: „Neem liever een
•leeuw, ik heb zoolang leeuwen geschilderd,
dat dit eigenlijk mijn vak is."
De waard antwoordde, dat er al 3 of 4
leeuwen van verschillend kleuren in de
straat waren; hij moest dus een engel heb
ben. „Welnu dan," zei onze kunstenaar, „als
gij een engel hebben moet, dan zult gij een
engel hebben, maar hij zal verschrikkelijk
veel op een leeuw gelijken."
Of wilt ge nog een ander voorbeeld, dat
Walter Scott ons vertelt? Toen hij op school
ging, deelde hij op zijn ouden dag eens mee
aan een vriend, had hij tevergeefs getracht
hoogor geplaatst te worden dan zekere
knaap, die steeds een dor eersten van zijn
klasse was; maar het mocht niet gelukken.
Eindelijk merkte hij op, dat die knaap, als
hem iets gevraagd werd, altijd den bovensten
knoop van zijn vest tusschen zijn vingers
draaide. Hij ontfutselde dien knoop en de
list was gelukt. Toen de jongen zijn les op
zeggen moest, zochten zijn vingers tevergeefs
naar den knoop, hij raakte in de war, kende
de les niet en Scott kwam op zijn plaats. De
laatste had wel eens gewetenswroeging over
zijn daad, was wel eens van plan om hem
schadeloos te stellen, maar het oieef bij het
goede voornemen.
Ziedaar de macht der gewoonte u aan
schouwelijk voor oogen gesteld. Maar nog
eens, reden te meer om met haar rekening
te houden.
Dat is een leelijke gewoonte, dat is een
goede gewoonte, hooren wij vaak zeggen,
maar zeer onjuist, want de gewoonte is niet
leelijk of goed, maar wel datgene, wat men
gewoon is te doen.
Daar zijn menschen, die zoo gewoon zijn
kwaad te spreken, te lasteren, dat gij ze nim
mer of nooit kunt ontmoeten, of gij merkt
er de staaltjes van. Anderen, die nooit er
gens aan een feest of partij deel kunnen ne
men, of zij zijn onmatig, drinken to veel.
Weer anderen, die nooit iets kunnen zien,
of hun begeerte is gewekt en zij koopen alles
wat zij zien, al kunnen zij 't eigenlijk niet
betalen of al betalen zij dat tc duur. Nog
eens weer anderen, die nooit iets kunnen
zeggen, of zij gebruiken daarbij om het an
dere woord een vloek, cn zoo kennen wij meer
van dio leelijke gewoonten. Neen, dat is niet
waar, gewoonten van het leelijke, zoo is het.
"Want keeren wij 't om, dat wordt het do
gewoonte van het goede, een goede gewoonte,
zooals men wel eens pleegt te zeggen.
Wees in uw huis gewoon altijd de waarheid
te zeggen; laat er van onmatigheid in uwe
woning geen sprake wezen; weet uwe begeer
lijkheid te beheerschen en niet te koopen,
wat gij niet bepaald noodig hebt; zet voor
uwe lippen van don beginne af eon wacht, om
Gods naam niet ijdellijk te gebruiken; zeg
nooit iets, dat ge niet waar maken kunt;
dan wordt dat langzamerhand voor u en voor
de uwen een gewoonte. En als ge dat gewoon
zijt, dan liegt ge nooit meer ,dan bedrinkt
ge u nooit meer, dan spreekt ge nooit meer
kwaad, dan vloekt ge nooit meer, dan koopt
ge nooit meer, wat ge niet noodig hebt en
weet zoo de tering naar de nering te zetten.
Nu ja, dat is ook maar een gewoonte 1 Ja
dat is het en daar zit 't hem juist in I Want
als dat niet een gewoonte is, dan ligt het
kwade aan de deur, en sluipt door een kier
binnen, als 't niet gewoonte is, om de deur
stevig achter ons dicht te doem
Groot is de macht der gewoonte, 't Is zoo,
maar 't is natuurlijk zoo. De mensch, is een
maal gezegd, is een bundel gewoonten, en een
ander zei": alles is gewoonte, zelfs de deugd.
Een Russisch schrijver heeft eens gezegd: Ge
woonten zijn een parelsnoer, maak het los en
de parelen rollen döor elkander.
Gewon u dus aan hot goede; als het ge
woonte is, gaat het gemakkelijk en gewoon
te gewent ook. Als het niet gewoonte is om
iets te doen, dan wordt het zoo gemakkelijk
gewoonte om het n i e t te doen.
Nu ja, zegt men, dat is ook geen deugd,
die man is dat zoo gewoon. Bijv. er zijn man
non, ik ken ze, zoo precies als de meest pre
cies loopende klok. Ze zijn soms voor ande
ren de klok Nooit één minuut te laat op
kantoor, fabriek, werkplaats enz.nu, wat
zou dat, ze zijn dat zoo gewoon. Wat dat zou?
zoo gewoon? Misschien, wio weet heeft het
hun o, zoo'n moeite gekost om zich dat te
gewennen; wie weet, wat ze er voor moeten
opgeofferd, prijsgegeven hebben, om die ge
woonte of andoren om een andere gewoonte
om goed te wezen en goed te doen aan te
nemen. Verbeeldt u een matig man, die nooit
te veel drinkt, een kwaal van te velen, maar
die zich die gewoonte eigen gomaakt heeft,
omdat hij vroeger ook aan die kwaal leed en
u zou kunnon zeggen, wat strijd het hem
heeft gekost, om zichzolven van die kwaal te
genezen. Heerlijke menschen, mannen en
vrouwen van den plicht, om bij op te zien,
die menschen die gewoon zijn om het goede
te doen.
Wat dat zou vraagt gij Neen maar, die
vraag is goed. Denkt er eens over na, ik zou
niet mogen prijzen den man of de vrouw, die
gewoon zijn hun plicht te doen, die niet vloe-
ken, niet onmatig zijn, niet verkwistend zijn,
niet dagdieven zijn, niet oneerlijk zijn, niet
kwaadsprekend zijn, enz. omdat dat zoo hun
gewoonte is. Denk er eens over na; verbeeld
u, een dronkaard, maar die het vandaag niet
is, en verkwister, maar die het vandaag
niet is, omdat do gevraagde som to hoog is
voor zijn krachteneen vloeker, maar dio nu
niet vloekt, omdat hij weet, dat, als hij het
wel doet, hij de betrekking bijv. waarnaar hij
solliciteert, niet krijgt, verbeeldt u dat ik
tot die eendagsbraven zou moeten zeggen:
groote man of vrouw, die dit of dat niet zijt,
terwijl het uw gewoonte is om het wel te we
zen, wat toont ge nu een kracht. Verbeeldt u,
een kracht, omdat de slaaf in ketenen ge
klonken is en zich niet roeren kan.
Ik ga nu uitscheiden, want als ik het nu
nog niet voor de gewoonto gewonnen heb,
dan win ik het nooit, omdat ik dan afstuit
op de gewoonte van velen, om het nooit ge-
wonnon te geven, al voelen zij zich zelf over
wonnen ook.
Gewoonte is een deugd, omdat zij veroverd
moet worden, maar zij houdt dat niet op te
zijn, al is zij veroverd.
Leert gewennen én-gewent u vroeg, allo da
gen want het kost nllcdaagsohe oefening
en strijd, om niet te doen wat gij niet
moogt doen, dan wordt het een gewoonto
om te doen wat gij moot doon. En al is dat
voor u dan gewoon, voor velen is het
dat niet, die durven smalen op gewoonte,
kleine grootsprekers, als zij zijn, het is
niet door die gewoonte, maar door het goede,
waaraan gij u gewend hebt, dat gij gelukkig
zijt en gelukkig maakt. En om gelukkig te
worden is hot ons hier te doen. Daartoe kan
gewoonte mee helpen 1
Lotsverbetering voor ltoogere
ambtenaren.
Er Is In do laatsto jaren een streven om
de lager gesalarieerde ambtenaren Iets op te
halen en daardoor hun levenspeil to verhoo-
gen en in overeenstemming to brengen met
de bescheiden eischen, door den tegenwoor-
digen tjjd gesteld. "Waar gemeente of rijk het
wellicht zouden vergeten, zorgen de belang
hebbenden zelf wel, dat de aandacht er op
gevestigd blijft, dank de vakvereenigingen of
bonden, wier besturen de belangen van een
geheele klasso van personen kunnen vertegen
woordigen. Thans beginnen ook de hoogere
ambtenaren naar verbetering van positie te
verlangen.
Door ambtenaren van onderscheidene
klassen bij do Hooge Colleges van Staat en
do departementen van Algemeen Bestuur is
aan Haro Majesteit de Koningin een van
219 handteekeningon voorzien adres gezon
den, waarbij adressanten de vrijheid nemen
Hr. Ms. aandacht er op te vestigen, dat do
belangen der ambtenaren in het algemeen
en der jongere ambtenaren in het bijzonder,
dringend voorziening behoeven, zoo wat be
treft do bedragen der aan hun rangen ver
bonden bezoldigingen als wat betreft het stel
sel, waarnaar zij rangs- en traktomentsvor-
hooging erlangenen in welk adres derhalve
eerbiedig aan H. M. de Koningin verzocht
wordt in welwillende overweging te willen
nemen op welke wijze verbeteringen zouden
zijn to brengen in de financieele positie yan
bedoelde ambtenaren.
Adressanten wijzen er op: dat hunne be
zoldigingen nog steeds worden geregeld naar
de grondslagen daarvoor vastgesteld by K. B.
van 31 Dec. 1874, welke regeling is gebaseerd
op de voor 26 jaren bestaande toestanden,
terwijl thans de levensstandaard allerwegen
een niet onaanzienlijke stijging vertoont.
Vooral de ambtenaren aangesteld na 1890
verkoeren in een min gunstigen toestand door
de afschaffing der legesgelden, de doorloopende
verplichte bfidrsge van 6 pOt. voor het
weduwen- en weezenfonds en de verlaging van
het pensioen, dat na overlijden van een amb
tenaar aan diens weduwe toekomt, waardoor
de ambtenaar zich zedelijk verplicht gevoelt
te haren behoeve een levensverzekering te
sluiten.
Hoewel wfi zonder de cijfers voor oogen
te hebben, moeilijk over de biiykheid van het
verzoek kunnen oordeeien, gunnen we gaarne
ook don hoogeren ambtenaren ten biliyk
salaris. Doch met het oog op de steeds stij
gende uitgaven ook van den Staat zy tor
wille der belastingbetalende burgery voorzich
tigheid aanbevolen.
Het Ryks Ethnographisch Museum alhier
hoeft ten geschenke ontvangen van den heer
E. Horloos, te Leiden, een zeer fraai bewerkt
Ivoren Netzuke of gordelknoop in den vorm
van een slapenden man, welks hoofd op
een mand rust, terwyi een aap over diens
boist kruipt: herkomstig van Japan.
Aan den schenker is de dank dor Regeering.
betuigd.
De levering \t»n reuzel ton behoeve der
soldatenmenages van dit garnizoen, gedu
rende het tydvak van 1 Juli a. s. tot 1
Januari 1908, is toegowezen aan den hoer
Th. M. W. Berger alhier.
Dinsdag a. s. vertrekken do staf en de
2 batterijen yan hot 2do regiment veldartillerie
alhier in garnizoen per Staatsspoor van 7 u
17 m voor m. naar Oldebroek tenelndo aldaar
aan schietoefeningen dool to nemen.
Do uitslag van het eind-examen aan het
Gymnasium te Haarlem is, dat goslaagd i.yn:
voor diploma A: A. R. Baas, G. Bakker, V.
J. M. Brandjes, J. J. W. Eekhout, J. M. A.
Henny, G. J. U. Palm en R. A. Quintus.
Voor diploma B: H. K. Hattink en de
extranous J. A. Lodewyks. Eén heeft zlch:
teruggetrokken en óón word afgewozen.
Den gemeenteraad van 's-Gravonhage
zyn voorgedragen do volgende aanbevelingen,
ter benoemiDg van: lo. een leeraar in boek-i
houden aan de hoogere burgerscholen mot
6jarigen cursus: K. M. de Jong, tydeiyk
leeraar on H. G. H. van Vlanen, leeraar aan'
een byzondere school; 2o. een leeraar in staat
huishoudkunde en staatswetenschappen aan
do hoogere burgerscholenmr. dr. H. J. D. j
van Lier, tydeiyk leeraar; mr. dr. J. Bi
Cohon, advocaat en procureur.
Te 's-Gravonhage is overleden do heer
M. Henriquez Pimentel, adviseur voor de
levensverzekering by hot Departement van
Binnenland8che Zaken, hoofdredacteur van do
„Yerzekeringsbodo".
Do gomeenteraad van Vllssingon heeft
oen voorstel om een commissie te bonoemon
ten einde te onderzoeken of oen gemeentoiyke
brandassurantio in het .belang dor gemeente
is, mot 9 tegon 6 stemmon vorworpen.
Naar „Hot Yad." vorneemt, zijn do po
gingen van het voorloopig comité to '8-Gra-
venhage tot oprichting aldaar eenor vak
school voor meisjes met gooacn uitslag be
kroond, zoodat do opening der school tegen
September kan worden tegemoet gezien. Het
doel dozer school is:
lo. Het opleiden van meisjes in vakken
van handenarbeid of nijverheid.
2o. Het opleiden tot flinke huishoudsters.
3o. Het oploiden tot kinderjuffrouw.
4o. Het opleiden tot degelijke dienstboden
van meisjes uit de volksklasse en deze be
kend te maken met het goedkoop bereiden
van een middagmaal.
5o. Hot opleiden tot goede verstel-, wollen
en linnen-naaistere en borduursters.
Do „N. R. O." geoft de volgende ver
taling van een artikel in hot to Rio do
Janeiro verschijnend „Journal dc Coramor-
cio"van 1 dezer:
Als elachtofi.r der gele koorts stierf
gisteren de hoor Cornelius Willem Snolle-
brand, hoofd-ingenicur van do gasfabriek.
Do overledene was Hollander en werd to
St.-Maarten, in 18&1, geboren. Hij vorkreeg
zijn graad van ciriel-in" nieur aan dc Po
lytechnische school tf. Delft, en wijdde zich
in Europa hoofdzakelijk aan werken op het
gebied der ga&fabricagc, waarin hij deskun-
digo werd.
De kunstenaar.
I.
De schilder Paul Yignier Vierde zijn jubi
leum. als kunstenaar, want de president der
jury, de beroemde Trichard, had hem de
gouden medaille overhandigd en begeleid
door Trichard, die zijn leermeester was ge
weest, verliet hij met zijn vriend, den beeld
houwer Carrioux, het Palais de 1'Industrie.
De vestibule blakerde in de gloeiende mid
dagzon en Yignier, die, door vrienden om
ringd, daar nog een oogenblik opgehouden
Werd, voelde plotseling een rilling over al
zijn leden; hij keerde zich om: een deur,
welke op een koele donkero gang uitkwam,
Stond open
Yignier trok de schouders op, haalde diep
adem, alsof hij zich overtuigen wilde, dat
eulk een kleinigheid hem niet kon deren,
maar verliet daarop toch snel het gebouw.
In de Avenue des Champs-Elysées wemel
de het van menschen en rijtuigen. Do schil
der snelde op een daarvan toe, waarin een
jonge vrouw en een klein meisje van onge
veer twee jaren zaten.
Het kind herkende hem reeds van verre en
riep
PapalPapal"
Yignier nam het op den arm, liefkoosde
tn kuste het, terwijl hij zijn vrije hand zijn
vrouw toestak, die met vochtige oogen slechts
■enuwachtig de woorden uitbracht:
jO beste maawelk een BuoceeP-
„Ja," zeide Trichard op ietwat scherpen
toon, om zijn ontroering te verbergen, „het
is werkelijk een succes, maar ook verdiend."
„Wij hebben alles zoo prachtig gezien," bo-
gon mevrouw Vignier weer, „wij hadden zul
ke goede plaatsen mijn beste man, ik
ben zoo trotsch op jel"
„Lieveling," antwoordde de schilder, „zon
der jou zou ik niet half zoo ingenomen zijn
met de hulde, welke mij ten deel is gevallen."
En de jongo echtgenooten omhelsden el
kaar midden in de Champs-Elysées,
De voorbijgangers waren op d©'groep at
tent geworden. Men fluisterde: „Dat is im
mers de kunstenaar, die de gouden medaille
gekregen heeft... De schilder van „Föte du
Ohêne"een magnifieke schilderij 1"
En in aller oogen lag bewondering.
Yignier onttrok zich echter aan de nieuws
gierige blikken en r'apte snel in het rijtuig;
hij nam zijn dochtertje op schoot, nadat hij
zijn beide vrienden geïnstalleerd had, en
voort ging het, in de richting van het
Luxembourg, huiswaarts. Na al de openlijke
eerbewijzen kwam nu dc vreugde in het eigen
huis, met de trouwe levensgezellin, de vrien
den, die hem als jong beginner hadden ge
kend en met het zonnestraaltje des huizes,
het bekoorlijke dochtertje ,zijn kleine Hen-
riette.
Doch ondanks den zachten warmen zomer
avond voor Yignier van tijd tot tijd een
huivering door de leden en hij voelde zich
een weinig onbehaaglijk, waarvan hij echter
niets liet merken, om de zijnen niet te ver
ontrusten.
„Ik zal het er wel uitslapen," dacht hij
bij zichzelven en vertrouwde op zijn krachtig
gestel, dat al de vermoeienissen en ontbe
ringen, welks hij in hei begin v&n rijn loop
baan had moeten verduren, tot dusver glans
rijk had doorstaan. Met geld en goed was hij
niet gezegend geweest, maar zijn ijzeren wil,
zijn vlijt en zijn trots om liever te ontberen
dan anderen te moeten bedanken, hadden
hem tijdens zijn moeilijken studietijd staande
gehouden.
President Trichard was op den talentvol
len jongen man opmerkzaam geworden, hij
had hem met zijn vele ervaringen bijgestaan
en toen Paul Yignier op zes-en-twintigjari-
gen leeftijd zijn eerste schilderij voor de ten
toonstelling zag aangenomen, ging hot spoe-
dig voorwaarts. Langzamerhand kwamen de
„bestellingen" en twee jaren later trouwde
de kunstenaar.
Daarbij volgde hij alleen zijn hart en koos
een arm meisje, dat in bekrompen omstan-
heden verkeerde. Het jonge paar begon heel
eenvoudig; Antoinette, de jonge vrouw, was
een mooi blondine met groote blauwe oogen
en toonde een flinke huishoudster te zijn, die
het haar man gezellig wist te maken. Het ge
luk was met hen, en toon de Staat een zijner
schilderijen voor 10,000 franken had aange
kocht, kon de kunstenaar, vrij van materieel©
zorgen, verder scheppen-.
Twee jaren van volkomen geluk volgden:
geluk in zijn kunst, geluk in de familie en in
zijn huis; een geluk, aan welks voortbestaan
Yignier niet twijfelde. Aan het verleden vol
ontberingen dacht hij nauwelijks meer.
Hetgeen hij verdiende werd ook verteerd.
Yignier zeide dikwijls lachend:
Waartoe sparen? Mijn naam is.nu be
kend. Over tien jaren brengen mijn schilde
rijen het dubbele op. Zoo lang ik schilderen
kan, behoeven wij geen zorgen te hebben
en waarom zou ik niet kunnen echcppen 1
Met twee en dertig jaar I En gezond als een
visch in het water." Bij die woorden richtte
hij zich, met een zonnig lachje, in zijn vollo
lengte op.
De jonge vrouw lachte gelukkig, vol ver
trouwen, en deed zooals baar echtgenoot
wenschte. Het huishouden werd op een steeds
grooteren voet ingericht.
De eerste kleine, bescheiden woning werd
spoedig tegen een grootere verwisseld en ook
deze spoedig verlaten om Yignieris wensch,
„in cigon woning" te zijn, te verwezenlijken.
II.
Den dag na de prijsuitdeeling voelde do
schilder zich zeer vermoeid, zwaar in het
hoofd en bij hot ademhalen kreeg hij een
stekende pijn in de hartstreek. Zijn werk wil
de niet recht vlotten, en na het ontbijt ging
hij naar buiten, in do hoop, dat do frisscho
lucht hem zou goeddoen. In den loop van den
dag nam echter het onaangonamo, lustolooze
gevoel toe en de dokter, die gehaald was,
constateerde een longontsteking.
Yignier moest vier weken het bed houden
en al dien tijd verpleegde zijn vrouw hem
trouw. Nachten lang waakte zij aan zijn ziek
bed, zij zorgde voor het kind, en stond ieder,
die naar hem kwam vragen, to woord.
Eindelijk kwam er een verandering ten
goede in den toestandde zieke mooht eenige
uren het bed verlaten en de reconvalescent
ging, ofschoon zeer langzaam, toch vooruit.
Na een pauze van acht weken nam Vignier
zijn penseel weer op en meende, dat hij weer
de oude was. Het verwonderde hem in het
eerst ook niet, dat het scheppen hem moeie-
lijk viel en do hand de gedachten niet zoo
vlug volgen wilde. Toen hij echter voelde, dat
zijn krachten niet terugkeerden, zooals hij
het bepaald gehoopt had, begon hij tich oo-
gerust te maken*
Heimelijk, zonder er met zijn vrouw over,
te 9preken, ging hij naar den geneesheer,,
dio hem tijdens zijn ziekte Lf~d behandeld.
„Professor, ik ben gekomen om van u do
volle waarheid te hcorcn. Zal ik mijn vroe
gere krachten weer_tcrugkr:jgen, of in do
zen toestand tan moeheid, van matheid,
zonder hoop op volkomen genezing blijven?"'
De geneesheer keok den spreker verrast
aan en antwoordde vervolgens op jovialen,
gedwongen vroolijken toon:
„Maar natuurlijk wordt gij weer dc oude I
Waarom zoo moedeloos
„Ik vraag niet, opdat gij mij moed zult im
6prekcn," antwoordde de schilder eenvoudig.
„Ik moet weten of ik een zwakke, zieke man.
blijf en hoeveel tijd ik nog voor mij heb
ik kan u de redenen, welke mij tot dezo
vraag noodzaken, niet uiteenzetten ik kan
u alleen verzekeren, dat zij van het grootste
belang voor mij zijn. Ik ben niet bang om to
stervenhet leven van do mijnen is mij
dierbaarder dan mijn eigen bestaan
„Maar ik kan niet zoo
„Professor, ik bezweer u, antwoord mij
openhartig en eerlijk, als man tegenover
man 1"
De geneesheer keek den kunstenaar ondor-
zoekend in de oogenhij zag, dat deze kalm
en bedaard zijn uitspraak afwachtte.
„Nu, nu," zeide hij geruststellend. Alles
is nog niet verlorenGenezing is niet bui
tengesloten. Zorg goed voor uzelf, werk niefc
te veelneem u voor vochtig weer en kou
de in achtik sta er voor in, dat gij goed
door dezen wintcjr heenkomtmaar hof
volgende jaar
Hij hield op en aarzelde.
polgl).